Regeling vervallen per 01-01-2015

Wmo verordening 2013

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Wmo verordening 2013

De gemeenteraad stelt de volgende regeling vast.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1 In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder: a Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning; b Besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning Wmo gemeente Neder-Betuwe waarin door het college (jaarlijks) nadere regels worden gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaronder een voorziening wordt verstrekt en de bijbehorende financiële bedragen; c Beleidsregels Wmo: door het college vastgestelde (uitvoerings)richtlijnen collectieve en individuele voorzieningen en verstrekkingen Wmo; d Doelgroep Wmo:

- mantelzorgers en vrijwilligers;

- mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en

- mensen met een psychosociaal probleem;

e Compensatiebeginsel: opdracht aan het college om de doelgroep Wmo door het treffen van voorzieningen een zodanige uitgangspositie te verschaffen, dat zij in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie; f College: burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe; g Beperkingen: moeilijkheden die een persoon heeft met het uitvoeren van activiteiten; h Persoon met beperkingen: een persoon die beperkingen ervaart zoals in artikel 4 Wmo weergegeven; i Aanvrager; een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet. j Mantelzorger: een persoon, die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet; k Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en zintuiglijk vermogen om maatschappelijk te participeren; l Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven; m Vervallen n Vervallen o Collectieve voorziening: een voorziening die, in de regel, individueel wordt verstrekt maar door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt. Voor deze voorziening geldt een normale aanvraagprocedure met een beschikking waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. p Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een collectieve voorziening geen adequate oplossing biedt. Voor deze voorziening geldt een normale aanvraagprocedure met een beschikking waartegen bezwaar en beroep mogelijk is. q Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) voor rekening van de aanvrager komt; r Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt; s Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe te stellen regels van toepassing zijn.

Onder het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden valt tevens de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964; t Vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget: vergelijkbaar houdt in dat de aanvrager dezelfde ondersteuning moet kunnen inkopen als de aanvrager die kiest voor zorg in natura. Toereikend betekent dat de aanvraag minimaal moet kunnen voldoen aan de wettelijke verplichtingen, zoals het minimumloon; u Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager; v Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening; w Huisgenoot: iedere persoon met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont, tenzij er sprake is van een aantoonbare commerciële relatie; x Budgethouder: een persoon aan wie als gevolg van deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is. y Gebruikelijke zorg: hulp bij het huishouden door één of meerdere huisgenoten van de persoon met beperkingen, behorend tot diens leefeenheid, die is staat zijn het het huishoudelijke werk te verrichten, omdat zij geen last ondervinden van medische, psychische en/of sociale problemen; z Leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwden die al dan niet samen met één of meer minderjarige ongehuwden duurzaam een huishouden voeren, dan wel bestaande uit een ongehuwde meerderjarige die met één of meer minderjarige ongehuwden duurzaam een huishouden voert. Onder gehuwden worden hierbij ook verstaan ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of kinderen samenwonen. 2 Bij de bepaling van het inkomen wordt in deze verordening en de hierop gebaseerd regelgeving zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wijze waarop de Belastingdienst het verzamelinkomen op grond van de Wet op de Inkomstenbelasting vaststelt. 3 Onder de overige begrippen in deze verordening dient te worden verstaan wat er in de Algemene wet bestuursrecht, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de voormalige Wet voorzieningen gehandicapten wordt/werd verstaan.

Artikel 2 Vormen en primaat van voorzieningen

1 Ter compensatie van beperkingen die een persoon, behorend tot de doelgroep Wmo, ondervindt kan het college, collectieve- en/of individuele voorzieningen toekennen.

2 De chronologische volgorde van de in artikel 1 genoemde voorzieningen is tevens het primaat voor het toekennen van een voorziening.

 

Artikel 3 Toekenning en weigering van voorzieningen

1 Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover a deze noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;

b deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

c deze in overwegende mate op het individu is gericht. 2 Geen voorziening wordt toegekend a indien de aanvrager niet woonachtig is in de gemeente Neder-Betuwe

b voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw;

c voor zover er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

d voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt;

e indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande verordening(en), is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

3 Het college kan de hoogte van de kosten, de duur of de zwaarte van een voorziening aanpassen indien de aanvraag het directe gevolg is van een bewuste keuze of onverantwoord handelen van de aanvrager en de voorziening, in deze vorm, niet nodig was geweest dan wel zou zijn afgewezen als de bewuste keuze of het onverantwoord handelen achterwege zou zijn gebleven.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen

Artikel 4 Keuzevrijheid

1 Een individuele voorziening kan verstrekt worden a in natura;

b als financiële tegemoetkoming of;

c als persoonsgebonden budget, waaronder bij hulp bij het huishouden de financiële vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. 2 Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-betuwe neergelegde criteria.

 

Artikel 5 Voorziening in natura

1 Indien een voorziening in natura wordt verstrekt is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de leverancier of de gemeente en de aanvrager van toepassing.

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming zijn de voorwaarden uit het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe van toepassing.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget

1 Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in de artikelen 6 lid 1 en 6a van de wet, zijn volgende voorwaarden van toepassing

a een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen;

b de omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie te verstrekken voorziening in natura;

c het persoonsgebonden budget wordt, indien noodzakelijk, aangevuld met een vergoeding voor aanvullende kosten, zoals vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe;

d de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe;

e op het persoonsgebonden budget is de Overeenkomst persoonsgebonden budget gemeente Neder-Betuwe van toepassing. 2 De toekenning, omvang en looptijd van het te verstrekken persoonsgebonden budget worden in de beschikking opgenomen.

3 Bij de beschikking wordt een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het de hoogte van de voorziening anders dan in natura te verwerven voorziening dient te voldoen. 4 Na het nemen van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget overgemaakt op een door de aanvrager opgegeven rekeningnummer, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. 5 Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken. Vervolgens wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat om het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen. 6 Na ontvangst van de in lid 5 bedoelde stukken of als de gevraagde stukken door de budgethouder niet worden overgelegd wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

 

Artikel 8 Eigen bijdragen en eigen aandeel

1 Bij het verstrekken van voorzieningen zoals bedoeld in deze verordening is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. 2 Het college legt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 9 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit: a hulp bij het huishouden in natura;

b een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964, te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 10 Aanspraak op de voorziening

1  Een aanvrager kan voor de in artikel 9 onder a en b vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien het voor hem/haar onmogelijk is om zelf een of meer huishoudelijke taken uit te voeren en de algemene hulp in het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

Artikel 11 Gebruikelijke zorg

In afwijking van het gestelde in artikel 10 komt een aanvrager niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden indien deze persoon deel uitmaakt van een leefeenheid waarin een of meer huisgenoten wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Dit is van toepassing zolang er geen onevenredig beroep wordt gedaan op de draaglast en draagkracht van de aanvrager en zijn huisgenoten.

 

Artikel 12 Omvang van de hulp bij het huishouden

1 De omvang van de hulp bij het huishouden wordt bepaald door de aard van de beperkingen en de (gezins)situatie van de persoon met beperkingen. 2 De omvang van de toe te kennen hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in hele en halve uren per week. Op grond van de in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe opgenomen regels kan een bandbreedte worden aangegeven waarbinnen van het vastgestelde aantal uren kan worden afgeweken.

Artikel 13 Omvang van het persoonsgebonden budget

Het bedrag per uur, zoals genoemd in artikel 12, dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt door het college vastgesteld.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 14 Vormen van woonvoorzieningen

Ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden kan het college, de volgende woonvoorzieningen verstrekken a een woonvoorziening in natura;

b een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

c een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 15 Vervallen

Artikel 16 Soorten individuele woonvoorzieningen

De in artikel 14 onder b, c, en d genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit

a een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten;

b een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening (woningaanpassing);

c een voorziening in natura niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

d een uitraasruimte;

e een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting gedurende maximaal 6 maanden;

f een financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving gedurende maximaal 6 maanden;

g een tegemoetkoming voor de kosten van reparatie, keuring en onderhoud van een voorziening;

 

Artikel 17 Aanspraak op een woonvoorziening

1 Een aanvrager kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder a, b, c en d in aanmerking komen wanneer beperkingen, zoals in artikel 4 van de Wmo weergegeven, ervaren worden die het normale gebruik van de woning belemmeren. 2 Een aanvrager kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16 onder b en g in aanmerking komen wanneer blijkt dat verhuizing binnen een redelijke termijn van 12 maanden niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is. 3  Een aanvrager kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 16, onder d in aanmerking komen wanneer sprake is van een aantoonbare gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg, waarbij alleen het zich kunnen afzonderen leidt tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.

 

Artikel 18 Primaat van de losse woonunit

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen, als bedoeld in artikel 4 Wmo, behoefte hebben aan een dergelijke woning, kan het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan. 

Artikel 19 Uitsluitingen

De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op

a het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

b het treffen van voorzieningen in AWBZ instellingen en/of woongebouwen, die specifiek gericht zijn op mensen met beperkingen en waarvan verwacht mag worden dat reeds voorzieningen zijn getroffen in de gemeenschappelijke ruimten of dat voorzieningen bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

 

Artikel 20 Hoofdverblijf

1 Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen. 2 In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling. 3 De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat. 4 De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe vastgesteld maximumbedrag. 5 Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

 

Artikel 21 Aanvullende begrenzing aanspraak op woonvoorzieningen

De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien a de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

b de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college;

c deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

d Vervallen

e de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zo ver de aanvraag een verhuiskostenvergoeding betreft;

f de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden;

g de aanvrager verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg;

h in de verlaten woonruimte geen problemen bestonden met het normale gebruik van de woning;

i de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

j de woonruimte in aanmerking kan komen voor renovatie, waarbij de stijging van de maandelijkse huurprijs, voor de aanvrager, niet hoger is dan de maximale maandelijkse eigen bijdrage die zou zijn verschuldigd als de aanvraag was toegekend.

K voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

Artikel 22 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen bestaande uit een aanbouw die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 23 Vormen van vervoersvoorzieningen

1 a een collectieve vervoersvoorziening;

b een vervoersvoorziening in natura;

c een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening. 2 Het college stelt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe nadere regels en de hoogte van de financiële bedragen vast als bedoeld in het 1e lid.

Artikel 24 Het recht op een collectieve voorziening

Een aanvrager kan voor de in artikel 23 lid 1 vermelde voorziening in aanmerking komen indien ervaren beperkingen als bedoeld in artikel 4 Wmo het onmogelijk maken om

a gebruik te maken van het openbaar vervoer of

b het openbaar vervoer te kunnen bereiken;

 

Artikel 25 Het primaat van het collectief vervoer

1 Een aanvrager kan alleen voor de in artikel 23 lid 1 onder b en c vermelde voorziening in aanmerking komen indien: a aantoonbare beperkingen of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld onder artikel 23 lid 1 onder a onmogelijk maken; b een collectief systeem als bedoeld in artikel 23 lid 1 onder a niet aanwezig is.

 

Artikel 26 Vervallen

Artikel 27 Omvang in gebied en in kilometers

1 Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag. 2 In afwijking op het gestelde in het eerste lid kan rekening worden gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen. 3 De te verstrekken collectieve vervoersvoorziening, zal maatschappelijke participatie bevorderen door middel van lokale verplaatsingen met een maximum omvang van 500 zones per kalenderjaar. 4 De te verstrekken vervoersvoorzieningen anders dan de collectieve vervoersvoorziening, zal maatschappelijke participatie bevorderen door middel van lokale verplaatsingen met een maximum omvang van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer per kalenderjaar.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Afdeling

Artikel 28 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit a een collectieve rolstoelvoorziening waaronder een rolstoelpool;

b een rolstoelvoorziening in natura;

c een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

Afdeling

Artikel 29 Primaat collectieve rolstoelvoorziening bij incidenteel gebruik

Een aanvrager kan voor de in artikel 28, onder a en b vermelde voorziening in aanmerking komen als beperkingen, zoals in artikel 4 Wmo weergeven, ervaren worden die incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

Afdeling

Artikel 30 Sporthulpmiddelen

1 Een aanvrager, die zonder hulpmiddelen niet in staat is tot sportbeoefening, kan voor de kosten van aanschaf een sporthulpmiddel, waaronder een sportrolstoel, in aanmerking voor het persoonsgebonden budget. 2 Het persoonsgebonden budget wordt slechts verstrekt, indien de sport recreatief, als amateur, in verenigingsverband wordt beoefend. 3 Op het persoonsgebonden budget zijn de bepalingen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe van overeenkomstige toepassing.

 

Afdeling 31 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 32 Aanvraag en gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag van een voorziening kan schriftelijk of elektronisch worden ingediend. Voor de aanvraag van een voorziening stelt het college een formulier ter beschikking.

Artikel 33 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Zorgloket van de gemeente Neder-Betuwe, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 34 Inlichtingen en onderzoek, advies en beschikking

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht

op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend

a op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

b op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een daartoe aangewezen deskundige  te doen bevragen en/of te onderzoeken.

 

Artikel 35 Extern advies

1 Onafhankelijk extern advies wordt gevraagd als:

a de aard van de beperking(en) in combinatie met de kennis, kunde en ervaring van de consulent(en) daartoe aanleiding geeft;

b er van de aanvrager onvoldoende (medische) gegevens beschikbaar zijn;

c de gevraagde voorziening, naar verwachting, om medische redenen zal worden afgewezen;

d. het college dat voor het overige wenst. 2 Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

Artikel 36 Beschikking

In de beschikking wordt gemotiveerd aangegeven waarom een aanvrager wel of niet voor de

voorziening in aanmerking komt en wat de voorziening voor de persoon met beperkingen bijdraagt aan de bevordering van de zelfstandigheid en deelname aan het maatschappelijk verkeer.

 

Artikel 37 Samenhangende afstemming

Om de verkrijging van (individuele) voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager doet het college onderzoek naar de situatie van de aanvrager.

Artikel 38 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 39 Intrekking van een voorziening

1 Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien

a niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

b op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen. 2 Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget, uiterlijk binnen zes maanden, na uitbetaling niet of niet geheel is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 40 Terugvordering

Ingeval het recht op een, in eigendom verstrekte, voorziening is ingetrokken, kan op basis daarvan

a de uitbetaalde financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget worden teruggevorderd;

b de in eigendom verstrekte voorziening worden teruggevorderd;

c alle kosten verbonden aan de toekenning en/of het gebruik van de voorziening worden teruggevorderd.

 

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 41 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 42 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 43 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per twee per jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 44 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2013. De Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe van

1 januari 2010 wordt met ingang van 1 augustus 2013 ingetrokken.

Artikel 45 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wmo verordening 2013

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering.