Participatie- en Inspraakverordening Neder-Betuwe 2015

Geldend van 11-12-2015 t/m heden

Intitulé

Participatie- en Inspraakverordening Neder-Betuwe 2015

De raad van de gemeente Neder-Betuwe;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders,

gelet op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het op 16 april 2015 vastgestelde Communicatiebeleidsplan Neder-Betuwe 2015;

B E S L U I T :

de ‘Participatie- en Inspraakverordening Neder-Betuwe 2015’ vast te stellen.

HOOFDSTUK 1 - ALGEMEEN

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    Inspraak: het bieden van de formele mogelijkheid aan ingezetenen en belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken;

  • b.

    participatie: het in een zo vroeg mogelijk stadium betrekken van doelgroepen (inwoners, instellingen, bedrijven en dergelijke) bij beleidsvoorbereiding, beleidsvaststelling, beleidsuitvoering of beleidsevaluatie;

  • c.

    randvoorwaarden: aan de participatie ten grondslag liggende feiten, waarop het bestuursorgaan geen invloed heeft dan wel door het bestuursorgaan aan participatie gestelde kaders.

Artikel 2 - Onderwerp van participatie of inspraak

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie of inspraak wordt verleend bij het voornemen tot het vaststellen of wijzigen van beleid (beleidsvoornemen).

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. Onverlet het bepaalde in het tweede lid, beslist het bestuursorgaan over het verlenen van participatie of inspraak in die gevallen waartoe de wet niet verplicht.

  • 4. Geen participatie of inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      inzake de inrichting en organisatie van de ambtelijke organisatie en de griffie;

    • f.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht.

Artikel 3 - Participatie- of inspraakgerechtigden

Participatie en/of inspraak wordt verleend aan ingezetenen van de gemeente Neder-Betuwe en belanghebbenden.

HOOFDSTUK 2 – PARTICIPATIEPROCEDURE

Artikel 4 – Participatieprocedure

  • 1. Waar mogelijk wordt in de reguliere besluitvormingsprocedure de participatie verankerd.

    Waar dat niet mogelijk is of niet is gebeurd (in bijvoorbeeld een ‘oude’ situatie), spreken de betrokken bestuursorganen vooraf per onderwerp of categorie onderwerpen af hoe de participatieprocedure wordt ingericht.

    Daarbij maken zij een gemotiveerde keuze uit departicipatiecategorieën: informeren, raadplegen, adviseren, coproductie, meebeslissen of zelf uitvoeren.

  • 2. De participatieprocedure bevat ten minste:

    • a.

      een omschrijving van het onderwerp van participatie, zoals bedoeld in artikel 2;

    • b.

      een aanduiding van de kring van belanghebbenden, zoals bedoeld in artikel 3;

    • c.

      het onderwerp waarop de participatie zich richt;

    • d.

      de vermelding van de ambtelijke en bestuurlijke rollen en taken in het participatieproces.

  • 3. In aanvulling op het tweede lid bevat deze procedure voor zover mogelijk:

    • a.

      de randvoorwaarden, zoals bedoeld in artikel 1, aanhef en onder e.;

    • b.

      de wijze van vormgeving van het participatieproces;

    • c.

      een tijdpad met termijnstelling;

    • d.

      een financiële paragraaf.

  • 4. De in het tweede en derde lid genoemde onderdelen worden opgenomen in de communicatieparagraaf als onderdeel van het plan van aanpak van het desbetreffende project.

  • 5. Het bestuursorgaan kan de procedure wijzigen in die gevallen waarin de vaststelling van het beleidsvoornemen dit vereist. Het bestuursorgaan geeft hiervan overeenkomstig het gestelde in artikel 3:42 van de Algemene wet bestuursrecht schriftelijk kennis.

Artikel 5 - Voorbereiding participatie

  • 1. Overeenkomstig het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet is het college van burgemeester en wethouders in beginsel verantwoordelijk voor de voorbereiding van de besluitvorming door de gemeenteraad. Dit uiteraard indachtig de verantwoordelijkheden en taken van de griffie.

  • 2. Het bestuursorgaan informeert voorafgaand aan de participatie belanghebbenden hierover op correcte wijze. Volstaan kan worden met vermelding van de zakelijke inhoud.

  • 3. Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de kring van belanghebbenden voldoende tijd en informatie krijgt voor een goede voorbereiding.

Artikel 6 - Verslaglegging participatie

  • 1. Het bestuursorgaan kan ervoor kiezen om gebruik te maken van verslaglegging van de in het

    kader van participatie gehouden bijeenkomsten.

  • 2. Als dit van toepassing is, worden deze verslagen aan alle deelnemers bij de in het eerste lid

    bedoelde bijeenkomsten toegezonden.

  • 3. Een weergave van het resultaat van participatie maakt deel uit van het voorstel dat ter besluitvorming aan het bestuursorgaan wordt aangeboden.

  • 4. Na besluitvorming door het bestuursorgaan worden het voorstel en besluit op gebruikelijke wijze openbaar gemaakt.

HOOFDSTUK 3 – INSPRAAKPROCEDURE

Artikel 7 – Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Voor de inspraak met betrekking tot ruimtelijke plannen (zoals bestemmingsplannen, beheerverordeningen en gemeentelijke structuurvisies) wordt een termijn van vier weken aangehouden. Deze termijn kan door het bestuursorgaan met twee weken verlengd worden.

  • 3. Het bestuursorgaan kan voor overige beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 8 - Verslaglegging inspraak

  • 1. Ter afronding van de inspraak stelt het bestuursorgaan een eindverslag of antwoordbrief op.

  • 2. Het eindverslag of antwoordbrief bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure; een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • b.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar of verstuurt de antwoordbrief.

  • 4. Van de projecten waarover inspraak is verleend wordt melding gemaakt in een jaaroverzicht.

Artikel 9 - Slotbepaling

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2015.

  • 2. De Inspraakverordening Neder-Betuwe 2008, vastgesteld door de gemeenteraad in zijn vergadering van 30 oktober 2008, wordt ingetrokken met ingang van 1 oktober 2015.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Participatie- en Inspraakverordening gemeente Neder-Betuwe 2015’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 17 september 2015
de griffier,
drs. E. van der Neut
de voorzitter,
ir. C.W. Veerhoek

Artikelsgewijze toelichting Participatie- en Inspraakverordening gemeente Neder-Betuwe 2015

HOOFDSTUK 1 – ALGEMEEN

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

  • a.

    Inspraak: Er zijn veel omschrijvingen mogelijk voor de wijze waarop belanghebbenden betrokken kunnen worden bij de totstandkoming van beleid: informatie, communicatie, inspraak, interactieve beleidsvorming enzovoort. Omwille van eenduidigheid is gekozen voor de termen inspraak en participatie. Bij de in dit artikel opgenomen formulering van het begrip inspraak is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de gemeente en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging. Inspraak is overeenkomstig artikel 150 van de Gemeentewet ‘eenzijdig’ gedefinieerd, dat wil zeggen dat geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen.

  • b.

    Participatie:De formulering van het begrip participatie sluit aan bij de doelstelling in het Coalitieprogramma 2014-2018 ‘Samenwerken aan een vitale samenleving’: tijdige en proactieve participatie van inwoners, maatschappelijke instellingen en ondernemers.

  • c.

    Randvoorwaarden:Dit begrip is bedoeld om de ruimte voor inspraak of participatie af te bakenen, om bijvoorbeeld ` te voorkomen dat deze zich richt op onderdelen waarover het bestuursorgaan geen beslissingsbevoegdheid heeft of waarover het bestuursorgaan reeds heeft besloten. Op basis van het nog vast te stellen communicatiebeleidsplan en een eventueel onderliggend deelplan zal bij ieder beleidsproces vooraf specifiek worden vastgelegd op welke wijze invulling wordt gegeven aan inspraak of participatie.

 

 

Artikel 2 - Onderwerp van participatie of inspraak

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of participatie of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van beleid van de gemeente.

Het begrip bestuursorgaan omvat de raad, het college en de burgemeester. Elk bestuursorgaan kan zijn eigen beleidsvoornemens aan participatie of inspraak onderwerpen. In de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer 1999-2000, 27023, nummer 3, bladzijde 20) is vermeld dat het ter volledige beoordeling van de raad blijft ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij voorbereidende avonden, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen, is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

 

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan nu bij:

  • a.

    de voorbereiding van het beleid inzake stads- en dorpsvernieuwing (artikel 8 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing);

  • b.

    de voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7 van de Wet stedelijke vernieuwing);

  • c.

    de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid van de Wet milieubeheer (WM));

  • d.

    de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 van de WM (artikel 10.26, tweede lid van de WM);

  • e.

    het integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid (artikel 1a van de Wet Voorzieningen Gehandicapten);

  • f.

    de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42) en de Wet inkomens- voorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42);

  • g.

    de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a. en b. van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).

Het derde lid geeft het bestuursorgaan een aanvullende bevoegdheid. Voor een aantal onderwerpen heeft de rijksoverheid inspraak wettelijk voorgeschreven. In de overige gevallen beslist het bestuursorgaan over het al dan niet toepassen van inspraak of participatie, al dan niet voorafgegaan door een verzoek daartoe door belanghebbenden.

 

Artikel 3 - Participatie- of inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden ‘in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen’ vervangen door ‘belanghebbenden’.

Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1.2 van de Awb gedefinieerd en deze definitie geldt ook voor wetgeving buiten de Awb. Dit artikel legt de verantwoordelijkheid voor de keuze van bij participatie of inspraak te betrekken belanghebbenden neer bij het bestuursorgaan: raad, het college of de burgemeester, afhankelijk van de bevoegdheid over het betreffende onderwerp. Vanwege het open karakter van dit artikel vraagt dit in concrete gevallen om een bewuste afweging, rekening houdend met onder andere aard, schaal en reikwijdte van het onderwerp. Het Coalitieprogramma 2014-2018 ‘Samenwerken aan een vitale samenleving’ geeft een aanzet daartoe.

 

HOOFDSTUK 2 – PARTICIPATIEPROCEDURE

Artikel 4 – Participatieprocedure

Tevoren geeft het bestuursorgaan gemotiveerde aan welke keuze is gemaakt uit de participatie-categorieën: informeren, raadplegen, adviseren, coproductie, meebeslissen of zelf uitvoeren.

 

Trede 1 – Informeren

  • Inwoners/belanghebbenden ontvangen via diverse communicatiemiddelen basisinformatie. Zij kunnen zich een correct beeld vormen van beleid. In sommige gevallen is informeren voldoende.

  • De gemeente geeft informatie.

Het doel is dat doelgroepen zijn geïnformeerd over zaken van en in de gemeente. In deze vorm bepaalt de gemeente zelf de inhoud van het beleid op basis van onderzoek en eventueel beperkte consultatie van professionele organisaties en het maatschappelijk middenveld. De voorlichting aan de inwoners over de achtergronden van en motieven voor de keuzes is gericht op het overtuigen van de doelgroepen en op het verwerven van draagvlak. Het bestuursorgaan kan voor dit model kiezen als er te weinig tijd of beleidsruimte is of als een discussie met de inwoners over de inhoud nauwelijks een toegevoegde waarde heeft.

 

Trede 2 - Raadplegen

  • Inwoners/belanghebbenden geven hun mening of delen hun kennis rondom een beleidsonderwerp.

  • De gemeente wil de mening van inwoners weten en houdt hiermee rekening in de besluitvorming.

Het doel is dat de gemeente de mening van inwoners kent en hiermee rekening houdt in de besluitvorming hoewel een en ander niet bindend is. Het bestuursorgaan bepaalt zelf grotendeels de inhoud van conceptplannen, waarna deze breed worden getoetst en bediscussieerd. Ingezetenen en belanghebbenden kunnen commentaar geven. Op basis daarvan kunnen de plannen worden aangepast.

 

Trede 3 – Adviseren

  • Inwoners/belanghebbenden dragen ideeën en oplossingen aan en geven een goed advies over een beleidsonderwerp.

  • De gemeente geeft vooraf het beleidsthema aan en neemt het advies serieus in overweging.

Het doel is dat de gemeente aan de inwoners vraagt wat zij als voor- en nadelen zien, wat hun advies is en welke richting een en ander moet ingaan. De gemeente geeft argumenten waarom een advies al dan niet is overgenomen.

 

Trede 4 Coproductie

  • Inwoners/belanghebbenden werken nauw samen met de gemeente aan beleid of plannen. Zij zijn partners.

  • De gemeente werkt nauw samen met de participanten. Zij zijn partners. De gemeente laat het resultaat van de samenwerking zwaar wegen in de besluitvorming.

Het doel is om samen een voorstel inhoudelijk en/of financieel tot stand te brengen. De gemeente kan, binnen zeer ruime kaders, ingezetenen en belanghebbenden via een open vraagstelling uitnodigen om een probleem gezamenlijk aan te pakken. De gemeente probeert daarbij zo veel mogelijk ideeën en eventuele oplossingen los te krijgen. Ingezetenen en belanghebbenden kunnen vanaf het begin meedoen in het proces. Uitgangspunt is wel dat de gemeente zich zoveel mogelijk verbindt aan de resultaten van de participatie.

 

Trede 5 Meebeslissen

  • Inwoners/belanghebbenden zijn medeverantwoordelijk voor beslissingen.

  • De gemeente laat de beslissingen of een deel daarvan over aan de inwoners. Het doel is dat gezamenlijk iets tot stand komt. Vooraf is afgesproken van welke (deel)processen de uitkomsten worden overgenomen.

Op basis van (de analyse en de gegevens over) het beleidsprobleem wordt met ingezetenen en belanghebbenden samengewerkt. Deze samenwerking gebeurt soms op basis van gelijkwaardigheid en soms krijgen de deelnemers binnen vooraf gestelde kaders zelfs beslissingsbevoegdheid. In dit model is de gemeente niet per definitie de initiator. Het is mogelijk dat de probleemanalyse door de burgers zelf wordt gemaakt. Het uiteindelijke beleidsresultaat is in dit model een gezamenlijke productie.

Aan het eind van het participatieproces kan formele inspraak worden georganiseerd volgens de regeling van deze verordening. Het participatieniveau dat wordt ingezet is maatgevend voor de keuze van een communicatiestrategie en in te zetten communicatiemiddelen en -activiteiten. De keuze wordt voorts beïnvloed door de aard van het onderwerp, de kenmerken van de doelgroep, het aantal deelnemers, de structuur van de samenwerking en de politieke gevoeligheid van het onderwerp.

 

Trede 6 – Zelf organiseren

  • Inwoners/belanghebbenden organiseren zelf en voeren zelf projecten uit.

  • De gemeente ondersteunt en faciliteert.

Het doel is dat de uitkomst is conform de wensen van de inwoners. De gemeente sleutelt daar niet meer aan.

 

Uit het vierde lid volgt dat ook in geval van participatie het bestuursorgaan de procedure, indien noodzakelijk, kan wijzigen. Belanghebbenden worden hierover geïnformeerd.

 

Artikel 5 - Voorbereiding participatie

In dit artikel is een aantal richtlijnen ten aanzien van de voorbereiding opgenomen. In tegenstelling tot inspraak is voor participatie geen minimale voorbereidingstijd van vier weken opgenomen om de flexibiliteit van participatie niet te beperken. Afhankelijk van het onderwerp dient in concrete gevallen en bij voorkeur in overleg met belanghebbenden bepaald te worden wat voldoende voorbereidingstijd is.

 

Artikel 6 - Verslaglegging van participatie

Het is aan te bevelen om tijdens het proces duidelijkheid over de communicatie te verschaffen. In het uiteindelijke voorstel aan de raad zal de inbreng van het participatieproces een duidelijke plek moeten krijgen.

 

HOOFDSTUK 3 - INSPRAAKPROCEDURE

Artikel 7 – Inspraakprocedure

Ter uniformering en deregulering is het eerste lid, afdeling 3.4, van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3.11 tot en met 3.17 van de Awb is de inspraakprocedure te vinden.

Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijzen naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het derde lid de inspraakprocedure worden aangepast.

In het tweede lid van dit artikel wordt afgeweken van de termijn in de in afdeling 3.4 van de Awb vastgelegde termijn van zes weken. De inspraaktermijn voor ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, is vier weken. Deze termijn kan met twee weken verlengd worden.

Op grond van het derde lid kan het bestuursorgaan bij overige beleidsvoornemens, zoals bijvoorbeeld beleidsnotities, met een inspraakformulier een afwijkende inspraakprocedure vaststellen.

 

Artikel 8 - Verslaglegging inspraak

In dit geval is niet gekozen voor verwijzing naar afdeling 3.4 van de Awb, waarin slechts wordt bepaald dat een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht. Onder het in het tweede lid, onderdeel a., genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 van de Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd? enzovoort.

 

Onderdeel b. betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. Voor de bestemmingsplannen wordt in de regel een inloopavond gehouden. De inspraakreacties die tijdens de inloopavond en de inspraaktermijn zowel mondeling als schriftelijk zijn ingediend, worden schriftelijk beantwoord en opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

 

Onder c. wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt of een brief stuurt aan de personen die zienswijzen hebben ingediend. De bekendmaking van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben ingesproken een exemplaar van het eindverslag te sturen. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

 

HOOFDSTUK 4 - OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 9 – Inwerkingtreding

Geen nadere toelichting.

  

Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande participatie- en inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt (zie artikel 9).

 

Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als

‘Participatie- en inspraakverordening gemeente Neder-Betuwe 2015’.