Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent individuele inkomenstoeslag (Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag gemeente Nederweert 2018)

Geldend van 03-08-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nederweert houdende regels omtrent individuele inkomenstoeslag (Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag gemeente Nederweert 2018)

Artikel 1 Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte werkloze werknemers en Wet inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Verordening Individuele inkomenstoeslag Nederweert 2018.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      WIA: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

    • b.

      WSF: Wet Studiefinanciering 2000;

    • c.

      WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • d.

      WSNP: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

Artikel 2 Geen uitzicht op inkomensverbetering

Geen uitzicht op inkomensverbetering heeft:

  • a.

    de belanghebbende waar van het college heeft vastgesteld dat gelet op de individuele omstandigheden op de peildatum sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid;

  • b.

    de belanghebbende waar voor minimaal drie maanden vanaf aanvraagdatum is vastgesteld dat vrijwilligerswerk, dan wel daarmee gelijkgestelde onbetaalde, niet-reguliere arbeid het maximaal haalbare is;

  • c.

    de belanghebbende die niet valt onder één van de categorieën genoemd onder a en b, maar waarvan het college op grond van de eigen bevindingen tot het oordeel komt dat er vanwege andere factoren geen uitzicht op inkomensverbetering is.

Artikel 3 Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1. Bij de beoordeling van het uitzicht op inkomensverbetering wordt maatwerk geleverd op basis van individuele situatie en de persoonlijke omstandigheden van belanghebbende.

  • 2. Bij het bepalen van het uitzicht op inkomensverbetering worden in ieder geval de volgende factoren in overweging genomen:

    • a.

      de belanghebbende volgt op de aanvraagdatum uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs en/of ontvangt studiefinanciering op grond van de WSF of volgt een opleiding als bedoeld in de WTOS;

    • b.

      de belanghebbende kan binnen een termijn van drie maanden na de aanvraagdatum een inkomen krijgen dat hoger is dan de inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag;

    • c.

      de belanghebbende voert activiteiten uit zelfstandig ondernemerschap uit;

    • d.

      de belanghebbende heeft gedurende de referteperiode een maatregel opgelegd gekregen wegens een schending van een re-integratie- of arbeidsverplichting, als bedoeld in de wet, de IOAW of de IOAZ dan wel een maatregel opgelegd heeft gekregen door het UWV of SVB. Een waarschuwing wordt hier niet als maatregel beschouwd;

    • e.

      de belanghebbende heeft gedurende de referteperiode verwijtbaar nagelaten om overige factoren die het uitzicht op inkomensverbetering belemmeren, op te lossen, anders dan genoemd onder a t/m d.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt de dag na bekendmaking in werking.

Artikel 5 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag gemeente Nederweert 2018.

Ondertekening

Vastgesteld op 3 juli 2018 door het college van B&W van de gemeente Nederweert

Toelichting Beleidsregel Individuele Inkomenstoeslag gemeente Nederweert

Deze beleidsregel betreft de nadere invulling van de Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Nederweert 2018 en artikel 36 van de Participatiewet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2 Geen uitzicht op inkomensverbetering

Sub a en b:

Er is geen uitzicht op inkomensverbetering wanneer op de aanvraagdatum belanghebbende volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Hiervan is in ieder geval sprake als belanghebbende door het UWV volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is verklaard, als bedoeld in artikel 4 Wet WIA (artikel 9 lid 5 Participatiewet). Verder kan hier ook sprake van zijn bij personen met bijvoorbeeld een WAJONG uitkering of een bijstandsuitkering. De beoordeling of sprake is van een duurzame arbeidsongeschiktheid kan blijken uit bijvoorbeeld het arbeidskundig onderzoek van het Uwv of uit het arbeidskundig onderzoek van Werk.kom. Het college beoordeelt aan de hand van de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden of sprake is van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.

Ook wordt er geen uitzicht op inkomensverbetering verwacht wanneer belanghebbende voldoet aan de re-integratie- en arbeidsverplichtingen door het verrichten van bijvoorbeeld vrijwilligerswerk, mantelzorg of een vorm van dagbesteding en hiervan is vastgesteld dat dit voor hem het maximaal haalbare is. Dit voor een minimale duur van drie maanden vanaf de aanvraagdatum.

Sub c:

Dit artikel bevat een niet-limitatieve opsomming. Het is niet mogelijk om alle doelgroepen te benoemen die geen uitzicht op inkomensverbetering hebben. De beoordeling of een belanghebbende uitzicht op inkomensverbetering heeft, vindt plaats op basis van de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 3 Uitzicht op inkomensverbetering

Lid 1:

Zoals aangegeven dient er bij de beoordeling van de individuele inkomenstoeslag, een individuele toets plaats te vinden. Dit lid benadrukt de urgentie van maatwerk bij de beoordeling. Er dient rekening te worden gehouden met de individuele situatie en de persoonlijke omstandigheden.

Lid 2:

In dit lid worden factoren benoemd die bij de beoordeling van het uitzicht op inkomensverbetering meegewogen kunnen worden. De nagenoemde factoren kunnen wijzen op een uitzicht op inkomensverbetering maar dat hoeft zeker niet altijd het geval te zijn. Er is altijd sprake van maatwerk waarbij de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden doorslaggevend zijn.

Lid 2 sub a:

Bij de groep studenten kan er vanuit worden gegaan dat zij een goed arbeidsmarktperspectief hebben. Een belanghebbende die tijdens de referteperiode door ziekte de studie/opleiding moet staken en daardoor geen uitzicht meer heeft op inkomensverbetering, kan wel in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag. De individuele situatie en persoonlijke omstandigheden moeten altijd bekeken worden, ook al behoort belanghebbende tot de doelgroep studenten die uit s’Rijks kas bekostigd onderwijs volgen. Personen die een levenlanglerenkrediet ontvangen, volgen ook uit s’Rijks kas bekostigd onderwijs en kunnen uitzicht op inkomensverbetering hebben.

Lid 2 sub b: Als redelijkerwijs aannemelijk is dat belanghebbende binnen drie maanden na de aanvraagdatum een inkomen kan krijgen dat hoger is dan de geldende inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag, bestaat er uitzicht op inkomensverbetering. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als op het moment van de aanvraag al vaststaat dat belanghebbende een baan heeft waarvan de ingangsdatum binnen een termijn van drie maanden ligt of als belanghebbende op de aanvraagdatum inkomsten uit arbeid ontvangt onder de inkomensgrens voor individuele inkomenstoeslag en bewust kiest voor een deeltijdbaan, maar wel potentieel heeft om zijn inkomen te verbeteren.   

Lid 2 sub c:

Personen die hun inkomsten verwerven uit zelfstandig ondernemerschap worden geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben (zie: Rechtbank Den Haag 22-2-2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:1920). Feitelijk kan sprake zijn van een langdurig laag inkomen zoals genoemd in de Verordening individuele inkomenstoeslag, dat laat onverlet dat uit zelfstandig ondernemerschap een inkomen kan worden verworven en sprake is van een goed arbeidsmarktperspectief.

Lid 2 sub d:

De individuele inkomenstoeslag is niet bedoeld om de verlaging van de uitkering, die aan belanghebbende is opgelegd in de vorm van een maatregel, te compenseren. Deze maatregel is immers opgelegd omdat de gemeente, het UWV of de SVB een dergelijke gedraging niet accepteert en het gedrag tevens in de weg staat tot inkomensverbetering.

Het college zal in het individuele geval moeten beoordelen of belanghebbende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen, dit is in beginsel niet het geval als belanghebbende in de referteperiode één van de re-integratie- of arbeidsverplichtingen heeft geschonden. In het bijzonder geldt dit voor de zwaardere overtredingen waarbij verondersteld kan worden dat door het verzuim het zicht op inkomensverbetering aanzienlijk is verminderd. Dit is het geval als een persoon niet of onvoldoende naar vermogen heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te behouden of te aanvaarden zonder dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, die aanleiding hebben gegeven om af te zien van een verlaging van de uitkering. In situaties waarbij een belanghebbende in eerste instantie een dergelijke maatregel is opgelegd, maar hij zijn gedraging herstelt, kan de gedraging teruggedraaid worden omdat sprake is van gedragsverandering. Bij zo een situatie kan worden geoordeeld dat belanghebbende geen uitzicht op inkomensverbetering heeft, ondanks dat eerder een maatregel is opgelegd.

Lid 2 sub e:

Het college is bevoegd ook in andere situaties de individuele inkomenstoeslag niet toe te kennen. Het gaat hierbij om situaties waarbij mensen in onvoldoende mate getracht hebben om tot inkomensverbetering te komen, dan wel verwijtbaar hebben nagelaten om belemmeringen die in de weg staan tot inkomensverbetering weg te nemen of aan te pakken. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het door eigen toedoen vroegtijdig beëindigen van een schuldhulpverleningstraject, maar ook andere situaties zijn denkbaar.

Artikel 4 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 5 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.