Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Nederweert 2015

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-12-2016

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Nederweert 2015

De raad van de gemeente Nederweert,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 mei 2015;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d van de Participatiewet,

overwegende dat het noodzakelijk is de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening als bedoeld in artikel 60b van de Participatiewet bij verordening te regelen;

B E S L U I T vast te stellen de volgende

“Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Nederweert 2015”

Artikel 1 Defenitiebepaling

In deze verordening wordt onder een recidiveboete, een bestuurlijke boete verstaan als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet.

Artikel 2 De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening

Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand gedurende de eerste drie maanden na dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete zonder dat het bepaalde in artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in acht wordt genomen.

Artikel 3 Verzoek tot doorbetaling vaste lasten

  • 1. Belanghebbende kan verzoeken om, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, de vaste lasten, bestaande uit huur of hypotheek na aftrek van huurtoeslag respectievelijk hypotheekrenteaftrek, elektriciteit, gas en water gedurende de in artikel 2 genoemde periode direct vanuit de bijstand te voldoen. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daarop aangepast.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval afgewezen indien belanghebbende(n) redelijkerwijs over voldoende gelden kan beschikken om de genoemde drie maanden in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel redelijkerwijs deze gelden op korte termijn kan verwerven.

Artikel 4 Verrekenen met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid van de Algemene wet bestuursrecht

In afwijking van artikel 2 verrekent het college het openstaande boetebedrag met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht voorzover:

a. toepassing van artikel 2 en 3 onaanvaardbare consequenties heeft voor de eventuele minderjarige belanghebbende(n); dan wel

b. de gezondheidstoestand van (een van de) belanghebbende(n) naar het oordeel van het college ernstig wordt bedreigd doordat mogelijkheden ontbreken om de noodzakelijke medicatie of behandeling te financieren; dan wel

c. er anderszins sprake is van dringende redenen.

Artikel 5 Eerder opgelegde bestuurlijke boetes

De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van de verrekening van de recidiveboete.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Nederweert 2015.

Artikel 7 Intrekken oude verordening

De Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, vastgesteld door de raad op 5 februari 2013, wordt ingetrokken op 1 juli 2015.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 juni 2015.
De raadsgriffier, De voorzitter,
W.A. Ernes H.F.M. Evers

Nota-toelichting Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

Algemeen

Per 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Met deze wet kreeg het college de plicht om een boete op te leggen indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen.

Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive), dan wordt deze boete in beginsel verhoogd tot 150% van het te veel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging heeft het college daarbij ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand volledig te verrekenen met de openstaande boetevordering.

In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (denk bijvoorbeeld aan hogere maatschappelijke kosten vanwege uithuiszetting) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. De Participatiewet verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid.

Opgemerkt zij nog dat de verordening enkel de verrekening regelt van bijstandsafhankelijken die te maken krijgen met een door het college zelf opgelegde recidiveboete. Is de recidiveboete opgelegd op het moment dat belanghebbende elders bijstand ontvangt, dan kan het boete opleggende college het bijstandsverstrekkende college verzoeken om conform de regels van het boete opleggende college tot verrekening over te gaan. Mocht belanghebbende tussentijds het bijstandsverstrekkende college verzoeken de beslagvrije voet alsnog te respecteren, dan is dit college bij de verrekening daaraan gehouden.

De inwerkingtreding van de Participatiewet per 1 januari 2015 heeft geleid tot een aanpassing van deze verordening. De verwijzingen naar wet- en regelgeving zijn geactualiseerd. In de aangepaste verordening is geen sprake van inhoudelijke beleidswijzigingen.

  

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 2

Artikel 4:93, vierde lid, van Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat verrekening niet mogelijk is voorzover beslag op de vordering nietig zou zijn. Concreet houdt dit in dat bij verrekening in beginsel rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet zoals deze zijn regeling vindt in artikel 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zoals al aangegeven geeft de Participatiewet het college de bevoegdheid om deze bepaling in de eerste drie maanden na oplegging van de boete buiten toepassing te laten. Het college mag dus de openstaande boetevordering (zowel de recidiveboete als een wellicht nog openstaand bedrag in verband met de eerdere boete) in deze eerste drie maanden volledig met een eventueel bijstandsrecht verrekenen.

In eerste instantie was deze verrekening – zoals in de IOAW en IOAZ – als een verplichting opgenomen in de wet. De Kamer achtte echter - juist bij bijstandverlening – het risico reëel dat zich situaties kunnen voordoen waarbij de uiteindelijke totale maatschappelijke kosten beduidend hoger liggen dan het met deze invorderingsmethodiek te bereiken resultaat.

Reden voor de Kamer om de gemeente in dit kader meer handelingsvrijheid te geven, om juist in deze individuele situaties af te kunnen wijken van het principe. Vandaar dat bij de verrekening met de bijstand niet gesproken wordt over een plicht, maar over een bij verordening nader in te kaderen bevoegdheid.

In deze verordening wordt er voor gekozen om in lijn met deze bedoeling uit te gaan van het principe van volledige verrekening, om vervolgens in artikel 3 en 4 de mogelijkheden te benoemen om van dit principe af te wijken. Het spreekt voor zich dat het hier gaat om een maximum bedrag. Mocht het recht op bijstand beperkter zijn dan bedraagt de inhouding natuurlijk dit beperktere recht. Een bepaling zoals hier opgenomen in artikel 3 is in dit geval waarschijnlijk niet nodig.

Artikel 3

Zoals in de toelichting op artikel 2 aangegeven zijn in artikel 3 en 4 de mogelijkheden om van het in artikel 2 benoemde principe af te wijken nader uitgewerkt. Artikel 3 voorziet daarbij in de mogelijkheid voor belanghebbende om het college te verzoeken om in ieder geval de huur- en hypotheeklasten (onder aftrek van de huurtoeslag en de hypotheekrenteaftrek), elektriciteit, gas en water via de bijstand te laten doorbetalen. Gedachte hierachter is dat anders moet worden gevreesd dat belanghebbende, wanneer hij drie maanden van bijstand verstoken blijft, het risico loopt dat hij vanwege de ontstane achterstand in de woonlasten uit huis wordt gezet of wordt afgesloten van bepaalde elementaire voorzieningen. Dit met allerlei eventuele extra kosten voor de maatschappij. Om dit te voorkomen voorziet deze bepaling in de mogelijkheid dat het college het te verrekenen bedrag kan aanpassen, zodat alsnog vanuit de bijstand de woonlasten kunnen worden doorbetaald. Wel is gekozen voor een directe doorbetaling om te voorkomen dat de bijstand voor andere zaken wordt ingezet, waardoor alsnog het risico van uithuiszetting/afsluiting reëel blijft.

In het tweede lid van artikel 3 is daarnaast bepaald dat een verzoek tot doorbetaling zonder meer wordt geweigerd indien belanghebbende in redelijkheid over voldoende gelden kan beschikken om de genoemde drie maanden in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel in redelijkheid deze gelden op korte termijn kan verwerven.

Gesproken wordt over gelden, niet over middelen. Van het in de Participatiewet gedefinieerde begrip middelen zijn immers een aantal posten uitgesloten. Denk dan bijvoorbeeld aan bedragen die belanghebbende heeft ontvangen in het kader van een immateriële schadevergoeding of bedragen waarover belanghebbende wel beschikt, maar die bij saldering met de openstaande schulden geen aan te spreken vermogen opleveren. Dit zijn echter wel gelden die belanghebbende in deze situatie kan aanspreken voor zijn levensonderhoud, voor zover hij er in ieder geval in redelijkheid over kan (gaan) beschikken.

Iemand kan onder andere redelijkerwijs over gelden beschikken, indien het redelijk is dat hij ofwel binnen afzienbare tijd vermogensbestanddelen te gelde weet te maken ofwel op korte termijn werk weet te aanvaarden. Belanghebbende kan natuurlijk altijd al zijn bezittingen verkopen en op die wijze over gelden gaan beschikken, maar het is niet redelijk dat het college in deze van belanghebbende verlangt dat hij bezittingen verkoopt die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn (denk aan z’n meubels of bed).

En natuurlijk kunnen inkomsten worden verworven door werk te aanvaarden, maar indien de afstand tot de arbeidsmarkt van de belanghebbende heel groot is, is het niet reëel om te verwachten dat hem dit op zeer korte termijn zal lukken. In dit soort situaties kan dus niet met een beroep op het tweede lid een verzoek tot doorbetaling zonder meer worden afgewezen.

Dat gesproken wordt over een verzoek houdt in dat belanghebbende zelf in actie moet komen zo hij de verrekening wil laten aanpassen. Dat houdt tevens in dat zo’n verzoek ook lopende de drie maanden van verrekening kan worden gedaan, mocht bijvoorbeeld plots blijken dat uithuiszetting dreigt of dat verwachte inkomsten uitblijven.

Artikel 4

In artikel 4 zijn een tweetal situaties benoemd waarin het college ondanks de in de wet opgenomen bevoegdheid toch de beslagvrije voet bij verrekening in acht neemt. De genoemde omstandigheden betreffen situaties die ook tijdens de parlementaire behandeling expliciet zijn benoemd. Ook bij aanwezigheid van andere dringende redenen, kan het college rekening houden met de bescherming van de beslagvrije voet. Van dringende redenen is niet snel sprake. Het gaat slechts om incidentele gevallen, waarbij de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende of diens gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze te verhelpen zijn. Het enkele feit dat het belanghebbende door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van dringende redenen.

Artikel 5

In artikel 60b, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn betaald. Mocht het college die eerdere, nog openstaande boetes gaan verrekenen, dan regelt artikel 5 dat de bepalingen in deze verordening van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 6

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7

In verband met de invoering van de Participatiewet behoeft de Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive, zoals deze in 2013 in werking is getreden, aanpassing. Deze verordening wordt ingetrokken op dezelfde datum als de nieuwe Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Nederweert 2015 in werking treedt.

Artikel 8

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.