Regeling vervallen per 01-01-2018

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe 2015

Het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe;

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe 2015 en artikel 4.18 van de Algemene wet bestuursrecht,

BESLUIT

vast te stellen:

Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe 2015

Begripsbepalingen

In deze nadere regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanbieder: rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • b.

    Dienstverlening: hulp die een persoon, instantie of onderneming biedt aan de client.

  • c.

    Persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren en die een cliënt van derden heeft betrokken;

  • d.

    Hulp bij het huishouden: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.

  • e.

    Kortdurend verblijf: logeren gedurende maximaal drie etmalen per week met als doel het overnemen van de zorg ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de cliënt biedt

  • f.

    Tarief of kostprijs: het bedrag dat de gemeente aan een aanbieder moet betalen voor de verstrekking van een voorziening in natura.

  • g.

    Zzp’er :een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden:

    • zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;

    • het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;

    • het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;

    • bekendmaking van het ondernemerschap;

    • het streven naar meerdere opdrachtgevers.

Hoofdstuk 1. Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Artikel 1. Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld bij:

    • -

      het Kernpunt waar de cliënt woonachtig is;

    • -

      de door de centrumgemeente Nijmegen aan te wijzen instellingen voor opvang indien het gaat om een hulpvraag op het gebied van opvang en/of beschermd wonen;

  • 2. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 2. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

  • 5. Een persoonlijk plan omvat tenminste:

    • a)

      Een beschrijving van de behoeften, persoonskenmerken en voorkeur van de cliënt;

    • b)

      Een inventarisatie van de oplossingsmogelijkheden;

    • c)

      Mogelijkheden om, indien van toepassing, de mantelzorger te ondersteunen;

    • d)

      Mogelijkheden van lokaal en regionaal beschikbare algemene voorzieningen die bijdragen aan het oplossen van het probleem;

    • e)

      Mogelijkheden die ontstaan door voorliggende voorzieningen vanuit diverse regelingen, zoals zorgverzekering, openbare gezondheidszorg, jeugdhulp, (passend) onderwijs, wonen, werk en inkomen;

    • f)

      Toestemming om in het kader van de hulpvraag relevante persoonlijke gegevens uit te wisselen met personen betrokken bij de uitvoering van het plan.

Hoofdstuk 2. Algemene voorzieningen

Artikel 3. Algemeen

  • 1. Een algemene voorziening op het gebied van ondersteuning en dienstverlening die wordt aangeboden door maatschappelijke organisaties en door de markt is vrij toegankelijk voor iedere inwoner van de gemeente Neder-Betuwe.

  • 2. Om vast te stellen of een cliënt behoort tot de doelgroep kan het college een lichte toegangstoets uitvoeren.

  • 3. Een lichte toegangstoets kan ook worden uitgevoerd door de aanbieder van de algemene voorziening.

Hoofdstuk 3. Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4. Vervoer

  • 1. Voor regionaal vervoer gericht op participatie kan gebruik worden gemaakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer “Regiotaxi”.

Artikel 5. Vervoersvoorzieningen

  • 1. Het gebruik van openbaar en collectief vervoer heeft het primaat wanneer deze de cliënt in voldoende mate in staat stelt tot participatie.

  • 2. Bij het bepalen van de vervoersbehoefte wordt rekening gehouden met een lagere behoefte vanwege:

    • a)

      intramuraal verblijf in een instelling;

    • b)

      een samenvallende vervoersbehoefte;

    • c)

      een beperkte vervoersbehoefte;

    • d)

      andere aanwezige vervoersvoorzieningen.

Artikel 6. Vervoersvoorzieningen in- en om de woning

  • 1. De door het college, ter bevordering van de participatie en bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een collectieve rolstoelvoorziening waaronder een rolstoelpool;

    • b.

      een rolstoelvoorziening in natura;

    • c.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • 2. Sporthulpmiddelen

    • a.

      Een aanvrager, die zonder hulpmiddelen niet in staat is tot sportbeoefening, kan voor de kosten van aanschaf een sporthulpmiddel, waaronder een sportrolstoel, in aanmerking voor het persoonsgebonden budget.

    • b.

      Het persoonsgebonden budget wordt slechts verstrekt, indien de sport recreatief, als amateur, in verenigingsverband wordt beoefend.

Artikel 7. Vervoersvoorzieningen lokaal

  • 1. De door het college, ter bevordering van de participatie en het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een collectieve vervoersvoorziening, waaronder een scootmobielpool;

    • b.

      een vervoersvoorziening in natura;

    • c.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening

  • 2. Omvang in gebied en in kilometers

    • a.

      Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ter bevordering van de participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag.

    • b.

      In afwijking op het gestelde in sub a kan rekening worden gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

    • c.

      De te verstrekken collectieve vervoersvoorziening, zal maatschappelijke participatie bevorderen door middel van lokale verplaatsingen met een maximum omvang van 500 zones per kalenderjaar.

    • d.

      De te verstrekken vervoersvoorzieningen anders dan de collectieve vervoersvoorziening, zal maatschappelijke participatie bevorderen door middel van lokale verplaatsingen met een maximum omvang van 1500 kilometer met een bandbreedte tot 2000 kilometer per kalenderjaar.

Artikel 8. Hulp bij het huishouden (HH)

  • 1. Onder hulp bij het huishouden wordt verstaan ondersteuning bij het voeren van een huishouden welke nodig is om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen.

  • 2. De maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden kan bestaan uit:

    • 1.

      Huishoudelijke hulp 1 (HH1);

    • 2.

      Huishoudelijke hulp 2 (HH2);

    De in de bijlage opgenomen omschrijving en het hulpaanbod is integraal onderdeel van deze nadere regels.

Artikel 9. Woonvoorzieningen

  • 1. Voor het opheffen van belemmeringen in het normaal gebruik van de door de cliënt bewoonde woning zijn de volgende voorzieningen mogelijk:

    • a)

      Een bouwkundige of woontechnische voorziening; woningaanpassing;

    • b)

      Een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening; een voorziening in natura;

    • c)

      losse woonunits

    • d)

      verhuiskostenvergoeding

    • e)

      vergoeding voor huurderving aan verhuurder

    • f)

      tijdelijke huisvesting, dubbele huur

  • 2. Aanpassingen aan de woning zijn alleen mogelijk in gevallen waarin een verhuizing naar een passende woning niet mogelijk is of redelijkerwijs van aanvrager niet kan worden verwacht en ook anderszins geen goedkopere adequate oplossingen beschikbaar zijn;

  • 3. Een aanvraag voor bouwkundige of niet-bouwkundige aanpassing die een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag te boven gaat, gaat vergezeld van tenminste drie offertes;

  • 4. Losse woonunits kunnen worden verstrekt voor noodzakelijke extra leefruimte;

  • 5. In gevallen waarin vanwege nog uit te voeren aanpassing werkzaamheden en om medische redenen tijdelijke huisvesting (dubbele huur) noodzakelijk is, kan gedurende maximaal 6 maanden tot maximaal de bovengrens voor huurtoeslag een budget worden verleend.

Artikel 10. Begeleiding

  • 1. Voor het behoud of het vergroten van de zelfredzaamheid is begeleiding mogelijk;

  • 2. Deze voorziening kan bestaan uit groeps- en individuele begeleiding of een combinatie van beide;

  • 3. Individuele begeleiding is alleen mogelijk als groepsbegeleiding niet passend is.

Artikel 11. Respijtzorg

De mantelzorger die vanwege dreigende overbelasting de ondersteuning niet kan voortzetten, of waarvan aannemelijk is dat men dit op korte termijn niet meer kan, kan aanspraak maken op respijtzorg.

Artikel 12. Persoonlijke verzorging (Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL)

Voor het behoud of het vergroten van de zelfredzaamheid is ADL-dienstverlening mogelijk.

Hoofdstuk 4. Persoonsgebonden Budget

Artikel 13. Pgb voor een hulpmiddel of woningaanpassing

  • 1. De hoogte van een pgb voor een hulpmiddel of woningaanpassing wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van het hulpmiddel of de woningaanpassing die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als deze in natura zou zijn verstrekt.

  • 2. Een door het college geaccepteerde offerte is het uitgangspunt:

    • a.

      betreft de naturaverstrekking een nieuwe voorziening, dan wordt het pgb vastgesteld tot ten hoogste de kostprijs van deze nieuwe voorziening, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

    • b.

      Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt het pgb vastgesteld tot ten hoogste de kostprijs van deze tweedehands voorziening, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

Artikel 14. Pgb voor dienstverlening

  • 1. De hoogte van een pgb-tarief voor dienstverlening, niet zijnde hulp bij het huishouden, wordt bepaald op basis van de dienstverlening die anders als zorg in natura zou zijn geleverd. Hierin onderscheidt het college de volgende onderverdeling:

    • a.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een aanbieder betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 100% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.

    • b.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een zzp’er betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 85% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt;

    • c.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk dan bedraagt het uurtarief:

      • -

        Voor kortdurend verblijf: € 30,- per etmaal;

      • -

        Voor de overige maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo 2015: 50% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt tot een maximum van € 20,- per uur.

  • 2. De hoogte van een pgb-tarief voor hulp bij het huishouden wordt bepaald op basis van het geldende producttarief hulp bij het huishouden, die anders als zorg in natura zou zijn geleverd. Hierin onderscheidt het college de volgende onderverdeling:

    • a.

      Als de dienst wordt uitgevoerd door een aanbieder betreft het tarief maximaal 80% van het producttarief;

    • b.

      Als de dienst wordt uitgevoerd anders dan door een aanbieder betreft het tarief maximaal 70% van het producttarief.

Artikel 15. Vrij besteedbaar bedrag

In het pgb is een vrij besteedbaar bedrag opgenomen van 2% van het totale pgb op jaarbasis met een minimum van € 50,- en een maximum van € 500,-.

Artikel 16. Persoonlijk plan bij pgb aanvraag

  • 1. Een cliënt die een aanvraag doet voor een pgb heeft de verplichting een pgb-plan in te dienen bij de aanvraag. Het pgb-plan wordt in het onderzoeksdossier gevoegd en wordt gebruikt bij de beoordeling of de cliënt in aanmerking komt voor een pgb.

  • 2. De cliënt geeft - al dan niet tezamen met zijn sociaal netwerk - in het pgb-plan tenminste de volgende onderdelen aan:

    • Wat de motivatie is om een aanvraag voor een pgb in te dienen;

    • Hoe hij de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit gaat voeren;

    • Welke ondersteuning hij zou willen inkopen met het budget en door wie de ondersteuning wordt geleverd;

    • Op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid;

    • Hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • Hoe eventuele meerkosten van de ondersteuning worden bekostigd;

Artikel 17. Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit

Een persoonsgebonden budget wordt na toetsing verstrekt, indien de cliënt aan alle onderstaande voorwaarden voldoet:

  • a.

    Motivatie-eis: de cliënt stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen; hiertoe dient de cliënt een persoonlijk pgb-plan in bij de gemeente. Tevens wordt gewaarborgd dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen en dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.

  • b.

    Bekwaamheid: de cliënt dient naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat te worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen en op eigen kracht dan wel met hulp uit zijn sociaal netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat worden geacht de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • c.

    Kwaliteit: naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van het budget wil inkopen, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn. De kwaliteit wordt benoemd in het persoonlijk pgb-plan.

  • d.

    Een pgb wordt ook verstrekt voor voorzieningen die vanwege hun aard niet in natura worden aangeboden.

  • e.

    Indien het pgb wordt ingezet voor het afnemen van diensten en andere maatregelen van iemand die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt, dan toont de cliënt de meerwaarde aan.

Artikel 18. Overwegende bezwaren

Verstrekking in de vorm van een pgb vindt niet plaats indien:

  • a.

    het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een pgb;

  • b.

    het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager geen verantwoording kan of zal afleggen over de besteding van het pgb;

  • c.

    reeds eerder op grond van de wet een pgb is verstrekt en deze vanwege gebleken misbruik of onverantwoord gebruik is ingetrokken of teruggevorderd;

Artikel 19. Verantwoording pgb

  • 1. De verantwoording van het pgb door de aanvrager aan het college vindt steekproefsgewijs plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 20% van de verstrekte pgb’s, na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van enig kalenderjaar.

  • 2. Het verantwoorden van een hulpmiddel of woningaanpassing geschiedt door het overleggen van een nota of getekende offerte waaruit blijkt dat de voorziening is gekocht, c.q. aangebracht, conform het programma van eisen zoals bij de beschikking is gevoegd en/of het ingediende persoonlijk plan wat ten grondslag ligt aan de toekenning van het hulpmiddel of de woningaanpassing.

  • 3. Het verantwoorden van geleverde uren hulp geschiedt door het overleggen van een overzicht van deze geleverde uren alsmede hierop van toepassing zijnde overschrijvingsbewijzen. Deze worden getoetst aan het persoonlijk plan wat ten grondslag ligt aan de toekenning van de dienstverlening.

Hoofdstuk 5. Bijdrage in de kosten

Artikel 20. Eigen bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening

  • 1. Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdragen en inkomensgrenzen wordt aangesloten bij het uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • 2. De periode waarover de eigen bijdrage geldt, is gelijk aan de looptijd van de voorziening. Uitzondering hierop zijn de bouwkundige woningaanpassingen.

  • 3. De duur van de eigen bijdrage voor een bouwkundige aanpassing is gelijk aan de afschrijvingstermijn van de voorziening, mits de aankoopprijs niet is overschreden.

  • 4. Er geldt geen eigen bijdrage voor woningaanpassingen en roerende- en losse woonvoorzieningen onder de €500,-.

Hoofdstuk 6. Melden van calamiteiten en geweld

Artikel 21. Verplichting tot melden

  • 1. Aanbieders, natuurlijke personen en zzp’ers die een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning, dienen calamiteiten te melden aan de toezichthoudende ambtenaar.

  • 2. De melding aan de toezichthoudende ambtenaar dient onverwijld, maar uiterlijk binnen drie werkdagen na de calamiteit te geschieden.

Artikel 22. Inhoud melding

Een melding bevat:

  • a.

    De dagtekening van de melding;

  • b.

    Gegevens over de aanbieder en de betrokken zorgverleners, zoals de naam van de aanbieder, de locatie of de afdeling, de naam en hoedanigheid van de melder, de naam van de betrokken zorgverlener(s);

  • c.

    Gegevens over de betrokken cliënt(en) zoals de naam en de geboortedatum van de cliënt(en), geslacht, verblijfplaats;

  • d.

    Gegevens over betrokken gemeenten bij de calamiteit (plaats gebeurtenis, vestigingsplaats aanbieder, woonplaats betrokkene)

  • e.

    Gegevens over de inhoud van de calamiteit;

  • f.

    Informatie over de actuele veiligheid van de cliënt en eventuele anderen;

  • g.

    Informatie over het afhandelen van de calamiteit; hieronder valt ook de informatie of, en zo ja, welke belanghebbenden zijn geïnformeerd over de melding aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • h.

    Inschatting van de mogelijkheid dat de calamiteit leidt tot maatschappelijke onrust of de mate waarin deze publiciteitsgevoelig is.

Artikel 23. Feitenrelaas

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.

Artikel 24. Verzoek tot het doen van onderzoek

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen drie weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit onderzoek van verantwoord niveau zijn.

Hoofdstuk6. Waardering mantelzorgers

Artikel 25. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Mantelzorgers, woonachtig in de gemeente Neder-Betuwe, komen in aanmerking voor een jaarlijkse blijk van waardering, welke in november van het betreffende jaar is aan te vragen.

Hoofdstuk7. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

Artikel 26. Betrekken van ingezetenen bij beleid

Op basis van artikel 23 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe 2015 zorgt het college ervoor dat ingezetenen van de gemeente, waaronder cliënten en hun vertegenwoordigers worden betrokken bij het voorbereiden van het beleid.Daarnaast stelt het college ingezetenen van de gemeente vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen.

Nadere regels met betrekking tot adviesorganen worden uitgewerkt in de Verordening Wmo-raad Gemeente Neder-Betuwe.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt, onder intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning Wmo gemeente Neder-Betuwe oktober 2013, in werking op 1 januari 2015.

  • 2. De regeling wordt aangehaald als: Nadere regels Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Neder-Betuwe 2015.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van9 december 2014.
De burgemeester, De secretaris,
Ir. C.W. Veerhoek drs. M.G.J. Nijhuis-Quanjel

Bijlage

Bijlage Productomschrijving