Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, evenals voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Neder-Betuwe 2012

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, evenals voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Neder-Betuwe 2012

De raad van de gemeente Neder-Betuwe; Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders; Gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

B E S L U I T: Vast te stellen: Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, evenals voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Neder-Betuwe 2012;

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder: a. afdeling:

Eenheid binnen de gemeentelijke organisatie. b. administratie:

Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd. c. financiële administratie:

Het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

a. de financieel-economische positie;

b. het financiële beheer;

c. de uitvoering van de begroting;

d. het afwikkelen van vorderingen en schulden;

e. het afleggen van rekening en verantwoording daarover. d. administratieve organisatie:

Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede kwaliteit van het bestuurlijke en ambtelijke functioneren, inclusief de werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging. e. financieel beheer:

Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Neder-Betuwe. f. rechtmatigheid:

Het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, conform de definitie van de Commissie BBV (Besluit Begroting en Verantwoording (www.commissiebbv.nl)). g. doelmatigheid:

De mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zoveel mogelijk resultaat wordt bereikt. h. doeltreffendheid:

De mate waarin de gewenste prestaties en de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

 

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2 Kadernota

Artikel 2.1

Het college biedt de raad in de eerste helft van het jaar een nota aan met een voorstel voor de beleidskaders en de financiële kaders voor de komende begroting, de kadernota.

De volgende onderwerpen komen hierin in ieder geval aan de orde:

• Beleidsontwikkelingen en beleidsombuigingen in de programma’s;

• Financiële ontwikkelingen en financiële ombuigingen in de programma’s;

• Beleidsuitgangspunten en financiële uitgangspunten;

• Toelichting op de financiële positie voor de komende vier jaar.

• Geactualiseerd beeld van het risicomanagement en het weerstandsvermogen.

 

Artikel 2.2

De raad stelt eens in de vier jaar een raadsprogramma of coalitieprogramma op en vast. Daarin zijn opgenomen de beleidskaders en de financiële kaders voor de komende raadsperiode. In het jaar dat het raadsprogramma of coalitieprogramma wordt opgesteld is het voor het college mogelijk om de kadernota te laten vervallen.

Het raadsprogramma of coalitieprogramma omvat tenminste de onderwerpen die zijn genoemd onder artikel 2.1. Het college verstrekt direct na de raadsverkiezingen gegevens, die het de raad mogelijk maken om beleidskaders en financiële kaders voor de komende raadsperiode op en vast te stellen.

 

Artikel 2.3

De raad stelt de kadernota als bedoeld in artikel 2 lid 1 vast.

Artikel 3 Begroting

Artikel 3.1

De raad stelt in ieder geval bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode een programma-indeling vast, maar houdt voor de administratieve vergelijkbaarheid bij voorkeur zoveel mogelijk de gehanteerde programma-indeling in stand.

Artikel 3.2

De raad stelt per programma vast:

a. de beoogde maatschappelijke effecten (wat willen wij bereiken?);

b. de te leveren prestaties/doelstellingen (wat doen wij ervoor?);

c. de baten en lasten (wat mag het kosten?).

 

Artikel 3.3

De onderverdeling van de programma's in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

Artikel 3.4

De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten, baten en investeringskredieten per programma, evenals het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de mutaties reserves.

Artikel 3.5

Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

Artikel 4 Interne controle

Artikel 4.1

Ten behoeve van de accountantscontrole op de rechtmatigheid van de beheershandelingen stelt de raad jaarlijks het zogeheten normen- en toetsingskader vast.

Artikel 4.2

Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen (waaronder misbruik & oneigenlijk gebruik). Bij afwijkingen neemt het college zonodig maatregelen tot herstel.

Artikel 5 Bestuursrapportage en overige informatievoorziening

Artikel 5.1

Het college informeert de raad jaarlijks door middel van minimaal twee bestuursrapportages over de afwijkingen in de realisatie (zowel beleidsmatig als financieel) van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar en de meerjarenramingen. Daarnaast wordt de raad via de twee bestuursrapportages geïnformeerd over afwijkingen in de realisatie van het risicomanagementbeleid. Alleen financiële afwijkingen boven de € 25.000 worden aan de raad gemeld.

Artikel 5.2

De eerste 'bestuursrapportage' wordt uiterlijk in de maand juni in de raad geagendeerd en bevat minimaal de voor de raad relevante afwijkingen over de eerste vier maanden van het lopende boekjaar.

De tweede 'bestuursrapportage' wordt uiterlijk in de maand november in de raad geagendeerd en bevat minimaal de voor de raad relevante ontwikkelingen over de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.  

Artikel 5.3

Indien het college voorziet dat een geautoriseerd budget of investeringskrediet met meer dan € 25.000 dreigt te worden overschreden of onderschreden, wordt dit door het college in de eerstvolgende bestuursrapportage aan de raad gemeld én indien nodig (volgens het begrotingscriterium in de kadernota rechtmatigheid van de commissie BBV) van een voorstel tot wijziging van de begroting voorzien. Het college voegt hierbij een voorstel voor wijziging van het budget of het investeringskrediet of een voorstel voor bijstelling van het beleid. Wordt de overschrijding of onderschrijding voorzien na het uitbrengen van de tweede bestuursrapportage dan wordt de raad via een afzonderlijk memo hiervan in kennis gesteld.

Artikel 5.4

Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor. 

Artikel 5.5

Het college is bevoegd de post onvoorzien als dekkingsmiddel aan te wenden voor uitgaven met een incidenteel karakter die als onvoorzienbaar, onvermijdbaar en onuitstelbaar kunnen worden aangemerkt. Wanneer het college van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, legt het college daarover achteraf in de bestuursrapportage of de jaarstukken verantwoording af. Bij verantwoording in de bestuursrapportage verwerkt het college een en ander in de begrotingswijziging bij de bestuurrapportage.

Artikel 6 Jaarstukken.

Artikel 6.1

Het college legt middels de jaarstukken bestaande uit het jaarverslag en de jaarrekening verantwoording af over de uitvoering van de programma's. In de jaarstukken geeft het college aan:

a. wat is bereikt aan maatschappelijke effecten;

b. wat is bereikt van de gestelde doelstellingen;

c. wat zijn de kosten geweest.

 

Artikel 6.2

De raad bepaalt aan de hand van de jaarstukken aan of de beleidsdoelen van de programma's voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

 

Hoofdstuk 3 Financiële positie

Artikel 7

Het college stelt regels voor de voorbereiding van het beleid ten aanzien van ‘Waardering, activering en afschrijving van vaste activa’ en legt deze vast in een nota activabeleid. Het college stuurt de nota activabeleid ter kennisname aan de raad.

Artikel 8 Reserves en voorzieningen

Artikel 8.1

Het college draagt zorg voor de voorbereiding van het beleid ten aanzien van ‘reserves en voorzieningen’. Het college geeft daarin een toelichting op de uitgangspunten en het systeem van vorming en besteding/ vrijval van reserves en voorzieningen. Deze beleidsvoorbereiding wordt opgenomen in een “nota reserves en voorzieningen”. De raad stelt de kaders vast.

Artikel 8.2

Het college draagt jaarlijks in de begroting en de jaarstukken zorg voor een overzicht van de reserves en voorzieningen.  

Artikel 9 Kostprijsberekening

Artikel 9.1

Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Neder-Betuwe wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden de directe en de indirecte kosten betrokken. De bepaling van de geraamde kostprijzen wordt minimaal 1 keer in de 2 jaar geactualiseerd.

Artikel 9.2

Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en de voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

Artikel 10 Financieringsfunctie

Het college stelt regels op ter uitvoering van het dagelijks beheer van risico’s in de financieringssfeer, evenals regels voor taken en bevoegdheden, de controle- en verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening hieromtrent. Deze regels worden vastgelegd in een treasurystatuut. Het college stuurt het treasurystatuut ter kennisname naar de raad.

Artikel 11 Lokale heffingen

Het college biedt bij de begroting en de jaarstukken een paragraaf lokale heffingen aan. Deze paragraaf behandelt in ieder geval: ● de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

• de opbrengsten per lokale heffing;

• de kostendekkendheid van de heffingen;

• de druk van de lokale belastingen en heffingen;

• het kwijtscheldingsbeleid (incl. het volume en het bedrag);

• het tarievenbeleid.

 

Artikel 12 Risicomanagement en weerstandsvermogen

Artikel 12.1

Het college draagt zorg voor de voorbereiding van het beleid ten aanzien van ‘het risicomanagement en weerstandsvermogen’. De beleidsvoorbereiding wordt vastgelegd in een “nota risicomanagement en weerstandsvermogen”. De raad stelt de kaders vast.

Artikel 12.2

Het college biedt bij de begroting en jaarstukken een paragraaf risicomanagement en weerstandsvermogen aan.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de risico’s van materieel belang (inclusief de kans dat deze zich voordoen), de weerstandscapaciteit, de relatie tussen deze twee (het weerstandsvermogen). Daarnaast wordt ingegaan op de risicobeperkende maatregelen die worden genomen ter reducering van de risico's. In de bestuursrapportages wordt over relevante afwijkingen gerapporteerd.

 

Artikel 13 Onderhoud kapitaalgoederen

Artikel 13.1

De raad bepaalt het onderhoudsniveau van de verschillende kapitaalgoederen.

Artikel 13.2

Het college zorgt voor de voorbereiding van ten minste: a. beleid voor het onderhoud van openbare ruimte. Het beleid geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair en eveneens de normkosten systematiek en het meerjarig budgettair beslag. b. beleid voor het onderhoud (en uitbreiding) van riolering. Het beleid geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud, het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van de riolering alsmede de kwaliteit van het milieu en eveneens de normkosten systematiek en het meerjarig budgettair beslag. c. beleid voor het onderhoud van gebouwen. Het beleid bevat het beoogde onderhoudsniveau, de voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen en eveneens de normkosten systematiek en het meerjarig budgettair beslag. Voor de punten a, b en c stelt het college eenmaal per 4 jaar een beheerplan op, de raad stelt de beheerplannen vast.

 

Artikel 13.3

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan de in artikel 13.2 vermelde kapitaalgoederen. Tevens worden de financiële consequenties uiteengezet.

Artikel 14 Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

1. de kasgeldlimiet;

2. de renterisiconorm;

3. de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte;

4. de rentevisie;

5. de rentekosten en renteopbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

 

Artikel 15 Bedrijfsvoering

Het college biedt bij de begroting en de jaarstukken een paragraaf bedrijfsvoering aan. Deze paragraaf behandelt actuele onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering. In deze paragraaf komen tenminste de onderwerpen organisatie, personeel, samenwerking en inhuur personeel van derden aan de orde.

Artikel 16 Verbonden partijen.

Artikel 16.1

Het college draagt, middels de begroting en de jaarstukken zorg voor de voorbereiding van het beleid rondom verbonden partijen. De raad stelt de kaders vast.

Artikel 16.2

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken wordt ingegaan op voor de raad relevante ontwikkelingen ten aanzien van verbonden partijen. In de bestuursrapportages wordt over relevante afwijkingen gerapporteerd. Onder relevante ontwikkelingen worden in dit kader verstaan:

• Beleidsontwikkelingen en beleidsombuigingen binnen de verbonden partij;

• Financiële ontwikkelingen en financiële ombuigingen binnen de verbonden partij;

• Toelichting op de financiële positie voor de komende vier jaar binnen de verbonden partij;

• Toelichting op de bij de verbonden partij gekwantificeerde risico's in relatie tot het weerstandsvermogen en de door te voeren en doorgevoerde risicobeperkende maatregelen;

 

Artikel 16.3

Met iedere verbonden partij wordt door het college een convenant opgemaakt waarin met iedere verbonden partij specifieke afspraken worden gemaakt over de informatievoorziening en verantwoording van de verbonden partij richting de gemeente Neder-Betuwe ten aanzien van de onder artikel 16.2 genoemde ontwikkelingen.

De afspraken zijn van dien aard dat de sturing en de beheersing van het bestuurlijke en financiële belang, incl. aspecten van getrouwheid en rechtmatigheid richting de verbonden partijen door de gemeente Neder-Betuwe kan worden gewaarborgd.

 

Artikel 16.4

De bepalingen onder de artikel 16.2 en 16.3 zijn niet van toepassing op de naamloze vennootschappen waar de gemeente Neder-Betuwe aandeelhouder is.

Artikel 16.5

De raad beslist over het aangaan van nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van bestaande verbonden partijen en wijzigingen in het financiële en bestuurlijke belang richting bestaande verbonden partijen.

Artikel 17 Grondbeleid

Artikel 17.1

Het college draagt zorg voor de voorbereiding van het grondbeleid, middels de voorbereiding van een nota grondbeleid. De raad stelt de nota grondbeleid vast.

Artikel 17.2

In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken wordt tenminste ingegaan op de uitvoering, de belangrijkste financiële ontwikkelingen per project zoals verlies/winstverwachtingen, de verwerving van gronden e.d. en de relaties van het grondbeleid met de programma's. In de bestuursrapportages wordt over relevante afwijkingen gerapporteerd.

Artikel 18 Verstrekking subsidies

Het college draagt zorg voor de voorbereiding van het beleid ten aanzien van de verstrekking van gemeentelijke subsidies, middels en nota subsidiebeleid. Het beleid bevat het kader voor de verstrekking van gemeentelijke subsidies en een overzicht van de toegekende gemeentelijke subsidies. De raad stelt het beleid vast.

Hoofdstuk 4 Financiële organisatie en administratie

Artikel 19 Administratie

Doel is dat de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor het sturen en beheersen van activiteiten en processen en het verstrekken van informatie en het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur als geheel.

Artikel 20 Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

1. Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen en legt deze vast;

2. Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd en legt deze vast;

3. De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten en legt deze vast.

 

Artikel 21 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten en zorgt voor de voorbereiding van het inkoop- en aanbestedingsbeleid. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels van de Europese Unie. Het beleid wordt ter kennisname naar de raad gestuurd.

Artikel 22 Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor en legt vast de interne regels voor de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en subsidies. De regels waarborgen, dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Neder-Betuwe

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 23 Inwerkingtreding

Artikel 23.1

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 23.2

Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Neder-Betuwe” vastgesteld door de raad op 22 december 2005.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Neder-Betuwe 2012”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 20 december 2012. de griffier,plv.    de voorzitter, J.M. van Neerbos   ir. C.W. Veerhoek

Nota-toelichting TOELICHTING OP DE VERORDENING

Hoofdstuk 1 Artikel 2

Artikel 2.1 maakt de in de laatste jaren geïntroduceerde gedragslijn voor het werken met een kadernota formeel. De kadernota heeft als doel de beleidsmatige uitgangspunten en de financiële uitgangspunten voor de komende vier jaar te actualiseren. De begroting vormt een uitwerking van de kaders die - hoofdlijnen bij de kadernota - door de raad zijn vastgesteld. Onder beleidsmatige ontwikkelingen worden in deze verordening ook bedrijfsvoeringaspecten verstaan. Daarnaast wordt een geactualiseerd beeld van het risicomanagement en het weerstandsvermogen opgenomen.

Artikel 2.2 geeft aan dat het raadsprogramma of coalitieprogramma dat bij het aantreden van een nieuwe raad en bij de start van de raadsperiode door de raad wordt opgesteld in feite de kadernota is die in het verkiezingsjaar wordt opgesteld. Hoofdstuk 2 Artikel 3

Artikel 3 bevat bepalingen over de inrichting van de begroting en de jaarstukken. De indeling van de programma’s worden bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad opnieuw bekrachtigd. Het Besluit Begroting en Verantwoording (hierna: BBV) bepaalt in aanvulling hierop dat het college de producten aan de programma’s toewijst.

Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet besluiten nemen tot wijziging van de begroting.

De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (vierde lid artikel 189 van de Gemeentewet, zie tevens de toelichting bij artikel 5.4). De raad kan kiezen op welk niveau budgetten beschikbaar worden gesteld.

De raad stelt de begroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college - zoals geregeld in het BBV - een productenraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productenraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. Artikel 4

Met artikel 4.1 legt de raad het college eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. Er wordt bepaald dat het college de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid dient te waarborgen.

Artikel 4.2 bepaalt dat het college de raad jaarlijks een overzicht van de voor Neder-Betuwe geldende wet- en regelgeving met financiële beheershandelingen die leiden tot baten, lasten en/of balansmutaties aan, ter vaststelling en eventueel aanvulling. Artikel 5

Artikel 5 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning & controlcyclus. De raad geeft namelijk de aard van de informatie aan die het college standaard dient te verstrekken. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting bijsturen als dit nodig is.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen voor het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin ofwel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college eerst het gevoel van de raad inwinnen.

Artikel 5.1. geeft onder meer aan dat alleen financiële afwijkingen boven de € 25.000 aan de raad worden gemeld. Binnen de gemeentelijke organisatie geldt de uitvoeringsafspraak dat financiële afwijkingen boven de € 10.000 aan het college worden gemeld.

Artikel 5.3 verwijst naar het begrotingscriterium zoals dit is gedefinieerd door de commissie BBV. Kern van dit artikel is dat de ruimte wordt aangegeven van de begroting, waarbinnen het college zelfstandige financiële bevoegdheden heeft zonder apart goedkeuring aan de raad te vragen.

De informatieplicht voor het college blijft gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid van de Gemeentewet. Het college is gehouden om de raad te informeren over het gebruik van collegebevoegdheden indien er om welke reden dan ook ingrijpende gevolgen zijn te verwachten. Voor de kaders wordt verder verwezen naar de (jaarlijkse) kadernota rechtmatigheid van de commissie BBV. Artikel 6

De jaarstukken zoals genoemd in artikel 6 zijn het sluitstuk van de planning- en controlcyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, c.q. de controle van de raad daarop. Hoofdstuk 3 In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen over onder meer het activabeleid, het beleid ten aanzien van reserves en voorzieningen, het treasurybeleid, het beleid ten aanzien van risicomanagement en weerstandsvermogen, het onderhoud van kapitaalgoederen, het beleid richting verbonden partijen, grondbeleid en subsidiebeleid. Het doel is om jaarlijks tenminste één van de genoemde onderdelen van beleid te actualiseren. Langs die weg wordt elk beleidsonderdeel, eens per 5-8 jaar geactualiseerd. Artikel 7

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de ‘regels voor waardering en afschrijving activa’. De verordening geeft in dit artikel het college de verantwoordelijkheid deze regels op te nemen in een aparte notitie activabeleid. Artikel 8

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserve en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico's op te vangen en gaan we een investering financieren door belasting verhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad. Artikel 9

Artikel 212 van de Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, letter b dat de verordening in ieder geval bevat de grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en tarieven voor rechten. De grondslag voor de prijzen en tarieven vormt de samenstelling van de kostprijs van de diensten waarvoor prijzen en heffingen in rekening worden gebracht. Artikel 10

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie komt aan de orde in de paragraaf financiering in de begroting en de jaarstukken zoals die in het BBV is voorgeschreven. Het artikel draagt het college op een treasurystatuut op te stellen dat vooral protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Artikel 11

Artikel 212 Gemeentewet eist in het tweede lid, onderdeel b, dat de financiële verordening minimaal de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b Gemeentewet en in rekening te brengen heffingen als bedoeld in artikel 15.33 Wet milieubeheer. In de verordening is er voor gekozen om als uitgangspunt van het financieel beleid de grondslagen voor de bepaling van heffingen, tarieven en prijzen in het algemeen te verankeren. Zo zijn ook opgenomen regels voor de bepaling van de lokale belastingen. Op grond van de vastgestelde paragraaf moeten vervolgens de bijbehorende belastingverordeningen worden aangepast en door de raad worden vastgesteld. Artikel 12

Een gemeente loopt risico's. Deze risico's zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico's kan een gemeente zich verzekeren of er moeten voorzieningen worden gevormd of ze kunnen anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico's is dit echter niet het geval. Daarnaast kiezen gemeenten er soms voor om voor bepaalde verzekerbare risico's eigen risicodrager te worden door zich bewust niet voor deze risico's te verzekeren.

Artikel 12.1 regelt dat het college beleid opstelt ten aanzien van het risicomanagement.

Artikel 12.2 regelt dat het college bij de begroting, de jaarstukken en de twee bestuursrapportages een paragraaf risicomanagement en weerstandsvermogen aan de raad aanbiedt, waarin het college uiteenzet hoe zij omgaat met de inventarisatie en beheersing van risico's. Het college moet in de paragraaf risicomanagement en weerstandsvermogen de risico’s actualiseren, evalueren en kwantificeren, en aan de hand hiervan het gewenste weerstandscapaciteit en risicobeperkende maatregelen bepalen. In lijn met artikel 5 van de verordening gaat het bij de twee bestuursrapportages om de afwijkingen in het risicomanagement en het weerstandsvermogen.

Omdat de begroting, jaarstukken, bestuursrapportages en nota's openbare stukken zijn, kan vermelding van het bepaalde in deze verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Zo kan bepaalde informatie de onderhandelingspositie van de gemeente aantasten. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken, bestuursrapportages en openbare nota's. Artikel 13

In artikel 13 stelt de raad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. Opgenomen zijn de onderhoudsplannen, die in ieder geval door de raad moeten worden vastgesteld. Artikel 15

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. Het college informeert de raad middels deze paragraaf tenminste over de onderwerpen organisatie, personeel, samenwerking en inhuur personeel van derden. Artikel 16

Artikel 16 regelt dat het beleid ten aanzien van verbonden partijen via de begroting en de jaarstukken aan de raad wordt aangeboden. De kaders richting de verbonden partijen zijn in dit artikel van de verordening uitgewerkt. De verdere uitwerking van het beleid wordt jaarlijks in de paragraaf verbonden partijen van de begroting uitgewerkt. In de paragraaf verbonden partijen van de twee bestuursrapportages en de jaarstukken wordt de raad over relevante afwijkingen geïnformeerd. De informatievoorziening wordt langs deze weg verbeterd en het doel is om langs die weg de grip op verbonden partijen te verbeteren. Dit neemt niet weg dat het lastig blijft om als ‘kleine’ gemeente daadwerkelijk invloed op verbonden partijen uit te oefenen. Artikel 16.2 regelt over welke feiten aangaande het financieel beheer van verbonden partijen de raad in elk geval in de verplichte paragraaf verbonden partijen bij begroting, jaarstukken en bestuursrapportages geïnformeerd wil worden. Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over de verbonden partijen. Wel schrijft het BBV enige feiten verplicht voor die in de paragraaf moeten worden vermeld, namelijk:

• de visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting;

• de beleidsvoornemens over verbonden partijen. Deze maken deel uit van de bepalingen uit artikel 16.2. De raad stelt in dat kader meer strikte eisen. Zo is ook een beoordeling van de financiële positie, evenals een beoordeling van de risico's in relatie tot het weerstandsvermogen van de verbonden partij hier van belang. Omdat we rekening hebben te houden met afwijkende p&c-cycli bij de diverse verbonden partijen is artikel 16.3 opgenomen. Via een convenant met iedere verbonden partij wil de raad dat er met iedere verbonden partij afspraken worden gemaakt die het de gemeente Neder-Betuwe mogelijk moeten maken om de sturing en de beheersing van het bestuurlijke en financiële belang richting de verbonden partijen te borgen. Waar mogelijk wordt dit in samenwerking met andere gemeenten gerealiseerd, waarin tegemoet kan worden gekomen aan de wens van de raad dat Neder-Betuwe niet overal zelf het wiel opnieuw uitvindt. Omdat begroting, jaarstukken en bestuursrapportages openbare stukken zijn, kan vermelding van het bepaalde in de verordening vereiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Gedacht kan worden aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, wat in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente aantast. Deze gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en bestuursrapportages. Volgens het BBV dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden. Artikel 16.4 regelt dat de bepalingen ten aanzien van artikel 16.2 en 16.3 niet gelden voor de NV's waar de gemeente aandeelhouder is, i.c. Vitens en de Bank Nederlandse Gemeenten. De invloed en de risico's voor de gemeente zijn gering. Daarnaast heeft de raad wel invloed doordat middels raadsbesluit wel moet worden besloten over wijziging of beëindiging van het financiële en bestuurlijke belang richting deze NV's. Artikel 16.5 regelt tot tenslotte dat het aangaan en het beëindigen van verbonden partijen, evenals wijzigingen in het bestuurlijke en financiële belang richting verbonden partijen alleen bij raadsbesluit kan worden geregeld. Artikel 17

Hier kan de raad invulling geven aan zijn eigen informatiebehoefte over het grondbeleid. Dit naast de verplichtingen die het BBV voorschrijft. Het BBV schrijft voor:

• Een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

• Een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

• Een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

• Een onderbouwing van de geraamde winstneming;

• De beleidsuitgangspunten over de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken. Omdat de begroting, jaarstukken, bestuursrapportages en nota's openbare stukken zijn, kan vermelding van het bepaalde in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente schaden. Gedacht kan worden aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond of bijvoorbeeld informatie ten aanzien van planschadeclaims. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken, bestuursrapportages en openbare nota's.

Artikel 18

Een belangrijke uitgaande middelenstroom, die de kaderstellende rol en het budgetrecht van de raad raakt, betreft de verstrekking van gemeentelijke subsidies. Hiervoor is geen paragraaf bij de begroting en de jaarstukken opgenomen. Op grond van artikel 4.23 van de Algemene Wet Bestuurswet kan een subsidie slechts worden verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift, dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. Hoofdstuk 4 Artikel 19

In artikel 19 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. Deze verordening regelt niet - inherent aan het dualisme - de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Artikel 20

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan zij zich moet houden. In de onderdelen 1 en 2 worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de andere onderdelen worden eisen gesteld aan de budgettoedelingen de verantwoording daarover.

Artikel 21

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 21 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels en de Europese regelgeving zijn nageleefd, dit laatste is een onderdeel van de rechtmatigheidtoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels. Het inkoopbeleid dat aan de basis ligt van voornoemde regels wordt door het college vastgesteld. Artikel 22

Een ander kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Het hanteren van interne regels is te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving betreffende staatssteun van toepassing. Deze interne regels worden onder meer vastgelegd in het inkoopbeleid, het subsidiebeleid, het beleid ten aanzien van onderhoud gebouwen en de grondprijzenbrief. Hoofdstuk 5 Artikel 23

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige opgestelde verordening op grond van het artikel 212 Gemeentewet van de gemeente Neder-Betuwe. De verordening wordt binnen twee weken na vaststelling door de raad door het college naar gedeputeerde staten verzonden. Dit volgens artikel 214 van de Gemeentewet.