Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening reinigingsheffingen 2021

Geldend van 24-12-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening reinigingsheffingen 2021

De raad van de gemeente Mook en Middelaar,

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 1 december 2020;

gelet op artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15:33 van de Wet milieubeheer;

gelet op het advies van de raadscommissie d.d. 9 december 2020,

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten gemeente Mook en Middelaar 2021.

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • groep van percelen: een groep van meerdere percelen, waarvoor op grond van de Algemene plaatselijke verordening Mook en Middelaar voor de inzameling van restafval en/of groente-, fruit- en tuinafval gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van één of meerdere verzamelcontainers;

  • bedrijfspand: een gebouwde onroerende zaak, of een zelfstandig gebruikt gedeelte ervan, geen perceel dan wel groep van percelen zijnde;

  • huishoudelijk afval: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreffen, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;

  • bedrijfsafval: afval, afkomstig van kleine bedrijven, kantoren en winkels dat naar aard, omvang en samenstelling gelijk is te stellen aan huishoudelijk afval;

  • container: het van gemeentewege voor de inzameling van groente-, fruit- en tuinafval en/of restafval verstrekt inzamelmiddel;

  • PMD-zak: het van gemeentewege voor de inzameling van plastic, blik en drankkarton verstrekt inzamelmiddel;

  • kalenderweek: een aaneengesloten periode van zeven dagen, beginnende met een maandag en eindigende met een zondag.

HOOFDSTUK II AFVALSTOFFENHEFFING

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

  • a.

    de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • b.

    de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

  • c.

    een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • d.

    een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

  • e.

    het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de hoofdstukken 1 en 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2.

    Voor de berekening van de belasting wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde volume-eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3.

    Voor de berekening van de belasting als bedoeld in de onderdelen 1.2 en 1.3 van de tarieventabel wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

  • 4.

    Het gewicht van het per kalenderweek ingezamelde huishoudelijk afval wordt per perceel dan wel groep van percelen vastgesteld op het verschil van het gewicht van de ter lediging aangeboden container voor en na lediging.

    • 4.1.

      Het gewicht per perceel dat behoort tot een groep van percelen wordt, voor wat betreft het door middel van een verzamelcontainer ingezamelde restafval, vervolgens vastgesteld op een, naar het aantal percelen van de betrokken groep van percelen, evenredig gedeelte van het totale gewicht van de betrokken groep van percelen.

  • 5.

    De vaststelling van het totaal per belastingjaar ingezamelde gewicht van de afvalstoffen van een perceel vindt plaats door een optelling van de gewichten van het wekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval en/of het restafval van dit perceel in het betreffende belastingjaar, waarbij dit totaal wordt afgerond op gehele kilo's naar beneden.

    • 5.1.

      De vaststelling van het totaal per belastingjaar ingezamelde gewicht van de afvalstoffen van een perceel behorende tot een groep van percelen vindt plaats door een optelling van de, voor dat perceel, op grond van lid 4.1 vastgestelde gewichten in het betreffende belastingjaar, vermeerderd met het voor dat perceel, op grond van lid 5 vastgestelde gewicht van het wekelijks ingezamelde groente-, fruit- en tuinafval in het betreffende belastingjaar, waarbij dit totaal wordt afgerond op gehele kilo's naar beneden.

  • 6.

    Indien tijdens een inzamelbeurt door een calamiteit of technische storing aan de wegende inzamelauto, de herkennings-, wegings- of registratieapparatuur of van de middelen waarmee de registratiegegevens van de geledigde containers worden opgeslagen, van een aangeboden container geen of een onjuiste automatische weging, herkenning, registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de inzameling van de afvalstoffen per perceel, al dan niet behorende tot een groep van percelen, voor alle betrokken percelen, ongeacht of de bij deze percelen behorende containers worden aangeboden, voor de betreffende inzamelbeurt een forfaitair gewicht vastgesteld overeenkomstig het gestelde in de leden 7 en 8.

  • 7.

    Het forfaitaire gewicht als bedoeld in lid 6 wordt bepaald op het totaal over het voorafgaande belastingjaar bij de betrokken percelen vastgestelde gewicht van de afvalstoffen gedeeld door het aantal inzamelbeurten gedurende het voorafgaande belastingjaar.

  • 8.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, of indien om andere redenen geen forfaitair gewicht als bedoeld in lid 7 kan worden vastgesteld, wordt het forfaitair gewicht bepaald op 12 kilogram.

Artikel 7 Belastingjaar

  • 1.

    Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Het eerste belastingjaar gaat in op de datum van ingang van de heffing.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, onderdelen 1.2 en 1.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd na afloop van het belastingjaar.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van een belastingjaar aanvangt, is de belasting, als bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, als bedoeld in hoofdstuk 1, onderdeel 1.1 van de tarieventabel, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven..

  • 5.

    Het derde en vierde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

  • 6.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 10 Minimum bedrag aanslag

  • 1.

    Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 2.

    Voor de toepassing van het vorig lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 11 Kwijtschelding

Een verzoek om kwijtschelding wordt getoetst aan de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, met dien verstande dat het in artikel 16, lid 1, van die regeling genoemde percentage voor de kosten van bestaan wordt vervangen door 100.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

HOOFDSTUK III REINIGINGSRECHTEN

Artikel 13 Belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde genot van diensten bestaat uit het wekelijks inzamelen van bedrijfsafval van beperkte omvang of hoeveelheid, zulks door middel van een door de gemeente beschikbaar gesteld inzamelmiddel tot een maximum van 240 liter per week.

Artikel 14 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 15 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel met inachtneming van de overige leden van dit artikel.

  • 2.

    Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde volume-eenheid als een volle eenheid aangemerkt.

  • 3.

    Voor de berekening van de rechten als bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.2 van de tarieventabel wordt uitgegaan van de gewichten die zijn vastgesteld met behulp van de weegapparatuur op de wegende inzamelauto.

  • 4.

    Het gewicht van het per kalenderweek ingezamelde bedrijfsafval wordt per bedrijfspand vastgesteld op het verschil van het gewicht van de ter lediging aangeboden container voor en na lediging.

  • 5.

    De vaststelling van het totaal per belastingjaar ingezamelde gewicht van het bedrijfsafval van een bedrijfspand vindt plaats door een optelling van de gewichten van het wekelijks ingezamelde bedrijfsafval van dit bedrijfspand in het betreffende belastingjaar, waarbij dit totaal wordt afgerond op gehele kilo's naar beneden.

  • 6.

    Indien tijdens een inzamelbeurt door een calamiteit of door technische storing aan de wegende inzamelauto, de herkennings-, wegings- of registratieapparatuur of van de middelen waarmee de registratiegegevens van de geledigde containers worden opgeslagen, van een aangeboden container geen of een onjuiste automatische weging, herkenning, registratie of gegevensverwerking plaatsvindt, wordt voor de inzameling van het bedrijfsafval voor alle betrokken bedrijfspanden, ongeacht of de bij deze bedrijfspanden behorende containers worden aangeboden, voor de betreffende inzamelbeurt een forfaitair gewicht per bedrijfspand vastgesteld overeenkomstig het gestelde in de leden 7 en 8.

  • 7.

    Het forfaitair gewicht als bedoeld in lid 6 wordt bepaald op het totaal over het voorafgaande belastingjaar bij de betrokken bedrijfspanden vastgestelde gewicht van het bedrijfsafval, gedeeld door het aantal inzamelbeurten gedurende het voorafgaande belastingjaar.

  • 8.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, of indien om andere redenen geen forfaitair gewicht als bedoeld in lid 7 kan worden vastgesteld, wordt het forfaitair gewicht bepaald op 12 kilogram.

Artikel 16 Belastingjaar

  • 1.

    Met betrekking tot de rechten die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2.

    Het eerste belastingjaar gaat in op de datum van ingang van de heffing.

Artikel 17 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 18 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd na afloop van het belastingjaar.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van een belastingjaar aanvangt zijn de rechten, als bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van een belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten, als bedoeld in hoofdstuk 3, onderdeel 3.1 van de tarieventabel, als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 19 Minimum bedrag aanslag

  • 1.

    Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 2.

    Voor de toepassing van het vorig lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingaanslag.

Artikel 20 Kwijtschelding

Voor reinigingsrechten is geen kwijtschelding mogelijk.

Artikel 21 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

HOOFDSTUK IV AANVULLENDE BEPALINGEN

Artikel 22 Overgangsrecht

De ‘Verordening reinigingsheffingen Mook en Middelaar 2020’ van 12 december 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 23, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 23 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de 1e dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening reinigingsheffingen gemeente Mook en Middelaar 2021’.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering d.d. 16 december 2020

De raad voornoemd,

De griffier,

mr. M.A.M. van Arensbergen

De voorzitter,

mr. drs. W. Gradisen

BIJLAGE TARIEVENTABEL 2021 BEHORENDE BIJ DE VERORDENING REINIGINGSHEFFINGEN 2021

Hoofdstuk 1 Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing per belastingjaar.

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

148,80

1.2

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting per kilogram restafval welke gedurende het belastingjaar in een container wordt ingezameld

0,31

1.3

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting per kilogram groente-, fruit- en tuinafval welke gedurende het belastingjaar in een container wordt ingezameld

0,11

1.4

Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting voor plastic, blik en drankkarton welke gedurende het belastingjaar in een PMD-zak wordt ingezameld

Gratis

Hoofdstuk 2 Maatstaven en overige tarieven afvalstoffenheffing.

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1 bedraagt de belasting voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking gestelde plaats, per kilogram:

Gratis

2.1

Asbest

Gratis

2.2

Elektrische- en elektronische apparatuur

Gratis

2.3

Fijn snoeiafval tuin (zoals dunne takken en bladeren)

Gratis

2.4

Frituurvet

Gratis

2.5

Glas, zijnde verpakkingsglas (glascontainer)

Gratis

2.6

Glas overig (zoals vlakglas) (milieustraat)

Gratis

2.7

KCA (Klein Chemisch afval)

Gratis

2.8

Oud ijzer / metalen

Gratis

2.9

Oud papier / karton

Gratis

2.10

Piepschuim

Gratis

2.11

Textiel / schoenen

Gratis

Laag tarief

2.12

Grof tuinafval (zoals dikke takken en boomstronken)

0,11

Hoog tarief

2.13

Bitumen (dakleer)

€ 

0,31

2.14

Bouw- en sloopafval

0,31

2.15

Gips, kalkzandsteen, keramiek

0,31

2.16

Grof huishoudelijk afval

0,31

2.17

Hout

0,31

2.18

Schoon puin

0,31

Hoofdstuk 3 Maatstaven en tarieven reinigingsrechten per belastingjaar.

3.1

De rechten bedragen per container per belastingjaar

74,40

3.2

De rechten als bepaald in onderdeel 3.1 wordt per kilogram bedrijfsafval welke gedurende het belastingjaar in een container wordt ingezameld vermeerderd met

0,31

Omzetbelasting / BTW

De tarieven genoemd in hoofdstuk 3 worden verhoogd met de verschuldigde omzetbelasting (btw).

Behoort bij raadsbesluit van 16 december 2020.

De griffier,

mr. M.A.M. van Arensbergen

De voorzitter,

mr. drs. W. Gradisen