Bomenverordening Nieuwegein 2012

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Bomenverordening Nieuwegein 2012

de raad van de gemeente Nieuwegein;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 april 2012

 

gelet op het bepaalde in artikel 147 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Bomenverordening Nieuwegein 2012

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    boom: een levend, houtachtig, overblijvend gewas dat bestaat uit één of meerdere stammen die zich op zekere hoogte boven de grond vertakt respectievelijk vertakken;

  • b.

    hakhout: één of meer bomen of boomvormers die, na te zijn geveld, opnieuw op stronk uitlopen;

  • c.

    houtopstand: hakhout, houtwal of een of meer bomen;

  • d.

    knotten: periodiek geheel of gedeeltelijk verwijderen van uitgelopen takhout tot op de oude snoeiplaats;

  • e.

    kandelaberen: het uitdunnen van de kroon van een boom, waarbij de resterende takken tot ongeveer de helft van hun lengte wordt teruggesnoeid,

  • f.

    vellen: rooien, kappen met inbegrip van verplanten, snoeien van meer dan 20% van het kroonvolume, alsmede het handelen en nalaten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;

  • g.

    boomwaarde (financieel): het bedrag dat overeenkomstig de rekenmethode van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen wordt gevonden;

  • h.

    boomwaarde (omgevingswaarde): de waarde van de houtopstand voor de omgeving. Deze waarde wordt bepaalt op basis van belevingswaarde, verschijningsvorm, zeldzaamheid, cultuurhistorie e.d.

  • i.

    bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld artikel 11.111 tweede lid aanhef en onder a van het Besluit activiteiten leefomgeving jo. artikel 165b van het Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • j.

    omgevingsvergunningplichtige houtopstand: houtopstand waarop artikel 2, eerste lid, van toepassing is;

  • k.

    houtwal: lijnvormige beplanting met bomen of struiken;

  • l.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning (conform artikel 5.8 Omgevingswet);

  • m.

    particuliere houtopstand: houtopstand die zich bevindt op grond waarvan de eigenaar een ander dan de gemeente is;

  • n.

    gemeentelijke houtopstand: houtopstand die zich bevindt op grond waarvan de gemeente eigenaar is;

  • o.

    fruitboom: een  boom waarvan de vertakking met gesteltakken begint op minimaal 160 cm hoogte;

  • p.

    opschot en zaailingen: exemplaren van bomen die spontaan zijn gegroeid of ontstaan.

Artikel 2 Verbod voor het vellen van houtopstanden

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen gebieden en bomen die behoren tot de omgevings-vergunningplichtige houtopstanden aanwijzen in een Bomenlijst. Deze Bomenlijst wordt iedere 5 jaar geactualiseerd.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      een particuliere houtopstand, voor zover het bomen betreft met een stamomtrek tot maximaal 90 cm op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld, tenzij het particuliere houtopstand betreft die als herplant is aangeplant voor verwijderde, maar voorheen houtopstand betrof met een stamomtrek van meer dan 90 cm boven het maaiveld;

    • b.

      een gemeentelijke houtopstand die niet is opgenomen op de Bomenlijst als bedoeld in lid 2, tenzij het gemeentelijke houtopstand betreft die als herplant is aangeplant voor verwijderde, maar voorheen opgenomen houtopstand;

    • c.

      een gemeentelijke houtopstand die is opgenomen op de Bomenlijst en die bestaat uit opschot of zaailingen met een stamomtrek tot maximaal 90 cm op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld;

  • 4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom, indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze vakkundig zijn geknot;

    • b.

      fruitbomen en windschermen om boomgaarden;

    • c.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:

    1°ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are,

    2°ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.

  • 5. Het in het eerste lid gesteld verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantengezondheidswet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 8 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten.

Artikel 3 Aanvraag omgevingsvergunning

  • 1. Een omgevingsvergunning voor het vellen van een boom moet schriftelijk of digitaal, gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door de eigenaar of diens gemachtigde van de particuliere of gemeentelijke houtopstand.

  • 2. [vervallen]

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning om te vellen weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      cultuurhistorische waarden;

    • d.

      ecologische waarden;

    • e.

      dendrologische en zeldzaamheidswaarden;

    • f.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • g.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid;

    • h.

      waarden voor leeftijd;

    • i.

      waarden voor verschijningsvorm;

    • j.

      waarden voor beplantingsvorm;

    • k.

      waarden voor beeldbepaling;

    • l.

      waarden voor toekomstverwachting.

  • 2. Het bevoegd gezag verwijst bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een omgevingsvergunning voor het vellen van een boom naar de boomwaarde als motivering. Het bevoegd gezag verwijst tevens naar het omgevingsplan en beleids-, groen-, bomen- of landschapsplannen.

  • 3. Indien naar het oordeel van het hoofd Beheer sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties, kan worden volstaan met het achteraf aanvragen en verlenen van een omgevingsvergunning.

     

Artikel 5 Inwerkingtreding omgevingsvergunning

  • 1. In afwijking van artikel 16.79 lid 1 aanhef en onder a Omgevingswet treedt een omgevingsvergunning voor het vellen van een boom pas in werking na afloop van de bezwaartermijn van zes weken als bedoeld in artikel 6:7 Awb.

  • 2. In afwijking van artikel 16.79 lid 1 aanhef en onder a Omgevingswet treedt een omgevingsvergunning niet in werking voordat op een bij de rechter ingediend verzoek om voorlopige voorziening is beslist.

Artikel 6 Vervaltermijn vergunning

De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege indien daarvan niet binnen maximaal drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning gebruik is gemaakt.

Artikel 7 Bijzondere voorschriften voor de omgevingsvergunning voor het vellen

  • 1. Tot de aan de omgevingsvergunning voor het vellen te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-aangeslagen beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, zal een verplichting worden opgelegd een financiële bijdrage voor herplant te storten in het gemeentelijk herplantfonds.

  • 4. De voorschriften en verplichtingen uit dit artikel kunnen gelden voor houtopstand met een kleinere stamomtrek dan de in artikel 2, derde lid van deze verordening genoemde stamomtrekken.

Artikel 8 Herplant- en instandhoudingsplicht

  • 1. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de eigenaar van de gemeentelijke houtopstand de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door haar te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-aangeslagen beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door haar te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Indien niet ter plaatse kan worden herplant, zal een verplichting worden opgelegd een financiële bijdrage voor herplant te storten in het gemeentelijk herplantfonds.

  • 5. De voorschriften en verplichtingen uit dit artikel kunnen gelden voor houtopstand met een kleinere stamomtrek dan de in artikel 2, derde lid van deze verordening genoemde stamomtrekken.

Artikel 9 Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 15.1 eerste lid aanhef en onder d en k Omgevingswet jo. artikel 4:126 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10 Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein een houtopstand bevindt die naar het oordeel van het hoofd Beheer gevaar oplevert voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van insecten, die boomziekten verspreiden of gevaarlijk is voor de volksgezondheid, is de eigenaar van de particuliere of gemeentelijke houtopstand, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      de houtopstand te vellen;

    • b.

      de gevelde houtopstand zodanig te vernietigen of te behandelen dat verspreiding van de boomziekte of insecten wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden de op grond van lid 1 gevelde houtopstand of delen daarvan, met uitzondering van geheel ontbast hout en hout met een doorsnede kleiner dan 4 cm, voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van dit verbod.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen bij het niet naleven van lid 1 en lid 2 van dit artikel bestuursdwang toepassen, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden voor rekening en risico van de overtreder kunnen worden verricht.

Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn

De afstand als bedoeld in artikel 5:42 Burgerlijk Wetboek is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom en op nihil voor bomen, heesters en heggen in eigendom van de gemeente.

Artikel 12. Bescherming bomen

  • 1. Het is verboden om gemeentelijke houtopstanden:

    • a.

      te beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door personen ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2. Het is verboden om een of meer voorwerpen in of aan een gemeentelijke houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van burgemeester en wethouders.

    erspreiding van de boomziekte of insecten wordt voorkomen.

Artikel 13 Strafbepaling

  • 1. Degene aan wie een voorschrift als bedoeld in artikel 4, eerste of tweede lid, of in artikel 7, eerste, tweede of derde lid is gegeven, onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in artikel 8 is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is gehouden dienovereenkomstig te handelen.

  • 2. Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het eerste lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.

    Degene die handelt in strijd met het voorschrift als bedoeld in artikel 10, tweede lid, of in artikel 12, eerste of tweede lid, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 3. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door burgemeester en wethouders van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstanden.

Artikel 14 Opsporing

De opsporing van de in artikel 13 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast.

Artikel 15 Betreden van gebouwen en terreinen

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de bevoegdheid verleend gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.

Artikel 16 Overgangsbepaling

  • 1. Op een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstand die is  ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening en waarop op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, is de Bomenverordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening van toepassing.

  • 2. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift betreffende een omgevingsvergunning die krachtens de Bomenverordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening is verleend, geweigerd, gewijzigd of ingetrokken, wordt beslist conform die verordening.

  • 3. Omgevingsvergunningen die zijn verleend op grond van de Bomenverordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening, blijven nog gedurende de in de omgevingsvergunning genoemde termijn geldig.

Artikel 17 Slotbepalingen

  • 1. De Bomenverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 september 2008, kenmerkvoorstel 2008-370, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 22 september 2010, kenmerkvoorstel 2010-261, wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening Nieuwegein 2012.

  • 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 mei 2012.

de griffier
de voorzitter

Bijlage Kaart waardevolle houtopstanden

Kaart waardevolle houtopstanden

Bijlage Lijst waardvolle houtopstanden

Lijst waardevolle houtopstanden

Toelichting behorende bij de Bomenverordening Nieuwegein 2012

 

Algemene toelichting

 

Eind 2008 heeft de gemeente een nieuwe bomenverordening vastgesteld met daarin een vergaande afschaffing van de kapvergunningplicht voor bepaalde particuliere en gemeentelijke houtopstand. In 2009 heeft de voorzieningenrechter echter bepaald, dat burgers en belangenorganisaties vooraf onvoldoende inspraak hebben gehad bij de totstandkoming van de verordening. Hierop heeft de gemeente besloten om, totdat er met de benodigde inspraak een Bomenlijst met overzichtstekening voor kapvergunningplichtige bomen is vastgesteld, weer voor alle bomen een kapvergunning verplicht te stellen.

 

In het kader van deregulering van gemeentelijke regelgeving is het voor de gemeente en de burgers niet meer wenselijk met een algeheel kapverbod en daaraan gekoppeld een vergunningstelsel te werken. Deze werkwijze bezorgt de gemeente onnodig veel werk, daar gebleken is dat het merendeel van de aangevraagde kapvergunningen wordt verleend.

In de nieuwe Bomenverordening is onderscheid gemaakt tussen gemeentelijke en particuliere bomen. Voor bomen in eigendom van de gemeente wordt gewerkt met de Bomenlijst. Uitgangspunt hierbij is dat voor de kap van een houtopstand in beginsel geen kapvergunning vereist is, tenzij de houtopstand op de Bomenlijst is opgenomen.

Voor de particuliere bomen geldt dat alleen een kapvergunning moet worden aangevraagd als de boom meer dan 90 cm omtrek heeft op 1,30 m hoogte. In de bomenverordening zijn regels opgenomen voor zowel particulieren als gemeente als zij een boom willen vellen. Er wordt in de Bomenverordening een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de minder waardevolle bomen enerzijds (geen kapvergunning nodig) en de waardevolle bomen anderzijds (de dikkere particuliere bomen en de bomen die op de Bomenlijst zijn opgenomen, kapvergunning nodig).

 

De Bomenlijst is samen met wijkplatforms, natuurorganisaties en andere belanghebbenden opgesteld. De voorlopige Bomenlijst is in mei 2011 door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Daarna is de voorlopige Bomenlijst ter inspraak voorgelegd aan alle inwoners en belanghebbenden van Nieuwegein. De reacties zijn verwerkt en op 17 april 2012 is de concept Bomenlijst definitief vastgesteld door burgemeester en wethouders. De Bomenlijst wordt elke 5 jaar geactualiseerd en door burgemeester en wethouders vastgesteld. De gemeente is van mening dat de Bomenlijst door de vele inspraakmomenten maatschappelijk breed wordt gedragen.

 

Tegelijkertijd met het opstellen van de Bomenlijst is deze Bomenverordening volledig herzien.

 

Ter ondersteuning en nadere verklaring van hetgeen in deze verordening en op de Bomenlijst is geregeld, stelt de gemeente tegelijkertijd met de verordening het beleidsstuk Boombescherming in Nieuwegein vast. Dit beleidsstuk Boombescherming in Nieuwegein betreft onder andere een beleidsmatige onderbouwing van deze verordening.

Artikelgewijze toelichtingArtikel 1 Begripsomschrijvingen

a. De definitie van het begrip boom is opgenomen vanwege de discussie over wat wel en geen boom is, vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen, dan zou de vakliteratuur (boomflora’s en dergelijke) doorslaggevend moeten zijn. Door de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van “boomgelijke” struiken blijkt dringend gewenst rond landgoederen en in stedelijke parken.

b. De hakhout-definitie is opgenomen, omdat, zij het sporadisch, dergelijk houthakgebruik voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die op zich een te beschermen waarde vormt. Boomvormers of opnieuw uitgelopen boomstronken die door hun aard of omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom. Artikel 2 lid 5 onder b geeft de vrijsteling voor regulier hakhoutbeheer.

c. Houtopstand betreft het kernbegrip van deze verordening. Uit het begrip wordt duidelijk dat de verordening betrekking heeft op meer gewassen dan bomen alleen.

d. en e.  Knotten en Kandelaberen. Deze begripsomschrijvingen zijn bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. Deze definities vullen nader de mogelijkheid aan om zonder kapvergunning onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2 lid 5 sub c van deze verordening. Ook voor de vakkundige begrenzing van het “geknot” als vermeld in artikel 2, lid 4, sub a is deze definitie nuttig. Voor duidelijkheid moet opgemerkt dat de vrijheid van het vakkundig en regulier knotten en kandalaberen los staat van het omvormen van een gewone doorgaande boom tot knotboom of gekandelaberde boom. Dit (voor het eerst) omvormen van een gewone boom tot knotboom of gekandelaberde boom is wel vergunningplichtig.

f. Het vellen was tot voor kort nog niet expliciet gedefinieerd. Aangezien op grond van deze verordening bepaald wordt wanneer een vergunning voor het vellen is vereist, is het noodzakelijk dat aangegeven wordt wat onder het vellen wordt verstaan.

g. en h. Er zijn verder twee soorten “boomwaarden”: de omgevingswaarde en de financiële waarde. Deze waarden worden nader omschreven in het beleidsstuk “Boombescherming in Nieuwegein”.

De Bomenlijst is opgesteld op basis van de Omgevingswaarde, dit is de waarde van de houtopstand voor de buurt. Dat kan gebruikswaarde zijn (park of plantsoentje) of belevingswaarde (kijkgroen). Ook de verschijningsvorm van een boom (bijvoorbeeld leibomen), zeldzame soorten of hoge leeftijd spelen mee. Daarnaast zijn bijvoorbeeld cultuurhistorische en ecologische waarden van belang.

De financiële boomwaarde wordt berekend volgens de richtlijnen en rekenmethode van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen. Uitgangspunt hierbij is de berekening wat het, onder huidige gelijke omstandigheden op die bewuste plek, kost om wederom een boom te stichten (aankoop, planten, garantie, nazorg, begeleiding, onderhoud tot aan het moment van functievervulling en daarna, op basis van annuïteiten afschrijven) tot het actuele moment. Uit de zich snel ontwikkelende rechtspraak blijkt dat de rechter steeds meer de boomwaarde  erkent, zowel voor gemeentelijke als voor particuliere bomen. Belangrijk blijkt in een concreet geval een goede motivering en doelstelling van de gekozen waardebepalingsmethode. In geval van grotere schadebedragen aan bomen (bij bijvoorbeeld een bedrag vanaf circa € 5000,00) lijkt dan ook de tussenkomst van een onafhankelijk, beëdigd taxateur van bomen en houtige gewassen zeer aan te bevelen.

i. In artikel 1, lid 5 van de Boswet wordt geregeld dat voor de toepassing van de Boswet de raad bij besluit de grenzen van de bebouwde kom vaststelt. Dit besluit moet worden goedgekeurd door gedeputeerde staten van de provincie Utrecht. De raad van de gemeente Nieuwegein heeft een dergelijk besluit genomen. Dit brengt mee dat binnen de grenzen van de bebouwde kom in de zin van de Boswet slechts de regels van deze verordening gelden. De Boswet is op dat gebied dus niet van toepassing. Buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet gelden deze verordening en de Boswet.

j. Er is een lijst met bijbehorende overzichtstekening van vergunningplichtige houtopstanden: de Bomenlijst. De Bomenlijst bevat een voor ieder goed herkenbare omschrijving van de houtopstand, de standplaats, en het adres van de gemeentelijke houtopstand. De Bomenlijst  is als uitvoeringsbesluit bij de verordening gevoegd.

k. Door het opnemen van het begrip ‘houtwal’ wordt duidelijk dat deze verordening betrekking

heeft op meer dan bomen alleen.

 

l.  De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (verder: Wabo) spreekt van het ‘bevoegd gezag’. Nu de aanvraag voor het vellen van houtopstanden voortaan een aanvraag tot een omgevingsvergunning betreft, wordt in deze verordening waar het de omgevingsvergunning betreft de term ‘bevoegd gezag’ in plaats van ‘burgemeester en wethouders’ gehanteerd. De Wabo schrijft voor dat de omgevingsvergunning wordt verleend door één bevoegd gezag en dat één procedure wordt doorlopen met één procedure van rechtsbescherming, mogelijkerwijs in twee instanties. Het bevoegd gezag om een omgevingsvergunningaanvraag te beoordelen is niet altijd het college van burgemeester en wethouders. Het kan voorkomen dat het College van gedeputeerde staten of de minister het bevoegd gezag is. De verantwoordelijkheid voor het besluit en de handhaving op grond van de verordening ligt bij hetzelfde bevoegde gezag. Ook wijziging of intrekking van de omgevingsvergunning ligt dan bij datzelfde bevoegde gezag.

m.  Een houtopstand kan gemeentelijk of particulier eigendom zijn. Met particulier worden hier alle ‘niet gemeentelijke’ eigenaren bedoeld. Een particuliere houtopstand kan dus in eigendom zijn van een burger, een bedrijf of bijvoorbeeld Rijkswaterstaat of de provincie.

n. Gemeentelijke houtopstand betreft houtopstand waarvan enkel de gemeente rechthebbende is.

o. fruitboom: een boom waarvan de vertakking met gesteltakken begint op minimaal 160 cm

hoogte;

 

p. Opschot en zaailingen betreffen houtopstand die niet is geplant, maar die spontaan zijn

ontstaan.

Artikel 2 Verbod voor het vellen van houtopstanden

Gebleken is dat van alle jaarlijks aangevraagde kapvergunningen het merendeel verleend wordt. De behandeling van de aanvragen voor kapvergunningen brengt naar verhouding onevenredige administratieve lasten met zich mee voor de gemeente en voor burgers en bedrijven. In het kader van verminderen van vergunningenplichten is ervoor gekozen om de vergunningplicht voor het vellen van bomen (kappen) te beperken.

Bij de particuliere bomen geldt de vergunningplicht niet voor bomen met een stamomtrek van maximaal 90 centimeter op een hoogte van 1,3 meter boven het maaiveld. In de oude Bomenverordening waren een aantal snelgroeiende boomsoorten (wilg, els, populier, conifeer en naaldboom)  in particulier bezit niet vergunningsplichting. De gemeente acht deze bomen, mits deze een grotere stamomtrek hebben dan 90 centimeter op een hoogte van 1,3 meter boven het maaiveld, echter dermate waardevol, dat de bomen in deze verordening wel kapvergunningplichtig zijn gesteld.

Onder maaiveld wordt verstaan: de gemiddelde hoogte van de grondoppervlakte in de ruime omgeving gemeten over een oppervlakte van tenminste 10 vierkante meter.

In principe is alle gemeentelijke houtopstand die op de Bomenlijst is opgenomen kapvergunningplichtig. Hierop is in de verordening een uitzondering gemaakt voor een gemeentelijke houtopstand die bestaat uit opschot of zaailingen met een stamomtrek tot maximaal 90 cm op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Zo kan het zijn dat op de Bomenlijst opgenomen opschot in het ene jaar wegens zijn omvang nog niet, maar het jaar erop door groei wel kapvergunningplichtig is.

Verder dient,  om misbruik te voorkomen, houtopstand die als herplant is aangeplant ter vervanging van voorheen wel vergunningplichtige houtopstand ook als vergunningplichtig te worden beschouwd.

De Boswet beschermt bosgebieden en is daarmee bedoeld om het Nederlandse bosareaal en houtopstanden in stand te houden. De Boswet zondert bepaalde categorieën bomen uit van de gemeentelijke regelgeving en dus van een gemeentelijke vergunningplicht. Deze categorieën zijn opgenomen in artikel 2, lid 4 van de verordening. Het gaat onder andere om wilgen en populieren langs landbouwgronden en wegen, bomen van bosbouwondernemingen, fruitbomen en windschermen langs boomgaarden.

In artikel 2, lid 4, sub b van de verordening wordt in plaats van  ‘vruchtbomen’ over  ‘fruitbomen’ gesproken. Dit om verwarring van uitleg van het begrip te voorkomen. In artikel 1, lid 4, sub e van de Boswet wordt in plaats van het begrip ‘fruitbomen’ namelijk van ‘vruchtbomen’ gesproken en dit zorgt nogal eens voor verwarring. Bijna iedere boom is immers letterlijk een vrucht(dragende) boom. Uit jurisprudentie blijkt dat de rechter soms alle vruchtbomen vergunningvrij verklaart, terwijl specifiek alle fruitbomen wordt bedoeld. (zie ook Kb. 24.10.’86, NR. 43, m & r ‘87/8, BLZ. 297). Het begrip ‘fruitbomen’ in de verordening maakt direct inzichtelijk om wat voor soort bomen het gaat.

Het zonder kapvergunning vakkundig knotten/kandalaberen van daarvoor geschikte knotbomen is door artikel 2, lid 5, sub c van de verordening mogelijk geworden.

De vergunning voor het vellen van houtopstanden is opgenomen in artikel 2.2, lid 1, sub g Wabo. Het kan voorkomen dat naast de omgevingsvergunning van de gemeente nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Flora- en Faunawet van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I nodig is. Dit bijvoorbeeld in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen of verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen. De Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet haken ter zake aan bij de Wabo. Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning is dan het bevoegd gezag voor het geheel. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend (in veel gevallen door de gemeente), zal Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen moeten afgeven. Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning vraagt deze verklaring aan. 

De Boswet haakt niet aan bij de Wabo. Indien de Boswet van toepassing is, blijft een aparte melding of vergunning op grond van die wet vereist.

Artikel 3 Aanvraag omgevingsvergunning

Het is noodzakelijk dat een aanvraag schriftelijk of digitaal wordt ingediend. Een situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de omgevingsvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken. Uit de motivering zou bijvoorbeeld ook kunnen blijken dat er meer activiteiten aangevraagd gaan/moeten worden. Bijvoorbeeld “omdat we een inrit willen realiseren”. Meestal is hinder de belangrijkste reden.

Als een huurder een aanvraag indient, dan moet er ook een verklaring worden overlegd dat de eigenaar van het perceel akkoord gaat.

Als de boom niet op de grond van een particulier staat, maar in de openbare ruimte, is de aanvrager niet belanghebbend.

In de Ministeriële regeling omgevingsrecht (verder: Mor) zijn indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning opgenomen. Naast een aantal algemene indieningsvereisten, zijn er in artikel 7.5 van de Mor nog enkele specifieke indieningsvereisten voor de aanvraag voor een vergunning voor het vellen van houtopstanden opgenomen. Kort gezegd houdt dit artikel in dat de aanvrager:

  • de houtopstanden waarop de aanvraag betrekking heeft identificeert met een nummer en

  • per genummerde houtopstand in de aanvraag de soort houtopstand, de locatie, de diameter, de mogelijkheid tot herbeplanten en het eventuele voornemen hiertoe vermeldt.

Het is niet noodzakelijk een artikel over de beslistermijn op de omgevingsvergunning op te nemen, nu in deze de artikelen 3.9 t/m 3.13 Wabo  en artikelen 4:13 t/m 4:15 Algemene wet bestuursrecht gelden.

Artikel 4 Weigeringsgronden

In de verordening is een aantal weigeringsgronden opgenomen. Bij het toetsen van deze weigeringsgronden worden per weigeringsgrond onder andere de volgende afwegingen gemaakt:

  • 1.

    natuur- en milieuwaarden;

  • 2.

    Bieden de bomen huisvesting aan beschermde dieren of planten?

  • 3.

    Zijn de bomen een belangrijke zaadbron voor een autochtoon ras?

 

  • landschappelijke waarden;

  • Accentueren de bomen een karakteristiek landschappelijk element of structuur of vormen zij een herkenningspunt in het landschap?

  • Vormen de bomen een onderdeel van een geheel intact zijnde bomengroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in stad of landschap zichtbaar maken?

 

  • cultuurhistorische waarden;

  • Zijn de bomen herdenkingsbomen, markeringsbomen en/of bomen met een bijzondere snoeivorm?

  • Komen de bomen voor in lokale legenden en verhalen of hebben de bomen een bijzonder gebruik?

  • Hebben de bomen een duidelijk verband met de geschiedenis van Nieuwegein of met een belangrijk persoon in Nieuwegein of omstreken?

  • Vormen de bomen een onderdeel van een cultuurhistorisch waardevol object?

 

  • ecologische waarden;

  • Maken de bomen onderdeel uit van een reeks elementen die een ecologische verbindingszone vormen?

 

     e.    dendrologische en zeldzaamheidswaarden;

  • Betreft het een veel voorkomende houtopstand?

  • Betreft het een dendrologisch waardevolle houtopstand (als de soort in Nederland zeldzaam of zeer zeldzaam is)?

 

     f. waarden van stads- en dorpsschoon;

  • Vormen de bomen een onderdeel van een geheel intact zijnde bomengroep of uniforme laanbeplanting die een karakteristieke structuur in de stad Nieuwegein zichtbaar maken?

  • Vormen de bomen een geheel met het dichtstbijzijnde huis of de dichtstbijzijnde huizen?

  • Maken de bomen onderdeel uit van een beschermd stads- en dorpsgezicht?

  • Maken de bomen onderdeel uit van een rijksmonument of een gemeentelijk monument?

  • Maken de bomen onderdeel uit van het straat-, laan- en wijkbeeld zoals beschreven in het bestemmingsplan?

 

    g. waarden voor recreatie en leefbaarheid;

  • Vormen de bomen een eenheid met de omringende bomen en zullen de andere bomen schade ondervinden bij verwijdering van de bomen?

  • Wat is de conditie van de bomen (stabiliteit/breukvastheid)?

  • Vormen de bomen een onlosmakelijk onderdeel van een geheel (bijvoorbeeld ineengegroeide kronen)?

  • Worden de bomen naar het oordeel van het hoofd Beheer in het algemeen gewaardeerd wegens hun schaduw of staan de bomen als klimbomen bekend bij de jeugd?

 

   h. waarden voor leeftijd;

  • Is de houtopstand jonger dan 20 jaar?

  • Is de houtopstand  tussen de 20 en 50 jaar?

  • Is de houtopstand tussen de 50 en 70 jaar?

  • Is de houtopstand ouder dan 70 jaar?

 

  i. waarden voor verschijningsvorm;

  • Komt de houtopstand in deze vorm veelvuldig voor?

  • Is de houtopstand in deze vorm typisch streek eigen?

  • Is de houtopstand in deze vorm uniek en komt deze nauwelijks voor?

 

 j. waarden voor beplantingsvorm;

  • Maakt de beplantingsvorm van de houtopstand een belangrijk deel uit van of bepaalt deze in belangrijke mate het beeld van structuren (hoofdassen/lanen/pleinen)?

k. waarden voor beeldbepaling;

  • Is de houtopstand opvallend en/of in belangrijke mate beeldbepalend voor het omliggende gebied? Hierbij zijn vorm, omvang en standplaats de criteria waarop de beeldbepalende waarde (opvallendheid / schoonheid/ in het oog springend) wordt bepaald.

  • Is de houtopstand door zijn verschijningsvorm beeldbepalend en onvervangbaar voor het karakter van de omgeving (in vergelijking met andere bomen in de omgeving)?

  • Komt de houtopstand in een specifieke/uitzonderlijke vorm voor?

 

l. waarden voor toekomstverwachting;

  • Hoe is de conditie van de houtopstand?

  • Vertoont de houtopstand aantastingen en verzwakkingssymptomen?

  • Is herstel van de houtopstand mogelijk?

 

Naast bovenstaande criteria inzake het belang van bomenbehoud, zijn er ook criteria inzake  verwijderingsbelangen, die nader in het bomenbeleidsplan zullen worden uitgewerkt (m.n. mate van overlast (ernstig, matig, licht), dominantie op perceel (groot, weinig), afstand houtopstand tot overlastobject (10 of meer ,10 - 3, 3 of minder m), aard van overlastobject (woonruimte, werkruimte, tuin/overig), uren gederfde licht (6 uur, 6 tot 3, 3 uur of minder), maatschappelijk verwijderingsbelang (zwaarwegend, enigszins van belang, gering), economisch verwijderingsbelang (zwaarwegend, enigszins van belang, gering), enz.

 

Indien de antwoorden op één of meerdere vragen tot een weigering van de vergunning leiden, zal deze weigering gedegen worden gemotiveerd. Per individueel geval wordt een belangenafweging gemaakt tussen de bovengenoemde waarden en het belang van de aanvrager. Dit om een zorgvuldige besluitvorming te garanderen.

Bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning kan, vaak in combinatie met bovengenoemde weigeringsgronden, ook de boomwaarde als motivering gehanteerd worden. In het beleidsstuk “Boombescherming in Nieuwegein” wordt de toepassing van deze waarde omschreven. Hierbij wordt voor de eenheid en duidelijkheid in beleid verwezen naar bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplan. Het beschermen van houtopstand welke deel uitmaakt van de lokale of landelijke ecologische hoofdstructuur is een voorbeeld van een consequente uitvoering van beleidsvoornemens en sluit aan bij het begrip ecologische hoofdstructuur van het Nationaal Natuurbeleidsplan.

In lid 1 van artikel 4 staat ‘onder meer’.  De bovengenoemde opsomming is hiermee niet limitatief bedoeld. Er kunnen voor de gemeente dus nog meer en andere gronden zijn om een omgevingsvergunning niet of onder voorschriften te verlenen (bijvoorbeeld in lijn met de Flora en Faunawet, bescherming van dieren en planten). Verder kan één enkele weigeringsgrond voldoende zijn om geen vergunning af te geven.

De weigeringsgronden gelden ook voor particuliere houtopstanden. Alle houtopstand binnen de gemeente Nieuwegein wordt hiermee op dezelfde manier getoetst.

Vellen in uitzonderlijke situaties. Het derde artikellid maakt het mogelijk bij acute noodsituaties, veroorzaakt door een vergunningplichtige houtopstand, direct te kunnen handelen. Dit is in lijn met de zorgplicht voor de openbare ruimte welke op de gemeente rust en artikel 172 Gemeentewet. De vergunning zal zo spoedig mogelijk achteraf moeten worden aangevraagd, al is de kap van de houtopstand dan uiteraard niet meer terug te draaien. Van de bevoegdheid in dit artikel moet zeer terughoudend gebruik worden gemaakt. In het beleidsstuk “Boombescherming in Nieuwegein” wordt nader ingegaan op de gemeentelijke communicatie in dergelijke situaties.

Artikel 5 Inwerkingtreding

De leden 2 en drie van artikel 6.1 Wabo zijn hier  overgenomen voor de duidelijkheid naar de aanvrager.

De vergunning wordt pas van kracht wanneer de bezwaartermijn is verlopen. De kap van een boom is echter onomkeerbaar. De gemeente zal er dan ook voor zorgen dat voor gemeentelijke bomen pas van de vergunning gebruik wordt gemaakt als deze onherroepelijk is geworden (de bezwaar-/beroepsprocedure is afgerond). Voor kapvergunningen voor particuliere bomen zal dat als voorschrift worden opgenomen in de vergunning. Als een voorlopige voorziening is ingediend, wordt de vergunning pas van kracht wanneer op het verzoek tot voorlopige voorziening is beslist.

 

Artikel 6 Vervaltermijn vergunning

 

De omgevingsvergunning vervalt van rechtswege indien daarvan niet binnen maximaal drie jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning gebruik is gemaakt. Deze bepaling is opgenomen om te waarborgen dat een afgegeven vergunning op een actuele situatie is toegesneden. Zo kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat een voor een kleine houtopstand afgegeven vergunning jaren later wordt gebruikt voor een prachtig groot gegroeide houtopstand. Als de vergunninghouder na drie jaar geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, zal deze een nieuwe vergunning moeten aanvragen.

Artikel 7 Bijzondere voorschriften voor de omgevingsvergunning voor het vellen

Burgemeester en wethouders kunnen in het geval van vergunningverlening een herplantplicht opleggen. Naast het stellen van een termijn kunnen zij ook aanwijzingen geven met betrekking tot de herplantplicht. Zo kan bijvoorbeeld een andere boomsoort worden voorgeschreven. Voor het eventueel vellen van een herplante houtopstand is wederom een omgevingsvergunning nodig.

De bevoegdheid tot het opleggen van een financiële herplant geldt indien ter plaatse feitelijk geen ruimte meer is. De rechtspraak ziet er strikt op toe dat deze gestorte gelden enkel en alleen voor bomenaanplant en niet voor andere (groene) activiteiten mogen worden gebruikt. Het mag geen algemene bomenbelasting worden.

Om herplantbomen te beschermen is de stamomtrek niet van belang voor de toepassing van dit artikel.

Artikel 8 Herplant-/instandhoudingsplicht

Als een houtopstand waarvoor een omgevingsvergunning is vereist zonder geldige vergunning is geveld of op andere wijze is teniet gegaan, kan het college een herplantplicht opleggen. Met ‘op andere wijze is teniet gegaan’ worden situaties bedoeld als verwaarlozing of calamiteiten als overstroming, ziekte, zware storm, et cetera.

De in het derde lid van dit artikel genoemde situatie betreft houtopstand die nog wel in leven is, maar waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze binnen afzienbare tijd teniet zal gaan. Burgemeester en wethouders zouden de betreffende houtopstand kunnen laten teniet gaan, waarna een herplantplicht kan worden opgelegd. Er kunnen echter ook goede redenen zijn om te wensen dat de betreffende houtopstand in leven blijft. Denk hierbij aan grote bomen, die niet of slechts met inzet van veel (financiële) middelen zijn te vervangen. In dergelijke gevallen kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van de houtopstand verplichten de (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting van de houtopstand weg te nemen.  

De bevoegdheid tot het opleggen van een financiële herplant geldt indien ter plaatse feitelijk geen ruimte meer is. De rechtspraak ziet er strikt op toe dat deze gestorte gelden enkel en alleen voor bomenaanplant en niet voor andere (groene) activiteiten mogen worden gebruikt. Het mag geen algemene bomenbelasting worden.

Om herplantbomen te beschermen is de stamomtrek niet van belang voor de toepassing van dit artikel

Artikel 9 Schadevergoeding

 

Artikel 17 Boswet bepaalt dat, indien de gebruiker of eigenaar van een houtopstand tengevolge van een krachtens gemeentelijke verordening genomen besluit houdende een verbod tot vellen van een houtopstand of een weigering tot vergunning voor het vellen van een houtopstand, schade lijdt welke redelijkerwijs niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te blijven, burgemeester en wethouders hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toekennen. Met ‘naar billijkheid te bepalen’ wordt bedoeld dat het college zelf bepaalt of zij tot uitbetaling van een schadevergoeding is gehouden en hoe hoog deze zal zijn.

Artikel 10 Bestrijding van boomziekten

Dit artikel is bedoeld om besmettelijke boomziekten adequaat te kunnen bestrijden. Het is hierbij belangrijk dat verspreiding van (potentiele) boomziekten via bijvoorbeeld broedhout van bomen met iepziekte wordt voorkomen. 

In lid 3 is bepaald dat indien niet aan de plichten in lid 1 en lid 2 wordt voldaan, het college de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Het betreft hier een bijzondere bestuursdwangbevoegdheid in aanvulling op de algemene gemeentelijke bestuurs-dwangbevoegdheid als geregeld in artikel 125 Gemeentewet. De bepaling is opgenomen vanwege de ernst van de zaak en de noodzaak voor de afdeling Beheer om snel te kunnen handelen.

Artikel 11 Afstand tot erfgrenslijn

De leden één en twee van artikel 42 Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek geeft het bekende verwijderingrecht voor bomen binnen twee meter en heesters en hagen binnen een halve meter van de erfgrenslijn. Maar in artikel 5:42 lid 2 is in afwijking van het oude B.W. toege­voegd: "t­enzij ingevolge een verordening of een plaatselijke gewoon­te een kleinere afstand is toegelaten". Daarom is in deze modelverordening dit artikel toegevoegd, dat de erfgrensafstand aanzienlijk verkleint. Met "nihil" voor heggen en heesters is bedoeld deze natuurlijke wijze van erfbegrenzing te beschermen en tot de normale standaard te maken. Vele bomen en heesters zullen door deze afstandver­kleining beter beschermd, misschien wel gespaard worden. De juridische grondslag voor het ontstaan van burenruzies is hiermee enigszins verminderd.

Artikel 12 Bescherming bomen

In het  beleidsstuk “Boombescherming in Nieuwegein” is opgenomen hoe de gemeente de boomverzorgende taak uitvoert.

Artikel 13 Strafbepaling

De boetecategorie van de tweede categorie is gebaseerd op de bepalingen uit de Gemeentewet. Alleen in geval van recidive is een boete of hechtenis van de derde categorie mogelijk. Ten overvloede moet misschien opgemerkt worden dat bij echte opzet en bij rechtspersonen een hogere boetecategorie kan gelden. Verder blijken meerdaderschap en of medeplichtigheid regelmatig voor te komen. Toegevoegd is expliciet de mogelijkheid tot openbaarmaking als extra straf, omdat vaak niet zulke hoge boetes (kunnen) worden opgelegd, omdat de rechter de straf meestal oplegt in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de dader. De boomwaarde is dan ook genoemd als één van de vele factoren die meewegen, maar wel expliciet om het financiële aspect mee te nemen.

De Wabo verbiedt in artikel 2.3 het handelen in strijd met een voorschrift uit een omgevingsvergunning. Door artikel 5.4 Invoeringswet Wabo is het handelen zonder omgevingsvergunning of het handelen in strijd met een omgevingsvergunning strafbaar gesteld in de Wet economische delicten (Wed). Om die reden zijn de strafbepalingen van artikel 13 van deze verordening niet van toepassing op dergelijk handelen.

Overtreding van artikel 2 lid 1, van deze verordening en overtreding van voorschriften op grond van artikelen 7 en 8 van deze verordening, heeft als strafmaat een hechtenis van maximaal 6 maanden, taakstraf en/of een geldboete tot maximaal €19.000 (anno 2012) op grond van artikel 6 Wed. De boomwaarde kan verhogend op de geldboete werken. Indien de boomwaarde hoger is dan een vierde gedeelte van € 19.000, kan een geldboete worden opgelegd van maximaal € 75.000 (anno 2012).

Ter loskoppeling van straf- en privaatrecht is lid 3 van dit artikel opgenomen. Met deze bepaling wordt duidelijk dat een eventuele strafrechtelijke opsporing of vervolging niet in de weg staat van een door de gemeente als schadelijdende eigenaar of beheerder ingestelde privaatrechtelijke vordering. Formeel staat immers het strafrechtelijk perspectief (laakbaarheid) los van het privaatrechtelijk perspectief van geleden schade door de eigenaar van de houtopstand. De officier van Justitie is onafhankelijk in zijn beslissing om wel of niet tot vervolging over te gaan. In de praktijk neemt hij de (eventuele) schadeclaim van de gemeente hierbij wel in overweging. Door artikel 5.4 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de Wet economische delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met een omgevingsvergunning.

Artikel 14 en 15 Opsporing en betreden van gebouwen en terreinen

De bepaling “hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast” maakt dat niet alleen politieambtenaren, maar ook speciaal door het college aangewezen gemeenteambtenaren deel kunnen nemen aan het toezicht op naleving van deze verordening.

Artikel 16 Overgangsbepaling

Deze bepaling geldt voor de lopende aanvragen en procedures ten aanzien van vergunningen welke in de tussenliggende tijd zijn aangevraagd dan wel nog in behandeling zijn. Deze zullen conform de op het moment van de aanvraag en of procedure geldende bepalingen worden behandeld.

Artikel 17 Slotbepaling

Spreekt voor zich.