Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe houdende kindgebonden financiering voorschoolse educatie Subsidieverordening Kindgebonden financiering voorschoolse educatie Gemeente Neder-Betuwe 2017

Geldend van 28-12-2016 t/m 31-12-2019

Intitulé

Subsidieverordening kindgebonden financiering voorschoolse educatie Neder-Betuwe 2017

De raad van de gemeente Neder-Betuwe;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders,

gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet, artikel 4.23 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en aanverwante regelgeving, de Wet kinderopvang, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op het onderwijstoezicht, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, de algemene subsidieverordening sociaal domein gemeente Neder-Betuwe 2016 en de beleidsnotitie Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) in een geharmoniseerd stelsel;

B E S L U I T :

  • 1.

    de ‘Subsidieverordening kindgebonden financiering voorschoolse educatie Neder-Betuwe 2017’ vast te stellen conform voorliggend ontwerp;

  • 2.

    de deelsubsidieverordening peuteropvang Neder-Betuwe 2013 in te trekken.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

LRKP: Landelijk Register Kinderdagverblijven en Peuterspeelzalen betreft een landelijk registratiesysteem van de rijksoverheid waarin alle kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen die na een inspectie door de GGD en na een positieve beschikking van de gemeente worden geregistreerd.

Doelgroep: peuters in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar

Houder: de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in Neder-Betuwe gevestigde locatie voor kinderopvang waar peuterspeelzaalwerk wordt uitgevoerd en die in het LRKP staat geregistreerd als kinderdagverblijf.

gecertificeerde voorschoolse voorziening: een voorziening voor kinderopvang die zowel aan de geldende wettelijke eisen, als aan de overige in Neder-Betuwe van toepassing zijnde VVE kwaliteitseisen voldoet. De voorziening is in het LRKP geregistreerd als kinderdagverblijf.

indicatie VVE: een door het door de jeugdarts of jeugdverpleegkundige van het consultatiebureau afgegeven verklaring, dat deelname van vier momenten aan VVE geïndiceerd is.

VVE-peuterplaats: een kindplaats met een omvang van tenminste 4 momenten (tot een max van 10 uur) per week op een gecertificeerde voorschoolse voorziening, waar het kind een programma voor vroeg- en voorschoolse educatie krijgt aangeboden.

Reguliere peuterplaats: een kindplaats met een omvang van tenminste 2 momenten (tot een max van 5 uur) per week op een gecertificeerde voorschoolse voorziening, waar het kind een programma voor vroeg- en voorschoolse educatie krijgt aangeboden.

Inkomensafhankelijke bijdrage: voor de eerste 5 uur per week betalen ouders een inkomensafhankelijke bijdrage. Deze is afhankelijk van de hoogte van het bruto jaarinkomen. Hiervoor volgt het bestuur de kinderopvangtoeslag die jaarlijks door het rijk wordt vastgesteld. Voor de door het consultatiebureau geïndiceerde peuters zijn de extra 5 uur per week volledig voor rekening van de gemeente Neder-Betuwe.

Subsidie: een bedrag dat de gemeente beschikbaar stelt, via de houder van de Kinderopvangorganisatie, aan ouders, waarbij eventuele vergoedingen via de belastingdienst verrekend worden. Indien geen fiscale compensatie mogelijk is wordt een ouderbijdrage via de houder verrekend;

VVE-programma: Een erkend voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van peuters van 2,5 tot 4 jaar wordt gestimuleerd, op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal emotionele ontwikkeling. Het programma dient opgenomen te zijn in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

Artikel 2 Toepassing Algemene subsidieverordening sociaal domein gemeente Neder-Betuwe 2016

De Algemene subsidieverordening sociaal domein gemeente Neder-Betuwe 2016 is van toepassing, voor zover deze niet in deze verordening genoemd zijn.

Artikel 3 Doel

Met deze subsidieverordening wordt beoogd ouders te stimuleren om hun kinderen een gecertificeerde voorschoolse voorziening te laten bezoeken.

Artikel 4 Doelgroep kindgebonden subsidie

Subsidie op grond van deze regeling wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van (doelgroep)peuters van de volgende groepen ouders:

  • 1.

    Ouders met recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter VVE;

  • 2.

    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter VVE;

  • 3.

    Ouders met recht op kinderopvangtoeslag met een peuter;

  • 4.

    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een peuter.

Artikel 5 Subsidieplafond

Het college stelt voor de subsidiabele activiteiten jaarlijks het subsidieplafond vast.

Hoofdstuk 2 Subsidiabele activiteiten

Artikel 6 Subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan een periodieke subsidie verlenen voor het aanbieden van voorschoolse educatie in een kindcentrum.

  • 2. Het college stelt jaarlijks een activiteitenbudget vast en verbindt hier voorwaarden aan.

Artikel 7 Subsidiehoogteen ouderbijdrage

  • 1. De subsidie per geplaatste peuter is gebaseerd op twee componenten:

    • a.

      Landelijk vastgestelde maximale uurprijs dagopvang (normtarief kinderopvang);

    • b.

      Door het college vastgestelde opslag voor extra voorbereidings- en /evaluatietijd/ te realiseren opbrengsten VVE.

  • 2. De ouderbijdrage wordt bepaald aan de hand van de jaarlijks door het rijk vastgestelde ouderbijdragetabel Wet Kinderopvang.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 8 Subsidieaanvrager

  • 1. Voor subsidie komt in aanmerking de ouder van een peuter.

  • 2. De subsidie voor de ouders wordt aangevraagd door de houder van een Kinderopvangorganisatie, waaronder de in het LRKP geregistreerde voorschoolse voorziening valt.

  • 3. De aanvrager voldoet aan, de bovenop de eisen Wet Kinderopvang, door het College van Burgemeester en Wethouders vastgestelde kwaliteitseisen.

Artikel 9 Aanvraag en aanvraagtermijn

De subsidieaanvraag bevat:

  • 1.

    Informatie over het aantal peuters per locatie (peildatum 1 december voorafgaand aan subsidiejaar;

  • 2.

    Een onderverdeling naar categorieën (WKO, niet-WKO, geïndiceerd, niet-geïndiceerd);

Artikel 10 Subsidieduur

  • 1. De subsidie wordt betaald aan de houder van de gecertificeerde voorschoolse voorziening voor maximaal 40 schoolweken per jaar.

  • 2. De subsidie gaat in op de datum wanneer de peuter een peuterplaats bezet.

  • 3. De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook, de voorschoolse voorziening verlaat.

Artikel 11 Verantwoording en vaststelling subsidie

Uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend, rapporteert de houder over het totaal van de hiervoor vermelde kwartaalgegevens. De subsidie wordt vastgesteld op de daadwerkelijk bestede uren per peuter aan de hand van het afgesproken uurtarief en onderverdeling naar categorieën van artikel 3.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 12 Weigeringsgronden

De subsidie kan worden geweigerd of worden ingetrokken als:

  • 1.

    als het aanbod voorschoolse educatie naar het oordeel van het college niet of onvoldoende bijdraagt aan het vergroten van het bereik van kinderen in een specifiek dorp;

  • 2.

    als een overtreding is geconstateerd door de toezichthouder van één of meer van de belangrijkste voorwaarden voor de wettelijke basiskwaliteit van kindercentra en deze overtreding niet binnen de geboden hersteltermijn is opgeheven. De voorwaarden zijn:

    • a.

      voldoende gekwalificeerd personeel;

    • b.

      goed pedagogisch klimaat;

    • c.

      veilige situatie;

    • d.

      gezonde omgeving;

    • e.

      goede accommodatie;

  • 3.

    als een overtreding van de kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie zoals die in de gemeente Neder-Betuwe vastgesteld zijn, is geconstateerd door de toezichthouder en deze overtreding niet binnen de geboden hersteltermijn is opgeheven en naar het oordeel van het college niet is aangetoond dat weer aan de eisen wordt voldaan;

  • 4.

    de opvanglocatie niet (meer) ingeschreven staat als kinderdagverblijf in het LRKP;

  • 5.

    de opvanglocatie niet gevestigd is in gemeente Neder-Betuwe;

Hoofdstuk 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 13 Verplichtingen

  • 1. De houder van de Kinderopvangorganisatie bepaalt, aan de hand van door de ouders te verstrekken actuele inkomensgegevens, welke ouders in aanmerking komen voor gemeentelijke subsidie.

  • 2. De houder van de Kinderopvangorganisatie brengt de gemeentelijke subsidie in mindering op het door ouders van de peuters te betalen uurtarief voor gebruik van een peuterplaats.

  • 3. De houder van de Kinderopvangorganisatie rapporteert per kwartaal cumulatief per geplaatste peuter de volgende gegevens:

    • naam organisatie waar de kinderopvanglocatie deel van uit maakt

    • naam organisatie kinderopvang

    • lrkp –nummer en adres

    • BSN-nummer peuter en ouder(s)

    • NAW gegevens peuter

    • geboortedatum

    • startdatum van de opvang

    • einddatum, indien relevant.

    • geïndiceerd of niet-geïndiceerd

    • WKO/niet-WKO

  • 4. De houder van de Kinderopvangorganisatie en gemeente evalueren in mei van het subsidiejaar het verloop van de subsidiëring. De uitkomsten van de evaluatie worden gebruikt in de subsidieafspraken voor het jaar erna.

  • 5. De houder van de Kinderopvangorganisatie levert in het subsidiejaar vóór 1 mei, vóór 1 augustus, vóór 1 november en vóór 1 februari (jaar erna) een tussentijdse rapportage aan op basis van de in artikel 8 lid 3 genoemde items. In deze tussentijdse rapportage wordt de voortgang van de activiteiten aangegeven, een prognose voor de (doorlopende) activiteiten gemaakt en een inzicht in de besteding van de subsidie gegeven. De rapportages zullen in een mondeling gesprek worden toegelicht. Indien de bescheiden niet op tijd ingediend zijn, dan zal dat consequenties hebben voor de bevoorschotting.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 14 Hardheidsclausule, inwerkingtredingen citeertitel

  • 1. In gevallen waarin de toepassing van deze regeling tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van deze regeling.

  • 2. Deze subsidieverordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking en is van toepassing op de uitvoering van activiteiten vanaf 1 januari 2017.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieverordening Kindgebonden financiering voorschoolse educatie Gemeente Neder-Betuwe 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 8 december 2016
de griffier, de voorzitter,
drs. E. van der Neut ir. C.W. Veerhoek

Toelichting

Artikel 1 Voor de begripsomschrijvingen in deze verordening is zoveel mogelijk aangesloten bij de begrippen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Wet op het primair onderwijs en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

Artikel 2 De Algemene subsidieverordening sociaal domein gemeente Neder-Betuwe 2016 is niet van toepassing, aangezien deze verordening instellingen met winstoogmerk uitsluit. Aangezien voorschoolse educatie ondergebracht is binnen de kinderopvang is specifiek voor deze subsidie bijgaande verordening opgesteld.Daarnaast zal het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen nieuwe financiële en inhoudelijke kaders vaststellen voor voor- en vroegschoolse educatie voor de periode 2018 en verder. In afwachting hiervan wordt de huidige subsidieverordening opgesteld, het komende jaar beleidskaders met betrekking tot kwaliteit aangescherpt en onderzocht of inkoop van peuterplaatsen meer passend is.

Artikel 3 Voor- en vroegschoolse educatie (vve) heeft als doel onderwijsachterstanden bij jonge kinderen te voorkomen en waar nodig te bestrijden. Voorschoolse educatie is gericht op peuters van 2,5 tot 4 jaar en vindt plaats binnen de kinderopvang. Aansluitend is er vroegschoolse educatie voor kleuters van 4 tot en met 6 jaar in groep 1 en 2 van het basisonderwijs.

De Wet op het primair onderwijs (Wpo) draagt de gemeente op dat zij alle kinderen die dat nodig hebben voorschoolse educatie aanbiedt: dekkend aanbod voor alle kinderen uit de doelgroep. De gemeente draagt zorg voor voldoende kwalitatief goede voorzieningen in aantal en spreiding en heeft een inspanningsverplichting om alle doelgroepkinderen te laten deelnemen aan voorschoolse educatie.

De gemeente Neder-Betuwe streeft ernaar om ieder kind succesvol te laten zijn op school, op een wijze die past bij de capaciteiten van het kind. Hiertoe wil de gemeente ook een passend aanbod organiseren voor kinderen tot vier jaar die niet tot de doelgroep behoren. De gemeente hecht dan ook grote waarde aan kwalitatief hoogwaardige voorschoolse voorzieningen gericht op de ontwikkelingsstimulering van jonge kinderen, die toegankelijk zijn voor alle peuters van 2,5 tot 4 jaar, zodat elk kind een goede start kan maken in het basisonderwijs. De inzet op ouderbetrokkenheid op voor- en vroegscholen en de inzet van hbo'ers op voorscholen dragen bij aan dit doel. Ook onderzoek draagt bij aan het verhogen van de kwaliteit van het aanbod. Omdat er nog veel ontwikkeld moet worden voor vve, wordt regelmatig onderzoek gedaan naar effectiviteit van het aanbod. Van gesubsidieerde organisaties wordt verwacht dat zij meewerken aan deze onderzoeken.

Artikel 4 Het subsidieplafond bepaalt het bedrag dat per jaar beschikbaar is voor de verschillende soorten activiteiten die volgens deze regels voor subsidie in aanmerking komen.

De aanvragen worden beoordeeld op volgorde van binnenkomst. Indien de aanvraag voldoet aan de criteria in deze regeling wordt deze gehonoreerd totdat het subsidieplafond is bereikt. Bij de beoordeling van de aanvragen gaat het college uit van de wettelijke taak van de gemeente om voldoende aanbod voorschoolse educatie te realiseren voor doelgroepkinderen en de inspanningsverplichting om doelgroepkinderen ook daadwerkelijk deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie. De gemeente dient het aanbod te spreiden over de gemeente. Daarnaast zet de gemeente zich in om een passend aanbod te bieden voor kinderen die niet tot de doelgroep behoren om zodoende goede peutervoorzieningen voor alle kinderen toegankelijk te maken.

Bij de uitbreidingen wordt prioriteit gegeven aan die dorpen waar veel peuters wonen, het aanbod nog onvoldoende is en het bereik van de doelgroep nog achterblijft op het bereikpercentage. Neder-Betuwe streeft naar gemengde groepen waarin doelgroep en niet-doelgroepkinderen samen kunnen deelnemen aan de voorschoolse educatie. Om dit te realiseren wordt ook gekeken naar de verhouding van het aantal doelgroep en niet-doelgroepkinderen in de voorschoolgroep en in hoeverre die een afspiegeling is van de verhouding in het dorp.

Artikel 5 Dit artikel geeft de juridische basis voor het instellen van een subsidieplafond. Door het hanteren van een subsidieplafond en het begrotingsvoorbehoud kunnen ongewenste overschrijdingen van het beschikbare budget worden voorkomen.

Artikel 6 De gemeente hecht dan ook grote waarde aan kwalitatief hoogwaardige voorschoolse voorzieningen gericht op de ontwikkelingsstimulering van jonge kinderen. Naast de subsidiering van peuterplaatsen, stelt het college jaarlijks subsidie ter beschikking voor activiteiten die de kwaliteit van voorschoolse educatie bevorderen, te denken aan activiteiten in het kader van ouderbetrokkenheid etc.

Artikel 7 Subsidie op grond van deze verordening wordt uitsluitend verstrekt ten behoeve van (doelgroep)peuters van de volgende groepen ouders:

  • 1.

    Ouders met recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter VVE;

  • 2.

    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een doelgroeppeuter VVE;

  • 3.

    Ouders met recht op kinderopvangtoeslag met een peuter;

  • 4.

    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een peuter.

Ouders die (beide) werken of studeren komen in aanmerking voor kinderopvangtoeslag. Deze groep kinderen valt daarmee niet meer onder de financieringsverantwoordelijkheid van de gemeente.

Voor ouders die geen aanspraak kunnen maken op de kinderopvangtoeslag, blijft er een financieringsverantwoordelijkheid vanuit de gemeente ten behoeve van VVE geïndiceerde kinderen. De gemeente Neder-Betuwe kiest voor het ontwikkelrecht van alle kinderen. Door de inkomensafhankelijke bijdrage van Wet Kinderopvang-ouders gelijk te trekken met die van niet-Wet Kinderopvang-ouders, ontstaat een situatie waarin ouders ongeacht of dat ze werken of niet, een eigen bijdrage per uur voor de voorschoolse voorziening betalen, conform jaarlijks door het rijk vastgestelde kinderopvangtoeslagtabel.

Artikel 8 Dit artikel voorziet er in dat subsidie alleen aangevraagd kan worden door een houder van een geregistreerde Kinderopvangorganisatie.

Artikel 9 Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 Voor wat betreft kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie die door de gemeente Neder-Betuwe vastgesteld zijn, worden de kwaliteitseisen aangehouden die opgenomen zijn in de beleidsnotitie “VVE in een geharmoniseerd stelsel”, totdat een nieuw beleidskader/beleidsregels is/zijn vastgesteld.

Artikel 13 De gemeente heeft tot taak gekregen, zorg te dragen voor een doelgroepbereik van voorschoolse educatie van 100%. Om deze taak te kunnen vervullen zijn in Neder-Betuwe diverse maatregelen genomen. Deze maatregelen zijn gericht op het indiceren, toeleiden en plaatsen van kinderen in voorschoolse educatie. Het effect van deze maatregelen is op dit moment onvoldoende inzichtelijk. Het gebruik van een peutermonitor kan hierin voorzien, waarvoor specifieke gegevens noodzakelijk zijn die versleuteld in een beveiligd systeem ingelezen kunnen worden.