Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Mook en Middelaar 2015

Geldend van 08-12-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-04-2016

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Mook en Middelaar 2015

De raad der gemeente Mook en Middelaar;

Gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders d.d. 26 mei 2015

Gelet op het advies van de raadscommissie d.d. 16 juni 2015

Gelet op artikel 8 lid 1 sub d van de Participatiewet;

Besluit :

vast te stellen de volgende: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Mook en Middelaar 2015

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      beslagvrije voet: beslagvrije voet als bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

    • b.

      recidiveboete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet;

    • c.

      verrekenen: verrekening als bedoeld in artikel 60, vierde lid, van de Participatiewet.

HOOFDSTUK 2. Bescherming beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders verrekenen de recidiveboete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.

  • 2. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekenen burgemeester en wethouders de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet.

Artikel 3

Artikel 2 is van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.

HOOFDSTUK 3. Slotbepalingen

Artikel 4

De Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Mook en Middelaar – 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 5

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 juli 2015.

Artikel 6

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Mook en Middelaar – 2015”.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering d.d. 2 juli 2015
De raad voornoemd,
De griffier,
mr. L.W.A.M. Berben
De voorzitter,
mr. drs. W. Gradisen

Algemene toelichting

Op grond van artikel 8 lid 1 sub d van de Participatiewet is de gemeenteraad verplicht in een verordening nadere regels te stellen over de bevoegdheid de beslagvrije voet tijdelijk buiten werking te stellen bij verrekening van de boete bij recidive. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht.

Op 1 januari 2013 is de "Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving" in werking getreden. Voor de toen geldende Wet werk en bijstand (WWB) introduceerde deze wet de bestuurlijke boete bij schending van de inlichtingenplicht. Dit is onder de nu geldende Participatiewet ook het geval. Het college van burgemeester en wethouders is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht worden genomen. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive (herhaalde schending van de inlichtingenplicht), dan is de gemeente in beginsel bevoegd over een langere periode te verrekenen zonder rekening te houden met de beslagvrije voet.

In 2013 werd al eerder een Verordening bestuurlijke boete bij recidive vastgesteld. Door het intrekken van de Wet werk en bijstand en de invoering van de Participatiewet is het nodig een nieuwe verordening vast te stellen, die op de juiste wettelijke gronden is gebaseerd.

In het kader van de zogenoemde pseudoverrekening kunnen gemeenten te maken krijgen met verzoeken van andere gemeenten om een recidiveboete te verrekenen. Het college dat de boete heeft opgelegd zal in dat geval aangeven in hoeverre het de beslagvrije voet in acht wil nemen. De gemeente die de uitkering verstrekt, moet in beginsel gehoor geven aan dit verzoek.

Als de beslagvrije voet niet in acht wordt genomen, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet toch in acht te nemen. In artikel 60b, tweede lid, van de Participatiewet is geregeld dat het college dat de uitkering verstrekt, de bevoegdheid heeft aan dit verzoek van belanghebbende tegemoet te komen. Het ligt voor de hand dat het college dan handelt volgens de regels van de eigen verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet te definiëren in de verordening. Dit voorkomt onnodige herhaling. Daar komt bij dat bij wijziging van die definities, de verordening niet hoeft te worden aangepast.

Artikel 1

De begrippen beslagvrije voet en recidiveboete zijn gebaseerd op wettelijke bepalingen en behoeven geen nadere toelichting.

De Participatiewet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripsbepaling opgenomen in de verordening.

Artikel 2

In dit artikel is geregeld dat een recidiveboete gedurende één maand wordt verrekend zonder de beslagvrije voet in acht te nemen. Daarna wordt de recidiveboete verrekend mét inachtneming van de beslagvrije voet.

Artikel 3

In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes, maar alleen voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 3 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 4, 5 en 6

behoeven geen toelichting.