Regeling vervallen per 01-01-2008

Procedureverordening planschade Gemeente Neder-Betuwe 2005

Geldend van 01-09-2005 t/m 31-12-2007

Intitulé

Procedureverordening planschade Gemeente Neder-Betuwe 2005

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Neder-Betuwe;

gelet op het bepaalde in de artikelen 49 en 49a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende Procedureverordening planschade Neder-Betuwe 2005:

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a. aanvrager: de belanghebbende als bedoeld in artikel 49, lid 1, die een aanvraag om toekenning van planschadevergoeding heeft ingediend;

b. adviseur: een persoon of commissie belast met het adviseren inzake de door het college te nemen beschikking op een aanvraag om vergoeding van planschade en niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan;

c. artikel 49: artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;

d. college: het college van burgemeester en wethouders;

e. derde-belanghebbende: degene als bedoeld in art. 49a van de WRO die heeft verzocht om ten behoeve van de verwezenlijking van een project een bestemmingsplan te herzien dan wel om vrijstelling te verlenen, anders dan bedoeld in artikel 31a of 31b WRO, en die met de gemeente een overeenkomst heeft gesloten inhoudende dat geheel of gedeeltelijk voor zijn/haar rekening komt de schade die rechtstreeks haar grondslag vindt in het besluit op dit verzoek en waarvan aanvrager vergoeding vraagt;

f. drempelbedrag: recht als bedoeld in artikel 49, derde lid WRO;

g. planschade: schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO);

h. planologische maatregel: de bepalingen van een bestemmingsplan, dan wel het besluit omtrent vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 of 19 WRO dan wel een van de andere in artikel 49 WRO genoemde schadeoorzaken.

 

Artikel 2 Indiening en mededeling van ontvangst

1. Indien een aanvrager meent, dat het in artikel 49 bepaalde op hem van toepassing is, kan hij/zij met gebruikmaking van het in bijlage 1 opgenomen aanvraagformulier het college van burgemeester en wethouders verzoeken om toekenning van een schadevergoeding.

2. Het college tekent de datum van ontvangst van de aanvraag als bedoeld in het eerste lid onverwijld aan op het formulier waarbij de aanvraag is ingediend. De ontvangst wordt zo spoedig schriftelijk medegedeeld aan aanvrager. Van de

aanvraag wordt een afschrift verzonden naar de derde-belanghebbende.

3. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag om toekenning van schadevergoeding is aanvrager een drempelbedrag verschuldigd overeenkomstig het bepaalde in de bijlage.

Artikel 3 Besluit tot het niet-ontvankelijk verklaren van de aanvrager

Indien het drempelbedrag niet binnen de in artikel 2, derde lid, genoemde termijn is bijgeschreven of gestort, verklaart het college de aanvrager niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat aanvrager in verzuim is geweest.

 

Artikel 4 Artikel 4: Besluit tot afwijzing van de aanvraag wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid

1. Het college kan binnen twaalf weken na de dag van verzending van de mededeling van ontvangst van de aanvraag schadevergoeding gemotiveerd weigeren zonder toepassing te geven aan artikel 5 en volgende.

2. De in het voorgaande lid genoemde termijn kan door het college eenmaal met ten hoogste acht weken worden verlengd.

Artikel 5 Besluit tot opdrachtverstrekking

1. Indien geen toepassing is gegeven aan artikel 3 of het eerste lid van artikel 4 geeft het college aan de adviseur opdracht ter zake advies uit te brengen.

2. De in het voorgaande lid bedoelde opdracht geschiedt binnen vier weken na het verstrijken van de - eventueel verlengde - termijn, bedoeld in het eerste lid van artikel 4.

 

Artikel 6 Werkwijze van de adviseur

1. De adviseur stelt de aanvrager, de derde-belanghebbende en het college in de gelegenheid naar keuze schriftelijk of mondeling hun visie te geven over de aanvraag. Van de mondelinge uiteenzetting door de aanvrager en/of zijn gemachtigde en door de vertegenwoordiger(s) van de gemeente wordt door de commissie een verslag gemaakt, dat toegezonden wordt aan aanvrager en gemeente en tezamen met de eventuele schriftelijke reacties als bijlage aan het advies wordt gehecht.

2. De adviseur neemt de situatie ter plaatse op.

Artikel 7 Advisering

1. De adviseur brengt een schriftelijk conceptadvies uit aan het college binnen 24 weken na ontvangst van de opdracht omtrent de gegrondheid van de aanvraag en eventueel over de hoogte van de te vergoeden planschade.

2. Van een overschrijding van de in het eerste lid genoemde termijn, stelt de adviseur -met opgaaf van reden- het college schriftelijk in kennis, met vermelding van de nieuwe termijn waarbinnen het conceptadvies wordt uitgebracht.

3. De adviseur zendt een afschrift van het conceptadvies aan de aanvrager en de derde-belanghebbende, en stelt het college, de aanvrager en de derde-belanghebbende in de gelegenheid om binnen vier weken na verzending van het

conceptadvies schriftelijk een reactie daarop ter kennis van de adviseur te brengen.

4. Bij tijdige ontvangst van eventuele reacties brengt de adviseur binnen 4 weken na afloop van de in het derde lid bedoelde termijn een definitief advies uit aan het college. Hij kan de termijn van vier weken eenmalig met vier weken verlengen, van welke verlenging hij mededeling doet aan het college.

5. Indien niet binnen de in het derde lid bedoelde termijn een reactie is ingebracht, brengt de adviseur binnen twee weken na afloop van deze termijn een definitief advies uit aan het college.

6. De adviseur zendt een afschrift van het definitieve advies aan de aanvrager en de derde-belanghebbende.

Artikel 8 Beschikking van het college

1. Binnen twaalf weken nadat de adviseur het advies genoemd in het vorige artikel heeft uitgebracht, beslist het college op de aanvraag om vergoeding van planschade.

2. De in lid 1 genoemde termijn kan door het college eenmaal met ten hoogste acht weken worden verlengd.

3. Indien het college een schadevergoeding vaststelt, bepaalt zij de datum vóór welke de vergoeding moet zijn uitbetaald of geregeld.

 

Artikel 9 Uitbetaling

Indien het college een vergoeding van planschade vaststelt, vindt uitbetaling plaats op een door aanvrager in het aanvraagformulier aangegeven rekening.

 

Artikel 10 Afwijkende bepalingen

In afwijking van het voorgaande geldt met betrekking tot een aanvraag, waarbij sprake is van een hechte samenhang tussen de schade en planologische maatregelen als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, die voortvloeien uit de planologische inpassing van het Tracébesluit Betuweroute alsmede de planologische maatregelen, die voortvloeien uit de door de Minister goedgekeurde planbeschrijving met betrekking tot het project Zevenaar-grens Duitsland (km 111,0) en het project Havenspoorlijn, dat loopt van de Noordzee tot aan de Waalhaven in Rotterdam (km 406,0) het volgende:

I. Indien het betreft een aanvraag, volgend op een eerder door NS Railinfrabeheer B.V., verder te noemen NS RIB, afgewikkeld verzoek om schadevergoeding geldt het volgende:

1. Indien de aanvraag is gevolgd op een daartoe strekkend eerder bij NS RIB ingediend verzoek om schadevergoeding en dat eerdere verzoek definitief is afgedaan, hetgeen -indien van toepassing- in elk geval blijkt uit een onherroepelijke afronding van de procedure op grond van de daartoe geldende Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute, wordt eveneens de procedure vervat in de artikelen 2 tot en met 9 van deze verordening toegepast;

2. Bij de in het vorige lid bedoelde toepassing treedt voor de adviseur in de plaats een adviesbureau, adviseur of adviescommissie, dat of die wordt aangewezen door het college, gehoord NS RIB. Die aanwijzing dient

plaats te hebben binnen de termijn van artikel 5, tweede lid, van de verordening.

3. Het adviesbureau of de adviseur dan wel de adviescommissie als bedoeld in het tweede lid stelt naast de in artikel 7, lid 3 bedoelde personen, één of meer vertegenwoordigers door of namens NS RIB aan te wijzen, in de gelegenheid hun standpunten uiteen te zetten;

4. Een afschrift van het rapport als bedoeld in artikel 7, lid 4 wordt binnen de daarin genoemde termijn ook aan NS RIB overlegd, terwijl een afschrift van het besluit als bedoeld in artikel 8, lid 1 eveneens zo spoedig mogelijk aan NS RIB wordt toegezonden.

II. Indien het betreft een aanvraag volgend op een nog niet door NS Railinfrabeheer B.V., verder te noemen NS RIB, afgewikkeld verzoek om schadevergoeding, geldt het volgende:

1. Indien de aanvraag wordt ingediend terwijl de procedure voor een daartoe strekkend verzoek om schadevergoeding bij NS RIB in het kader van de daarvoor geldende Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute nog niet is afgerond, wordt de behandeling van de aanvraag opgeschort totdat bedoelde procedure onherroepelijk is afgerond.

2. Onmiddellijk na de onherroepelijke afronding als bedoeld in het vorige lid wordt alsnog toepassing gegeven aan het gestelde onder punt I van dit artikel.

lil. Indien het betreft een aanvraag, die niet is gevolgd op een eerder bij NS Railinfrabeheer B.V., verder te noemen NS RIB, ingediend verzoek om schadevergoeding geldt het volgende:

1. Indien de aanvraag niet is gevolgd op een eerder bij NS RIB ingediend verzoek om schadevergoeding, zal een afschrift van de aanvraag binnen acht weken na ontvangst ervan ter behandeling worden doorgezonden aan NS RIB.

2. Aan het bepaalde in het vorige lid kan slechts uitvoering worden gegeven als tussen het college en NS RIB is overeengekomen, dat NS RIB, voorafgaande aan de door het college te nemen beslissing, een regeling zal treffen tot het afdoen van verzoeken om schadevergoeding overeenkomstig een met deze verordening vergelijkbare weg. Hieraan wordt geacht te zijn voldaan als terzake van dergelijke verzoeken de Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute van toepassing is.

3. In het geval de in het tweede lid bedoelde behandeling door NS RIB niet plaatsvindt op grond van de daartoe strekkende Regeling Nadeelcompensatie Betuweroute geeft NS RIB binnen één jaar na datum van doorzending als bedoeld in het eerste lid aan het college kennis van de beslissing omtrent de toekenning van schadevergoeding. Deze termijn kan met ten hoogste een half jaar worden verdaagd door het college.

4. Na onherroepelijke afronding van de procedure krachtens de in het tweede lid bedoelde nadeelcompensatieregeling of na ontvangst van de in het derde lid bedoelde kennisgeving van NS RIB of indien die kennisgeving niet binnen de gestelde of verdaagde termijn is ontvangen, wordt onverwijld alsnog toepassing gegeven aan:

a. artikel 4 of

b. de artikelen 5 tot en met 9 van deze verordening, met dien verstande, dat de termijn van het tweede lid van artikel 5 en het eerste en tweede lid van artikel 7 worden gerekend vanaf de datum van ontvangst van de kennisgeving van NS RIB of de datum van het verstrijken van de zoëven bedoelde gestelde of verdaagde termijn. Artikel 10, onder I is in dat geval voorts van overeenkomstige toepassing.

5. Indien de betreffende planologische maatregel nog niet onherroepelijk is of geen formele rechtskracht heeft, worden de in het vierde lid bedoelde termijnen gerekend vanaf de datum van het onherroepelijk worden van de goedkeuring van de planologische maatregel dan wel de datum, waarop het besluit formeel rechtskracht verkrijgt.

 

Artikel 11 Slotbepalingen

1. Deze verordening treedt in werking op 1 september 2005;

2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Procedureverordening planschade Neder-Betuwe 2005".

 

Ondertekening

Vastgesteld op 6 juli 2005 door het college van burgemeester en wethouders van Neder-Betuwe,
de secretaris, N. de Groot
de loco-burgemeester, mr. J.M. Talman-van der Woude