Regeling vervallen per 01-01-2012

Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2011

Intitulé

Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren

De Raad van de gemeente Neerijnen;

gezien het advies van de Commissie Welzijn;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Neerijnen d.d.16 februari 2010;

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel b en 41,

eerste lid, van de Wet investeren in jongeren;

overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van uitkeringen van jongeren van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij wijze van sanctie bij verordening te regelen;

BESLUIT

vast te stellen de volgende Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren Neerijnen.

Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijving

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: de Wet investeren in jongeren (WIJ);

b. WIJ-norm: de op grond van hoofdstuk 4 van de wet op de jongere van toepassing zijnde norm, vermeerderd of verminderd met de op grond van dat hoofdstuk door het college vastgestelde verhoging of verlaging;

c. maatregel: de verlaging van de inkomensvoorziening op grond van artikel 41, eerste lid WIJ;

d. benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk

nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomens-voorziening of werkleeraanbod op grond van de wet;

e. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Neerijnen

2. In deze verordening wordt mede verstaan onder benadelingsbedrag: de kosten van het werkleeraanbod.

Artikel 2 Afstemming

1. Onverminderd artikel 42 van de wet, verlaagt het college, overeenkomstig deze verordening, het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening, indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

2. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de jongere en kan daarom afwijken van de in deze verordening ge-normeerde maatregelen.

3. De verlaging kan niet meer bedragen dan de inkomensvoorziening waarop de jongere recht zou hebben gehad gedurende de periode waarop de verlaging betrekking heeft, indien er geen grond voor verlaging zou zijn geweest.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde WIJ-norm.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maat-regel, de duur van de maatregel, het mate waarin de inkomensvoorziening wordt verlaagd met het betreffende bedrag daarvan en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een stan-daardmaatregel.

Artikel 5 Afzien van het opleggen van een maatregel

1. Onverminderd artikel 41, tweede lid, van de wet, ziet het college af van het opleggen van een maatregel indien:

a. de gedraging meer dan n jaar vr constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;

b. er 3 maanden zijn verstreken nadat het college de gedraging van de jongere heeft gecon

stateerd zonder dat het onderzoek is gestart als voorbereiding van het besluit betreffende

de geconstateerde gedraging.

c. het college dringende redenen aanwezig acht.

2. Tot het afzien van een maatregel zoals bedoeld onder a, b, of c wordt niet besloten ingeval het verzuim of de verwijtbare gedraging plaatsvindt binnen een periode van twee jaren te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan belanghebbende een schriftelijke mededeling als bedoeld in het tweede lid is gegeven.

3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de jongere daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6 Ingangsdatum

1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekend gemaakt.

2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voorzover de ingangsdatum daardoor niet voor de datum van de gesanctioneerde gedraging komt te liggen.

3. In afwijking van het eerste lid, wordt de maatregel met terugwerkende kracht opgelegd door een herzieningsbesluit ingeval de inkomensvoorziening is beindigd maar nog niet is uitbetaald.

Is de inkomensvoorziening uitbetaald, dan wordt de jongere schriftelijk mededeling gedaan dat om die reden niet tot een maatregel wordt overgegaan.

4. Indien de maatregel, waartoe is besloten, niet kan worden opgelegd door beindiging van de inkomensvoorziening, kan deze maatregel alleen alsnog worden opgelegd indien een her-nieuwde aanvraag om WIJ wordt gedaan met een aanvangsdatum welke ligt voor het eind van de duur van de maatregel.

5. Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd heroverwogen.

Artikel 7 Samenloop

1. Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt n maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van n of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel op-gelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, en derde lid niet verantwoord is.

Artikel 8 Recidive.

1. Indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging wordt de hoogte van de maatregel als bedoeld in deze verordening verdubbeld. Bij een daar op volgende nieuwe verwijtbare gedraging wordt de maatregel bepaald op 100%.

2. Indien de jongere zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een eerder besluit waarbij een maatregel is opgelegd schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging waarbij op basis van deze verordening een maatregel volgt van 100% van de WIJ-norm wordt de duur van de maatregel verdubbeld.

3. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van artikel 5.

Hoofdstuk 2 HET NIET NAKOMEN VAN DE VERPLICHTINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 45 VAN DE WET

Artikel 9 Indeling in categorieën

Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorien:

1. Eerste categorie:

a. het onvoldoende meewerken aan het opstellen van een plan met betrekking tot de ar-beidsinschakeling, waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

b. het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

2. Tweede categorie:

a. het stellen van onredelijke eisen in verband met door de jongere te verrichten algemeen geaccepteerde arbeid, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde ar-beid belemmeren;

b. het onvoldoende meewerken aan het behoud of bevorderen van de arbeidsbekwaamheid;

c. het onvoldoende meewerken aan activiteiten of werkzaamheden, gericht op de arbeidsin-schakeling;

d. het nalaten de opgedragen werkzaamheden of activiteiten naar beste vermogen te verrichten.

3. Derde categorie:

a. gedragingen die de inschakeling in arbeid op directe wijze belemmeren of gedragingen waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de jongere de verplichtingen in artikel 45 van de wet niet wil nakomen;

b. gedragingen waaruit blijkt dat de jongeren in het geheel niet wil voldoen aan het bepaalde in lid 2 onder a tot en met d.

4. Vierde categorie:

a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid welke kan worden aangemerkt als aanbod als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de wet;

b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid verkregen als

werkleeraanbod zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 van de wet

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

1. De maatregel wordt vastgesteld op:

a. 10 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de eerste categorie;

b. 20 procent van de WIJ-norm bij gedragingen van de tweede categorie.

c. 100 procent van de WIJ-norm bij gedraging van de derde categorie;

d. 100 procent van de WIJ-norm bij gedraging van de vierde categorie;

2. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid onder a, b en c wordt vastgesteld op een maand, de maatregel bedoeld onder d heeft een duur van 2 maanden.

Hoofdstuk 3 NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT BEDOELD IN ARTIKEL 44 VAN DE WET

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

1. Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomens-voorziening, wordt een maatregel opgelegd van 5 procent van de WIJ-norm,

2. De duur van de maatregel bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op een maand.

Artikel 12 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 44, eerste lid, van de wet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van het werkleeraanbod of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de inkomensvoorziening, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

2. De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld:

a. bij een benadelingsbedrag tot 3.000,-: 20 procent van de WIJ-norm;

b. bij een benadelingsbedrag van 3000,- tot 10.000,-: 50 procent van de WIJ-norm;

c. bij een benadelingsbedrag van 10.000,- of meer: dan ziet het college af van het opleggen van een maatregel en wordt aangifte bij het Openbaar Ministerie gedaan.

3. In afwijking van lid 2 sub c stelt het College toch een maatregel van 60% van de WIJ-norm ingeval het Openbaar Ministerie op grond van de aanwijzing sociale zekerheidsfraude niet primair verantwoordelijk is.

4. De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand. In afwij-king hiervan wordt de duur van de maatregel bedoeld onder lid 3 vastgesteld op 2 maanden.

Hoofdstuk 4 MISDRAGINGEN.

Artikel 13 Zeer ernstige misdragingen

1. Indien de jongere zich tegenover het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt als be doeld in artikel 41, eerste lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd van 40% van de WIJ- norm.

2. De duur van de maatregel, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op een maand.

3. Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan, indien sprake is van verbaal geweld, worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschu wing, tenzij het verbale geweld plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de jongere een schriftelijke waarschuwing in verband met ernstige misdragingen is gegeven.

4. In afwijking van het eerste lid kan een maatregel worden opgelegd van 100 procent van de WIJ-norm, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maat regel als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van eenzelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen van een maatregel.

Hoofdstuk 5 HANDHAVING.

Artikel 14 Het handhavingsbeleid

1. Het college biedt iedere 4 jaar een beleidsplan hoogwaardige handhaving aan de gemeenteraad aan met daarin het te voeren beleid op gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WIJ en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.

2. De raad wordt jaarlijks onder andere genformeerd over:

a. Activiteiten uit de jaarschijven van het beleidsplan hoogwaardige handhaving;

b. Aantal uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoeken;

c. Aantal fraudeterugvorderingen en het daarmee gemoeide bedrag;

d. Aantal opgelegde maatregelen;

e. Aantal opsporingen door de afdeling Sociale Recherche van de Regio Rivierenland;

f. Aantal veroordelingen wegens geconstateerde fraude;

g. Verslag uitvoering en resultaten Inlichtenbureau;

h. Verslag uitvoering van de overige handhavingsactiviteiten;

i. Evaluatie van de beleidsprioriteiten van het afgelopen jaar;

j. Toekomstige beleidsacties ter verbetering van de uitvoeringsorganisatie;

Hoofdstuk 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking daarvan en werkt terug tot en met 1 oktober 2009.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren Neerijnen 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Neerijnen van 1 april 2010.
De griffier, De voorzitter,