TREASURYSTATUUT GEMEENTE NEDER-BETUWE 2016

Geldend van 28-06-2016 t/m heden

Intitulé

TREASURYSTATUUT GEMEENTE NEDER-BETUWE 2016

Inleiding

Dit Treasurystatuut bevat de bestuurlijke kaders voor de uitvoering van de treasuryfunctie. Het gaat om de beleidsmatige vastlegging van de uitgangspunten en financiële kaders. Het Treasurystatuut is de nadere uitwerking van artikel 10 Financieringsfunctie van de "Financiële Verordening gemeente Neder-Betuwe 2012"

vastgesteld door de gemeenteraad op 20 december 2012 en dient te worden herzien wanneer er significante wijzigingen in wet- en regelgeving plaatsvinden. De invoering van het schatkistbankieren voor decentrale overheden (wet Fido) maakt het noodzakelijk om het Treasurystatuut aan te passen. Dit Treasurystatuut vervangt het Treasurystatuut van 24 november 2009. Het Treasurystatuut stelt de kaders en kan beschouwd worden als het beleid op treasurygebied. De in de toelichting beschreven wettelijke kaders zijn hierbij de basis.

In dit treasurystatuut worden allereerst de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Vervolgens worden de deelgebieden van treasury, te weten risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer nader geconcretiseerd. Daarna komen de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie onder de paragraaf administratieve organisatie en interne controle aan bod waarbij vooral de nadruk ligt op de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Daarna worden de uitgangspunten geformuleerd voor de informatie die noodzakelijk is het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. Als bijlage vindt u het begrippenkader terug.

Tenslotte vindt er een artikelsgewijze toelichting plaats op het treasurystatuut.

Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 1.

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het zorgdragen voor een tijdige beschikbaarheid van middelen door het verkrijgen en handhaven van toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en renteresultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut.

  • 5.

    Het genereren van informatie ter ondersteuning van het te voeren treasurybeleid en de af te leggen verantwoording over het gevoerde beheer.

Risicobeheer

Risicobeheer

Artikel 2.

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Het college van B&W mag leningen of garanties uit hoofde van de "publieke taak" uitsluitend verstrekken aan door de Gemeenteraad goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij;

  • 2.

    Het college van B&W kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden waar mogelijk zekerheden of garanties geëist;

  • 4.

    Bij het afgeven van garanties wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande waarborgfondsen, om de risico's voor de gemeente zo laag mogelijk te laten zijn;

  • 5.

    Door invoering van het schatkistbankieren kunnen overtollige (liquide) middelen alleen nog worden gestort in de schatkist;

  • 6.

    het aanhouden van kassen, anders dan de legeskas bij het team Burgerzaken, is niet toegestaan;

  • 7.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Renterisicobeheer

Artikel 3.

  • 1. De kasgeldlimiet als bedoeld in de Wet Fido wordt niet overschreden;

  • 2. De renterisiconorm als bedoeld in de Wet Fido wordt niet overschreden;

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning en de actuele rentestand;

  • 4. Om renterisico's te beperken en het resultaat te optimaliseren wordt het aantrekken van externe financieringsmiddelen zoveel mogelijk beperkt; primair worden de beschikbare interne financieringsmiddelen aangewend.

  • 5. De rentevisie van de gemeente wordt verwoord in de paragraaf financiering van de programmabegroting en is gebaseerd op de rentevisie van de BNG.

  • 6. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

Koersrisicobeheer

Artikel 4.

  • 1. Het aan- en verkopen van aandelen geschiedt uitsluitend in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

Kredietrisicobeheer

Artikel 5.

  • 1. Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 6.

  • 1. De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico's door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een globale meerjarige liquiditeitsplanning die aansluit op het meerjareninvesteringsprogramma.

  • 2. Betalingen en ontvangsten boven de € 50.000 worden zo vroeg mogelijk door de budgethouders gemeld aan de treasurer

Valutarisicobeheer

Artikel 7.

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

Gemeentefinanciering

Financiering

Artikel 8.

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken om de renterisico’s te beperken en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn onderhandse leningen;

  • 4.

    De gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. De (telefonische) offertes worden intern schriftelijk vastgelegd.

Langlopende uitzettingen

Artikel 9.

Door de invoering van het schatkistbankieren is de gemeente verplicht overtollige middelen te storten in de schatkist van het rijk. Daarnaast zijn er conform de Wet fido mogelijkheden tot onderling uitlenen door decentrale overheden.

Relatiebeheer

Artikel 10.

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De rating van de financiële instellingen moet ten minste een AA-rating zijn. Deze rating moet zijn afgegeven door twee van de volgende erkende rating bureaus: Moody's, Standard & Poors, Fitch of DBRS;

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of aan de andere kant EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer. Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Kasbeheer

Geldstromenbeheer

Artikel 11.

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 12.

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 3 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn kredietlimiet op rekening courant, daggeld en kasgeldleningen;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen, deposito’s.

Administratieve organisatie en interne controle

Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 13.

Binnen de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd in de artikelen 14 en 15;

  • 2.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen- principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle gebeuren door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie gebeuren door afzonderlijke functionarissen.

Verantwoordelijkheden

Artikel 14.

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

• Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid en beleidskaders via de paragraaf Financiering in de begroting en jaarrekening;

• Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan aan de hand van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarrekening als onderdeel van de Planning&Controlcyclus.

College van B&W

• Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid) en het betalingsverkeer;

• Het rapporteren en verantwoorden aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid in de paragraaf financiering.

Manager Bedrijfsvoering

• Het uitvoeren van de aan hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de paragraaf financiering;

• Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

• Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

• Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

Budgethouders

(directie/griffie en managers)

• Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun Pijler aanlevert aan het team Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

• Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan het team Financiën.

Treasurer

(Financieel Beleidsmedewerker

belast met treasury)

• Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

• Het invulling geven aan de feitelijke uitvoering van de treasuryfunctie;

• Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de paragraaf financiering worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door de manager Bedrijfsvoering;

• Het onderhouden van contacten met banken en overige financiële instellingen.

Medewerker financieel beheer belast met treasury

• Het beheren van de geldstromen en verwerken van informatie van de budgethouders in een liquiditeitsplanning;

• Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de financiële administratie;

Medewerker betalingsverkeer

• Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

• Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

• Het rapporteren aan de manager Bedrijfsvoering over de uitvoering.

Medewerker AO/IC

• Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

• Het controleren van de volledigheid, rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het manager Bedrijfsvoering en controller.

De externe accountant

• Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Bevoegdheden

Artikel 15.

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven en de daarbij benodigde flattering.

Bevoegd functionaris

Autorisatie door

Saldo, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.

Het uitzetten van gelden via rekening-courant en via deposito (schatkist)

De medewerker betalingsverkeer

De medewerker financieel beheer

2.

Het aantrekken en uitzetten van gelden bij een ander openbaar lichaam

De Treasurer

De manager Bedrijfsvoering

3.

Het aantrekken van gelden via daggeld of kasgeldlening

De Treasurer

De manager Bedrijfsvoering

4.

Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

De medewerker betalingsverkeer

De medewerker financieel beheer

5.

Overboeking tussen eigen bankrekeningen

De medewerker betalingsverkeer

De medewerker financieel beheer

Bankrelatiebeheer

6.

Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

De medewerker betalingsverkeer

De manager Bedrijfsvoering

7.

Bankcondities en tarieven afspreken

De Treasurer

De manager Bedrijfsvoering

Financiering en uitzetting (looptijd langer dan 1 jaar)

8.

Het afspreken en vaststellen van kredietfaciliteiten

De Treasurer

De manager Bedrijfsvoering

9.

Het uitzetten van gelden via deposito (schatkist)

De Treasurer

De manager Bedrijfsvoering

10.

Het aantrekken en uitzetten van gelden bij een ander openbaar lichaam

De Treasurer

De manager Bedrijfsvoering

11.

Het aantrekken van gelden via een onderhands lening

De Treasurer

De manager Bedrijfsvoering

12.

Het aantrekken en uitzetten van gelden in afwijking van het Treasurystatuut

De Treasurer

College van BenW

13.

Het verstrekken van leningen aan derden en het garanderen van middelen uit hoofde van de publieke taak

De Treasurer

College van BenW

Informatievoorziening

Artikel 16.

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatieverstrekker

Informatieontvanger

1.

Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Doorlopend

Budgethouders

Medewerker financieel beheer belast met treasury

2.

Liquiditeitsplanning

Kwartaal

Medewerker financieel beheer belast met treasury

De manager Bedrijfsvoering

3.

Beleidsplanning treasuryactiviteiten in paragraaf financiering van de begroting

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

4.

Verantwoording treasuryactiviteiten in paragraaf financiering van de jaarrekening

Jaarlijks

College van B&W

Gemeenteraad

5.

Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet Fido

Doorlopend

Medewerker financieel beheer belast met treasury

Derden

Inwerkingtreding

Artikel 17.

  • 1. Dit statuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2016.

  • 2. Op de datum van inwerkingtreding vervalt het treasurystatuut 2010, vastgesteld bij besluit van 24 november 2009.

Ondertekening

Vastgesteld op: 10 december 2015
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neder-Betuwe
De secretaris, De burgemeester,
J.J.J. van Huffelen MPG BBA ir. C.W. Veerhoek

Bijlage

Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

Derivaten: 

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

Drempelbedrag: 

Het maximale bedrag op de rekening-courant bij de bank van de gemeente. Alles wat boven dit drempelbedrag komt wordt automatisch ten gunste van de schatkist gebracht;

EMU-Saldo: 

Het saldo van de ontvangsten en de uitgaven van de collectieve sector in een jaar, zijnde het netto financieringssaldo van de collectieve sector, berekend overeenkomstig de voorschriften van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie;

Financiering: 

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

Geldstromenbeheer: 

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de gemeente zelf als tussen de gemeente en derden (betalingsverkeer);

Intern liquiditeitsrisico: 

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

Kasgeldlimiet: 

Een bedrag, op basis van de Wet Fido, ter grootte van een percentage van het totaal van de begroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. De kasgeldlimiet richt zich op leningen met een rentetypische looptijd van maximaal één jaar (ook wel korte leningen, of kort geld genoemd); 

Koersrisico: 

Het risico dat de financiële activa van de gemeente in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

Kredietrisico: 

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

Liquiditeitsbeheer: 

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

Liquiditeitsplanning: 

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

Onderhandse lening:

Een onderhandse lening is een lening waarbij een geldnemer geld leent van één of enkele geldgevers. In tegenstelling tot de obligatielening is er bij de onderhandse lening sprake van direct contact tussen de geldlener en geldgever. De verschillende partijen maken zelf de afspraken.

Overtollige (liquide) middelen: 

Alle middelen die niet onmiddellijk nodig zijn voor publieke taak;

Publieke taak: 

De overheid kan/mag iets tot haar publieke taak rekenen wanneer het particuliere bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorziet, waardoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is;

Rating: 

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

Renterisico: 

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

Renterisiconorm: 

Een bij de aanvang van het jaar op basis van de Wet Fido gefixeerd percentage van het totaal van de begroting van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden. De renterisiconorm richt zich op leningen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer (lange leningen, lang geld);

Rentetypische looptijd: 

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

Rentevisie: 

Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

Saldobeheer: 

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

Schatkist: 

De rekening-courant / deposito bij het ministerie van Financiën;

Schatkistbankieren: 

Het door decentrale overheden aanhouden van overtollige middelen in de schatkist;

Treasuryfunctie: 

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

Treasurer: 

De medewerker die binnen de gemeente belast is met het uitvoeren van het treasurybeleid;

Uitzetting: 

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer;

Wet Fido: 

De Wet financiering decentrale overheden.

Toelichting Treasurystatuut gemeente Neder-Betuwe 2016

Algemeen

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 1). Vervolgens geeft u in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden (bijvoorbeeld het niet mogen handelen in derivaten) en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft (bijvoorbeeld het kasgeldlimiet en de renterisiconorm). Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Financiering decentrale overheden (wet Fido). Met behulp van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf financiering in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij om de gemeentefinanciering en dan met name het portefeuillebeheer (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het rentebeheer en dan gevolgd door het treasurybeheer waarin de gevolgen voor de gemeentefinanciering op de middellange termijn wordt weergegeven. Uit de paragraaf financiering zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven.

De paragraaf financiering in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse weer tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 1

In artikel 1 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven. De gemeente moet "duurzaam toegang hebben tot de financiële markten tegen acceptabele condities en bedingen". De treasury moet er mede voor zorgen dat de gemeente voor haar activiteiten de benodigde middelen kan aantrekken. De overtollige (liquide) middelen kunnen we niet meer uitzetten op de financiële markten op grond van de inwerkingtreding van het schatkistbankieren.

Het is een taak van de treasury om financiële risico's te voorkomen, dan wel tegen acceptabele condities te beperken. Verder zorgt de treasury om de kosten van het beheer van de geldstromen en de financiële posities zo klein mogelijk te maken en te houden. Hiertoe rekenen we de rentekosten, provisies en de kosten van het betalingsverkeer. Het beheer moet zo efficiënt mogelijk worden gedaan.

Artikel 2

Over de treasury geeft de Wet Fido twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten, waartussen specifiek onderscheid wordt gemaakt:

  • 1.

    de leningen en garanties moeten de "publieke taak" dienen;

  • 2.

    het voorzichtige c.q. verstandige karakter van de (overige) uitzettingen.

Er zijn geen eisen gesteld aan de verstrekking van leningen en garanties "uit hoofde van de publieke taak". Het gemeentebestuur bepaalt dus zelf wat er onder "publieke taak" wordt verstaan. De opgenomen limieten en richtlijnen in het treasurystatuut garanderen het voorzichtige en verstandige karakter.

Artikel 3

Eén van de uitgangspunten van de Wet Fido is het vermijden van grote veranderingen in de rentelasten. Het renterisicobeheer moet de invloed van rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente beperken. Juist voor de korte financiering kan het renterisico aanzienlijk zijn. Daarom is in de Wet Fido een grens opgenomen voor deze korte financiering. De kasgeldlimiet is bepaald op een percentage (thans 8,5%) van de primaire begroting.

De renterisiconorm is ingesteld voor de beheersing van de renterisico's op de vaste schuld, dus met een looptijd van één jaar of langer. Deze beheersing ligt opgesloten in de spreiding van de looptijden in de leningenportefeuille. Deze norm kan worden berekend naar het vastgestelde percentage (thans 20%) te vermenigvuldigen met de primaire begroting. De rentevisie is een beschrijving van de verwachte ontwikkeling van de rente in de toekomst.

Daar kan het financieringsbeleid dan op worden afgestemd. Spreiding van de rentetypische looptijd, dus de periode dat de rente vast staat, heeft tot gevolg dat de gevolgen van rentewijzigingen worden gespreid over meerdere jaren.

Artikel 4

Op het aantrekken op aandelen wordt koersrisico gelopen. Deze koersrisico’s zijn beperkt omdat er alleen aandelen mogen worden aangetrokken uit hoofde van de publieke taak (bijvoorbeeld de aandelen van de Bank Nederlandse Gemeenten).

Artikel 5

Op het verstrekken van kredieten wordt kredietrisico gelopen. Deze kredietrisico’s zijn beperkt omdat er alleen kredieten mogen worden verstrekt uit hoofde van de publieke taak. Daarnaast kunnen er zekerheden en garanties worden geëist.

Artikel 6

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken. Dit kan negatieve gevolgen hebben voor de financiële positie. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat het team Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige pijlers over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 7

Dit artikel hoeft eigenlijk geen nadere toelichting. Als verschillende valuta's worden gebruikt, kan het zijn dat door de veranderende wisselkoersen verlies wordt geleden. Om dit te voorkomen is opgenomen dat het alleen toegestaan is om leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in Euro's.

Artikel 8

Het is op grond van de Wet Fido niet toegestaan om middelen aan te trekken en deze vervolgens te beleggen. Om een zo goed mogelijk resultaat op de rente te behalen, financieren we zoveel mogelijk intern. Dan hoeven we immers geen rente aan derden te betalen. Worden de voorwaarden van een lening in overleg tussen de beide partijen vastgesteld dan spreken we van een onderhandse lening. Om de marktconformiteit te garanderen, vragen we meerdere offertes op. Hierdoor krijgen we een objectief beeld van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden en kunnen we een goed afgewogen keuze maken.

Artikel 9

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Eventuele tussenpersonen die bij het afsluiten van financiële transacties worden

ingeschakeld, vallen niet onder de "tegenpartijen". De vereisten van lid 1 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 11

Geldstromen moeten efficiënt beheerd worden. Dit kan door de stromen op elkaar af te stemmen. Hierdoor kan worden voorkomen dat we tijdelijke financiering moeten aantrekken of een uitzetting vroegtijdig moeten verbreken. Er worden door de gemeente meerdere rekeningnummers aangehouden. Voor de regulatie van de saldi van deze rekeningen is het meest praktisch om deze rekeningen bij één bank aan te houden. Daarmee worden ook kosten van het overboeken naar verschillende banken vermeden.

Artikel 12

Dit betreft het dagelijks bijhouden van de saldi van de diverse bankrekeningen. Om de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet- en creditsaldi van alle rekeningen van de gemeente worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13

Bij de treasury zijn meerdere personen en organen betrokken. Het statuut legt vast welke personen en organen welke bevoegdheden hebben. Er zijn specifieke uitgangspunten opgenomen, gelet op de aard van de transacties en de daarmee samenhangende risico's. Ook krijgen we daardoor de benodigde functiescheiding tussen beleidsbepaling en de uitvoering.

Artikel 14 en 15

In deze artikelen zijn de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden beschreven. De eindverantwoordelijkheid ligt bij het bestuur van de gemeente. Een deel van deze bevoegdheden is uit praktische overwegingen neergelegd bij het ambtelijk apparaat. Daardoor kan ook slagvaardiger worden opgetreden. Bij de toekenning van de bevoegdheden is uitdrukkelijk gekeken naar functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 16

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (lid 1 en 2), beleidsmatige informatie (lid 3) en verantwoordingsinformatie (lid 4 en 5). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante informatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico's van de gemeente.

Artikel 17

Dit statuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2016. Daarmee vervalt het in de vergadering van 24 november 2009 vastgestelde statuut.