Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels omtrent het woonwagenbeleid

Geldend van 09-02-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Neder-Betuwe houdende regels omtrent het woonwagenbeleid

De raad van de gemeente Neder-Betuwe;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op het bepaalde in de uitspraak van de Nationale Ombudsman van mei 2017 over woonbehoefte van woonwagenbewoners, de uitspraken van College voor Rechten van de Mens in maart 2018 over woonwagenbewoners als 'cultureel' erfgoed' en het beleidskader van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van juli 2018 waarin alle uitspraken zijn verwerkt tot een kader dat elke gemeente in lokaal beleid vastlegt.

B E S L U I T :

  • 1.

    het bestaande ontmoedigingsbeleid woonwagens in te trekken.

  • 2.

    het voorliggende woonwagenbeleid vast te stellen.

1. Aanleiding

Het bestaande woonwagenbeleid van de Gemeente Neder-Betuwe kent een zogeheten uitsterfbeleid. Het College voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat het beleid van gemeenten die er naar streven het aantal standplaatsen tot nul te reduceren, het zogeheten uitsterfbeleid, in strijd is met het grondwettelijk recht op gelijke behandeling. Ook is er sprake van uitsterfbeleid als gemeenten geen nieuwe standplaatsen aanleggen voor jongeren die ook een standplaats willen bewonen en een onredelijke termijn moeten wachten totdat de huidige huurders van een standplaats overlijden of verhuizen.

Ook heeft de Nationale Ombudsman een rapport uitgebracht waarin hij stelde dat onder andere de gemeenten tekort schoten in hun betrouwbaarheid ten aanzien van woonwagenbewoners. De Nationale Ombudsman vond dat gemeenten het recht van woonwagenbewoners om te leven volgens hun culturele identiteit onvoldoende erkennen en faciliteren.

In reactie hierop heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met advies van onder andere het College voor de Rechten van de Mens het beleidskader `gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid’ (hierna: beleidskader BZK) ontwikkeld. Gemeente Neder-Betuwe moet daarom het woonwagenbeleid in overeenstemming brengen met de mensenrechtelijke uitgangspunten. Het beleidskader BZK geeft handvatten voor nieuw beleid.

Sinds het beschikbaar stellen van het beleidskader BZK in juli 2018, heeft gemeente Neder-Betuwe actie ondernomen om het woonwagenbeleid in overeenstemming te brengen met de gestelde mensenrechtelijke uitgangspunten. Er is afgesproken om het beleid in raadcyclus 7, december 2020, voor te leggen aan de Gemeenteraad.

1.1 Woonvisie en beleid

Gemeente Neder-Betuwe heeft een woonvisie 2016-2021. Daarnaast ook specifiek beleid voor de doelgroep arbeidsmigranten. Voor de doelgroep woonwagenbewoners stellen we voor om ook apart beleid vast te stellen dat onder de paraplu valt van de woonvisie.

afbeelding binnen de regeling

1.2 Historie woonwagenbeleid en standplaatsen

1992

Verkoop woonwagenstandplaats Veldsteeg 5 in IJzendoorn aan de bewoners.

maart 1999

Woonwagenwet vervalt.

1999-2018

Gemeentelijk beleid is het aantal woonwagenstandplaatsen niet uit te breiden en bij vrijkomende standplaatsen weg te bestemmen.

februari 2003 – november 2007

Verkoop woonwagenstandplaatsen ’t Erf 1-4 in Dodewaard en Domeinstraat 1 Ochten aan woningcorporatie SWB.

juli 2007

Opheffing woonwagenstandplaats Walenhoek 1 Kesteren.

januari 2016

Opheffing woonwagenstandplaats Domeinstraat 1 Ochten

april 2018

Verkoop woonwagenstandplaatsen Fruitstraat 60A, 62A in Kesteren aan huidige woonwagenbewoners.

juli 2018

BZK stuurt beleidskader

november 2018

collegebesluit opstellen nieuw beleid woonwagenstandplaatsen

september 2019

collegebesluit akkoord plan van aanpak regionale inventarisatie woonwagenstandplaatsen

november 2019-april 2020

uitvoering regionale inventarisatie woonwagenstandplaatsen

maart 2020

collegebesluit akkoord bestuursopdracht woonwagenbeleid

april 2020 – december 2020

uitvoering bestuursopdracht woonwagenbeleid

juni 2020

start lijst geregistreerde standplaatszoekenden

2. Mensenrechtelijke standaarden

Woonwagenbewoners hebben een eigen culturele identiteit. In de laatste tien tot vijftien jaar is de bescherming van deze culturele identiteit vastgelegd in verschillende verdragen. Nederland heeft deze verdragen ook ondertekend. Dit brengt voor Nederland de verplichting mee om voor voldoende standplaatsen te zorgen om ervoor zorg te dragen dat woonwagenbewoners kunnen leven volgens hun tradities en culturele identiteit. Een betrouwbare overheid die zich bindt aan verdragen, moet zich ook inzetten om de mensenrechten te waarborgen. De betrouwbare inzet moet zien op het inventariseren van de behoefte aan standplaatsen, het correct toewijzen van standplaatsen en door bij de herontwikkeling van bestaande woonwagenlocaties rekening te houden met het recht van woonwagenbewoners om volgens hun culturele identiteit te wonen1.

2.1 Mensenrechtelijk kader

Bij de huisvesting van woonwagenbewoners moet rekening worden gehouden met onder andere de volgende grondrechten: het recht op huisvesting, het recht op bescherming van het privéleven en het recht op gelijke behandeling.

Het recht op huisvesting

Het recht op huisvesting houdt in ‘een bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid’, aldus artikel 22, tweede lid van de Grondwet. Dit ziet op het aantal woningen, de kwaliteit en de veiligheid en de betaalbaarheid van de woningen. Het recht op huisvesting geeft geen recht op een woonruimte, maar het woonwagenbeleid moet erop gericht zijn dat slechts in noodgevallen een situatie van onvoldoende wooneenheden zou bestaan.

Het recht op bescherming van het privéleven

Eenieder heeft recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie, aldus artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). Een woonwagen is aan te merken als een ‘woning en valt hierdoor onder de bescherming van artikel 8 EVRM. Hiervoor is het o.a. bepalend dat de bewoner een ‘voldoende en voortdurende band heeft met een specifieke woonwagen(standplaats)’. Van belang is een kenmerk van de identiteit van woonwagenbewoners: ‘het wonen in een woonwagen waarbij familiebanden in onderlinge verbondenheid een belangrijke rol spelen’. Uit jurisprudentie van het EHRM blijkt dat de overheid een positieve verplichting heeft om de cultuur te beschermen en het woonwagenleven te faciliteren.

Het recht op gelijke behandeling

Het recht op een gelijke behandeling houdt in dat woonwagenbewoners niet nadeliger mogen worden behandeld vanwege het feit dat zij woonwagenbewoners zijn. Om die reden heeft het College voor de Rechten van de Mens geoordeeld dat een uitsterfbeleid, zoals veel gemeenten en ook de gemeente Neder-Betuwe hanteerde, van woonwagenstandplaatsen discriminerend is als dit uitsterfbeleid is gericht op het laten verdwijnen van woonwagenbewoning.

2.2 Gemeentelijk beleid

Voor de gemeente betekent dit dat in ons woonwagenbeleid aandacht moet zijn voor de specifieke woonbehoefte van woonwagenbewoners, waarbij rekening wordt gehouden met onder andere de hierboven besproken mensenrechten. De behoefte kenmerkt zich door het wonen in een woonwagen en door het in familieverband samenwonen op een woonwagenlocatie2.

Het beleidskader BZK geeft ons de volgende standaarden mee:

  • -

    de gemeente heeft een zorgplicht om een beleid te ontwikkelen dat het woonwagenleven voldoende faciliteert en beschermt. Concreet betekent dit om te voorzien in voldoende woonwagenstandplaatsen;

  • -

    den woningzoekende dient binnen een afzienbare tijd kans te maken op een standplaats. De wachttijd moet in ieder geval ongeveer hetzelfde zijn als de wachttijd voor een sociale huurwoning;

  • -

    bij het bepalen of iemand als woonwagenbewoner kan worden aangemerkt, moet ook rekening gehouden worden met de zogenoemde spijtoptanten. Het is niet van belang of een woonwagenbewoner tijdelijk in een reguliere woning heeft gewoond. Zolang de persoon de intentie had om terug te keren naar het woonwagenleven, moet rekening gehouden worden met zijn of haar woonbehoefte.

Het nieuwe woonwagenbeleid van de gemeente Neder-Betuwe houdt in zijn woonbeleid rekening met de specifieke woonbehoefte van woonwagenbewoners en werkt naar een voorziening voor voldoende standplaatsen, zodat woonwagenbewoners binnen een redelijke termijn een standplaats kunnen krijgen. Van een uitsterfbeleid is geen sprake.

3. Huidige woonwagenlocaties

3.1 Huidige locaties

Binnen de gemeente Neder-Betuwe liggen drie woonwagenlocaties:

  • -

    Fruitstraat Kesteren: 2 koopstandplaatsen en 2 woonwagens

  • -

    ’t Erf Dodewaard: 3 huurstandplaatsen en 3 woonwagens

  • -

    Veldsteeg IJzendoorn: 1 koopstandplaats en 1 woonwagen

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: bovenaanzicht van de huidige woonwagenlocaties, v.l.n.r.: Fruitstraat Kesteren, ’t Erf Dodewaard en Veldsteeg IJzendoorn.

De huidige woonwagenlocaties zijn bekeken op basis van het bestemmingsplan. De huidige bestemmingsplanregels zijn als bijlage toegevoegd. Daarnaast zijn ze beoordeeld op onderstaande punten.

Grondgebruik

Soms is er bij standplaatsen sprake van illegaal grondgebruik. De gronden zijn overwegend in eigendom van de gemeente. Als er sprake is van onjuist grondgebruik, kiest de gemeente hoe de gronden gebruikt mogen worden. Vervolgens wordt er contact gelegd met de huidige bewoner. De grond wordt teruggevorderd of met een huurovereenkomst onder voorwaarden en tegen vergoeding verhuurd.

Omgevingsvergunning

Dit woonwagenbeleid vormt een ijkmoment het gebruik op de woonwagenlocaties en de bouwwerken te bekijken en beoordelen op veiligheid, bestemmingsplan en vergunningen. Als er afwijkingen aangetroffen worden, kan de gemeente bepalen hoe daartegen handhavend op te treden.

Brandveiligheid

De brandveiligheid op een woonwagenlocatie kan alleen worden gegarandeerd en gehandhaafd door het vastleggen van een brandveilige afstand tussen (clusters van) woonwagens. Deze brandveilige afstand (minimaal vijf meter) kan alleen worden vastgelegd in een juridisch ruimtelijk plan, zoals een bestemmingsplan. Dit is onderdeel van de beleidsregels van dit beleidsplan.

3.2 Bevindingen

Fruitstraat Kesteren

De woonwagenlocatie aan de Fruitstraat valt in het bestemmingsplan ‘Kernen Neder-Betuwe’ en heeft de bestemming ‘Wonen – Woonwagens’. Op de gronden zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woonwagens toegestaan en bij de woonwagens behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Op de locatie zijn nu twee woonwagens gevestigd.

De huidige woonwagenlocatie is bekeken en beoordeeld op een drietal punten. Allereerst is gekeken naar het grondgebruik. Op de locaties aan de Fruitstraat is geconstateerd dat er geen sprake is van illegaal grondgebruik. Ook is gekeken naar de omgevingsvergunning en de brandveiligheid. Hier zijn geen bijzonderheden geconstateerd.

’t Erf Dodewaard

De woonwagenlocatie aan ’t Erf valt binnen het bestemmingsplan ‘Buitengebied Dodewaard en Echteld’ en heeft de bestemming ‘Wonen’ met de functieaanduiding ‘woonwagenstandplaats’. Op de gronden met deze bestemming mogen uitsluitend woonwagens en bijgebouwen ten behoeve van woonwagens worden gebouwd. Ook op deze locatie zijn drie woonwagens aanwezig.

De huidige woonwagenlocatie is bekeken en beoordeeld op een drietal punten. Allereerst is gekeken naar het grondgebruik. Op de locaties aan ‘t Erf is geconstateerd dat er geen sprake is van illegaal grondgebruik. Ook is gekeken naar de omgevingsvergunning en de brandveiligheid. Hier zijn geen bijzonderheden geconstateerd.

Veldsteeg IJzendoorn

De woonwagenlocatie aan de Veldsteeg valt onder het bestemmingsplan ‘Buitengebied Dodewaard en Echteld’ en heeft de bestemming ‘Wonen’. Het perceel grens aan een bedrijfsbestemming met de specifieke functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – recyclingbedrijf’. De locatie heeft geen specifieke bestemming of aanduiding waarbij het mogelijk is om een woonwagenstandplaats te vestigen. Op de locatie zijn nog voor een beperkte periode twee woonwagens aanwezig.

Omdat de huidige woonwagenlocatie eindig is, is deze locatie alleen beoordeeld op brandveiligheid. De brandveiligheid is in orde.

4. Inventarisatie behoefte woonwagenstandplaatsen

4.1 Opgave

Voorafgaand aan het opstellen van dit woonwagenbeleid moet de behoefte aan woonwagenstandplaatsen in de gemeente Neder-Betuwe worden onderzocht. Op 6 september 2019 is een collegebesluit genomen om akkoord te gaan met het plan van aanpak voor de regionale inventarisatie behoefte aan woonwagenstandplaatsen. Dit regionale onderzoek is in december 2019 gestart en wordt naar verwachting in zomer 2020 afgerond.

Waarom een regionaal onderzoek?

Bij specifieke doelgroepen is het aan te bevelen onderzoek regionaal uit te voeren en de regionale behoefte in kaart te brengen. Hiermee probeer je te negatieve effecten te voorkomen als verschuivingen van het vraagstuk, de doelgroep of de woonoplossing over de gemeentegrenzen. Vervolgens kunnen er ook regionale afspraken gemaakt worden om samen te werken bij het invullen van deze specifieke woonvraag.

Waarom een apart onderzoek?

Regulier woningbehoefteonderzoek sluit deze doelgroep uit omdat in de onderzoeksmethoden geen rekening gehouden kan worden met onder andere de familiaire banden en laaggeletterdheid. Een passende onderzoeksmethode is een raadpleging van de lokale doelgroep middels mondelinge vraaggesprekken.

Uitkomsten

De huidige woonwagenbewoners, de ex-woonwagenbewoners/ spijtoptanten en bekende geïnteresseerden voor een standplaats hebben een uitnodiging ontvangen voor een persoonlijke gesprek voor de inventarisatie behoefte woonwagenstandplaatsen. In de uitnodiging stond dat als er familieleden, vrienden of bekenden zijn die ook willen deelnemen aan de inventarisatie dit mogelijk is. Hier is geen gebruik van gemaakt. In totaal zijn er 12 gesprekken gevoerd met personen die aangeven op zoek te zijn naar een (nieuwe) standplaats. In totaal zou op basis van het onderzoek zijn er 10 nieuwe standplaatsen nodig voor de geregistreerde standplaatszoekenden. Let op: dit is een uitkomst van een onderzoek. Voor een goed beeld van de behoefte moet ook gekeken worden naar de inschrijvingen op de lijst geregistreerde standplaatszoekenden, zie paragraaf 6.1.

voor wie

aantal standplaatsen

huidige woonwagenbewoners, de ouders

2

(bij verhuizing komt er maar 1 standplaats vrij omdat locatie Veldsteeg wordt opgeheven)

huidige woonwagenbewoners, de volwassen kinderen

6

(bij verhuizing komt er geen standplaats vrij omdat het inwonende kinderen betreft).

ex woonwagenbewoners, de ouders

2

ex woonwagenbewoners, de kinderen

1

overig

0

totaal behoefte

10 standplaatsen

4.2 Lijst geregistreerde standplaatszoekenden

Om (weer) invulling te kunnen geven aan de wens om te wonen op een woonwagenstandplaats, geeft het beleidskader BZK aan dat gemeenten een wachtlijst bij moeten houden met geïnteresseerden voor de standplaatsen. Bij gemeente Neder-Betuwe noemen we dit de lijst geregistreerde standplaatszoekende. Regionaal is hiervoor een methodiek afgesproken met als doel de lokale en daadwerkelijk geïnteresseerde woonwagenbewoners te bedienen. De lijst is per 1 juni 2020 opengesteld.

Inschrijven

Inschrijven voor de lijst geregistreerde standplaatszoekenden kan door het invullen van het ‘inschrijfformulier lijst geregistreerde standplaatszoekende’. Compleet ingevuld, ondertekend en voorzien van de gevraagde bijlagen kan dit ingeleverd worden bij de gemeente Neder-Betuwe.

Toets afstammingsbeginsel

De gemeente toetst bij inschrijving of het een ‘woonwagenbewoner’ is. Dit doen wij door te kijken of het adres van de ouders en grootouders gelegen is of was op een woonwagenlocatie. Zo ja, dan noemen wij de persoon ‘standplaatszoekende conform het afstammingsbeginsel’.

Betaalverzoek

Voldoet de persoon aan de regels van het afstammingsbeginsel, dan sturen wij een verzoek om het inschrijfgeld te betalen. Het bedrag is 25 euro (prijspeil 2020). De datum van betaling is gelijk ook de datum van uw inschrijving op de lijst geregistreerde standplaatszoekenden.

Afwijzing

Er zijn redenen waarom inschrijven niet mogelijk is:

  • -

    De persoon voldoet niet aan de regels van het afstammingsbeginsel.

  • -

    De persoon is in de afgelopen 10 jaar met een financiële vergoeding (niet zijnde de wettelijke verhuisvergoeding) van de voormalige standplaats vertrokken.

  • -

    De persoon is in de afgelopen vijf jaar wegens ongeoorloofd gedrag (bijvoorbeeld hennepteelt, huurachterstanden) van de voormalig standplaats vertrokken.

  • -

    De persoon heeft een huurachterstand.

Bevestiging inschrijving

Na ontvangst van de betaling van het inschrijfgeld stuurt de gemeente Neder-Betuwe een schriftelijke bevestiging van inschrijving waarin staat:

  • -

    het aantal eenmalige punten bij eerste inschrijving;

  • -

    de inschrijfdatum.

Punten verzamelen

Woonsituatie op moment van inschrijving

Puntenaantal

A

Inschrijver is een inwonend kind én woont op een standplaats in de gemeente Neder-Betuwe

Eenmalig bij eerste inschrijving

100

B

Inschrijver woont op een standplaats in de gemeente Neder-Betuwe

Eenmalig bij eerste inschrijving

80

C

Inschrijver is een inwonend kind én woont in een reguliere woning in de gemeente Neder-Betuwe, maar is geboren en getogen op een woonwagenlocatie. Door verhuizing van ouders nu woonachtig is een reguliere woning.

Eenmalig bij eerste inschrijving

75

D

Inschrijver woont in een reguliere woning in de gemeente Neder-Betuwe, maar is geboren en getogen op een woonwagenlocatie. Door gebrek aan standplaatsen nu woonachtig in een reguliere woning.

Eenmalig bij eerste inschrijving

55

E

Inschrijver woont in een reguliere woning in de gemeente Neder-Betuwe.

Eenmalig bij eerste inschrijving

40

F

Inschrijver woont op een standplaats buiten de gemeente, maar in de Regio Rivierenland.

Eenmalig bij eerste inschrijving.

20

G

Inschrijver woont in een reguliere woning buiten de gemeente, maar in de Regio Rivierenland.

Eenmalig bij eerste inschrijving

10

H

Inschrijver woont buiten Regio Rivierenland.

Eenmalig bij eerste inschrijving

1

I

Elke maand dat men staat ingeschreven voor een standplaats

Maandelijks

1

Verlengen

Wie staat ingeschreven ontvangt elk jaar, omstreeks juni, een brief voor het betalen van de verlenging van inschrijving. Het bedrag is 10 euro (prijspeil 2020). Als de verlenging niet betaalt wordt, dan vervalt de inschrijving.

Uitschrijven

De inschrijving op de lijst vervalt op het moment dat een standplaats wordt toegekend. Ook kan men zich schriftelijk bij de gemeente Neder-Betuwe uitschrijven. Dit kan ook door de verlenging niet te betalen. De uitschrijving wordt in beide gevallen schriftelijk bevestigd.

4.3 Reële wachttijd

Huurstandplaatsen worden in gemeente Neder-Betuwe verhuurd door woningcorporatie Thius. Voor huurstandplaatsen spiegelen we de wachttijd aan de wachttijd voor een reguliere sociale huurwoning. Dit is 7 jaar per 1 januari 2020. Dit is een richtlijn voor de ontwikkeling van plannen, maar geen garantie dat de standplaatsen ook gerealiseerd zijn.

4.4 Toewijzing en familiaire banden

In gemeente Neder-Betuwe wonen drie families waarbij binnen de families soms ook voorkeur is om wel dan niet bij elkaar te wonen. Op basis van het woonbehoefteonderzoek woonwagenbewoners zijn er in onze gemeente vier locaties gewenst om een prettige leefomgeving te borgen.

Vanuit de persoonlijke gesprekken en bewonerscontacten is er al een goed beeld welke families en personen samen kunnen en willen wonen. Ook op het inschrijfformulier voor de lijst geregistreerde standplaatszoekende kan aangegeven worden of er een voorkeurslocatie is.

Als er een standplaats beschikbaar is, dan wordt deze toegewezen aan de persoon met het hoogste aantal punten. In de praktijk zullen dit de kinderen of familieleden zijn van de huidige bewoners van de locatie. De familiebanden zijn medebepalend bij de toewijzing. Ook als je eerste staat, ben je wel afhankelijk of er een standplaats bij jouw familie beschikbaar komt.

5. Kwaliteitseisen leefomgeving woonwagenlocaties

Het uitgangspunt is dat voor de bewoners die in woonwagens wonen dezelfde rechten, maar ook plichten gelden als voor iedere andere burger binnen de gemeente Neder-Betuwe. Belangrijk hierbij is het dat de gemeente in verbinding staat met de bewoners. Zoals dat ook in andere wijken het geval is en de ondersteuning biedt die nodig is en men mag verwachten.

5.1 Schoon, heel, veilig en duurzaam

De doelstelling is dat de woonwagenlocaties schoon, heel en veilig zijn én ook blijven. Ook bij het wonen op woonwagenlocaties is duurzaamheid, energiebesparing en –opwekking een speerpunt.

Schoon:

  • -

    De woonwagenlocaties hebben een netjes en verzorgd aangezicht.

  • -

    Het onderhoud en beheer van de openbare ruimte is geoptimaliseerd.

  • -

    Naar voorbeeld van andere gemeenten zou ik hier aan toe willen voegen dat:

  • -

    Er vinden geen bedrijfsmatige activiteiten plaats op de woonwagenlocatie behoudens datgene wat middels het bestemmingsplan is toegestaan;

    Met deze uitgangspunten werken we toe aan woonwagenlocaties die schoon, heel en veilig zijn én ook blijven.

Heel:

  • -

    Er is geen achterstallig onderhoud bij de huurstandplaatsen;

  • -

    Kwalitatief goede huisvestingsmogelijkheden voor de doelgroep die op woonwagencentra woont en wil wonen.

  • -

    Een passende, prettige en groene landschappelijke inpassing.

Veilig:

  • -

    Alle huisvesting is brandveilig.

  • -

    Er zijn afspraken over onder andere blusmiddelen, aanwezigheid openbaar water, aanrijdtijd Brandweer, vluchtwegen, opstelplaatsen brandweerauto’s en verzamelplaats voor bewoners bij brand.

  • -

    Er is geen sprake van (milieu)overlast in welke vorm dan ook.

  • -

    Een prettige leefomgeving waar men zich veilig voelt en is.

  • -

    Toegankelijkheid en bereik, ook voor hulpdiensten, is geregeld.

  • -

    Bestaande huisvesting (zover mogelijk) upgraden naar geldende wet- en regelgeving,

Duurzaam:

  • -

    Kansen voor verduurzaming van bestaande woonwagenlocaties worden met de bewoners besproken.

  • -

    Bij nieuwe woonwagenlocaties is energiebesparing en energieopwekking onderdeel van het plan.

5.2 Functie en bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is het gemeentelijk instrument, waarmee de gebruiks- en bouwmogelijkheden van alle openbare en particuliere gronden binnen de gemeentegrenzen dwingend zijn voorgeschreven. Het uitgangspunt is dat aanvragen om een omgevingsvergunning in principe aan het bestemmingsplan moeten voldoen.

In bijlage 3 staan de bestemmingsplanregels voor woonwagenlocaties.

5.3 Wonen en zorg

Onder mantelzorg wordt verstaan de hulp die niet beroepsmatig wordt verstrekt aan bejaarden, zieken en andere hulpbehoevenden, zoals inwonende ouders, lichamelijk of verstandelijk gehandicapte kinderen.

Bij woonwagens mag er geen bouwwerk opgericht worden als mantelzorgvoorziening. Deze bepaling staat in het Besluit omgevingsrecht (Bor artikel 2, lid 3, sub 3g van bijlage II). Wel mag er een mantelzorgvoorziening plaatsvinden vanuit een vergund gebouw op hetzelfde perceel (artikel 2, lid 22 van het Bor). Een nieuwe, bebouwde mantelzorgvoorziening op hetzelfde perceel mag wel vergunningsvrij voor bouwen worden geplaatst, onder voorwaarde dat dit gebouw in overeenstemming is met het bestemmingsplan (artikel 3, lid 1 Bor).

5.4 Beheer en exploitatie

De gemeente kiest er voor niet zelf de exploitatie van woonwagenstandplaatsen ter hand te nemen. Beheer en exploitatie is een taak van de woningbouwcorporatie en de corporatie is dan ook de beoogde eigenaar van standplaatsen in de gemeente. Thius heeft momenteel al een aantal woonwagenstandplaatsen in beheer die door de gemeente zijn overgedragen in 2007. Bij de ontwikkeling en realisatie van nieuwe standplaatsen zullen Thius en de gemeente gezamenlijk optrekken. Thius en de gemeente zullen in een intentieovereenkomst de afspraken vastleggen over de verdeling van taken en verantwoordelijkheden om te komen tot nieuwe standplaatsen. Ook zullen in de intentieovereenkomst afspraken worden gemaakt over de financiële afwikkeling en kadastrale overdracht van de standplaatsen na realisatie.

5.5 Openbare orde en veiligheid

Bestuursrechtelijke bevoegdheden

Inzet op preventie door te monitoren op risico’s voor de openbare orde dan wel het plegen van strafbare feiten.

Inzet wet Bibob

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Op grond van artikel 3 van deze wet kan een vergunning worden geweigerd of ingetrokken, als sprake is van een “ernstig gevaar” dat de vergunning mede zal worden gebruikt om:

  • -

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen.

  • -

    Om vast te stellen of zich een ernstig gevaar voordoet, wordt voorafgaande aan de vergunningverlening een Bibob-onderzoek verricht naar degene die de vergunning aanvraagt en diens “zakelijke relaties”. Ook nadat de vergunning is verleend kan een dergelijk onderzoek worden gedaan.

Echter: ons Bibob-beleid is sterk verouderd en wordt in de loop van 2020/2021 geactualiseerd. Op basis van de huidige beleidsregels is het nog niet mogelijk om vergaand onderzoek te verrichten (huidige regels zijn vooral gericht op horecavergunningen). Het is noodzakelijk om dit beleid te actualiseren en daarmee zaken als de totale breedte van vergunningverlening, vastgoedtransacties e.d. mee te nemen.

Inzet specifieke maatregelen bij verstoringen openbare orde

Op basis van onder andere de bevoegdheden van de burgemeester en de APV heeft de gemeente diverse maatregelen in handen om op te treden bij concrete openbare ordeverstoringen. We hebben beleidsregels op het gebied van artikel 13b Opiumwet, Wet aanpak woonoverlast en kunnen acteren op diverse artikelen vanuit de Gemeentewet. De APV is leidend.

Brandveiligheid

De brandveiligheid van woonwagens en woonwagenlocaties dient te voldoen aan de bouwtechnische eisen als geformuleerd in het vigerende Bouwbesluit. Hierin worden minimale prestatie-eisen (grenswaarden) gesteld aan woningen, dus ook aan woonwagens, die gelden voor bestaande bouw en voor nieuwbouw. Een woonwagen is wettelijk gezien een bouwwerk zodat de woonwagen, gelijk aan een reguliere woning, moet voldoen aan de eisen volgens onder meer de Woningwet en het Bouwbesluit. Er is structureel contact met de veiligheidsregio.

Overige uitgangspunten

  • -

    De gemeente is aangesloten bij een anti-discriminatievoorziening. Wellicht hierover nog iets opnemen in het kader van het gelijkheidsbeginsel.

  • -

    Iedere inwoner heeft recht op een prettig leefomgeving waar men zich veilig voelt en is. Dit geldt dus ook voor bewoners van woonwagens en voor de bewoners uit de directe omgeving van woonwagenstandplaatsen.

  • -

    Toegankelijkheid, bereikbaarheid en transparantie zijn nog uit te werken thema’s als het gaat om situering en contact met veiligheidspartners.

  • -

    Sociale ondersteuning moet ten alle tijden geleverd kunnen worden.

  • -

    Het uitgangspunt is dat voor de bewoners die in woonwagens wonen gelden dezelfde rechten, maar ook plichten gelden als voor iedere andere burger binnen de gemeente Neder-Betuwe. Belangrijk hierbij is het dat de gemeente in verbinding staat met de bewoners. Zoals dat ook in andere wijken het geval is en de ondersteuning biedt die nodig is en men mag verwachten.

6. Gemeentelijke opgave

6.1 Huidige situatie en woonbehoefte

aantal standplaatsen eind 2020, waarvan:

5 standplaatsen

Locatie Fruitstraat Kesteren

2 standplaatsen koop

Locatie ’t Erf Dodewaard

3 standplaatsen huur

behoefteonderzoek: vraag naar nieuwe standplaatsen

10 standplaatsen

inschrijvingen lijst geregistreerde standplaatszoekende dd 1-11-2020

9 inschrijvingen

6.2 Gemeentelijke opgave

De huidige situatie rondom het aantal woonwagenstandplaatsen en de bewoners zijn bekend. Het behoefteonderzoek geeft aan onder de huidige lokale woonwagenbewoners behoefte is aan 10 extra standplaatsen. De geïnterviewde huishoudens zijn gevraagd om zich ook in te schrijven op de lijst geregistreerde standplaatszoekende die per 1 juni 2020 is opengesteld. Er zijn tot op heden 9 inschrijvingen ontvangen. Naar verwachting komen er geen inschrijvingen bij. In twee gevallen hebben personen zich als huishouden / paar ingeschreven. Daardoor is het aantal van 11 geïnteresseerden naar 9 inschrijvingen gezakt.

Bij de standplaatszoekenden gaat het voornamelijk om volwassen kinderen die nog bij hun ouders in de woonwagen wonen en die nu niet naar een eigen standplaats met woonwagen kunnen verhuizen. En om ex-woonwagenbewoners die toen zij een gezin vormden niet konden kiezen voor woonwagen omdat er geen standplaatsen beschikbaar waren.

6.3 Scenario’s

De werkgroep heeft scenario’s uitgewerkt die invulling kunnen geven aan de toekomstige situatie. Scenario’s kunnen ook gecombineerd worden.

Scenario 1: Niets doen

Het is dan onhaalbaar om binnen de redelijke wachttijd van 7 jaar de ingeschreven standplaatszoekenden een standplaats toe te wijzen. De huidige bewoners geven aan geen intentie te hebben om te verhuizen naar een reguliere woning. Hierdoor zouden er alleen standplaatsen vrij komen bij overlijden van alle bewoners van de betreffende woonwagen.

Scenario 2: Herinrichting ’t Erf Dodewaard

Het is haalbaar om één nieuwe standplaats te realiseren waarbij rekening gehouden kan worden met de familiaire banden. Dit gaat in samenwerking met woningcorporatie Thius.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: links bestaande situatie, rechts mogelijkheid voor herinrichting ’t Erf inclusief uitbreiding met standplaats nummer 5. Standplaatsen 1 en 3 worden in één huurcontract verhuurd aan één bewoner die hier één woonwagen mag plaatsen. Standplaats 2 en 4 zijn bestaand en worden verhuurd.

Scenario 3: Herinrichting Fruitstraat Kesteren

Het is haalbaar om één nieuwe standplaats te realiseren. Daarbij is uitbreiding van de Fruitstraat aan de eigenaren, de huidige bewoners, gezien het koopstandplaatsen zijn.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: links bestaande situatie, rechts mogelijkheid voor herinrichting Fruitstraat waarbij aan de linkerzijde het perceel in tweeën gesplitst kan worden en een bestaande grote berging vervangen kan worden door een woonwagen. Zo ontstaat één extra standplaats.

Scenario 4: Een nieuwe locatie met 3 koopstandplaatsen

Bij een kleine locatie kan goed rekening gehouden worden met de familiaire banden. Maar met scenario 4 worden er onvoldoende standplaatsen toegevoegd om binnen de redelijke wachttijd van 7 jaar de ingeschreven standplaatszoekenden een standplaats toe te wijzen. Om voldoende standplaatsen toe te voegen zijn er meerdere kleine locaties nodig of scenario 4 en 5 moeten gecombineerd worden.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: voorbeeld inrichting woonwagenlocatie 3 plaatsen.

Scenario 5: Een nieuwe locatie met 6 huurstandplaatsen

Bij een grotere locatie kan in mindere mate rekening gehouden worden met familiaire banden. Maar met scenario 5 worden er onvoldoende standplaatsen toegevoegd om binnen de redelijke wachttijd van 7 jaar de ingeschreven standplaatszoekenden een standplaats toe te wijzen. Om voldoende standplaatsen toe te voegen moet ook scenario 2 en 3 of 4 gerealiseerd worden.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: voorbeeld inrichting woonwagenlocatie 6 plaatsen.

Scenario 6: Een nieuwe locatie met 8-10 standplaatsen (huur en koop)

Het benodigde aantal standplaatsen wordt in één keer toegevoegd waarbij in mindere mate rekening gehouden kan worden met familiaire banden. Een combinatie met andere scenario’s is niet nodig.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding: voorbeelden mogelijke inrichting woonwagenlocatie met 8 tot 10 plaatsen.

7. Werkwijze

Actief beleid betekent ook inzet en betrokkenheid van medewerkers en samenwerkingspartners voor deze doelgroep. In dit hoofdstuk staat hoe we dit organiseren.

7.1 Intern

Eerste aanspreekpunt woonwagenbewoners

Een vast contactpersoon die het eerste aanspreekpunt is voor de woonwagenbewoners vanuit de gemeente Neder-Betuwe. De persoon is bekend met de persoonlijke situaties en bewoners kunnen laagdrempelig bij deze persoon terecht. De persoon heeft kennis van en ervaring met deze doelgroep, komt graag bij de bewoners thuis over de vloer en heeft begrip voor hun specifieke woon- en levenswijze.

Beleidsverantwoordelijke woonwagenstandplaatsen

De beleidsmedewerker wonen is beleidsverantwoordelijk voor het woonwagen- en standplaatsenbeleid. De persoon heeft goed contact met het eerste aanspreekpunt woonwagenbewoners en de woningcorporatie. Er zijn tweedelijns contacten met bewoners. Om objectief te blijven is er bewust gekozen voor een scheiding tussen beleid en bewonerscontacten. De persoon ziet toe op naleving en uitvoering van het beleid woonwagens en standplaatsen.

Administratieve scheiding lijst geregistreerde standplaatszoekende

Het eerste aanspreekpunt heeft veel bewonerscontacten. De beleidsmedewerker wonen is beleidsverantwoordelijk en bepaalt de voorwaarden en puntentelling voor inschrijving op de lijst geregistreerde standplaatszoekenden en de toewijzing van standplaatsen. Het is wenselijk de van puntentoewijzing door een derde onafhankelijk persoon te laten uitvoeren. Deze persoon heeft vanuit zijn/haar functie geen contact met de betrokken personen en heeft geen invloed of betrokkenheid bij het beleid.

7.2 Samenwerking

Woningcorporatie Thius

Woningcorporatie Thius is een belangrijke partner als het gaat om het voorzien in huisvesting voor woonwagenbewoners. Woonwagenbewoners die een huishoudinkomen hebben tot aan de inkomensgrenzen, genoemd in artikel 48 van de Woningwet, behoren tot de doelgroep van woningcorporaties. Het ontwikkelen, verhuren en exploiteren van woonwagenlocaties, standplaatsen en woonwagens behoort daarmee tot de kerntaak van de woningcorporaties. Bij woningcorporatie Thius is er een vaste medewerker die al jarenlang goed de contact heeft met de woonwagenbewoners.

Stichting PAS

De onderwijsconsulent van Stichting PAS werkt in opdracht van de gemeente. Ze begeleiden kinderen van woonwagen- Roma en Sinti tussen de 0 en 23 jaar. Het gaat voornamelijk om voorlichting, advies en bemiddeling tussen leerlingen, ouders en scholen. Samen met ouders en kinderen voert de onderwijsconsulent de gezinsgerichte programma’s Spel aan de Wagen en Samen Leren uit.

Regio Rivierenland

Afstemming met de gemeenten in Regio Rivierenland is van belang om samen op te trekken in de behoefte-inventarisatie en ook de uitgangspunten van de beleidsvorming.

Omliggende gemeenten

Gemeenten rondom Neder-Betuwe worden geïnformeerd over het woonwagenbeleid. Indien behoefte of interesse wordt hier een verdere samenwerking gezocht.

Provincie Gelderland

Provincie Gelderland houdt toezicht op de gemeenten en is van belang als het gaat om de afstemming van het huisvestingsbeleid en het ruimtelijke ordeningsbeleid.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 10 december 2020

de griffier,

E. van der Neut

de voorzitter,

A.J. Kottelenberg

Bijlage 1 Huidige bestemmingsplanregels Locatie Fruitstraat te Kesteren

afbeelding binnen de regeling

Deze locatie valt binnen het bestemmingsplan Kernen Neder-Betuwe

Artikel 23 Wonen - Woonwagens

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagens' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    woonwagenstandplaatsen;

  • b.

    niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten conform het bepaalde in 34.3;

  • c.

    water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

  • d.

    nutsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen.

23.2 Bouwregels

23.2.1 Algemeen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn uitsluitend hoofdgebouwen in de vorm van woonwagens en bij de woonwagens behorende andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

23.2.2 Woonwagens

Voor woonwagens gelden de volgende regels:

  • a.

    het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan drie;

  • b.

    de bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;

  • c.

    de afstand tussen de woonwagens onderling mag niet minder bedragen dan 5 m;

  • d.

    de bebouwde oppervlakte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 105 m2;

  • e.

    in afwijking van het bepaalde onder d mag het bebouwde oppervlakte van een woonwagen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 12' niet meer bedragen dan 120 m2.

23.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a.

    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m;

  • b.

    de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag per woonwagen niet meer bedragen dan 60 m²;

  • c.

    in afwijking van het bepaalde onder b mag de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 13' niet meer bedragen dan 120 m2.

23.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het bepaalde in 33.6.

Bijlage 2 Huidige bestemmingsplanregels locatie ’t Erf te Dodewaard

Deze locatie valt binnen het bestemmingsplan Buitengebied Dodewaard en Echteld

afbeelding binnen de regeling

Artikel 30 Wonen

30.1 Bestemmingsomschrijving

30.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a.

    bewoning;

  • b.

    bijbehorende voorzieningen;

  • c.

    landschappelijke beplanting;

  • d.

    de functies zoals deze voor de desbetreffende gronden in onderstaande tabel nader zijn aangegeven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – kantoor 1" maximaal 30% van de inhoud van de woning mag bedragen en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - kantoor 2" de oppervlakte maximaal 90 m² mag bedragen.

ter plaatse van de aanduiding:

toegestane functie:

“kampeerterrein”

kleinschalig kampeerterrein

“opslag”

opslag caravans in bestaande gebouwen

“specifieke vorm van wonen – kantoor 1”

kantoor

“specifieke vorm van wonen – kantoor 2”

kantoor

“woonwagenstandplaats”

woonwagenstandplaats

30.2 Bouwregels

30.2.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming Wonen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a.

    één woning per bestemmingsvlak dan wel, in geval reeds meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal woningen” het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  • b.

    bijgebouwen ten behoeve van de woning, waarbij het totale aantal vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 2;

  • c.

    woonwagens en bijgebouwen ten behoeve van woonwagens, ter plaatse van de aanduiding “woonwagenstandplaats”;

  • d.

    een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;

  • e.

    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.

    Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze vlakken aangemerkt als één vlak.

30.2.2 Woningen en bijgebouwen

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub a en b bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a.

    de (voor)gevel van het hoofdgebouw moet worden geplaatst in de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning of ten hoogste 5 m daarachter;

  • b.

    bijgebouwen moeten worden geplaatst achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning;

  • c.

    niet meer dan 50% van het deel van het achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning gelegen gedeelte van het bestemmingsvlak mag tot het bebouwd oppervlak behoren;

  • d.

    de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

30.2.3 Woningen

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub a bedoelde woning dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a.

    indien het betreft een vergroting van de inhoud van het gebouw waarin de woning is opgenomen deze vergroting slechts is toegestaan voor zover de toegestane vergroting van de woning niet of niet doelmatig binnen de bestaande inhoud van dat gebouw kan worden verwezenlijkt;

  • b.

    indien het betreft een vergroting van een woning binnen een bestaand gebouw waarin de woning is opgenomen, de totale inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud van dat gebouw en niet meer dan 750 m3; met dien verstande dat, in geval toepassing wordt gegeven aan het gestelde in sub a of sub b:

  • c.

    indien de inhoud van de bestaande woning niet meer bedraagt dan 300 m3 de inhoud niet meer mag worden vergroot dan tot maximaal 400 m3;

  • d.

    indien de inhoud van de bestaande woning meer bedraagt dan 300 m3 de inhoud niet meer mag worden vergroot dan tot maximaal de bestaande inhoud vermeerderd met 100 m3 en in totaal niet meer mag bedragen dan 750 m3;

  • e.

    de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m;

  • f.

    de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4 m, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hoogte maatgevend is.

30.2.4 Bijgebouwen

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub b bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a.

    per woning mag het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat, indien het bij de woning behorende, direct aan-sluitende perceel een omvang heeft van tenminste 1 ha, het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 150 m2;

  • b.

    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;

  • c.

    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  • d.

    ten behoeve van de toegestane nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein” is een kleinschalig kampeerterrein toegestaan waarbij de sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing dienen te worden gerealiseerd, indien dit niet mogelijk is is maximaal één extra gebouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, met geen groter oppervlak dan 30 m2, geen grotere goothoogte dan 3 m en geen grotere bouwhoogte dan 7 m toegestaan.

30.2.5 Woonwagens en bijgebouwen ten behoeve van woonwagens

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub c bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a.

    het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan 3;

  • b.

    de inhoud van een woonwagen mag niet meer bedragen dan maximaal 120% van bestaand.

30.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub e bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a.

    de bouwhoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;

  • b.

    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5m.

30.3 Afwijken van de bouwregels

30.3.1 Algemeen

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in de leden 30.3.2 en 30.3.3 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan in de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

30.3.2 Afstand perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2.2 sub d, voor de bouw van een gebouw tot op minder dan 5 m van de perceelsgrens, indien en voor zover:

  • a.

    dit gebouw niet of niet doelmatig elders binnen het desbetreffende bestemmingsvlak kan worden opgericht;

  • b.

    het gebouw wordt opgericht op de perceelsgrens, dan wel de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m.

30.3.3 Woningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2.3, waarbij een verdere vergroting met maximaal 75 m3, tot een maximale inhoud van 750 m3, is toegestaan, indien toepassing van de bepalingen van het Bouwbesluit met betrekking tot de hoogte van een verblijfsruimte, zou leiden tot een beperking van het woonoppervlak in relatie tot de bestaande hoogte, met dien verstande dat de toegestane vergroting niet meer mag bedragen dan nodig is om het verschil te compenseren dat ontstaat door toepassing van het Bouwbesluit ten opzichte van het daaraan voorgaande Bouwbesluit.

30.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming Wonen wordt in ieder geval begrepen:

  • a.

    een gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, anders dan is toegestaan in lid 30.1 of waarvoor toepassing is gegeven overeenkomstig de algemene afwijkingsregels ten aanzien van “aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten”;

  • b.

    opslag anders dan in bijgebouwen.

30.5 Wijzigingsbevoegdheid extra woning binnen bestaande woning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor de bouw van één extra woning, indien en voor zover:

  • a.

    de extra woning wordt gerealiseerd binnen de bestaande inhoud van een gebouw dat tevens is aangemerkt als Rijksmonument of gemeentelijk monument overeenkomstig de Monumentenwet of de gemeentelijke Monumentenverordening, dan wel is aangewezen voor de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie karakteristiek" en wordt gebouwd met als oogmerk de karakteristiek van het desbetreffende gebouw in stand te houden, dan wel te herstellen, of de extra woning wordt gerealiseerd binnen een bestaande woning met een grotere inhoud dan 1.000 m3;

  • b.

    van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de oppervlakte aan bijgebouwen op het desbetreffende erf, voor zover deze meer bedraagt dan 75 m2 per woning, wordt gesloopt, tenzij deze bijgebouwen zijn aangemerkt als Rijksmonument of gemeentelijk monument overeenkomstig de Monumentenwet of de gemeentelijke Monumentenverordening, dan wel zijn aangewezen voor de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie karakteristiek".

Bijlage 3 Huidige bestemmingsplanregels locatie Veldsteeg te IJzendoorn

afbeelding binnen de regeling

Artikel 30 Wonen

30.1 Bestemmingsomschrijving

30.1.1 Algemeen

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • e.

    bewoning;

  • f.

    bijbehorende voorzieningen;

  • g.

    landschappelijke beplanting;

  • h.

    de functies zoals deze voor de desbetreffende gronden in onderstaande tabel nader zijn aangegeven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen – kantoor 1" maximaal 30% van de inhoud van de woning mag bedragen en ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - kantoor 2" de oppervlakte maximaal 90 m² mag bedragen.

ter plaatse van de aanduiding:

toegestane functie:

“kampeerterrein”

kleinschalig kampeerterrein

“opslag”

opslag caravans in bestaande gebouwen

“specifieke vorm van wonen – kantoor 1”

kantoor

“specifieke vorm van wonen – kantoor 2”

kantoor

“woonwagenstandplaats”

woonwagenstandplaats

30.2 Bouwregels

30.2.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming Wonen mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • f.

    één woning per bestemmingsvlak dan wel, in geval reeds meerdere woningen aanwezig zijn, het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal woningen” het aantal woningen niet meer mag bedragen dan is aangegeven;

  • g.

    bijgebouwen ten behoeve van de woning, waarbij het totale aantal vrijstaande bijgebouwen per woning niet meer mag bedragen dan 2;

  • h.

    woonwagens en bijgebouwen ten behoeve van woonwagens, ter plaatse van de aanduiding “woonwagenstandplaats”;

  • i.

    een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;

  • j.

    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.

Indien tussen bestemmingsvlakken de aanduiding ‘relatie’ is aangegeven worden deze vlakken aangemerkt als één vlak.

30.2.2 Woningen en bijgebouwen

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub a en b bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • e.

    de (voor)gevel van het hoofdgebouw moet worden geplaatst in de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning of ten hoogste 5 m daarachter;

  • f.

    bijgebouwen moeten worden geplaatst achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning;

  • g.

    niet meer dan 50% van het deel van het achter de lijn(en) door de bestaande, naar de weg gekeerde (voor)gevel van de bestaande woning gelegen gedeelte van het bestemmingsvlak mag tot het bebouwd oppervlak behoren;

  • h.

    de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.

30.2.3 Woningen

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub a bedoelde woning dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • c.

    indien het betreft een vergroting van de inhoud van het gebouw waarin de woning is opgenomen deze vergroting slechts is toegestaan voor zover de toegestane vergroting van de woning niet of niet doelmatig binnen de bestaande inhoud van dat gebouw kan worden verwezenlijkt;

  • d.

    indien het betreft een vergroting van een woning binnen een bestaand gebouw waarin de woning is opgenomen, de totale inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud van dat gebouw en niet meer dan 750 m3; met dien verstande dat, in geval toepassing wordt gegeven aan het gestelde in sub a of sub b:

  • e.

    indien de inhoud van de bestaande woning niet meer bedraagt dan 300 m3 de inhoud niet meer mag worden vergroot dan tot maximaal 400 m3;

  • f.

    indien de inhoud van de bestaande woning meer bedraagt dan 300 m3 de inhoud niet meer mag worden vergroot dan tot maximaal de bestaande inhoud vermeerderd met 100 m3 en in totaal niet meer mag bedragen dan 750 m3;

  • g.

    de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 9 m;

  • h.

    de goothoogte niet meer mag bedragen dan 4 m, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hoogte maatgevend is.

30.2.4 Bijgebouwen

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub b bedoelde bijgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • e.

    per woning mag het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer bedragen dan 75 m2, met dien verstande dat, indien het bij de woning behorende, direct aan-sluitende perceel een omvang heeft van tenminste 1 ha, het totale oppervlak van de bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 150 m2;

  • f.

    de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;

  • g.

    de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  • h.

    ten behoeve van de toegestane nevenactiviteit ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein” is een kleinschalig kampeerterrein toegestaan waarbij de sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing dienen te worden gerealiseerd, indien dit niet mogelijk is is maximaal één extra gebouw of uitbreiding van een bestaand gebouw, met geen groter oppervlak dan 30 m2, geen grotere goothoogte dan 3 m en geen grotere bouwhoogte dan 7 m toegestaan.

30.2.5 Woonwagens en bijgebouwen ten behoeve van woonwagens

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub c bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • c.

    het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan 3;

  • d.

    de inhoud van een woonwagen mag niet meer bedragen dan maximaal 120% van bestaand.

30.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij de bouw van de in lid 30.2.1 sub e bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • c.

    de bouwhoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;

  • d.

    de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5m.

30.3 Afwijken van de bouwregels

30.3.1 Algemeen

Tot het verlenen van een omgevingsvergunning volgens het bepaalde in de leden 30.3.2 en 30.3.3 wordt eerst overgegaan, indien hierdoor de functies en waarden die in het plan in de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

30.3.2 Afstand perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2.2 sub d, voor de bouw van een gebouw tot op minder dan 5 m van de perceelsgrens, indien en voor zover:

  • c.

    dit gebouw niet of niet doelmatig elders binnen het desbetreffende bestemmingsvlak kan worden opgericht;

  • d.

    het gebouw wordt opgericht op de perceelsgrens, dan wel de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedraagt dan 2 m.

30.3.3 Woningen

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2.3, waarbij een verdere vergroting met maximaal 75 m3, tot een maximale inhoud van 750 m3, is toegestaan, indien toepassing van de bepalingen van het Bouwbesluit met betrekking tot de hoogte van een verblijfsruimte, zou leiden tot een beperking van het woonoppervlak in relatie tot de bestaande hoogte, met dien verstande dat de toegestane vergroting niet meer mag bedragen dan nodig is om het verschil te compenseren dat ontstaat door toepassing van het Bouwbesluit ten opzichte van het daaraan voorgaande Bouwbesluit.

30.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming Wonen wordt in ieder geval begrepen:

  • c.

    een gebruik ten behoeve van bedrijfsactiviteiten, anders dan is toegestaan in lid 30.1 of waarvoor toepassing is gegeven overeenkomstig de algemene afwijkingsregels ten aanzien van “aan huis verbonden nevenactiviteiten en kantoor- en praktijkruimten”;

  • d.

    opslag anders dan in bijgebouwen.

30.5 Wijzigingsbevoegdheid extra woning binnen bestaande woning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor de bouw van één extra woning, indien en voor zover:

  • c.

    de extra woning wordt gerealiseerd binnen de bestaande inhoud van een gebouw dat tevens is aangemerkt als Rijksmonument of gemeentelijk monument overeenkomstig de Monumentenwet of de gemeentelijke Monumentenverordening, dan wel is aangewezen voor de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie karakteristiek" en wordt gebouwd met als oogmerk de karakteristiek van het desbetreffende gebouw in stand te houden, dan wel te herstellen, of de extra woning wordt gerealiseerd binnen een bestaande woning met een grotere inhoud dan 1.000 m3;

  • d.

    van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat de oppervlakte aan bijgebouwen op het desbetreffende erf, voor zover deze meer bedraagt dan 75 m2 per woning, wordt gesloopt, tenzij deze bijgebouwen zijn aangemerkt als Rijksmonument of gemeentelijk monument overeenkomstig de Monumentenwet of de gemeentelijke Monumentenverordening, dan wel zijn aangewezen voor de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie karakteristiek".

Bijlage 4 Beleidsregels woonwagenlocaties 2020

Inleiding

Woonwagenbewoners hebben een eigen culturele identiteit. In de laatste tien tot vijftien jaar is de bescherming van deze culturele identiteit vastgelegd in verschillende verdragen. Nederland heeft deze verdragen ook ondertekend. Dit brengt voor Nederland de verplichting mee om voor voldoende standplaatsen te zorgen om ervoor zorg te dragen dat woonwagenbewoners kunnen leven volgens hun tradities en culturele identiteit. Het bestaande woonwagenbeleid van de Gemeente Neder-Betuwe kent een zogeheten uitsterfbeleid. Het College voor de Rechten van de Mens heeft geoordeeld dat het beleid van gemeenten die er naar streven het aantal standplaatsen tot nul te reduceren, het zogeheten uitsterfbeleid, in strijd is met het grondwettelijk recht op gelijke behandeling.

Voor de gemeente betekent dit dat in ons woonwagenbeleid aandacht moet zijn voor de specifieke woonbehoefte van woonwagenbewoners, waarbij rekening wordt gehouden met onder andere de hierboven besproken mensenrechten. De behoefte kenmerkt zich door het wonen in een woonwagen en door het in familieverband samenwonen op een woonwagenlocatie. Het nieuwe woonwagenbeleid van de gemeente Neder-Betuwe houdt in zijn woonbeleid rekening met de specifieke woonbehoefte van woonwagenbewoners en werkt naar een voorziening voor voldoende standplaatsen, zodat woonwagenbewoners binnen een redelijke termijn een standplaats kunnen krijgen. Van een uitsterfbeleid is geen sprake.

Wettelijke grondslag

Het bestemmingsplan is het gemeentelijk instrument, waarmee de gebruiks- en bouwmogelijkheden van alle openbare en particuliere gronden binnen de gemeentegrenzen dwingend zijn voorgeschreven. Het uitgangspunt is dat aanvragen om een omgevingsvergunning in principe aan het bestemmingsplan moeten voldoen. In enkele gevallen kunnen burgemeester en wethouders uit het oogpunt van flexibiliteit van het bestemmingsplan afwijken ten behoeve van gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.

Op basis van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, Wabo zijn burgemeester en wethouders bevoegd om van het bestemmingsplan af te wijken en dus meer toestaan van het bestemmingsplan heeft bepaald. In artikel 4 van bijlage II behorend tot het Bor (Besluit omgevingsrecht) zijn alle gevallen opgesomd, die voor een afwijking van het bestemmingsplan in aanmerking komen. Aan de hand van dit beleid worden aanvragen ten aanzien van woonwagens en bijbehorende voorzieningen eenduidig en consistent beoordeeld.

Woonwagens

Voorliggende beleidsregels bieden een goede basis om samen te bouwen aan wederzijds vertrouwen en vorm te geven aan de door beide partijen gewenste goede, schone en veilige woonomgeving.

De ruimtelijke invulling van de woonwagenlocaties is een belangrijk aspect. Geconstateerd wordt dat de aanwezige woonwagens en bijbehorende bouwwerken grotendeels zonder de noodzakelijke vergunningen zijn geplaatst. Tevens is geconstateerd dat er een behoefte is aan ruimere bouwmogelijkheden.

Het uitgangspunt is dat de positie van woonwagenbewoners worden genormaliseerd, hetgeen op ruimtelijk vlak ook dient te worden vertaald.

Omwille van de uniformiteit worden voor alle woonwagenlocaties dezelfde bouwregels gehanteerd. Dit geeft duidelijkheid voor betrokkenen en uit het oogpunt van gelijkheid is het hanteren van dezelfde bouwregels gewenst.

Procedure

Op basis van de Wabo is een planologische afwijking onderdeel van een omgevingsvergunning. Wanneer de vergunning wordt verleend of geweigerd, kunnen belanghebbenden respectievelijk de aanvrager bezwaar maken tegen het besluit van het college. Het bezwaar wordt vervolgens ter advisering aan de onafhankelijke commissie bezwaarschriften voorgelegd. Op basis van het advies neemt het college een beslissing op bezwaar. Daarna bestaan er (hogere) beroepsmogelijkheden.

Artikel 1 begripsomschrijvingen

  • a.

    Bijbehorend bouwwerk

    uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

  • b.

    Bouwen

    het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

  • c.

    Bouwgrens

    de grens van een bouwvlak.

  • d.

    Bouwhoogte van een gebouw

    tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, kleine liftkokers, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.

  • e.

    Bouwhoogte van een bouwwerk

    tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.

  • f.

    Bouwperceel

    een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

  • g.

    Bouwperceelsgrens

    de grens van een bouwperceel;

  • h.

    Bouwvlak

    de locatie waarop de woonwagen mag worden geplaatst.

  • i.

    Bouwwerk

    elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • j.

    Goothoogte

    tussen de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil, ervan uitgaande dat de dakhelling niet groter is dan 60 graden; indien de dakhelling meer dan 60 graden bedraagt mag de maximale bouwhoogte van een gebouw de goothoogte niet overschrijden; indien zich op enige zijde van een gebouw é én of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of boeibord van de dakkapel als goothoogte aangemerkt.

  • k.

    Hoofdgebouw

    gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

  • l.

    Huishouden

    één persoon woonachtig in één wooneenheid of woning of een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de gezamenlijke toegang in één wooneenheid of woning (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden) die continue een eenheid vormt.

  • m.

    Peil

    voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan of maximaal 2 meter van een weg grenst: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang); b. in andere gevallen en voor andere bouwwerken: de hoogte van de weg (ter plaatse van de hoofdtoegang) + 15 cm;

  • n.

    Perceelsgrens, achterste

    de van de weg af gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel van de weg zijn afgekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een achterste perceelsgrens aan.

  • o.

    Perceelsgrens, voorste

    de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.

  • p.

    Perceelsgrens, zijdelingse

    de grens tussen twee percelen, die voor - en achterzijde van een perceel verbindt.

  • q.

    Samenhangend straat- en bebouwingspatroon

    • a.

      een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;

    • b.

      een goede hoogte-/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;

    • c.

      een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar is georiënteerd;

  • r.

    Voorgevel- / achtergevellijn

    de denkbeeldige lijn die, in combinatie met de rechte lijnen die in het verlengde daarvan zijn te trekken, bij het bouwen aan de wegzijde (voorgevellijn) of aan de van de weg afgekeerde zijde (achtergevellijn) niet mag worden overschreden;

  • s.

    Voorzieningen, nuts

    voorzieningen inzake het openbare nut, zoals onder meer transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

  • t.

    Woonwagen

    een voor bewoning bestemd gebouw op een woonwagenstandplaats voor de huisvesting van één huishouden en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

  • u.

    Woonwagenstandplaats

    een standplaats bestemd voor het plaatsen van maximaal één woonwagen en bijbehorende bouwwerken;

Artikel 2 Plaatsen van woonwagen of een bijbehorend bouwwerk

Een afwijking wordt slechts toegepast ten behoeve van het plaatsen van een woonwagen of een bijbehorend bouwwerk wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.

  • 1.

    Voor woonwagens gelden per woonwagenstandplaats de volgende regels:

    • a.

      De oppervlakte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 119m2 (= bouwvlak).

    • b.

      De goothoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 4m.

    • c.

      De bouwhoogte van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 6,80m.

    • d.

      Maximaal 4 woonwagens mogen naast elkaar staan (= cluster), waarna een onbebouwd strook van minimaal 5m aanwezig dient te zijn naar de eerstvolgende woonwagen.

  • 2.

    Voor bijbehorende bouwwerken gelden per woonwagenstandplaats de volgende regels:

    • a.

      De afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevellijn mag niet minder bedragen dan 1m.

    • b.

      Het totaal aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 33m2.

    • c.

      De goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3m.

    • d.

      De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3m.

  • 3.

    Bijzondere situaties worden per geval beoordeeld.

Artikel 3 Plaatsen van een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening

Een afwijking wordt slechts toegepast ten behoeve van het plaatsen van een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden, mits niet hoger dan 3m en geen grotere oppervlakte dan 33 m2.

  • 1.

    Voor woonwagenlocaties gelden de volgende regels.

    • a.

      Aan de bouw van infrastructurele voorzieningen wordt medewerking verleend.

    • b.

      Aan de bouw van openbare voorzieningen wordt medewerking verleend.

Artikel 4 Plaatsen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Een afwijking wordt slechts toegepast ten behoeve van het plaatsen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden.

  • 1.

    Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden per woonwagenstandplaats de volgende regels:

    • a.

      De bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1m.

    • b.

      De bouwhoogte van erfafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2m.

    • c.

      De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3m.

  • 2.

    Overige en/of bijzondere situaties worden per geval beoordeeld.

Artikel 5 Slotbepalingen

  • 1.

    Inspraak

    Het beleid heeft niet openbaar ter inzage gelegen, maar is met elke woonwagenbewoner besproken. Om die reden is afgezien van een uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

  • 2.

    Citeertitel

    Het beleid wordt aangehaald als "Beleidsregels Woonwagenstandplaatsen 2020".

  • 2.

    Inwerkingtreding

    De ‘Beleidsregels Woonwagenstandplaatsen 2020’ treedt in werking op 08-09-2020.

Toelichting

Artikel 2 Plaatsen van een bijbehorend bouwwerk

Wettelijke grondslag

Artikel 4, eerste lid , van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 1.

    een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 3 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 33m2;

Toelichting

Ad 1. Op basis van vaste jurisprudentie kan het hoofdgebouw, in casu de woonwagen, met een kruimelgeval worden vergroot. Op basis van vaste jurisprudentie kunnen woonclusters gelet op de omvang en gelet op de locatie aan de rand van de kernen worden beschouwd als gelegen binnen de bebouwde kom. De oppervlaktemaat van 119m2 is gekozen, vanwege de woonruimtebehoefte, vanwege de normalisatie van de positie van woonwagenbewoners en vanwege de ligging van de woonwagenlocaties aan de randen van de kernen.

Gelet op de normalisatie van de positie van woonwagenbewoners is gekozen voor een goot- en bouwhoogte die overeenkomt met de hoogte voor reguliere woningen, waarbij rekening is gehouden met de aanwezigheid van wielen onder de woonwagens.

Het Bouwbesluit ziet toe op de bouwtechnische brandveiligheid van een woonwagen, maar geeft geen eisen voor afstanden tussen de verschillende woonwagens. Bij gevaar voor brandoverslag bij woonwagens kan niet handhavend worden opgetreden op grond van het Bouwbesluit. Om die reden wordt het in de beleidsregels opgenomen.

Ad 2. Gelet op de normalisatie van de positie van woonwagenbewoners is gekozen voor hoogten en maten die overeenkomen met de situatie voor reguliere woningen.

Ad 3. Met bijzondere situaties worden bedoeld: anders dan de standaard situaties. Met standaard situaties worden bedoeld de standplaatsen met nagenoeg dezelfde oppervlaktegrootten. Voor bijzondere situaties geldt een aparte beoordeling.

Artikel 3 Plaatsen van een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening

Wettelijke grondslag

Artikel 4, tweede lid , van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 2.

    een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemd eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 3m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 33m2;

Toelichting

Ad 1. Gebouwen ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen zijn per definitie noodzakelijk en zijn niet groter dan nodig. Het opnemen van beperkingen is derhalve niet noodzakelijk. Wel zal altijd worden gekeken naar een zo geschikt mogelijke locatie.

Artikel 4 Plaatsen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Regelgeving

Artikel 4, derde lid, van bijlage II behorend tot het Bor bepaalt het volgende:

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet, van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

  • 3.

    een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 3m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 33m2;

Toelichting

Ad 1. Voor de voorgevelrooilijn kunnen erfafscheidingen tot 1 meter hoog vergunningsvrij worden gebouwd. Aan hogere erfafscheidingen voor voorgevellijn aan de voorkant van een woonwagen binnen de kom wordt geen medewerking verleend om te voorkomen dat het straatbeeld een te gesloten karakter krijgt.

Ad 2. Met overige situaties worden bedoeld, ander e dan hiervoor zijn besproken. Met bijzondere situaties worden in ieder geval bedoeld de toepassing van het gelijkheidsbeginsel etc.

In deze gevallen geldt een aparte beoordeling.


Noot
1

Woonwagenbewoner zoekt standplaats, rapport 2017/060 van de Nationale ombudsman

Noot
2

Beleidskader BZK