Gedragscode integriteit politieke ambtsdragers Mook en Middelaar 2020

Geldend van 17-02-2020 t/m heden

Intitulé

Gedragscode integriteit politieke ambtsdragers Mook en Middelaar 2020

De gemeenteraad van de gemeente Mook en Middelaar,

- gelezen het voorstel van de Werkgroep Integriteitd.d. 23 december 2019;

- gelet op het bepaalde in de Gemeentewet artikel 15, artikel 41c en artikel 69;

- gezien het advies van de raadscommissie Samenleving d.d. 21 januari 2020;

besluit:

“Gedragscode integriteit politieke ambtsdragers Mook en Middelaar 2020” vast te stellen.

Inleiding

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode.

Integriteit: een kwestie van zorgvuldigheid en verantwoording

Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van collegeleden, raads- en commissieleden verwijst naar de zorgvuldigheid die deze mensen in acht moeten nemen bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt. En bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de gemeenteraad en bovenal aan de burger.

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties. Maar ditzelfde respect is ook van belang in de contacten tussen genoemde bestuurders onderling en tussen hen en de ambtelijke medewerkers. Met behoud van eigen politieke inhoud en stijl.

De status van de gedragscode

De gedragscode is een richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers. En heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur.

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. Het niet naleven van deze gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De bestuurders kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Het college legt verantwoording af aan de gemeenteraad

Het handelen van het college van burgemeester en wethouders en van deze bestuurders afzonderlijk, staat ten dienste van de gemeente. Dit college en de collegeleden afzonderlijk vormen het dagelijks bestuur van de gemeente. Zij zijn over hun bestuurlijk handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de gemeenteraad.

Openheid en andere kernwaarden

Integriteit wordt in de Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.” De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit. Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de code zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen. En om daarmee belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers tegen te gaan. Ieder college-, raads- of commissielid is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in deze gedragscode.

Blijf in gesprek

Integriteit is een thema dat pas betekenis krijgt als uit het handelen blijkt dat men zich bewust is van de noodzaak daarvan. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling. En ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code is slechts een instrument. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen.

Daar waar in deze Gedragscode “hij” of “hem” staat, kan ook worden gelezen: “zij” of “haar”.

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

1.1 Deze gedragscode geldt voor politieke ambtsdragers: de burgemeester, de wethouders, raadsleden en raadscommissieleden. Wanneer een artikel uitsluitend van toepassing is op een bepaalde politieke ambtsdrager is dit uitdrukkelijk benoemd. De code richt zich ook tot de bestuursorganen als bedoeld in de Awb.

1.2 De code is openbaar en via internet (gemeentelijke website) beschikbaar.

1.3 Politieke ambtsdragers ontvangen een exemplaar van de code.

1.4 Een politiek ambtsdrager is aanspreekbaar op de naleving van deze code.

1.5 De burgemeester bevordert vanuit zijn functie van voorzitter van de gemeenteraad en in lijn met artikel 170 van de Gemeentewet de bestuurlijke integriteit.

Paragraaf 2. Voorkomen van belangenverstrengeling

Artikel 2.1

Politieke ambtsdragers voorkomen bij hun handelen te allen tijde (de schijn van) bevoordeling van zichzelf, dan wel derden.

Burgemeester en wethouders voeren alleen onderhandelingen met private personen of organisaties welke gericht zijn op rechtsgevolgen in het bijzijn van een ambtelijk medewerker.

Artikel 2.2

  • 1.

    a. Het raadslid en het commissielid leveren de griffier de informatie aan over de (neven)functies die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het raadslidmaatschap of commissielidmaatschap. Als gaande het lidmaatschap nieuwe (neven)functies aanvaard worden of de omstandigheden met betrekking tot bestaande (neven)functies wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de griffier.

  • b. De burgemeester en de wethouders leveren de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt. Als tijdens de ambtstermijn een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot een bestaande nevenfunctie wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de gemeentesecretaris.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

  • a.

    de omschrijving van de (neven)functie;

  • b.

    de organisatie voor wie de (neven)functie wordt verricht;

  • c.

    of het al dan niet een (neven)functie betreft uit hoofde van het raadslidmaatschap;

  • d.

    of de (neven)functie bezoldigd of onbezoldigd is; en

  • e.

    indien bezoldigd- voor zover deze openbaar gemaakt moeten worden- wat de inkomsten daaruit zijn

  • 3.

    De griffier resp. de gemeentesecretaris leggen hiervoor een register aan en beheren dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.3

De burgemeester en wethouders doen opgave van hun financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

Artikel 2.4

  • a.

    Een oud-politiek ambtsdrager wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • b.

    Politieke ambtsdragers handelen in de uitoefening van hun ambt of lidmaatschap niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

Artikel 2.5

Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een politiek ambtsdrager over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de beraadslagingen en besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

Artikel 2.6

Een lid van het college van burgemeester en wethouders, dat familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan de gemeente onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht.

Paragraaf 3. Informatie

Artikel 3.1

Een politiek ambtsdrager gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt of lidmaatschap beschikt. Hij zorgt ervoor dat stukken met vertrouwelijke en geheime informatie veilig worden opgeborgen en dat computerbestanden beveiligd zijn.

Artikel 3.2

Een politiek ambtsdrager verstrekt geen informatie waarop geheimhouding is gelegd.

Artikel 3.3

Een politiek ambtsdrager maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt of lidmaatschap verkregen informatie.

Artikel 3.4

Een politiek ambtsdrager gaat zorgvuldig en verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten van de gemeente, alsmede met uitingen in het openbaar, inclusief uitingen via de reguliere media en social media.

Paragraaf 4. Omgang met geschenken, diensten en uitnodigingen

Artikel 4.1

Een politiek ambtsdrager accepteert geen geschenken, faciliteiten of diensten indien zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed. In onderhandelingssituaties weigert hij door betrokken relaties aangeboden geschenken of andere voordelen.

Artikel 4.2

Geschenken en giften die een politiek ambtsdrager uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd bij de griffier of gemeentesecretaris.

Artikel 4.3

Geschenken en giften die een politiek ambtsdrager uit hoofde van zijn functie ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen zijn, als ze niet worden terug gestuurd, eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht. Geschenken en giften die een waarde van € 50 of minder vertegenwoordigen worden wel gemeld maar kunnen worden behouden.

Artikel 4.4

Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, meldt een politiek ambtsdrager dit in het college, respectievelijk via zijn fractievoorzitter in de Agendacommissie, waarna een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

Artikel 4.5

Aanbiedingen aan politieke ambtsdragers voor privéwerkzaamheden of kortingen op privégoederen waarvan het vermoeden kan bestaan dat deze een relatie hebben met de functie worden niet geaccepteerd.

Artikel 4.6

Een politiek ambtsdrager bespreekt uitnodigingen van commerciële partijen voor excursies en evenementen op kosten van derden altijd in het college (voor burgemeester en wethouders), respectievelijk via zijn fractievoorzitter in de Agendacommissie (voor raads- en commissieleden).

Paragraaf 5. Voorzieningen, bestuurlijke uitgaven, onkostenvergoedingen en buitenlandse dienstreizen

Artikel 5.1

Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond. Een politieke ambtsdrager is terughoudend bij het in rekening brengen van uitgaven die zich op het grensvlak van privé en publiek bevinden.

Artikel 5.2

Een politiek ambtsdrager declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.3

Een politiek ambtsdrager die het voornemen heeft uit hoofde van zijn functie een buitenlandse reis (anders dan een reis, verband houdende met werkzaamheden voor de Euregio) te maken of is uitgenodigd voor een buitenlandse reis of werkbezoek op kosten van een commerciële partij legt dit vooraf ter bespreking en besluitvorming voor aan het college (voor burgemeester en wethouders) resp. de Agendacommissie (voor raads- en commissieleden). Hij verschaft daarbij informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap, de geraamde kosten en de wijze waarop eventueel van de reis verslag wordt gedaan. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

Artikel 5.4

Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een politiek ambtsdrager of van derden naar en in het buitenland is uitsluitend toegestaan als dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner of derden wordt bij de bespreking en besluitvorming betrokken.

Artikel 5.5

Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privédoeleinden is toegestaan mits de extra reis- en verblijfkosten en de fiscale gevolgen volledig voor rekening van de politiek ambtsdrager komen. Ook dit moet betrokken worden bij de bespreking en besluitvorming.

Artikel 5.6

Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privédoeleinden is niet toegestaan tenzij het de bruikleen betreft van een mobiele telefoon, ipad en laptop, die mede voor privédoeleinden kunnen worden gebruikt.

Paragraaf 6. Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1

De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van deze gedragscode. In geval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorzien zij daarin.

Artikel 6.2

De gemeenteraad stelt een Commissie Integriteit in, bestaande uit 3 raadsleden, die samen met de burgemeester de te volgen stappen bij meldingen van (mogelijke) integriteitsschendingen weegt en bepaalt en feitenonderzoeken mede begeleidt, die samen met de burgemeester verantwoordelijk is voor kennisontwikkeling over integriteit binnen de gemeenteraad en het bevorderen van integriteitbewustzijn van de leden van de gemeenteraad. Deze 3 raadsleden zijn afkomstig uit 3 verschillende partijen/fracties, vanuit coalitie en oppositie. Ter vervanging van een van deze raadsleden i.v.m. langdurige afwezigheid of tijdelijk terugtreden (zie protocol), wordt één raadslid als plaatsvervanger/-ster benoemd, afkomstig van een nog niet in de commissie aanwezige 4e partij/fractie. De griffier ondersteunt deze commissie en geeft gevraagd en ongevraagd advies; De commissie kan zich laten bijstaan door een externe deskundige.

Artikel 6.3

De gemeenteraad stelt als bijlage bij deze gedragscode een protocol (bijlage 1) vast waarin de processtappen zijn beschreven die worden gevolgd ingeval van een melding van een (mogelijke) integriteitsschending door een politieke ambtsdrager.

Artikel 6.4

Op voorstel van de burgemeester maakt de gemeenteraad in ieder geval afspraken over de periodieke, bij voorkeur jaarlijkse, bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder.

Paragraaf 7. Slotbepaling

  • 1.

    De “Gedragscode bestuurlijke integriteit Gemeente Mook en Middelaar 2002” wordt ingetrokken.

  • 2.

    De “Gedragscode integriteit politieke ambtsdragers Mook en Middelaar 2020” treedt in werking de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 30 januari 2020

De raad voornoemd,

De griffier,

A.W. Peters-Sengers

De voorzitter,

mr. drs. W. Gradisen 

TOELICHTING

De toelichting maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode.

Inleiding

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de gemeenteraad en raadscommissies en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient eenieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

De gemeenteraad stelt zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Dit geldt voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (raads- en commissieleden (volksvertegenwoordigers) en dagelijkse bestuurders). Veel bepalingen zijn voor de volksvertegenwoordigers en de dagelijkse bestuurders gelijk. Er zijn ook enkele verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor elke groep geldende wettelijke (integriteits)regels. De gemeenteraad en raadscommissies zijn politieke organen. Hier worden onderwerpen besproken en specifieke of (partij-)politieke belangen ingebracht voor het algemeen belang van de gemeente. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van hun kiezers en de gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen.

Het handelen van het dagelijks bestuur en van de bestuurders staat ten dienste van de gemeente. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordigende organen. Aan het dagelijks bestuur en de bestuurders worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding cq. zelfregulerend en zelfreinigend vermogen. De regels worden vanuit een innerlijke overtuiging in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zélf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De volksvertegenwoordigers kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen van politieke ambtsdragers. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De gedragscode en de daarin opgenomen registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen.

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 23 juni 2009) benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.“ De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden. De code is gemaakt om de professionaliteit en betrouwbaarheid van het openbaar bestuur in Nederland te vergroten. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur bevat basale beginselen van goed openbaar bestuur en is een informeel instrument dat een beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid van besturen van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk om gewetensvol invulling te geven aan hun taken en verantwoordelijkheden in het openbaar bestuur. De Code bevat geen juridisch afdwingbare normen. Volgens de Code goed openbaar bestuur moet elk overheidsbestuur zich houden aan de volgende regels:

1.Openheid en integriteit

• Het bestuur is open en integer, zowel binnen de eigen organisatie als naar andere overheidsorganisaties.

• Het bestuur geeft duidelijke informatie over procedures en besluiten.

2. Participatie

• Het bestuur weet wat er leeft in de samenleving.

• Het bestuur luistert naar vragen en ideeën van burgers bij onderwerpen die hen aangaan.

• Het bestuur legt verantwoording af aan burgers over wat er met hun ideeën is gedaan.

3. Behoorlijke contacten met burgers

• Het bestuur zorgt ervoor dat de organisatie altijd te bereiken is via meerdere kanalen: de telefoon, internet en balie.

• Het bestuur maakt duidelijk wat de burger mag verwachten.

4. Doelgerichtheid en doelmatigheid

• Het bestuur maakt de doelen van de organisatie bekend.

• Het bestuur neemt beslissingen die nodig zijn om deze doelen te behalen.

5. Legitimiteit

• Het bestuur neemt alleen beslissingen en maatregelen waartoe het bevoegd is.

• Het bestuur leeft de daarbij geldende wet- en regelgeving na.

• Het bestuur kan alle beslissingen altijd rechtvaardigen.

6. Lerend en zelfcorrigerend vermogen

• Het bestuur leert van fouten en andere ervaringen om de prestaties te verbeteren.

• Het bestuur kijkt en leert van de manier van werken bij andere overheidsorganisaties.

• Het bestuur laat zich controleren.

7. Verantwoording

• Het bestuur legt aan de omgeving verantwoording af over het beleid.

Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in de hierna volgende gedragscode.

De code bevat uitgangspunten en regels voor zowel de burgemeester, de wethouders, de raads- en commissieleden. De code kan tevens als richtlijn gelden voor organen binnen de gemeente waarvoor de raad of het college (mede) verantwoordelijkheid draagt.

Om het gewicht van de Gedragscode te benadrukken, is deze gegoten in de vorm van een verordening die door de raad wordt vastgesteld. Aan de afzonderlijke politieke ambtsdragers wordt na vaststelling een exemplaar hiervan verstrekt. Nieuwe politiek ambtsdragers ontvangen een exemplaar bij hun benoeming.

Naast deze code bestaan er voorschriften die in de wet of elders geregeld zijn, bijvoorbeeld over fraude, valsheid in geschrifte en over nevenfuncties. Dergelijke voorschriften zijn niet in deze code opgenomen, maar zijn uiteraard tevens bepalend voor het functioneren van de politiek ambtsdragers. Hier wordt verwezen naar onder meer de Gemeentewet, artikel 14 en 41a (onafhankelijkheid), artikel 15 en 41b (nevenfuncties) en artikel 28 in combinatie met artikel 2.4 van de Algemene wet bestuursrecht (niet deelnemen aan stemmingen bij mogelijke vooringenomenheid en/of belangenverstrengeling). In de Gedragscode zijn deze wettelijke bepalingen op onderdelen wel nader uitgewerkt.

Daar waar in deze Gedragscode “hij” of “hem” staat, kan ook worden gelezen: “zij” of “haar”.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2.1.

Dit artikel benadrukt in algemene zin de onwenselijkheid (uiteraard) van bevoordeling van zichzelf of derden. Om te voorkomen dat belangenverstrengeling ontstaat of de schijn daarvan gewekt wordt, is verderop in deze paragraaf een aantal concrete normen vastgelegd.

Dit artikel schrijft verder voor dat een bestuurder de gemeente niet mag vertegenwoordigen in onderhandelingen zonder een ambtenaar aan zijn zijde. Zou een bestuurder dergelijke gesprekken alleen voeren dan is hij kwetsbaar voor suggesties van bevoordeling. Dat voorgesteld wordt een ambtenaar aanwezig te laten zijn, is daarom ter bescherming van de bestuurder.

Artikel 2.2

Dit artikel handelt over de opgave van nevenfuncties. Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt, zijn er enkele verschillen in de wetgeving t.a.v. de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen de verschillende politieke ambtsdragers. Raadsleden hoeven de inkomsten daaruit niet openbaar te maken. De burgemeester en de wethouders, in bepaalde gevallen, wel.

Artikel 2.3

Om te voorkomen dat belangenverstrengeling ontstaat of de schijn daarvan gewekt wordt, is in dit artikel vastgelegd dat de burgemeester en wethouders hun financiële belangen in ondernemingen en organisaties melden. Bij een financieel belang moet gedacht worden aan het zijn van eigenaar, aandeelhouder, of stille vennoot van een bedrijf. Niet alle financiële belangen hoeven te worden gemeld. Het gaat alleen om die bedrijven waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De gemelde financiële belangen worden openbaar gemaakt, op dezelfde wijze als nevenfuncties openbaar worden gemaakt.

Artikel 2.4

In deze bepalingen is de zogenaamde ‘draaideurconstructie’ geregeld. Hierin is de uitsluiting van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de gemeente geregeld gedurende 1 jaar na, al dan niet tussentijds, aftreden. De bepaling m.b.t. de draaideurconstructie geldt natuurlijk niet bij aanvaarding van het raadslidmaatschap. En geldt ook niet bij indiensttreding als medewerker bij de gemeente in een tijdelijk of vast dienstverband, maar wél als het gaat om betaalde werkzaamheden als extern adviseur.

Artikel 2.5

Het zal niet altijd meteen duidelijk zijn of de bestuurder of volksvertegenwoordiger zich bij de beraadslagingen en besluitvorming door zijn eigen belangen laat leiden, dan wel of de schijn daarvan wordt gewekt. Een en ander hangt af van de feiten en omstandigheden. Belangenverstrengeling, of de schijn daarvan, is niet gewenst. Het bestuursorgaan kan de bestuurder of volksvertegenwoordiger in kwestie, echter nooit verbieden om te stemmen. Het betrokken lid beslist te allen tijde zelf of hij al of niet aan de besluitvorming deelneemt. Wel is het verstandig dat een bestuurder of volksvertegenwoordiger, als een mogelijk persoonlijk belang aan de orde is, dit in de discussie aangeeft en niet aan de beraadslagingen deelneemt. Door daar open over te zijn, kan worden voorkomen dat een besluit wordt vernietigd of dat de zaak achteraf in een kwade reuk komt te staan. Maar nog beter is om elke schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Politieke ambtsdragers kunnen elkaar daar ook op aanspreken.

Net als in de Gemeentewet staat ook in de Awb een bepaling over onafhankelijke besluitvorming door het openbaar bestuur. Artikel 2:4 bepaalt dat het bestuursorgaan zijn taak vervult zonder vooringenomenheid. Het bestuursorgaan moet ervoor waken dat personen die er deel van uitmaken of ervoor werken, de besluitvorming beïnvloeden doordat zij een persoonlijk belang bij een besluit hebben.

De Awb gaat hier verder in dan de artikelen over deelname aan stemming in de Gemeentewet. Het begrip ‘persoonlijk belang’ in artikel 2:4 Awb betekent ‘ieder belang dat niet behoort tot de belangen die het bestuursorgaan behoort te behartigen’. Het begrip ‘beïnvloeding van de besluitvorming’ gaat niet alleen over de stemming, maar over het gehele proces van besluitvorming. Dit betekent dat zowel de politieke ambtsdrager zelf, als het gehele bestuursorgaan, elk een eigen verantwoordelijkheid heeft. Zij moeten afwegen of de onafhankelijke besluitvorming (of de schijn daarvan) van de betrokken ambtsdrager in het geding is.

Artikel 2.6

Dit artikel lijkt vanzelfsprekend, maar wordt toch nadrukkelijk vastgelegd. Normen en waarden die verband houden met integriteit zijn er immers niet alleen voor een bestuurder om de grenzen aan te geven, maar ook voor de burger. Het artikel is streng geformuleerd: ook wanneer een bestuurder van mening is dat hij zijn persoonlijke betrekkingen goed kan scheiden van zijn verantwoordelijkheid als lid van het gemeentebestuur, moet hij zich toch onthouden van stemming. De schijn van belangenverstrengeling kan schadelijk zijn voor de gemeente, maar ook voor de bestuurder zelf.

Artikel 3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

Artikelen 3.2 en 3.3

Deze artikelen spreken in feite voor zich. Er wordt ten overvloede op gewezen dat het schenden van opgelegde geheimhouding een strafbaar feit oplevert.

Artikel 3.4

Dit artikel gaat in op een verantwoord gebruik van de e-mail- en internetfaciliteiten van de gemeente. Daarbij kan bv. gedacht worden aan het uitsluitend gebruiken van de via de gemeente verstrekte emailadressen voor het werk gerelateerde berichtenverkeer van en naar de gemeente. Maar daarnaast moet daarbij ook gedacht worden aan het als politieke ambtsdragers, bij wijze van voorbeeldfunctie, op respectvolle wijze omgaan met elkaar en het in acht nemen van goede omgangsvormen. Onder goede omgangsvormen wordt verstaan dat politieke ambtsdragers rekening houden met de ander, luisteren naar elkaar en respect hebben voor van hun mening afwijkende standpunten. Uiteraard geldt dit voor alle uitingen in het openbaar, inclusief de uitingen in de reguliere media en via de social media.

Artikel 4.1 t/m 4.5

In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van politieke ambtsdragers kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties.

Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door het raadslid worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of worden eigendom van de gemeente, die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk.

Artikelen 4.6

Het gaat hier om uitnodigingen voor excursies en evenementen, die betrokkene als politiek ambtsdrager ontvangt. Excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier dus niet onder.

Bij dit artikel dienen eveneens als afwegingskader de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het kan en mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden.

Artikel 5.1 en 5.2

Politiek ambtsdragers bevinden zich juist als het gaat over ‘vergoeding van kosten’ of ‘gebruik maken van voorzieningen’ in een glazen huis. Ze moeten zich voortdurend bewust zijn van het feit dat ze niet alleen verantwoord met publieke middelen moeten omgaan maar -omdat het uitgaven betreft die samenhangen met de uitvoering van hun ambt -ook helder moeten zijn over de hoogte van de door hen in dat verband gemaakte kosten. Dat geldt zelfs als het gaat om kosten die vallen onder de vaste onkostenvergoeding. De voorbeelden hoe kwetsbaar hun positie is, liggen voor het oprapen. Denk daarbij aan het onderzoek door media naar de ‘bonnetjes’ van uitgaven door bestuurders.

Politiek ambtsdragers maken gebruik van voorzieningen die de organisatie hen ter beschikking stelt en ze maken kosten bij de uitoefening van hun ambt. Voor dat laatste krijgen zij een vergoeding, naast hun bezoldiging. Wat wordt vergoed, is vastgelegd in regelgeving. In de Gemeentewet staat dat daarboven geen andere vergoedingen zijn toegestaan. De hoofdregel is dus dat ‘het alleen kan als het is geregeld’. Dit betekent dat alleen de voorzieningen die in de genoemde regelgeving staan, worden vergoed. Alle andere kosten komen voor rekening van de ambtsdrager zelf. Bij de afweging of kosten al of niet worden vergoed, moet de politieke ambtsdrager zich realiseren dat alles wat mag, niet vanzelfsprekend ook hoeft. Van politiek ambtsdragers mag een zekere soberheid worden verwacht.

Hoe het ook wordt vergoed, het gaat immers steeds om besteding van publieke middelen. De politiek ambtsdrager heeft daarnaast ook een voorbeeldfunctie. Hoe kan hij of zij in bijvoorbeeld economisch moeilijke tijden geloofwaardig een beroep op de soberheid van burgers doen als hij of zij daar zelf niet naar handelt? Vooral bestuurders zitten zeker dan in een kwetsbare positie. Zij dragen vaak immers zelf de verantwoordelijkheid voor het niveau van een bepaalde voorziening of verstrekking. Uitgaven die ogenschijnlijk van ondergeschikt belang zijn, kunnen in de publiciteit breed worden uitgemeten en grote schade aanrichten.

Discussie over vergoedingen is nooit helemaal uit te sluiten. Van belang is dat er duidelijke regels en toelichtingen daarop zijn die de bestuurder voldoende houvast bieden. Absolute duidelijkheid is echter niet te geven en moet ook niet worden nagestreefd. In situaties waarin sprake is van een grijs gebied zal de bestuurder extra alert moeten zijn, extra zorgvuldig moeten (laten) nagaan of een en ander past binnen de regels en hierover open communiceren. Als belangrijke uitgangspunten voor het vergoeden van voorzieningen voor politiek ambtsdragers zijn te noemen:

* Bij uitgaven voor voorzieningen van politiek ambtsdragers gaat het uitsluitend om functionele kosten om het ambt te kunnen vervullen. Er moet een directe relatie zijn tussen de uitgave en de taken van de gemeente Mook en Middelaar.

* De functionaliteit van de uitgave moet aantoonbaar zijn of tenminste aannemelijk worden gemaakt.

* Als met de uitgave geen duidelijk belang van de gemeente is gediend, blijven de kosten voor eigen rekening.

* Kosten die een bestuurder uit hoofde van een (q.q.-)nevenfunctie maakt, worden in beginsel vergoed door de instantie waar de nevenfunctie wordt uitgeoefend.

* Voorzieningen en bestuurskosten worden zo veel mogelijk direct door het bestuursorgaan zelf betaald. De bestuurder dient alleen bij hoge uitzondering zelf een declaratie in.

Bestuurders dienen verantwoord om te gaan met publieke middelen. Verantwoording van kosten en openheid daarover is essentieel. Daarbij moet altijd worden beoordeeld of de uitgave in hoogte of soort ook in de openbaarheid kan worden gemotiveerd. Soberheid is en blijft de norm.

Vergoedingen voor voorzieningen voor politiek ambtsdragers moeten - als boven aangegeven - voor alles transparant zijn. Een heldere verantwoording van de uitgaven is van groot belang. Daarom moet de financiële en administratieve organisatie zo zijn ingericht dat er vertrouwen kan bestaan in de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. Ook zijn er procedures nodig over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of worden gedeclareerd.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de volksvertegenwoordiger zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de volksvertegenwoordiger maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk.

Artikel 5.3 t/m 5.5

Net als bij uitnodigingen voor excursies en evenementen gaat het hier om buitenlandse reizen, die betrokkene als politiek ambtsdrager maakt. Buitenlandse reizen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier dus niet onder. Reizen die verband houden met werkzaamheden voor de Euregio zijn ook uitgezonderd vanwege het structurele karakter van de bestuurlijke contacten in het kader van de Euregio.

Bij dit artikel dienen eveneens als afwegingskader de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het kan en mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden.

Artikel 5.6

Stelregel is dat privégebruik van gemeentelijke voorzieningen niet is toegestaan. Aan collegeleden, raads- en commissieleden worden echter rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de volksvertegenwoordigers mogelijk maken. Zo kunnen bepaalde, in bruikleen verstrekte bedrijfsmiddelen eventueel ook deels privé gebruikt worden.

Artikel 6.1

De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode, voor een eenduidige interpretatie daarvan en voor wijziging/aanvulling daarvan bij onduidelijkheden of leemtes.

Artikel 6.2

De Gemeentewet verplicht de gemeenteraad om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen.

Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren.

De burgemeester heeft o.g.v. artikel 170 Gemeentewet de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar gemeente te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

De burgemeester hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe ingestelde Commissie integriteit, bestaande uit 3 raadsleden, kan hier in relatie tot de gemeenteraad eveneens een belangrijke rol in spelen. Voorgesteld wordt om te gaan werken met een vaste Commissie Integriteit zonder externen, die het vertrouwen heeft van de gemeenteraad. De belangrijkste overweging hiervoor is dat op die manier burgemeester en gemeenteraad vanuit een gezamenlijk belang zich het onderwerp integriteit ter harte nemen. Ieder vanuit zijn eigen bevoegdheid, waarbij de burgemeester de primaire zorg heeft voor het integriteitsbeleid en de gemeenteraad de exclusieve bevoegdheid bezit om op dit vlak besluiten te nemen.

De Commissie Integriteit velt geen oordeel over (mogelijke) integriteitschendingen maar draagt samen met de burgemeester zorg voor een goede procedure. Hiermee houdt de Commissie een zekere mate van objectiviteit en neemt zij collega-raadsleden niet de maat. De raad als geheel oordeelt vervolgens over (de consequenties van) de (mogelijke) integriteitschending. Dit past ook binnen het idee dat een bestuursorgaan dient te beschikken over voldoende lerend en zelfreinigend vermogen.

Voor het geval dat een commissielid langdurig afwezig is of is terug getreden in verband met betrokkenheid van hem-/haarzelf of een partijgenoot bij een mogelijke integriteitsschending (zie protocol), wordt één raadslid als plaatsvervangend lid benoemd. Dit raadslid is afkomstig van een nog niet in de commissie aanwezige (4e) fractie.

Artikel 6.3

Vormen van gedrag kunnen raken aan integriteit waardoor niet altijd een scherpe lijn tussen beiden getrokken kan worden. Wenselijk is daarom ook dat de gemeenteraad met de burgemeester nadere afspraken maakt over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden.

Voor een heldere afstemming van taken en bevoegdheden van de burgemeester en de Commissie Integriteit ten aanzien van de behandeling van meldingen, is het in bijlage 1 opgenomen protocol opgesteld ten behoeve van (mogelijke) integriteitsschendingen. Dit protocol moet mede worden bezien in het kader van art. 170 van de Gemeentewet. Dit artikel bevat o.a. een zorgplicht van de burgemeester ten aanzien van het bevorderen van de bestuurlijke integriteit binnen de gemeente.

Indien collega politieke ambtsdragers, ambtenaren, organisaties, bedrijven of burgers een redelijk vermoeden hebben van schending van bestuurlijke integriteit door een lid van de gemeenteraad of een lid van het college van burgemeester en wethouders kunnen zij zich conform de voorgestelde procedure melden. Raadscommissieleden kunnen tijdens de commissievergadering inhoudelijk invloed uitoefenen op de aan de raad voorgestelde besluiten. Gelet op deze positie worden ook zij onder de toepassing van het protocol gebracht.

Dit protocol beschrijft de procedure hoe deze meldingen worden behandeld en wordt ook vastgesteld door de raad. Hierin staan beschreven: de reikwijdte, definities, signalering en melding van (mogelijke) integriteitschendingen, duiding en beoordeling integriteitsmeldingen, de voorbereiding en de uitvoering van een onderzoek.

Het aankaarten van een integriteitvraagstuk over zichzelf of over een collega raadslid is geen sinecure. Het opzoeken van een klankbord, iemand waarmee men kan sparren, kan helpen om het vraagstuk helder te krijgen en al dan niet over te gaan tot het doen van een officiële melding. Dit klankbord kan men vinden bij de griffier, iemand binnen de eigen partij of fractie, een externe in de privékring etc. In bijlage 2 bij deze gedragscode zijn de verschillende opties schematisch uitgewerkt.

Artikel 6.4

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit binnen het college, gemeenteraad en raadscommissies. Daarbij is een frequentie van minimaal eenmaal per jaar uitgangspunt. 

Bijlage 1

PROTOCOL (MOGELIJKE) INTEGRITEITSSCHENDINGEN DOOR LEDEN VAN DE GEMEENTERAAD, RAADSCOMMISSIELEDEN OF LEDEN VAN HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN MOOK EN MIDDELAAR

Reikwijdte protocol

Dit protocol moet mede worden bezien in het kader van art. 170 van de Gemeentewet. Dit artikel bevat o.a. een zorgplicht van de burgemeester ten aanzien van het bevorderen van de bestuurlijke integriteit binnen de gemeente.

Indien collega-bestuurders, ambtenaren, organisaties, bedrijven of burgers een redelijk vermoeden hebben van schending van bestuurlijke integriteit door een lid van de gemeenteraad of raadscommissie, of door een lid van het college van burgemeester en wethouders kunnen zij zich, volgens de in dit protocol beschreven procedure, melden bij de gemeente Mook en Middelaar.

Definities

• Integriteit: Integriteit staat voor onkreukbaarheid, eerlijkheid en oprechtheid. Een integer persoon in relatie tot het openbaar bestuur is iemand die zich houdt aan de waarden en regels die daarvoor gelden.

• Burgemeester: De burgemeester heeft een eigenstandige zorgplicht: hij bevordert de bestuurlijke integriteit van de gemeente maar treedt niet op als scheidsrechter bij (vermeende) integriteitsschendingen.

• Commissie Integriteit: Een commissie bestaande uit drie gemeenteraadsleden die samen met de burgemeester integriteitsmeldingen weegt en beoordeelt en feitenonderzoeken mede begeleidt, die samen met de burgemeester verantwoordelijk is voor kennisontwikkeling over integriteit binnen de gemeenteraad en het bevorderen van integriteitbewustzijn van de leden van de gemeenteraad en raadscommissies. De griffier ondersteunt deze commissie en geeft gevraagd en ongevraagd advies; De commissie kan zich laten bijstaan door een externe deskundige.

• Voorzitter Commissie Integriteit: is een van de drie gemeenteraadsleden en wordt door de commissie zelf aangewezen.

• Integriteitsmelding: het afgeven van een in behandeling te nemen, als zodanig bedoeld, signaal over een (mogelijke) integriteitsschending.

• Integriteitsschending: een gedraging van een lid van de gemeenteraad, een lid van een raadscommissie of een lid van het college van burgemeester en wethouders, die in strijd is met het handelen als 'goed volksvertegenwoordiger' of 'goed bestuurder". Het kan gaan om feiten die wettelijk strafbaar zijn, maar ook om handelingen in strijd met de regels van de Gedragscode.

Signalering en melding (mogelijke) integriteitsschendingen

Melding na signaal

Een (mogelijke) integriteitsschending door een lid van de gemeenteraad of raadscommissie of door een lid van het college van burgemeester en wethouders kan gesignaleerd worden door collega-bestuurders en - volksvertegenwoordigers, ambtenaren, organisaties, bedrijven of burgers, die hier melding van kunnen doen bij de Commissie Integriteit.

Een melding hoeft niet noodzakelijkerwijs te gaan over een vaststaand feit. Er kan ook sprake zijn van een vermoeden. Indien de persoon in kwestie een melding doet, moet het echter wel om een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden gaan, gebaseerd op eigen kennis of eigen waarneming. Alleen dan worden de meldingen door de Commissie Integriteit in behandeling genomen. Een melder kan aangeven anoniem te willen blijven.

Raads- of commissieleden en leden van het college van burgemeester en wethouders zijn niet wettelijk verplicht om een integriteitsschending door een lid van de gemeenteraad, van een raadscommissie of een lid van het college van burgemeester en wethouders te melden. Op grond van artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering zijn leden van de gemeenteraad, raadscommissieleden, leden van het college van burgemeester en wethouders en ambtenaren alleen wél verplicht om aangifte te doen van (ambts-) misdrijven. Bij twijfel of sprake is van een (ambts-) misdrijf, kunnen zij in een vertrouwelijk gesprek advies inwinnen bij de Rijksrecherche.

Meldpunt

De ontvangst van integriteitsmeldingen loopt primair via de griffier. Hij is het (vertrouwelijke) meldpunt voor alle signalen van (mogelijke) integriteitsschendingen door raads- en commissieleden of leden van het college van burgemeester en wethouders. De griffier bevestigt (schriftelijk/per e-mail) de ontvangst van het signaal aan de melder en houdt na een melding strakke regie op het administratieve proces en zorgt in alle fases voor verslaglegging. Een melding tegen de griffier loopt via de burgemeester.

Duiding en beoordeling melding

Beoordeling integriteitsmeldingen

De griffier legt de melding voor aan de Commissie Integriteit en de burgemeester, die samen de melding wegen en beoordelen. Indien het een melding betreft met betrekking tot een wethouder wordt deze ook met de gemeentesecretaris besproken. De melder wordt na beoordeling geïnformeerd over het resultaat van de beoordeling. Dit gebeurt door de voorzitter Commissie Integriteit, de griffier of de burgemeester, afhankelijk van de daarover gemaakte afspraken.

Een integriteitsmelding wordt getoetst aan de wet- en regelgeving en de gedragscode op:

• De aard van het feit;

• De ontvankelijkheid van de melding;

• De ernst van de zaak;

• De valideerbaarheid van feiten en omstandigheden;

• De positie of persoon van de bron en de persoon van het raads- of commissielid of van het college van burgemeester en wethouders in kwestie;

• De geloofwaardigheid/waarschijnlijkheid van signalen;

• De spoedeisendheid/actualiteit van de melding.

De beoordeling kan leiden tot de volgende conclusies:

a. Het betreft geen integriteitkwestie maar heeft bijvoorbeeld wel betrekking op omgangsnormen.

De griffier neemt contact op met de melder en deelt mede dat de melding geen betrekking heeft op integriteit. Afhankelijk van de casus kan de griffier een gesprek tussen betrokkenen organiseren.

b. Er is aanvullende informatie nodig.

De griffier neemt contact op met de melder en geeft aan dat de verstrekte informatie onvoldoende is om de melding te kunnen wegen en verzoekt om nader informatie;

c. Er zijn onvoldoende aanwijzingen voor een integriteitschending.

Als er onvoldoende aanwijzingen zijn om te constateren dat er sprake is van een integriteitschending, informeert de griffier na beoordeling van de melding in de Commissie Integriteit vertrouwelijk de melder en het betrokken raads- of commissielid of lid van het college van burgemeester en wethouders hierover;

d. Er dreigt een schending.

Wanneer er geen sprake is van schending, maar een schending door raads- of commissielid of lid van het college van burgemeester en wethouders dreigt, dan wordt geen onderzoek naar de melding verricht, maar zal de burgemeester na beoordeling van de melding in de Commissie Integriteit contact opnemen met het betreffende raads- of commissielid of van het college van burgemeester en wethouders (vertrouwelijk) en de melder hierover informeren;

e. Er is een redelijk vermoeden van een strafbaar feit.

Indien er (tevens) een redelijk vermoeden van een strafbaar feit bestaat, wordt door of namens de burgemeester na beoordeling van de melding in de Commissie Integriteit aangifte gedaan bij het OM. Na overleg met de Officier van Justitie worden alle beschikbare gegevens door of namens de burgemeester ter beschikking gesteld aan Justitie. Na aangifte bepaalt de Officier van Justitie of nader onderzoek nodig is.

Overheden mogen de resultaten van het onderzoek na verkrijging van de Officier van Justitie, gebruiken om het eigen onderzoek af te ronden. Een bestuursrechtelijk en strafrechtelijk onderzoek sluiten elkaar niet uit.

f. Er is een feitenonderzoek naar (mogelijke) integriteitsschendingen noodzakelijk omdat er een redelijk vermoeden is van een integriteitsschending.

Dit onderzoek is nodig om te beoordelen of meldingen op waarheden en derhalve op redelijke gronden berusten. De noodzaak voor een feitenonderzoek wordt besproken in een overleg tussen de burgemeester en de Commissie Integriteit. Indien hiertoe wordt besloten, geeft de burgemeester vervolgens een extern bureau opdracht tot het instellen van een feitenonderzoek. De burgemeester informeert vertrouwelijk en voor zover de feiten dit toelaten de melder en het betrokken raads- of commissielid of lid van het college van burgemeester en wethouders over het instellen van dit onderzoek.

Indien het onderzoek zich richt op een gedraging van de burgemeester dan ligt de coördinatie van het onderzoeksproces bij de voorzitter van de Commissie Integriteit. Wanneer er bij een mogelijke integriteitsschending sprake is van betrokkenheid van een van de leden van de commissie of van een partijgenoot daarvan, legt het betreffende commissielid tijdelijk zijn/haar werkzaamheden neer. In dat geval neemt het aangewezen plaatsvervangend commissielid deze taken tijdelijk waar totdat het onderzoek is afgerond.

Voorbereiding feitenonderzoek

Opdrachtformulering

Nadat in de Commissie Integriteit besloten is dat een feitenonderzoek noodzakelijk is, stelt de burgemeester vervolgens een opdracht aan een externe onderzoeker op tot het instellen van een feitenonderzoek. Afhankelijk van de ernst van de melding kan het onderzoek verricht worden door een extern adviesbureau of externe adviseur(s).

De burgemeester kan de beoogde externe onderzoeker, gelet op zijn/haar specifieke deskundigheid, om advies vragen bij de formulering van de opdracht.

Opdrachtverstrekking

Nadat de Commissie Integriteit kennis heeft genomen van de onderzoeksopdracht, verleent de burgemeester schriftelijke opdracht aan de externe onderzoeker(s) en laat hiervoor een financiële verplichting vastleggen.

Kennisgeving

Uit zorgvuldigheid dragen de griffier, de burgemeester en de Commissie Integriteit er zorg voor dat de kring van behandelaars van de melding zo klein mogelijk blijft. De burgemeester stelt, voor zover de feiten dit toelaten, de melder en het betrokken raads- of commissielid of het betrokken lid van het college van burgemeester en wethouders na kennisneming door de Commissie Integriteit van het onderzoeksvoorstel vertrouwelijk op de hoogte van de aanvang van het onderzoek.

Uitvoering onderzoek

Waarborgen voortgang onderzoek

Na de beslissing over het verrichten van onderzoeken, bewaakt de burgemeester de voortgang van het onderzoeksproces. De burgemeester is eindverantwoordelijk voor de wijze waarop (tijd, kwaliteit en budget) het onderzoek plaatsvindt.

Tot het moment van openbaarmaking van het onderzoeksrapport wordt door de burgemeester geheimhouding opgelegd op alles wat te maken heeft met het onderzoek. De burgemeester kan, na overleg met de Commissie Integriteit, in (wettelijk) bepaalde gevallen (art. X8 Kieswet juncto art. 15 Gemeentewet (de verboden handelingen)) de gemeenteraad voorstellen een raadslid gedurende het onderzoek te schorsen.

Rapportage

In de rapportage wordt door de onderzoekers verantwoord op welke wijze zij stapsgewijs hun onderzoek hebben verricht. Voordat de onderzoekers de rapportage aanbieden aan de burgemeester, geven zij binnen een week na afronding van het onderzoeksrapport het raads- of commissielid of het lid van het college van burgemeester en wethouders, waar onderzoek naar is verricht, in het kader van hoor en wederhoor de gelegenheid kennis te nemen van het rapport inclusief de bijlagen. Dit gebeurt door hem/haar uit te nodigen om het rapport te komen inzien. Er wordt géén kopie, in welke vorm ook, van het onderzoeksrapport verstrekt. Het toepassen van hoor en wederhoor is een wezenlijk onderdeel van de afronding van het onderzoek. De betrokkene kan op dat moment ook zelf zijn positie bepalen.

Indien dit raads- of commissielid of lid van het college op- en aanmerkingen heeft, dienen deze schriftelijk te worden vastgelegd en als een addendum opgenomen te worden in het definitieve onderzoeksrapport.

De onderzoekers onthouden zich (in het rapport en daarbuiten) van eigen opvattingen inzake (de consequenties van) de beoordeling van de al dan niet aan de orde zijnde integriteitsschending maar plaatsen de feiten wel in een toetsingskader van wet- en regelgeving.

Het is de taak van de gemeenteraad om vervolgens op basis van de onderzoeksgegevens zich een oordeel te vormen over (de consequenties van) de feiten.

Communicatie

Communicatie over de voorgang van het onderzoek geschiedt, in overleg met de Commissie Integriteit, onder verantwoordelijkheid van de burgemeester.

Afronding onderzoek

Bespreking rapportage

De externe onderzoekers bieden nadat het eventuele verslag voor hoor en wederhoor aan het onderzoeksrapport is toegevoegd, het eindrapport aan de burgemeester aan. Deze agendeert het voor bespreking in een (besloten) vergadering met de Commissie Integriteit. Op basis daarvan wordt door de griffier een raadsvoorstel uit naam van deze Commissie gemaakt. Daarna biedt de burgemeester het raadsvoorstel en rapport ter agendering aan voor de eerstvolgende raadsvergadering, waarbij hij per geval beoordeelt of geheimhouding wordt opgelegd.

Nazorg

De burgemeester plant na deze raadsvergadering een evaluatiegesprek in met het betreffende commissie-, raadslid of wethouder, waarnaar onderzoek is verricht.

Inwerkingtreding en citeertitel

1. Dit protocol treedt in werking op de dag na de bekendmaking in het Gemeenteblad.

2. Dit protocol wordt aangehaald als "Protocol (mogelijke) integriteitsschendingen door leden van de gemeenteraad, raadscommissieleden of leden van het college van burgemeester en wethouders van Mook en Middelaar 2019".

Bijlage 2

Stappenplan (mogelijke) integriteitsschendingen door raads-of commissieleden of college van burgemeester en wethouders

SITUATIE

STAP

TOELICHTING

Een commissie-, raads- of collegelid dat geconfronteerd wordt met een eigen integriteitsvraag

Het betreffende commissie-, raads- of collegelid zoekt een klankbord op.

* Het betreft een dilemma over eigen handelen.

* Klankbord in de privékring, fractie, partij, griffier, etc.

Een commissie-, raads- of collegelid dat geconfronteerd wordt met een integriteitsvraagstuk over een ander commissie-, raads- of collegelid

De betreffende persoon verzamelt zoveel mogelijk informatie over de casus en zoekt een klankbord op

*Klankbord in de privékring, fractie, partij, griffier, etc.

Er is (mogelijk) sprake van een (ambts)misdrijf

Iedereen kan advies inwinnen bij de Rijksrecherche. Indien er sprake is van een (ambts)misdrijf zijn ambtenaren, college-, commissie- en raadsleden verplicht aangifte te doen bij de politie

Iedereen (raadslid, commissielid, B&W, ambtenaren, organisaties, bedrijven, burgers) kan signaleren dat er (mogelijk) sprake is van een (ambts)misdrijf.

Er is sprake van (een vermoeden van) een integriteitsschending.

De betreffende persoon kan een melding doen bij de Commissie Integriteit via de griffier.

*Iedereen (raadslid, commissielid, B&W, ambtenaren, organisaties, bedrijven, burgers) kan een melding doen.

*Het vermoeden dient op redelijke gronden en op eigen kennis of waarneming gebaseerd te zijn.

De burgemeester beoordeelt en duidt de melding samen met de Commissie Integriteit.

- Er zijn 6 mogelijke situaties:

  • 1.

    Het betreft géénintegriteitskwestie

De griffier informeert de melder

  • 2.

    Er is aanvullendeinformatie nodig

De griffier informeert de melder

  • 3.

    Er zijn onvoldoende aanwijzingen voor een integriteitsschending

De griffier informeert de melder

  • 4.

    Er dreigt een schending

De burgemeester neemt contact op met het betreffende raads-, commissie- of collegelid

  • 5.

    Er is een redelijk vermoeden van een strafbaar feit

Namens of door de burgemeester wordt aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

  • 6.

    Er is een redelijk vermoeden van een integriteitsschending waardoor een feitenonderzoek noodzakelijk is

- De burgemeester geeft na bespreking van de onderzoeksopdracht met de Commissie Integriteit opdracht voor het feitenonderzoek en maakt een prijsafspraak.

- De burgemeester informeert vertrouwelijk het betreffende commissie-, raadslid of wethouder dat opdracht is gegeven voor een onderzoek naar hem of haar en informeert vertrouwelijk de melder.

- De burgemeester bewaakt de voortgang van het proces en legt geheimhouding op.

- De burgemeester bespreekt het onderzoekrapport met de Commissie Integriteit en biedt het rapport aan de raad ter agendering aan.

- De burgemeester plant na deze raadsvergadering een evaluatiegesprek in met het betreffende commissie-, raadslid of wethouder, waarnaar onderzoek is verricht.

Het feitenonderzoek wordt

uitgevoerd door een extern adviesbureau/ externe adviseurs.