Regeling vervallen per 10-06-2016

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Neder-Betuwe 2015

Geldend van 10-06-2016 t/m 09-06-2016

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Neder-Betuwe 2015

Hoofdstuk 1 Bepalen afstand en reistijd

1.1. Berekening van de afstand en de route

Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de routeplanner op www.ANWB.nl. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de optie ‘kortste route’, waarna het gemiddelde van zowel de heen- als terugreis wordt vastgesteld. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor de bekostiging van leerlingenvervoer. Wegwerkzaamheden worden in de berekening van de afstand niet meegenomen.

Als de afstand tussen de woning en (speciaal) basisonderwijs of speciaal onderwijs per fiets korter is dan tien kilometer, wordt voor de betekening van de afstand van huis naar school de optie kortste route per fiets aangehouden.

Als de afstand tussen de woning en voortgezet onderwijs of voortgezet (speciaal) onderwijs per fiets korter is dan vijftien kilometer, wordt voor de berekening van de afstand van huis naar school de optie kortste route per fiets aangehouden.

1.2 Het vaststellen van de reistijd

Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis de door de REIS-informatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, www.9292ov.nl en mobiel.9292ov.nl. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer (=taxivervoer), wordt de vervoerder geraadpleegd.

  • 1.

    De maximale reistijd voor een leerling die zelfstandig gebruik maakt van het openbaar vervoer is 90 minuten enkele reis.

  • 2.

    De begeleiding van een leerling naar school mag een begeleider maximaal vier uur per dag kosten. Dit betekent dus maximaal één uur per enkele reis afstand. Meerdere begeleiders is toegestaan

1.3 Opstapplaatsen/uitstapplaatsen

Indien dit voor de gemeente lagere kosten geeft en efficiënter is voor de vervoerder wordt gebruik gemaakt van opstapplaatsen en uitstapplaatsen voor de leerlingen. Bij voorkeur zijn dit bestaande bushaltes op maximaal een kwartier uur lopen van de woning of de school van het kind.

1.4 Afstandsgrens

Het vervoer wordt alleen vergoed aan ouders/verzorgers van leerlingen op basisscholen, speciale scholen voor basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs indien de school verder weg staat dan zes kilometer. De berekening van de afstand staat vermeld in artikel 1.1. Voor leerlingen die niet zelfstandig of onder begeleiding van het openbaar vervoer gebruik maken geldt deze afstandsgrens niet.

Hoofdstuk 2 Vervoer

2.1 Leerlingenvervoer is uitsluitend bestemd voor vervoer naar en van school

Dit betekent dat deze vorm van vervoersvoorziening niet kan worden gebruikt voor vervoer van leerlingen naar bijv. sportvoorzieningen. Vervoer van school naar de buitenschoolse opvang of een door ouders aangewezen ander opvangadres, dat niet is aangemerkt als woning, is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    alleen indien het opvangadres binnen de route ligt van het taxibusje waarin de leerling vervoerd wordt én;

  • 2.

    er geen extra kosten mee gemoeid zijn én;

  • 3.

    de overige leerlingen in betreffend vervoermiddel er geen onevenredig veel nadeel van ondervinden én;

  • 4.

    de structuur is bepalend, dus een vaste dag en een vast adres, en niet op incidentele basis.

In de volgende situaties is er in ieder geval geen sprake van leerlingenvervoer:

  • Vervoer tussen schoolgebouwen onderling;

  • Vervoer tussen school en zwembad of gymnastieklokaal;

  • Vervoer voor medische of paramedische behandeling

  • Vervoer voor schoolreisjes en sportdagen;

  • Vervoer naar logeerhuizen;

  • Vervoer naar kinderdagverblijven, gastouder en buitenschoolse opvang.

2.2 Tijden vervoer

Vervoer vindt plaats op de schooltijden, zoals deze staan vermeld in de schoolgids van de betreffende school.

2.3 Afwijkende lestijden/schooltijden

De schooltijden, zoals opgenomen in de schoolgids van de school zijn leidend voor het vervoer naar school en naar huis. Indien er afwijkende schooltijden zijn door het vervallen van lesuren, zoals vanwege ziekte leerkracht het later starten van school of eerder uitgaan van school, wordt uitgegaan van de reguliere schooltijden.

Indien er sprake is van structurele roosterwijzigingen worden de nieuwe schooltijden minimaal twee weken voor aanvang aan de gemeente kenbaar gemaakt.

In principe wordt het vervoer naar school gereden met meerdere kinderen naar eenzelfde school. Het vervoer op afwijkende tijden is individueel (aangepast) taxivervoer buiten schooltijden. De gemeente is hier niet toe verplicht. Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van een school op de schooltijden die zijn aangegeven in de schoolgids.

Wanneer leerlingen vanwege hun lichamelijke/geestelijke en/of emotionele gesteldheid de schooldag later beginnen en/of eerder beëindigen dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingenvervoer. Ouders worden verantwoordelijke gesteld voor het later brengen dan wel eerder ophalen van bun kind. Bekostiging hiervoor komt niet ten laste van de gemeente, maar ten laste van de ouders/verzorgers. Ouders/verzorgers ontvangen geen vergoeding voor het door hen geregelde vervoer buiten de reguliere schooltijden Een uitzondering hierop wordt gemaakt wanneer aangetoond wordt dat er een ontheffing is voor de leerplicht op aanvangs- en/of eindtijd van de reguliere schooltijden. Wanneer er ontheffing van de leerplicht is verleend en er aanspraak gemaakt kan worden op aangepast vervoer vergoedt de gemeente het vervoer buiten de schooltijden op basis van kilometervergoeding..

2.4 Dichtstbijzijnde toegankelijke school

Er wordt aan de ouders/verzorgers bekostiging verstrekt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de gewenste richting. Als ouders/verzorgers vervoer naar een andere school dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school aanvragen, moeten zij schriftelijk verklaren dat ze overwegende bezwaren hebben tegen het openbaar onderwijs dan wel tegen de richting van de dichterbij gelegen bijzondere scholen. De gemeente is niet verplicht een vergoeding te verstrekken wanneer niet de dichtstbijzijnde school wordt bezocht en dit voor de gemeente geen extra kosten geeft. Wanneer dit wel extra kosten geeft kan voor deze extra kosten geen vergoeding worden verstrekt aan de ouders.

Voor de leerlingen die, voor het schooljaar 2014/2015 een volledige vergoeding ontvingen voor de verder weg gelegen school, is een overgangsregeling van toepassing van 12 maanden.

Voor de bepaling van passende school wordt uitgegaan van:

  • 1.

    toelaatbaarheidsverklaring voor het samenwerkingsverband voor het soort onderwijs, cluster 3 of cluster 4 of sbo; of

  • 2.

    de toelating op een cluster 1 of 2 school volgens de commissie van onderzoek volgens de WEC.

2.5 Vervoer na schooltijd naar een andere bestemming

Vervoer na schooltijd naar een andere plaats dan de woning van de leerling (de buitenschoolse opvang) wordt alleen toegekend indien:

  • De leerling een beschikking heeft voor aangepast vervoer;

  • Het vervoer naar het opvangadres niet leidt tot individueel vervoer en/of tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres, dan wel langere reistijd voor de overige leerlingen;

  • Er sprake is van een vast patroon, dat wil zeggen van een vast adres alsook vaste dag(en) per week, welke bij de aanvraag wordt opgegeven.

2.6 Examens

Indien een leerling vanwege het volgen van examens op afwijkende tijden vervoer nodig heeft dient dit uiterlijk 2 weken vooraf aan de gemeente gemeld te worden. Het streven is de leerling zoveel mogelijk in de bestaande vervoersstromen te plannen. Hierbij wordt een wachttijd, van de leerling op school, van 1,5 uur per rit acceptabel gevonden.

2.7 Stage

Conform geldende jurisprudentie valt stage onder het leerlingenvervoer, mits deze stage onderdeel is van het schoolplan. Leerlingen lopen stage om zich voor te bereiden op deelname aan het maatschappelijk verkeer. Met dit als achtergrond verwacht de gemeente van de leerling, van ouders/verzorgers, maar ook van de school dat de maximaal mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres wordt nagestreefd.

  • 1.

    Naar analogie van ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’ wordt het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stage’ gehanteerd.

  • 2.

    Een verzoek om vervoer moet vergezeld gaan van een stage overeenkomst. De school dient te zoeken naar een stageplaats zo dicht mogelijk bij de woning of op de route tussen woning en school. Wanneer hiervan wordt afgeweken, wordt bekostiging van vervoer naar een stageplaats alleen toegekend als de school deze keuze toereikend motiveert.

  • 3.

    Vervoer vindt uitsluitend plaats op vaste uren in de ochtend en middag, aansluitend aan de schooltijden zoals vermeld in de schoolgids. Wanneer andere werktijden gangbaar zijn in de beroepssector kan hier gemotiveerd van af geweken worden.

  • 4.

    Stage vervoer tijdens avonden, weekenden of schoolvakanties wordt niet bekostigd.

2.8 Extreme weersomstandigheden

Bij extreme weersomstandigheden beslist de vervoerder of het vervoer niet of op een later tijdstip plaats moet vinden. De vervoerder communiceert dit naar ouders/verzorgers en naar de gemeente. De vervoerder dient verder zorg te dragen voor veilig vervoer en dient de snelheid en rijstijl aan te passen aan de geldende weersomstandigheden.

Hoofdstuk 3 feitelijk verblijf

3.1 woonplaatsbeginsel ouders

De verordening geeft aan dat de aanvraag moet worden ingediend bij de gemeente waar de leerling feitelijk verblijft. In gevallen van crisisopvang kan leerlingenvervoer worden aangevraagd indien de leerling:

  • 1.

    Reeds van het leerlingenvervoer gebruik maakt in de voorgaande woongemeente én;

  • 2.

    Een korte periode (maximaal drie maanden) verblijft in de gemeente Neder-Betuwe en;

  • 3.

    De inzet van hulp na die periode bekend is (bijvoorbeeld crisisopvang wordt omgezet naar structurele opvang) en;

  • 4.

    Vanuit de gemeente Neder-Betuwe de dichtstbijzijnde toegankelijke school bezoekt.

In alle gevallen geldt dat de eerste zes weken (bijv. crisisopvang) de kosten van het leerlingenvervoer niet voor rekening van de gemeente Neder-Betuwe komen. Volgens een landelijke afspraak worden deze kosten over het algemeen betaald door de gemeente waar de ouders/verzorgers reeds een beschikking leerlingenvervoer hadden.

Hoofdstuk 4 verantwoordelijkheid ouders

4.1 Verantwoordelijkheid ouders

Uit wetgeving en jurisprudentie blijkt steeds weer dat de ouders/verzorgers verantwoordelijk zijn voor het naar school brengen van hun kinderen. Ouders/verzorgers hebben echter vaak grote moeite om de begeleiding van hun kind (door henzelf of door een ander) te organiseren. Hoe moeilijk dit ook te organiseren is, er blijkt voor de rechter vrijwel geen reden te zijn om de verantwoordelijkheid van ouders/verzorgers over te dragen aan de gemeente. Zeker in gezinnen waar werk van de ouders, de aanwezigheid van andere kinderen of de reistijd om de leerling naar school te begeleiden het moeilijker maken om in de begeleiding van hun kind te voorzien.

Begeleiding in het vervoer is primair een taak van de ouders/verzorgers. Als zij niet in staat zijn hun kind te begeleiden, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Zo kan een familielid, een kennis, een oppas, een van de buren, een ouder van een andere leerling of klassen-assistent de leerling begeleiden.

Als het echt onmogelijk is hun kind in het openbaar vervoer te begeleiden, of deze begeleiding tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden, dienen de ouders dit op een voor de gemeente bevredigende wijze aan te tonen.

Er is geen sprake van ernstige benadeling van het gezin als:

  • 1.

    er alleen sprake is van de omstandigheden dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen;

  • 2.

    de begeleiding van een leerling naar school mag de begeleider maximaal vier uur per dag kosten en maximaal één uur per enkele reis afstand woning-school of vv

Van ouders wordt verwacht dat zij allereerst zelf een oplossing zoeken voor het (laten) begeleiden van hun kinderen, wanneer dat nodig is.

In de toelichting op het amendement van de Kamerleden Dijkgraaf en Ferrier van 5 maart 2012, dat tot een wetswijziging heeft geleid, is aangegeven, “dat de inzet die van ouders wordt gevraagd, redelijk moet zijn. Van ouders mag uiteraard een bepaalde mate van inzet verwacht worden, maar die inzet mag niet zover gaan dat de mogelijkheid van leerlingenvervoer illusoir (onwezenlijk/onhaalbaar) wordt”.

4.2 Co-ouderschap

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben in de zin van de verordening. Bijvoorbeeld bij co-ouderschap, waarbij het kind structureel zowel bij de ene als bij de andere ouder verblijft, zou je kunnen zeggen dat er sprake is van twee hoofdverblijven. Indien leerlingenvervoer is gewenst, moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Het doet niet terzake waar de leerling is ingeschreven. Het gaat om de feitelijke verblijfplaats van de leerling. De betreffende gemeenten toetsen de aanvraag elk aan de eigen verordening en beleidsregels leerlingenvervoer. Hierbij bekijken ze onder meer of er sprake is van een woning in de zin van de verordening, of de school wel de dichtstbijzijnde toegankelijke is en of voldaan is aan de afstandsgrens. Het komt regelmatig voor dat slechts in één van beide gemeenten aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat de school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Eventueel kan bekostiging plaatsvinden voor de afstand tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

Hoofdstuk 5 Specifieke groepen

5.1 bepaling handicap voor aangepast vervoer

Leerlingen die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs, basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor voortgezet onderwijs bezoeken vallen onder het begrip gehandicapt van de verordening, wanneer zij vanwege een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken.

Bij twijfel over of een leerling onder deze bepalingen valt, kan de gemeente aan een onafhankelijke deskundige opdracht geven een onderzoek in te stellen en advies uit te brengen. Voor leerlingen die onder deze bepalingen vallen geldt geen eigen bijdrage. Ook de afstandsgrens van zes kilometer geldt niet voor leerlingen die onder deze bepalingen vallen.

5.2 Hoogbegaafde leerling

Binnen het regulier onderwijs dient ook voor hoogbegaafde leerlingen een passend onderwijsaanbod gegeven te worden. Het landelijk Informatiecentrum hoogbegaafdheid raadt verwijzing naar aparte scholen af. Zij vinden dat kinderen die opgroeien niet in “hokjes” moeten worden geplaatst.

In de Wet op het primair onderwijs is vastgelegd dat de gemeente het vervoer moeten vergoeden naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. In de kamerbrief over leerlingenvervoer van minister van Bijsterveldt van 10 april 2012, stelt de minister dat elke school in principe een aanbod voor excellente leerlingen heeft; dus ook voor hoogbegaafde leerlingen. Ze stelt dat er in principe geen leerlingenvervoer nodig is.

Een belangrijk criterium voor het verstrekken van een vergoeding leerlingenvervoer is dat deze slechts wordt aangeboden naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. De gemeente Neder-Betuwe heeft een divers aanbod aan basis onderwijs binnen de gemeentegrens. Voor leerlingen uit Neder-Betuwe, ook voor hoogbegaafden, is het mogelijk om goed regulierbasisonderwijs in de eigen woonomgeving te vinden.

Uitgangspunten zijn:

  • 1.

    Aanvragen naar specifieke scholen voor hoogbegaafden worden in beginsel afgewezen, ouders dienen te onderbouwen dat alle dichtbij gelegen scholen niet toegankelijk zijn voor de leerling;

  • 2.

    Aanvragen naar scholen die werken met “plusklassen” worden niet gehonoreerd voor leerlingenvervoer; uitgangspunt is dat reguliere basisscholen een voldoende aanbod hebben voor hoogbegaafde leerlingen.

5.3 Ondersteuning bij zelfredzaamheid

Kinderen die wel met het openbaar vervoer of per fiets zouden kunnen reizen, maar hier nog niet aan toe zijn kunnen ondersteuning of begeleiding ontvangen. Kinderen die hier voor in aanmerking komen krijgen MEE op weg toegewezen. Dit initiatief leert hoe je reist met het OV of met de fiets. De route wordt samen met de leerling uitgestippeld en Mee op weg gaat daadwerkelijk een aantal keren met de leerling de reis maken met OV vervoer of fiets. Mee op weg helpt de leerling daarbij met alle problemen waar hij/zij tegen aan loopt. De leerling zal na ongeveer zes weken zelf met het OV of fiets kunnen reizen. Het project Mee op weg stimuleert de zelfredzaamheid van leerlingen en draagt daarmee bij aan een betere participatie aan de samenleving. De Nederlandse Spoorwegen (NS) biedt zelf ook mogelijkheden van begeleiding en heeft een OV app ontwikkeld specifiek voor mensen met een beperking, die het reizen met OV makkelijker maakt.

5.4 Leerlingen cluster 1 en 2

Leerlingen van VSO scholen cluster 1 en 2 komen vanwege de afstand van deze scholen altijd in aanmerking voor aangepast vervoer, tenzij de ouders/verzorgers een andere wijze van vervoer aanvragen. Bij een aanvraag onderzoekt de gemeente Neder-Betuwe of er meer leerlingen met een zintuigelijke of auditieve beperking naar een specifieke school gaan, zodat een betere combinatie in vervoer gemaakt kan worden.

5.5 Medische keuring

  • 1. Wanneer wordt aangegeven dat een leerling gebruik moet maken van aangepast vervoer op grond van een handicap, moet ter onderbouwing medische informatie worden meegestuurd. De leerling kan worden opgeroepen voor een medische keuring. Het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door een onafhankelijke adviesorganisatie. Het college wijst deze adviesorganisatie aan. De kosten van dit externe advies komen voor rekening van het college. Er zal door deze adviesorganisatie altijd contact worden opgenomen met de opstellers/medici van de door ouders meegestuurde medische informatie.

  • 3. Het medisch onderzoek dient zich te richten op de vraag of de leerlingen zelfstandig of onder begeleiding gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer. Daarnaast kan de medische adviesvraag ook zijn of het kind onder begeleiding van een volwassene kan fietsen.

  • 4. Van een verstandelijke handicap in de zin van de Verordening leerlingenvervoer 2015 Gemeente Neder-Betuwe kan pas sprake zijn indien de desbetreffende leerling een IQ van minder dan 80 heeft.

  • 5. Daarnaast dient de handicap ook structureel te zijn. Een tijdelijke handicap tot 3 maanden levert geen aanspraak op leerlingenvervoer op. Duurt de tijdelijke handicap langer dan 3 maanden, dan kan aanspraak bestaan op leerlingenvervoer gedurende de periode van herstel/revalidatie.

Hoofdstuk 6 wangedrag in het aangepast vervoer

Bij wangedrag van een leerling in de taxi of taxibus wordt er een brief verstuurd naar de ouders/verzorgers van de leerling. De inzet bij elke actie, zoals hieronder benoemd, is oplossingsgericht, met de vraag: hoe kan de situatie voor alle partijen verbeteren. Ook vindt een gesprek plaats tussen de chauffeur en de ouders/verzorgers. In het gesprek wordt gekeken wordt naar de aard van het gedrag, de beperking van de leerling en welke oplossingen mogelijk zijn. De chauffeur maakt hier een verslag van. Het doel is verbetering van het gedrag van de leerling. Wanneer dit niet leidt tot verbetering van het gedrag stuurt de gemeente een schriftelijke waarschuwing naar de ouders/verzorgers. Er wordt hen de gelegenheid geboden de leerling in het aangepaste vervoer te (laten) begeleiden. Hiertoe biedt de gemeente Neder-Betuwe de ouders/verzorgers een zitplaats aan in het voertuig.

Als het probleem aanhoudt, krijgen ouders/verzorgers een schriftelijke waarschuwing dat het vervoer wordt beëindigd indien het gedrag van de leerling niet verbetert. Indien het gedrag van de leerling niet verbetert, het gedrag niet verwijtbaar is aan de aandoening/beperking van de leerling en indien ouders/verzorgers geen begeleiding verzorgen, kan de gemeente Neder-Betuwe besluiten het aangepaste vervoer te beëindigen. Dit geldt ook wanneer het gedrag van de leerling niet verbetert, er een medische oorzaak is aan te geven voor het ontoelaatbare gedrag en dit met begeleiding onder controle is te houden. In alle gevallen zijn het de ouders/verzorgers die de begeleiding van de leerling moeten organiseren, niet de gemeente Neder-Betuwe.

Hoofdstuk 7 Financiën

7.1 Uitbetaling en vaststelling vergoedingen

De hoogte van de fiets/bromfietsvergoeding en de vergoeding eigen vervoer wordt berekend over 200 schooldagen per jaar.

  • 1.

    Betaling vindt plaats per maand achteraf, in de periode september tot en met juli.

  • 2.

    De hoogte van de openbaar vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van de prijs van een jaartrajectkaart voor het te reizen traject.

  • 3.

    Betaling vindt plaats per maand achteraf, in de periode september tot en met juli. Maandelijks wordt een bedrag van 1/10 deel van de jaartrajectkaart uitbetaald.

  • 4.

    Indien een maandelijkse betaling van de openbaar vergoeding tot problemen leidt (bijvoorbeeld vanwege het eenmalig betalen van een jaartrajectkaart) kan in overleg met de gemeente voor een andere betalingswijze gekozen worden.

  • 5.

    Verantwoording in de vorm van uitdraaien van de vervoerbewegingen, betaalbewijzen e.d. voor de leerling is niet nodig. Dit om voor alle partijen de administratieve lasten te beperken.

7.2 Drempelbedrag

  • 1. Het drempelbedrag wordt berekend op basis van een heel schooljaar (10 maanden). Als slechts een gedeelte van het schooljaar gebruik gemaakt wordt van leerlingenvervoer, wordt het drempelbedrag berekend naar rato van het aantal maanden. Hierbij wordt een periode van minder dan een maand afgerond naar beneden en meer dan een maand afgerond naar boven.

  • 2. Ouders zijn een drempelbedrag niet verschuldigd wanneer hun inkomen beneden een bepaalde grens ligt.

  • 3. Voor de bepaling van het inkomen worden de inkomensgegevens van beide ouders beoordeeld. Dit geldt ook indien ouders gescheiden zijn. Dit is in lijn met de definiëring van het begrip ouders in de Wet op het primair onderwijs.

  • 4. De peildatum van het inkomen ligt volgens de verordening 2 jaar voor het aanvraagjaar. Bij inkomensval van 15% of meer wordt uitgegaan van de actuele inkomenssituatie.

  • 5. Als de ouders de gevraagde inkomensgegevens niet verstrekken, wordt automatisch het drempelbedrag in rekening gebracht.

  • 6. Gezien het maatschappelijk belang van de inzet van pleegouders wordt aan verzorgers geen drempelbedrag in rekening gebracht.

  • 7. Als ouders zijn toegelaten tot de Wsnp (beschikking overleggen) zal afgezien worden van het opleggen van een drempelbedrag.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

8.1 Hardheidsclausule

De ‘verordening leerlingenvervoer gemeente Neder-Betuwe 2015’ kent een hardheidsclausule. Deze clausule wordt slechts in extreme gevallen toegepast. De hardheidsclausule wordt bijvoorbeeld niet toegepast als ouders/verzorgers door werk of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen.

8.2. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Aanvragen voor leerlingen die voor het schooljaar 2014/2015 al een vervoersvoorziening ontvingen, worden voor het schooljaar 2015/2016 beoordeeld op basis van de verordening leerlingenvervoer gemeente Neder-Betuwe 2015 en de beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Neder-Betuwe 2015.

  • 2. Op bezwaarschriften wordt beslist met toepassing van de Verordening leerlingenvervoer Gemeente Neder-Betuwe 2015.

8.3 Slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Neder-Betuwe 2015.

Bijlage 1 Begripsomschrijving

  • a.

    Aangepast vervoer: vervoer per besloten (school)busvervoer, taxi, taxibus of bustaxi;

  • b.

    Afstand: afstand tussen de woning en de school, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;

  • c.

    Begeleider: ouder of persoon die door de ouders worden ingezet om de leerling tijdens het vervoer te begeleiden;

  • d.

    Commissie van onderzoek: commissie bedoeld in artikel 41, tweede lid van de Wet op de expertisecentra;

  • e.

    Eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of (brom)fiets;

  • f.

    Inkomen: inkomensgegevens als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e. van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;

  • g.

    Leerling: leerling van een school als bedoeld in dit artikel;

  • h.

    Openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer per bus, trein, metro, tram, veerdienst of auto;

  • i.

    Opstapplaats/uitstapplaats: plaats aangewezen door het college. Vanaf waar de leerling gebruik kan maken van het vervoer;

  • j.

    Ouders: ouders, voogden of verzorgers van de leerling;

  • k.

    Vervoersvoorziening:

    • 1e

      bekostiging van de goedkoopst mogelijke wijze van (openbaar) vervoer, (brom)fiets en zo nodig diens begeleiding, ondersteuning bij zelfredzaamheid bij het zelfstandig reizen;

    • 2e

      bekostiging van eigen vervoer, zo nodig georganiseerd met meerdere ouders;

    • 3e

      aanbieding van aangepast vervoer dat de gemeente verzorgt of doet verzorgen; of

    • 4e

      gehele of gedeeltelijke bekostiging van de door het college noodzakelijk geachte vervoerskosten van de leerling en zo nodig diens begeleider;

  • l.

    Woning: plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.