Leerling-ambtenaren, rechtspositieregeling

Geldend van 05-08-2011 t/m heden

Intitulé

Leerling-ambtenaren, rechtspositieregeling

Leerling-ambtenaren, rechtspositieregeling

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening vwordt verstaan onder:

  • a

    opleiding: de opleiding in de zin van de Wet op het leerlingwezen (Stb. 1966, 215), welke al dan niet aansluitend aan indiensttreding wordt gevolgd;

  • b

    deelnemer: de ambtenaar in de zin van de CAR, die deelneemt aan een opleiding.

Artikel 2

Lid 1

De aanstelling van de leerling-ambtenaar geschiedt in tijdelijke dienst voor de duur van de opleiding.

Lid 2

Onverminderd het in de CAR/UWO bepaalde omtrent ontslag kan de aanstelling tussentijds ook worden beëindigd door middel van opzegging wegens onvoldoende resultaten bij de opleiding. Het bepaalde omtrent de opzegtermijn in artikel 8:16:1 van de UWO is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3

Lid 1

In het schriftelijk bericht van aanstelling wordt tevens vermeld voor hoeveel uren het dienstverband wordt aangegaan, hoeveel uren daarvan voor de opleiding in de praktijk van het beroep (werktijd) gelden en hoeveel uren voor het volgen van het algemene en op het beroep gerichte onderwijs zijn bestemd.

Lid 2

Aan de deelnemer, die niet direct aansluitend aan de indiensttreding een opleiding gaat volgen wordt schriftelijk meegedeeld hoeveel uren zijn dienstverband bedraagt en hoeveel uren daarvan voor het volgen van onderwijs als bedoeld in het eerste lid zijn bestemd.

Artikel 4

De aan het volgen van de opleiding verbonden directe kosten komen ten laste van de gemeente. De artikelen 15:1:26 en 15:1:27 van de UWO alsmede hoofdstuk 17 van de UWO zijn niet van toepassing.

Artikel 5

Voor de toepassing van de CAR/UWO wordt onder bezoldiging mede verstaan een vergoeding als bedoeld in artikel 6, lid 2 van deze verordening.

Artikel 6

Lid 1

  • a

    Aan de deelnemer beneden de leeftijd van 25 jaar, die aansluitend aan de indiensttreding een opleiding volgt, wordt voor de uren die zijn bestemd voor het onderwijs als bedoeld in artikel 3, lid 1 geen bezoldiging in de zin van de bezoldigingsverordening 1991 toegekend.

  • b

    Aan de deelnemer beneden de leeftijd van 25 jaar, die niet aansluitend aan de indiensttreding een opleiding volgt, wordt voor de uren die bestemd zijn voor het volgen van het onderwijs als bedoeld in artikel 3, lid 1 geen bezoldiging in de zijn van de bezoldigingsregeling 1991 toegekend. Indien hij in vaste dienst was aangesteld blijft de aanstelling in vaste dienst gehandhaafd zulks in afwijking van het

Lid 2

  • a

    De vergoeding van uren, die voor het volgen van onderwijs, als bedoeld in artikel 3, lid 1 zijn bestemd, aan de in het eerste lid, onder a. bedoelde deelnemer wordt vastgesteld op € 13,61 per dag.

  • b

    De vergoeding bedoeld in lid 2, sub a., aan de in eerste lid onder b. bedoelde deelnemer wordt vastgesteld op € 13,61 per dag, voorzover het betreft de uren, die buiten het oorspronkelijke dienstverband vallen.

Artikel 7

Voor de toepassing van artikel 3:2 van de CAR worden de uren, die voor het volgen van het onderwijs als bedoeld in artikel 2, lid 2, zijn bestemd, gerekend te behoren tot de voor de betrekking van de leerling-ambtenaar vastgestelde werktijden, met dien verstande dat extra uren besteed aan het onderwijs niet worden meegerekend bij de vaststelling van de overwerkvergoeding.

Artikel 8

Burgemeester en wethouders stellen vast welke de opleidingen in de zin van deze verordening zijn.

Artikel 9

De deelnemer is verplicht zijn vakantie op te nemen in de perioden, waarin geen onderwijs als bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt gegeven.

Artikel 10

Vervallen

Artikel 11

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd te beslissen, voor zover nodig in afwijking van de in voorgaande artikelen gestelde regelen, in individuele gevallen, waarin deze regelen naar hun oordeel niet of niet in redelijkheid voorzien.

Artikel 12

Deze verordening welke kan worden aangehaald als "Rechtspositieregeling leerling-ambtenaren". Na bekendmaking van dit besluit treedt het - met terugwerkende kracht - in werking op 1 oktober 1995. Met ingang van dit tijdstip vervalt de “Rechtspositieregeling leerling-ambtenaren 1986”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23 november 1995;