Regeling vervallen per 04-07-2013

Afstemmingsverordening WWB

Geldend van 15-03-2012 t/m 03-07-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Afstemmingsverordening WWB

De raad van de gemeente Nieuwegein;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 januari 2012;

 

gelet op de bepalingen van de Wet werk en bijstand, Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit vast te stellen de verordening “Afstemmingsverordening WWB”

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein;

    • b.

      de wet: WWB, IOAW en IOAZ;

    • c.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • d.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

    • e.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • f.

      belanghebbende: iemand die een uitkering ontvangt op grond van de WWB, IOAW en IOAZ;

    • g.

      jongere: iemand van 18 tot 27 jaar die een uitkering ontvangt op grond van de WWB;

    • h.

      algemene bijstand: een uitkering verstrekt voor de algemeen noodzakelijke kosten van levensonderhoud op grond van de WWB, IOAW en IOAZ;

    • i.

      bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 35 en 36 WWB;

    • j.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • k.

      bijstandsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde uitkeringsnorm op grond van de wet inclusief de eventuele toegekende verhoging of verlaging op grond van de Toeslagenverordening WWB;

    • l.

      benadelingsbedrag: het bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als inkomensvoorziening of werkleeraanbod op grond van de wet

    • m.

      afstemming: het verlagen van de bijstand op basis van deze verordening.

  • 2. Voor zover niet anders is bepaald worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2 Het afstemmen van bijstand

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet of de artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich tegenover het college zeer ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening de bijstand verlaagd.

  • 2. De verlaging van de bijstand wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Hoofdstuk II Afstemmen

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1. De verlaging wordt berekend over de bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de WWB; of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel a, moet in de hoofdstukken II tot en met IV ‘bijstandsnorm’ worden gelezen als ‘bijstandsnorm plus de op grond van artikel 12 WWB verleende bijzondere bijstand’.

  • 4. Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel b, moet in de hoofdstukken II tot en met IV ‘bijstandsnorm’ worden gelezen als ‘de verleende bijzondere bijstand’.

Artikel 4 Besluit tot afstemming

In het besluit tot afstemming van de bijstand worden in ieder geval vermeld: de reden van verlaging, de duur van de verlaging, het percentage waarmee wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardverlaging.

Artikel 5 Het horen van belanghebbende

  • 1. Voordat een verlaging wordt toegepast, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het horen van belanghebbende wordt achterwege gelaten indien:

    • a.

      onverwijlde spoed dat vereist;

    • b.

      de belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 7 WWB, artikel 34 IOAW of artikel 34 IOAZ werkzaamheden heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 WWB, artikel 13 IOAW of artikel 13 IOAZ; of

    • d.

      het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6 Afzien van afstemming

  • 1. Het college ziet af van afstemming indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      dringende redenen daarvoor aanwezig acht.

  • 2. Indien het college afziet van het afstemmen op grond van de redenen genoemd in het eerste lid, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum tijdvak

  • 1. De afstemming van de bijstand wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot de afstemming is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald, de afstemming met terugwerkende kracht opgelegd.

  • 3. Als de verlaging overeenkomstig het eerste lid niet mogelijk is, omdat de uitkering is beëindigd of ingetrokken, wordt de verlaging met terugwerkende kracht toegepast op de uitkering over de periode waarop de gedraging betrekking heeft gehad dan wel de uitkering over de periode waarin de gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 4. Wanneer de duur van de opgelegde maatregel langer is dan 3 maanden heroverweegt het college de maatregel uiterlijk in de laatste week van de derde maand.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

  • 1. Indien sprake is van een gedraging die schending oplevert van meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de wet genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, tweede lid, niet verantwoord is. Het totaal aan maatregelen kan dan over meerdere maanden verdeeld worden.

Artikel 9 Recidive

Indien een belanghebbende zich binnen een periode van één jaar na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie volgt, volgt een verlenging van de duur van de verlaging.

Artikel 10 Schriftelijke waarschuwing

Indien het niet tijdig nakomen van de verplichtingen niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand, wordt volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet tijdig nakomen van de verplichting, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk III Gedragingen

Artikel 11 Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente

Indien het niet, niet tijdig of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van de WWB, IOAW of IOAZ of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt een afstemming opgelegd van 5% gedurende een maand.

Artikel 12 Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente

  • 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 7 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte toekennen of uitvoeren van de WWB, IOAW of IOAZ of tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering, wordt de afstemming afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2. De verlaging is tien procent van het benadelingsbedrag waarbij het benadelingsbedrag niet hoger mag zijn dan de aangiftegrens vermeld in de aangifterichtlijn Sociale zekerheid. De verlaging van 10% per maand op de bijstandsnorm wordt toegepast tot dat het bedrag (dus 10% van het benadelingsbedrag) geheel is ingelost.

  • 3. Wanneer de uitkering is beëindigd en de gehele uitkering wordt teruggevorderd, kan het college bij herinstroom binnen 1 jaar alsnog afstemmen op de nieuw toe te kennen uitkering.

  • 4. Van een afstemming wordt afgezien:

    • a.

      Zodra van de gedraging een proces-verbaal naar het Openbaar Ministerie is verstuurd en het Openbaar Ministerie tot strafvervolging overgaat;

    • b.

      Zodra een straf is opgelegd of zodra met belanghebbende een schikking is getroffen door het Openbaar Ministerie of zodra het recht tot strafvervolging is vervallen.

Artikel 13 Het niet nakomen van een medewerkingsverplichting

  • 1. De gedragingen in het niet nakomen van de medewerkingsverplichting waarop afstemming volgt, worden onderscheiden in:

    • a.

      het zich niet als werkzoekende doen inschrijven bij het UWV/Werkbedrijf, dan wel de inschrijving niet of niet tijdig doen verlengen;

    • b.

      het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.

  • 2. De verlaging voor een gedraging genoemd in lid 1 is 10% gedurende een maand.

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1. De gedragingen in het tonen van onvoldoende besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan waarop afstemming volgt, worden onderscheiden in:

    • a.

      De verplichting tot het instellen van een alimentatievordering;

    • b.

      Het niet voldoen aan verplichtingen strekkende tot vermindering of beëindiging van bijstand, bijvoorbeeld de verplichting om over te gaan tot boedelscheiding.

  • 2. De verlaging voor een gedraging genoemd in lid 1 is 10% gedurende drie maanden.

  • 3. Bij een te snelle intering op het eigen vermogen is de verlaging 20% voor de duur van het aantal maanden dat te snel is ingeteerd.

Artikel 15 Het geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid is verdeel in de volgende categorieën

  • 1. Eerste categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten arbeid in dienstbetrekking te verkrijgen;

    • b.

      het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot inschakeling in de arbeid, dan wel aan een onderzoek naar de geschiktheid voor scholing op opleiding;

    • c.

      het indienen van een aanvraag voor algemene bijstand gedurende de termijn genoemd in artikel 41, vierde lid van de WWB.

          De verlaging voor een gedraging genoemd onder a, b en c van dit lid is 10% gedurende twee maanden.

  • 2. Tweede categorie:

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

    • b.

      het niet dan wel niet tijdig voldoen aan een oproep om, in verband met de inschakeling in de arbeid, op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen;

    • c.

      het niet dan wel in onvoldoende mate meewerken aan een voor de inschakeling in de arbeid noodzakelijk geachte scholing of opleiding, dan wel aan andere aangewezen activiteiten die de zelfstandige bestaansvoorziening bevorderen;

    • d.

      het niet naar vermogen trachten arbeid te verkrijgen, dan wel het niet naar vermogen trachten de mogelijkheden voor uit rijks kas bekostigd onderwijs te onderzoeken gedurende de termijn, genoemd in artikel 41 vierde lid van de WWB;

    • e.

      het niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a WWB, indien van toepassing;

    • f.

      het niet of niet in voldoende mate gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b en artikel 10 eerste lid van de WWB, waaronder begrepen sociale activering;

    • g.

      Het niet naar vermogen verrichten van door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de wet.

      De verlaging voor een gedraging genoemd onder a, b, c, d, e, f en g van dit lid is 20% gedurende een maand bij het eerste verzuim. In afwijking van artikel 9 treedt bij herhaling een verdubbeling op van de verlaging, die uiteindelijk oploopt tot 100%. Wanneer de afstemming 100% bereikt heeft, verdubbelt vervolgens ook de duur van de voorgaande afstemming.

  • 3. Derde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van arbeid in dienstbetrekking

    De verlaging voor een gedraging genoemd onder a en b van dit lid is 100% gedurende één maand.

Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, volgt een afstemming van de bijstand als volgt:

    • a.

      Verbale uitingen of gedragingen zoals schelden of bedreigingen in het algemeen (mondelinge en schriftelijke uitlatingen): 20% gedurende een maand

    • b.

      Schade aan eigendommen of goederen in gebruik van de gemeente Nieuwegein: 30% gedurende een maand

    • c.

      Verbale gedragingen of bedreigingen gericht tegen de persoon: 50% gedurende een maand

    • d.

      Lichamelijk geweld, al dan niet met letsel tot gevolg hebbende, tegen het college of haar ambtenaren: 100% gedurende een maand

  • 2. Het college houdt rekening met de ernst van het wangedrag, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3. Daarnaast wordt, in aanvulling op het gestelde in het eerste lid door of namens het college, aangifte gedaan bij de politie en / of wordt de toegang tot de bij de gemeente in gebruik of in eigendom zijnde panden ontzegt. De duur van de ontzegging is gekoppeld aan de ernst van de gedraging.

  • 4. Indien de belanghebbende, ongeacht de periode nadat de gedraging zich heeft voorgedaan zich opnieuw zeer ernstig misdraagt, wordt de periode waarover de verlaging plaatsvindt verdubbeld.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 17 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 Intrekking oude regeling

De Afstemmingsverordening WIJ 2010 (2010-095) en de Afstemmingsverordening (2010-306) worden ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2012.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening WWB

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 februari 2012.
 
                                                                                     
                    de griffier                                                   de voorzitter