Regeling vervallen per 01-06-2017

Algemene Subsidieverordening Mook en Middelaar 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-05-2017

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Mook en Middelaar 2016

De raad van de gemeente Mook en Middelaar

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 november 2015 , inzake de Algemene subsidieverordening Mook en Middelaar

gelet op het advies van de commissie Samenleving van 24 november 2015;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de Algemene subsidieverordening Mook en Middelaar 2016

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Mook en Middelaar;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Mook en Middelaar

  • c.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard („de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PbEU L 214/3), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • d.

    de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6) , dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • e.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • f.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • g.

    economische activiteit: alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, en onder andere de exploitatie van een lichamelijke of onlichamelijke zaak om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen;

  • h.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • i.

    boekjaar: een kalenderjaar, beginnend op 1 januari en eindigend op 31 december;

  • j.

    verboden staatssteun: zoals bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-Verdrag en de daarop gebaseerde de-minimisverordening.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke deelsubsidieverordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid;

    • i.

      milieu;

    • j.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het college bepalen dat de Algemene subsidieverordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 3. Indien er voor een één of meer beleidsterreinen, een deelsubsidieverordening is vastgesteld en deze bepalingen bevat die afwijken van deze Algemene subsidieverordening voor zover die afwijkingen conform geldende wet- en regelging zijn en conform de vastgestelde gemeentelijke beleidskaders, dan is de deelsubsidieverordening leidend.

Artikel 3. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van de Algemene subsidieverordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke Europees steunkader.

  • 3. Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de beschikking tot verlening naar de toepasselijke bepalingen van het Europees steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke Europees steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop de geldende de-minimisverordening van toepassing is, komt een onderneming alleen in aanmerking voor subsidie die voldoen aan de voorwaarden van de geldende de-minimisverordening.

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. De raad kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het subsidieplafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de beschikking tot verlening wordt de opschortende voorwaarde opgenomen.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Het college kan verlangen dat daarvoor gebruik wordt gemaakt van een aanvraagformulier.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

  • 3. Het college kan in aanvulling op het bepaalde in artikel 5, tweede lid, sub a en b, de aanvrager verzoeken de volgende gegevens te overleggen:

    • a.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een verklaring als bedoeld in de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

      • ii.

        een verklaring waarin de aanvrager zelf verklaart dat de subsidie voor de gemeente niet leidt tot verboden staatssteun;

    • b.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op dat moment van de aanvraag;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 4. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 5. Het college kan concrete criteria vaststellen en op grond daarvan beoordelen dat overleggen van bepaalde documenten geheel of gedeeltelijk achterwege kan blijven, indien een subsidie eenmalig wordt aangevraagd en de aard en de hoogte van de gevraagde subsidie beperkt blijft. Daaronder kunnen worden begrepen de aanvragen die vallen onder artikel 9, eerste lid, van deze verordening.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk op 1 juni voorafgaand aan het jaar of de jaren waarin de activiteiten plaatsvinden waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een subsidie voor eenmalige activiteiten wordt uiterlijk dertien weken voorafgaande aan de activiteit ingediend.

  • 3. Indien een aanvraag later is ingediend dan de in artikel 7, vierde lid, genoemde termijn kan het college de beslistermijn verdagen, de aanvraag niet in behandeling nemen op grond van artikel 7, zevende lid, of weigeren op grond van artikel 8, tweede lid, onder d.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, binnen vier weken na vaststelling door de raad van de begroting voor het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, doch uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

  • 3. Het college beslist op een volledige aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6, tweede lid, binnen acht weken na de datum van ontvangst van de volledige (ontvankelijke) aanvraag.

  • 4. Indien een aanvraag later is ingediend dan in de in artikel 6 genoemde termijnen dan leidt dit zonder voorafgaande mededeling tot verdaging van de beslistermijn met het aantal weken dat gelijk is aan de termijn van de overschrijding, met een minimum van zes weken.

  • 5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op onvolledig ingediende aanvragen, vanaf het moment dat een door het college daarvoor gestelde hersteltermijn verstreken is.

  • 6. Een week wordt gerekend vanaf de eerste dag van elke week die overschreden wordt.

  • 7. Een aanvraag wordt niet meer in behandeling genomen indien het tijdvak waarop de aanvraag betrekking heeft een aanvang heeft genomen.

Artikel 8. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift of geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

  • 3. Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 4. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

  • 5. Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie met rente verder in ieder geval terugvorderen als de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid, van deze verordening.

Artikel 9. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien de subsidie € 5.000 of minder bedraagt, wordt deze binnen vier weken nadat het besluit tot verlening of vaststelling is genomen in één bedrag betaald.

  • 2. Indien de subsidie méér dan € 5.000 bedraagt, dan wordt deze in twaalf gelijke maandelijkse termijnen betaald, voor het eerst in de maand nadat het besluit tot verlening of vaststelling van de subsidie is genomen;

  • 3. Het college kan bij het besluit tot verlening en vaststelling van de subsidie een andere wijze van bevoorschotting dan genoemd in het eerste en tweede lid bepalen.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieverordening, vermeldt de beschikking tot verlening van de subsidie op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat één of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer, instandhouding, gebruik en vervreemding van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

Artikel 13. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college direct vastgesteld voor een periode van vier jaar tenzij toepassing wordt gegeven aan het vijfde lid.

  • 2. Indien een subsidie tot en met € 5.000 wordt aangevraagd voor een eenmalige subsidie of een tijdvak korter dan vier jaar wordt deze direct vastgesteld voor het gehele tijdvak.

  • 3. Op de vaststelling als bedoeld in het eerste en tweede lid is artikel 4, vijfde lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De subsidie dient te worden terugbetaald wanneer de vaststelling voor vier jaar niet in overeenstemming is met andere regelgeving.

  • 5. Indien het college een subsidie tot en met € 5.000 verleent, kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Het college bepaalt bij het verlenen van de subsidie de termijn waarbinnen hieraan voldaan dient te worden. Deze termijn bedraagt minimaal acht weken ingaande op de dag nadat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 6. Indien niet binnen de door het college gestelde termijn wordt voldaan aan de verplichting bedoeld in het vijfde lid, kan zij aan de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen.

  • 7. Het college stelt de subsidie als bedoeld in het vijfde lid ambtshalve vast binnen acht weken nadat de in het vijfde lid dan wel in het zesde lid genoemde termijn is verstreken.

  • 8. Een voor meerdere jaren verleende of vastgestelde subsidie geeft geen recht op voortzetting van de subsidie na afloop van het tijdvak.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 30.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 30.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk vóór 1 mei volgend op het jaar, waarin de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag of een ander door het college geaccepteerd bewijsmiddel waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 3. Onverminderd het vorige lid kan het college verlangen dat de aanvraag tot vaststelling een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening) bevat.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 30.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 30.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in uiterlijk vóór 1 mei volgend op het jaar, waarin de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Onverminderd het vorige lid kan het college verlangen dat de aanvraag tot vaststelling bevat: een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

Artikel 16. Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 5.000 vast vóór 1 augustus volgend op het jaar, waarin de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, tenzij bij deelsubsidieverordening anders is bepaald.

  • 2. Indien de subsidie een eenmalige activiteit betreft, stelt het college de subsidie vast binnen dertien weken nadat de aanvraag tot vaststelling is ontvangen, doch uiterlijk op de in het eerste lid genoemde datum.

  • 3. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 4. Bij deelsubsidieverordening kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 5. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, is ingediend kan het college aan de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die substantieel en ernstig onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen en belangen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 18. Slotbepalingen

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Mook en Middelaar 2014 wordt hierbij ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2016. Aanvragen die vóór die datum zijn ingediend, doch betrekking hebben op een tijdvak vanaf 1 januari 2016 vallen onder de werking van deze verordening, tenzij dit ten nadele is van de aanvrager.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Mook en Middelaar 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 december 2015.
De raad voornoemd,
De griffier,
mr. L.W.A.M. Berben
De voorzitter,
mr. drs. W. Gradisen