Regeling vervallen per 01-01-2018

Subsidieverordening Cultuurhistorie Neerijnen 2011

Geldend van 15-04-2011 t/m 31-12-2017

Intitulé

Subsidieverordening Cultuurhistorie Neerijnen 2011

De raad van de gemeente Neerijnen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van ***datum***, inzake de Algemene subsidieverordening Neerijnen 2011; gelet op artikel 149 van de Gemeentewet; BESLUIT: vast te stellen de volgende verordening:

 

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1.1

1 Het college van burgemeester en wethouders, verder te noemen het college, is bevoegd om in het belang van de cultuurhistorie en met inachtneming van het bepaalde in deze verordening subsidie toe te kennen. 2 Het college neemt pas een beslissing over een aanvraag nadat zij hierover advies gevraagd hebben bij de monumentencommissie. 2 Het college kan aan het toekennen van subsidie voorwaarden verbinden. 4 Het college stelt uitvoeringsvoorschriften vast ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorie. 5 In bijzondere gevallen kan het college in het belang van de cultuurhistorie afwijken van de bepaling van deze verordening. Hiertoe wordt niet overgaan dan nadat de monumentencommissie is gehoord. 6 Het college kan de uitvoering van deze verordening geheel of gedeeltelijk in mandaat overdragen. 7 De gemeenteraad stelt financiële middelen beschikbaar voor de uitvoering van deze verordening. 8 Onbestede middelen en restanten door lagere definitieve toekenningen worden toegevoegd aan de "reserve cultuurhistorie" 9 Het college is bevoegd om deze reserve aan te spreken in het belang van de cultuurhistorie.

Artikel 1.2

1 Het college kent slechts subsidie toe voor zover de financiële middelen toereikend zijn. 2 Het college is bevoegd om uitvoeringsregels vast te stellen waarin zij vastleggen op welke wijze de middelen. Dit kan door prioriteitstelling, het uitsluiten van bepaalde monumentengroepen en andere uitgangspunten voor de instandhouding van de cultuurhistorie en de kennis daarvan. 3 Aanvragen om subsidie kunnen ingediend worden tussen 1 november voorafgaand aan het subsidiejaar en 1 februari van het subsidiejaar 4 Aanvragen ingediend in het vorige lid genoemde periode worden na het verstrijken van deze periode collectief afgehandeld. 5 Alle aanvragen om subsidie ingediend in de periode van 1 februari tot en met 31 oktober worden in volgorde van binnenkomst in behandeling genomen. 6 Aanvragen om subsidie welke in dit verband met het bepaalde in het eerste lid niet kunnen worden toegekend, worden door het college afgewezen.

Paragraaf 2 Cultuurhistorie

Artikel 2.1

1 In de verordening wordt verstaan onder cultuurhistorie: a Panden of objecten die conform artikel 3 van de "Erfgoedverordening Neerijnen" zijn geplaatst op de gemeentelijk monumentenlijst ("gemeentemonumenten"). b Panden of objecten, binnen de gemeentegrenzen van Neerijnen, die zijn opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988 ("rijksmonumenten").

Paragraaf 3 Subsidie

Artikel 3.1

1 Aan de eigenaar van een cultuurhistorisch object als bedoeld in artikel 2.1. kan een subsidie worden toegekend als tegemoetkoming in de, door hem, gemaakte kosten voor het instandhouden van de cultuurhistorische waarden. 2 De subsidie zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% over de door het college subsidiabel gestelde kosten. 3 Subsidie wordt alleen verstrekt wanneer de subsidiabele onderhoudskosten minimaal € 500,00 bedragen. 4 Per kalenderjaar wordt over maximaal € 10.000,00 een subsidie verstrekt. 5 Een aanvrager geeft inzicht in de instandhoudingplannen voor de komende vijf jaar. 6 In een periode van vijf kalenderjaren zal totaal over maximaal over € 25.000,00 een subsidie verstrekt worden. In deze telling worden de vier kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van aanvraag betrokken. 7 Het college houdt bij zijn beslissing op grond van het eerste lid rekening met subsidie die op grond van enige andere regeling kan worden toegekend. Cumulatief zullen de gezamenlijke subsidies, bijdrage en / of voordelen niet meer bedragen dan 80% van de kosten.

Artikel 3.2

Onder de in artikel 3.1. bedoelde kosten die subsidiabel gesteld kunnen worden zijn alleen die kosten die gemaakt worden voor de instandhouding van monumentale waarden zelf, het onderzoek daarnaar of de kennis daarover met uitsluiting van alle werken die daar geen onderdeel van zijn.

Artikel 3.3

1. De subsidie wordt slechts toegekend indien de werkzaamheden, naar het oordeel van het college, voldoende bijdraagt aan het een goede instandhouding van de cultuurhistorie of bijdragen aan de doelstellingen van het cultuurhistorisch beleid. 2. In bijzondere gevallen kan een bijdrage ineens worden toegekend voor het treffen van voorzieningen tot gedeeltelijke opheffing van bouwtechnische gebreken, indien de voorzieningen in het belang van de instandhouding met spoed dienen te worden getroffen. Voordat deze toegekend wordt dient de aanvrager volledig inzicht te verstrekken in de noodzaak van de werkzaamheden, en die voor het definitief herstel van de cultuurhistorie.

 

Artikel 3.4

Bij hun beslissing over een aanvragen om een subsidie ingevolge artikel 3.1. houdt het college in elk geval rekening met: a. de prioriteit die het onderhoud in het kader van de cultuurhistorie heeft; b. de bouwtechnische en uiterlijke staat van het monument, mede in relatie tot zijn omgeving; c. het huidige en toekomstige gebruik van het monument; d. de wijze van exploitatie van het monument; e. de familiebanden van de aanvrager en de eigenaar van het uitvoerend bedrijf.

 

Artikel 3.5

1 Voor een bijdrage ineens gelden altijd de voorwaarden, dat:

a de voorzieningen zijn getroffen binnen twaalf maanden na toekenning. b aan de door het college met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

- de toegang wordt verleend tot het object voor onderzoek en controle; - volledig inzicht gegeven wordt in de uit te voeren werken; - Alle gegevens over de werkzaamheden, de uitvoering en de afwikkeling worden verstrekt; c bij het treffen van de voorzieningen niet wordt gehandeld in strijd met andere wet en regelgeving. d na het treffen van het onderhoud het monument in een gelijkwaardige staat van onderhoud behouden wordt. 2 Het college kan afwijking van de, in het eerste lid onder a. genoemde termijnen toestaan. 3 Het college kan de uitbetaalde subsidie terugvorderen indien niet wordt voldaan aan een gestelde voorwaarde.

Artikel 3.6

1. De toekenning van de bijdrage vervalt:

a indien de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd binnen de gestelde termijn. 2. Het college kan de toekenning van de bijdrage intrekken indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden.

 

Artikel 3.7

1 De bijdrage wordt niet toegekend, indien;

a met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de eigenaar van de gemeente een subsidiebeschikking ontvangen heeft. b de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat; c het pand waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar vanwege de overheid te worden afgebroken. d het object eigendom is van een privaatechtelijk rechtspersoon en het een normale economische waarde vertegenwoordigd. e aan de onder lid 1 a genoemde voorwaarden kan ontheffing verleend worden wanneer dit noodzakelijk is voor de instandhouding van het monument echter alleen nadat de subsidieaanvraag ingediend is en de bestaande situatie is opgenomen door de gemeente; f De kosten betrekking hebben op de loonkosten van de aanvrager of loonkosten die niet of mogelijk niet als inkomsten geboekt of belast worden.

 

Artikel 3.8

Het college kan de toekenning van subsidie intrekken indien de eigenaar, voordat hij met de werkzaamheden is begonnen, niet heeft verklaard dat hij akkoord gaat met de subsidiebeschikking en de daarin gestelde voorwaarden.

Paragraaf 4 Aanvraag procedure

Artikel 4.1

1 De aanvraag om toekenning van een bijdrage ineens wordt op een door het college beschikbaar te stellen formulier bij het college ingediend. 2 Naast het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag te bevatten:

a een gespecificeerde begroting van de kosten; b een werkomschrijving; c Indien dit noodzakelijk is voor het verkrijgen van een goed inzicht, tekeningen van de bestaande en van de te maken toestand van de object; d de naam en het adres van de aannemer(s) (indien van toepassing); e een uitvoeringsschema; f een sonderingsrapport, indien daarvoor naar het oordeel van het college aanleiding voor bestaat; 3 Het college verklaart de eigenaar/bewoner die een aanvraag indient die niet aan de in de leden 1 en 2 gestelde voorwaarden voldoet, in zijn verzoek niet ontvankelijk.

Artikel 4.2

1 Het college beslist omtrent een aanvraag om een subsidie binnen 12 weken na de dag waarop de aanvraag voldoet aan het gestelde in artikel 4.1. dan wel na de in artikel 1.2 genoemde termijn. 2 Zij kunnen hun beslissing gemotiveerd verdragen. 3 Aanvragen als bedoeld onder 4.1 kunnen buiten behandeling gehouden worden indien de werkzaamheden waarvoor eerder een beschikking is afgegeven op grond van deze verordening nog niet afgerond of afgerekend zijn.

Paragraaf 5 Uitbetalingsprocedure

Artikel 5.1

1 Nadat de werkzaamheden waarvoor op grond van deze verordening een subsidie is verstrekt zijn uitgevoerd dient de aanvrager binnen 6 weken het verzoek tot uitbetaling van de subsidie bij het college in te dienen. Bij dit verzoek dienen alle gevraagde bewijsstukken overlegd te worden. 2 Het college beslist binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek tot uitbetaling over de definitieve vaststelling van de subsidie. 3 Onder de in lid 1 genoemde bewijsstukken worden verstaan: afschriften van rekeningen en betalingsbewijzen van de uitgevoerde werkzaamheden, een kostenspecificatie gerelateerd aan de goedgekeurde aanvraag. 4 Uitbetaling van een op grond van dit hoofdstuk toegekende definitieve bijdrage vindt plaats nadat de onder lid 1,2 en 3 genoemde werkzaamheden en gegevens door of vanwege het college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden. 5 Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een, bij de gereedmelding door de eigenaar op te geven, bankrekening bij een in Nederland gevestigde bankinstelling. 6 Een subsidiebeschikking wordt automatisch ingetrokken indien het verzoek tot uitbetaling niet is ontvangen binnen de daarvoor gestelde termijn, of de werkzaamheden niet zijn uitgevoerd binnen de daarvoor gestelde termijn.

Paragraaf 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1

1 Deze verordening treedt inwerking op de dag na de dag dat de gemeenteraad deze subsidieverordening heeft vastgesteld. 2 Deze verordening kan aangehaald worden als; "Subsidieverordening Cultuurhistorie Neerijnen 2011"

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van : 14 april 2011 , voorzitter , griffier

Nota-toelichting Toelichting Subsidieverordening Cultuurhistorie Neerijnen 2011

Algemeen

Artikel 1.1 1 De toekenning of weigering van subsidie is vatbaar voor bezwaar en beroep.

3 Dit is opgenomen om de toekenning van subsidie zo doelmatig mogelijk te laten zijn.

5 Deze "hardheidsclausule" is opgenomen omdat monumentenzorg een dynamisch proces is en zich daarom bijzondere omstandigheden kunnen voordoen waarbij in het belang van de monumentenzorg van de verordening wordt afgeweken. Deze afwijkingen kunnen zowel ten voordele als ten nadele van de aanvrager strekken.

6 Deze delegatiebevoegdheid kan mede zorgdragen voor het kort houden van de procedurelijnen.

9 Hiermee kunnen de middelen die door de gemeenteraad beschikbaar gesteld zijn optimaal ingezet worden voor de monumentenzorg.

Artikel 1.2 1 Deze bepaling dient ervoor overschrijdingen van het op grond van artikel 1.2. begrote bedrag te voorkomen en daarmee het college een weigeringsgrond te verstrekken.

3 Door de aanvragen in een vaste periode in te laten dienen kan de subsidie evenredig over de aanvragen verdeeld worden. Hier mee wordt voorkomen dat de ene aanvrager de maximale subsidie krijgt en een latere aanvrager mogelijk niets krijgt.

Subsidie

Artikel 3.1 6 Met deze beperking wordt beoogd dat er jaarlijks onderhoud uitgevoerd kan worden zonder dat er een te grote achterstand komt bij een monument.

7 Deze belangrijke bepaling, een verbijzondering van artikel 1.1 lid 3., kan voorshands niet worden gemist. De bedoeling ervan is te voorkomen dat voor dezelfde voorzieningen te veel bijdragen kunnen worden verkregen. Onder de overheidsbijdrage worden alleen verstaan de Gemeentelijke, provinciale en rijkssubsidieregelingen in het kader van de monumentenzorg en alle fiscale mogelijkheden die de eigenaar aan kan wenden. Het kunnen krijgen is hierbij het uitgangspunt. Nalatigheid of onzorgvuldig handelen kan nooit afgewenteld worden op de gemeentelijke subsidieregeling.

Artikel 3.2 Eventueel meerwerk wordt in dit artikel niet begrepen onder de onderhoudskosten. Bij het onderhoud van monumenten kunnen zich vaak tegenvallers e.d. voordoen. Bij meerwerk dient de eigenaar een verzoek tot verhoging van de subsidiabele kosten te doen. Op dit verzoek is de maximale subsidie en de mogelijkheden binnen het budget van toepassing.

Artikel 3.4 a Gelet op de budgettaire problematiek valt aan prioriteitsstelling en selectie op basis van vrij rekbare criteria niet te ontkomen. Het is nauwelijks mogelijk om bij onderhoud/restauratie van monumenten duidelijke rechten op subsidie te creëren.

e Voor zelfwerkzaamheid of hulp door derden zonder dat er sprake is van een bedrijf wordt geen subsidie gegeven.

Artikel 3.5 b De bedoelde bescheiden en gegevens kunnen onder meer betrekking hebben op de eigendomssituatie, de technische en woontechnische toestand van het monument, de offerte van de aannemer, afrekeningen etc.

Artikel 3.6 a Deze leden zijn opgenomen om de bijdragen die weliswaar zijn toegekend maar wegens het niet voldoen aan de voorwaarden eventueel niet zullen worden uitbetaald, zo spoedig mogelijk b ten behoeve van een ander pand te kunnen benutten.

Artikel 3.7 c De termijn van 10 jaar is gekozen op grond van de overweging dat een grondig inzicht over een langere termijn veelal niet mogelijk is. Bij het beoordelen van aanvragen op dit aspect zal veelal een basis kunnen worden gevonden in een door de raad vastgesteld bestemmingsplan.

e In deze situatie loopt de aanvrager wel het risico dat de ingediende aanvraag niet of slechts ten dele tot toekenning van subsidie zal leiden. Het is nimmer zo dat het feit dat al met de werkzaamheden is gestart een op zich zelf staand recht op subsidie in het leven kan roepen. Het beginnen voordat de subsidiebeschikking is afgegeven is geheel voor eigen risico van de aanvrager.

Artikel 3.8 Deze verklaring kan opgenomen worden op het meldingsformulier "Aanvang werk".

Aanvraag procedure

Artikel 4.1 d Naam en adres van de aannemers kunnen uiteraard niet worden opgegeven indien de gehele verbetering in zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd.

Artikel 4.2 3 Door het door elkaar lopen van afrekenprocedures kunnen ongewenste onduidelijkheden ontstaan waardoor de juiste naleving van deze verordening in het geding kan komen.

Uitbetalingsprocedure

Artikel 5.1 3 Uit betaalbewijzen moet zonder twijfel blijken hoe de kosten betaald zijn, waarvoor de kosten gemaakt zijn en voer wiens rekening de kosten gemaakt zijn. Bij een kassabon is altijd een duidelijke, volledig ingevulde en op naam gestelde kwitantie noodzakelijk. Indien de betalingsbewijzen betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij de aanvrager of bij een familielid in de eerste of tweede graad dan dient tevens een verklaring overlegd te worden van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent waaruit blijkt hoeveel arbeidstijd door dat personeel aan de onderhoudswerkzaamheden is besteed.