Regeling vervallen per 14-07-2015

Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein

Geldend van 13-05-2015 t/m 13-07-2015

Intitulé

Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november

2008;

gelet op artikel 149 Gemeentewet en artikel 4.23 Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de verordening

“Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein”

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    een subsidieontvanger: een organisatie met volledige rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een publiekrechtelijke instantie, die zich ten doel stelt om de door het gemeentebestuur erkende belangen van ideële of materiële aard welke passen in het gemeentelijk beleid, te behartigen;

  • b.

    activiteit: bezigheid van een subsidieontvanger ter verwezenlijking van zijn doelstelling;

  • c.

    product: één of meerdere activiteiten gericht op het behalen van een bepaald resultaat, waarvoor als samenhangend geheel één aanspraak op subsidie van toepassing is;

  • d.

    productsubsidie: subsidie die wordt verstrekt voor een product waarbij de hoogte van het subsidiebedrag is gerelateerd aan de integrale kostprijs van dat product.

  • e.

    incidentele productsubsidie: een productsubsidie die éénmaal of bij herhaling kan worden verstrekt, waarbij de duur van het totaal maximaal drie aaneengesloten jaren bedraagt en de periodes tussen de verschillende aanvragen voor eenzelfde subsidie minstens één jaar moet zijn.

  • f.

    jaarlijkse productsubsidie: een productsubsidie die éénmaal of bij herhaling kan worden verstrekt voor een periode van een kalenderjaar;

  • g.

    meerjarige productsubsidie: een productsubsidie die wordt verleend voor een periode van maximaal drie aaneengesloten jaren en die bij afloop van deze termijn bij herhaling kan worden verleend

  • h.

    waarderingssubsidie: een eenmalige subsidie, bedoeld om een activiteit aan te moedigen of te ondersteunen, waarbij het subsidiebedrag niet is gerelateerd aan de kostprijs van die activiteit.

  • i.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op door het college aan subsidieontvangers te verstrekken subsidies voor producten:

    • a.

      die de belangen van de gemeente en haar inwoners dienen;

    • b.

      voor zover niet bij een andere door de raad vastgestelde verordening afwijkende wettelijke voorschriften met betrekking tot het verstrekken van subsidies zijn gesteld of de toepassing van deze verordening is uitgesloten.

  • 2. Producten zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel betreffen de volgende beleidsterreinen:

    • a.

      welzijn en maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      sport, cultuur en recreatie;

    • c.

      milieu;

    • d.

      verkeer en vervoer;

    • e.

      openbare orde en veiligheid;

    • f.

      economie en werkgelegenheid;

    • g.

      onderwijs;

    • h.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • i.

      volksgezondheid;

    • j.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting;

    • k.

      integratie en inburgering.

  • 3. In voorkomende gevallen kan het college bepalen, dat het gestelde in deze verordening ook van toepassing is op natuurlijke personen, groepen van natuurlijke personen en organisaties zonder rechtspersoonlijkheid.

Artikel 3 Bevoegdheden

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast over de uitvoering van deze     verordening.

  • 3. Het college stelt subsidieplafonds vast en bepaald de wijze van verdeling van de beschikbare bedragen.

  • 5. Het college legt na vaststelling de nadere regels ter kennisname voor

    aan de raad.

Artikel 4 Vervallen

Artikel 5 Maximum subsidiebedrag

  • 1. Het te verstrekken subsidiebedrag bedraagt maximaal 90% van de kosten van de te subsidiëren producten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kunnen de kosten van de te subsidiëren producten tot 100% worden gesubsidieerd indien:

    • a.

      een wettelijk voorschrift dan wel een beleidsregel dit bepaalt;

    • b.

      een wettelijke bepaling de verwerving van eigen bijdragen door de subsidieontvanger verbiedt;

    • c.

      het voor de subsidieontvanger redelijkerwijs niet mogelijk is eigen inkomsten te verwerven.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de waarderingssubsidie maximaal € 2500,-.

  • 4. De mate waarin de bedragen worden geïndexeerd wordt bepaald door het college.

Artikel 6 Vervallen

HOOFDSTUK II Subsidieverstrekking

Artikel 7 Productsubsidies

  • 1. Productsubsidies kunnen zowel incidenteel, meerjarig, als jaarlijks worden verleend.

  • 2. Meerjarige productsubsidies kunnen op grond van één aanvraag voor de duur van maximaal drie jaar worden verstrekt en de aanvraag kan worden herhaald.

  • 3. Het college kan bepalen dat:

    a. afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing is;

    b. de ontvanger van een meerjarige productsubsidie jaarlijks een aanvraag tot vaststelling indient, dan wel op andere wijze tussentijds rapporteert omtrent de verrichte activeiten en de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen.

  • 4. Bij incidentele productsubsidies is de periode tussen de verschillende aanvragen voor eenzelfde subsidie minstens één jaar en de duur van het totaal maximaal drie jaar.

Artikel 8 Waarderingssubsidies

  • 1. De waarderingssubsidie is bedoeld voor een activiteit die bedoeld is voor de gehele bevolking van de gemeente en niet gericht op een bepaalde doelgroep. Deze activiteit hoeft niet noodzakelijkwijs te passen binnen het gemeentelijke vastgestelde beleid en is bedoeld als waardering voor de activiteiten die de subsidieaanvrager verricht.

  • 2. Een waarderingssubsidie wordt direct vastgesteld.

  • 3. Bij een aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt, naast de in artikel 4:2 Awb genoemde gegevens, een omschrijving van de besteding van de gevraagde subsidie overgelegd.

  • 4. Met uitzondering van artikel 13 is hoofdstuk II van deze verordening niet van toepassing op waarderingssubsidies.

Aanvraag tot subsidieverlening

Artikel 9 Tijdstip van indiening aanvraag

  • 1. Aanvragen voor een jaarlijkse of meerjarige productsubsidie voor het komend kalenderjaar moeten uiterlijk 1 oktober van het lopende kalenderjaar zijn ingediend

  • 2. Aanvragen voor een incidentele productsubsidie moeten ten minste 12 weken voorafgaand aan de datum waarop de activiteit start dan wel plaatsvindt zijn ingediend, in bijzondere gevallen kan het college hiervan afwijken.

  • 3. Aanvragen voor een waarderingssubsidie moeten ten minste 8 weken voorafgaand aan de datum waarop de activiteit start dan wel plaatsvindt zijn ingediend, ze kunnen het hele jaar worden ingediend.

  • 4. Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking als bedoeld in artikel 4:5 Awb, krijgt de aanvrager de gelegenheid de aanvraag aan te vullen.

  • 5. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden aanvragen voor een jaarlijkse of meerjarige productsubsidie voor het boekjaar 2015 uiterlijk 1 oktober van het lopende boekjaar ingediend.

Artikel 10 Indiening gegevens

  • 1. Bij aanvragen om productsubsidie worden, naast de in artikel 4:2 Awb bepaalde gegevens, afhankelijk van de genoemde drempelbedragen ook de gegevens en bescheiden overgelegd zoals genoemd in de volgende leden van dit artikel.

  • 2. Bij aanvragen om productsubsidie van maximaal € 10.000:

    • a.

      een overzicht van de te subsidiëren activiteiten;

    • b.

      een overzicht van de geraamde kosten en uitgaven met betrekking tot de te subsidiëren activiteiten;

    • c.

      het beoogde resultaat.

  • 3. Bij aanvragen om productsubsidie van € 10.000 tot € 100.000:

    • a.

      een activiteitenplan met een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelen en beoogde resultaten;

    • b.

      een overzicht van de per te subsidiëren activiteit benodigde personele en materiële middelen.

  • 4. Bij aanvragen om productsubsidie van € 100.000 of meer per boekjaar is afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing.

  • 5. Het college kan bepalen dat naast de eerder genoemde gegevens en bescheiden, andere gegevens en bescheiden moeten worden overgelegd.

Beschikking tot subsidieverlening

Artikel 11 Beslistermijnen

  • 1.

    • Het college beslist op een aanvraag tot subsidieverlening voor een jaarlijkse of een meerjarige productsubsidie binnen twaalf weken na de datum zoals bepaald in artikel 9 lid 1 van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de activiteiten plaatsvinden.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag tot verlenen van een incidentele subsidie binnen twaalf weken na indiening van de aanvraag.

  • 3. Het college beslist op een aanvraag voor een waarderingssubsidie binnen acht weken na indiening van de aanvraag.

Artikel 12 Weigeringsgronden

Een subsidie kan worden geweigerd indien naar het oordeel van het college gegronde reden bestaat aan te nemen dat:

  • a.

    de subsidieaanvrager ook zonder subsidie ook over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de producten te dekken:

  • b.

    de subsidieaanvrager na de subsidieaanvraag over meer of voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan  beschikken om de kosten van de producten te dekken en derhalve minder subsidie nodig heeft;

  • c.

    de activiteit niet of niet in overwegende mate van belang zal zijn voor de gemeente of de Nieuwegeinse bevolking en daarin niet of niet voldoende ten goede zal komen;

  • d.

    niet of onvoldoende is aangetoond dat er behoefte bestaat aan de te subsidiëren activiteit;

  • e.

    de activiteit niet of onvoldoende bijdraagt aan de realisering van het met de subsidie beoogde doel;

  • f.

    de subsidie niet doeltreffend of doelmatig zal worden besteed;

  • g.

    de aanvragen doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • h.

    de organisatorische en financiële continuïteit van de aanvrager onvoldoende gegarandeerd is;

  • i.

    de aanvrager juridisch, financieel en/of organisatorisch gelieerd is aan een instelling die dezelfde of een vergelijkbare activiteit uitvoert en daarbij winstbejag en/of het verwerven van persoonlijk inkomen als (neven)doel heeft;

  • j.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het voor het betreffende beleidsterrein vastgestelde beleid of daarin onvoldoende prioriteit heeft;

  • k.

    het met de subsidie beoogde doel in voldoende mate op andere wijze dan wel voor een vergelijkbare activiteit wordt nagestreefd en bereikt kan worden;

  • l.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, onvoldoende middelen op de begroting zijn gereserveerd.

HOOFDSTUK III Verplichtingen

Artikel 13 Centraal opgelegde verplichtingen

  • 1. Voor zover de subsidie producten betreft waarvoor de rijksoverheid gelden ter beschikking heeft gesteld aan de gemeente, zijn de verplichtingen die de rijksoverheid hieromtrent heeft opgelegd aan de gemeente van overeenkomstige toepassing op de verleende subsidie, mits deze kunnen worden herleid tot één van de artikelen 4.37 t/m 4.39 Awb.

  • 2. De van toepassing zijnde verplichtingen als bedoeld in het eerste lid maken deel uit van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 14 Overige verplichtingen

  • 1. De ontvanger van een subsidie stelt het college terstond schriftelijk op de hoogte van feiten en omstandigheden die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de continuïteit of de wijze van uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten dan wel van activiteiten die anderszins van invloed kunnen zijn op de subsidieverlening waaronder in ieder geval:

    • a.

      subsidieverstrekkingen of bijdragen van andere overheden dan wel van derden ten aanzien van de activiteiten waarvoor een aanvraag tot subsidieverlening is ingediend;

    • b.

      een voornemen tot opheffing of fusie van de subsidieontvanger;

    • c.

      een voornemen tot statutenwijziging en de inhoud van die wijziging;

    • d.

      wijziging in de algemene en financiële situatie dan wel in de financiële of organisatorische verhoudingen met derden;

    • e.

      besluiten of procedures die zijn gericht op beëindiging van de activiteiten of producten van de subsidieontvanger;

    • f.

      aanzienlijke verschillen tussen de gerealiseerde omvang van de gesubsidieerde producten en de omvang van de bij de verstrekking van de subsidie verwachte omvang.

  • 2. De mededeling bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt tenminste 13 weken voor het besluit tot fusie of opheffing gedaan.

  • 3. De subsidieontvanger verstrekt desgevraagd aanvullende gegevens die het college nodig acht om te beoordelen of de producten overeenkomstig de verplichtingen worden of zijn uitgevoerd.

  • 4. Het college kan de subsidieontvanger ontheffing of vrijstelling verlenen van de in het eerste en het tweede lid genoemde verplichtingen.

  • 5. Voor subsidiebedragen boven € 100.000 zijn de verplichtingen van afdeling 4.2.8. van de Awb van toepassing.

Artikel 15 Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb kan het college een verplichting tot vergoeding van vermogensvoordeel opleggen.

  • 2. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het moment waarop de vergoeding verschuldigd is, met dien verstande dat in geval van ontvangst van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat aan de subsidieontvanger daartoe wordt uitgekeerd.

  • 3. Indien het onroerende zaken betreft, wordt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige verricht.

  • 4. Dit artikel is niet van toepassing in die gevallen waarin de activiteiten door een derde partij worden voortgezet en de activa en passiva van de subsidieontvanger met toestemming van het college tegen boekwaarde aan de derde partij worden overgedragen.

Artikel 16 Niet-doelgebonden verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichten de accommodatie waarin de activiteiten worden uitgevoerd toegankelijk te maken voor gehandicapten.

Artikel 17 Verzekering

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht zich als volgt te verzekeren:

    • a.

      tegen aansprakelijkheid en ongevallen van personen (waaronder diegenen waarmee een arbeidsrelatie bestaat, alsmede stagiaires en vrijwilligers) die voor hem activiteiten uitvoeren;

    • b.

      opstallen en inventaris tegen respectievelijk herbouw- en vervangingswaarde.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht zijn (on)roerende goederen zodanig te verzekeren tegen schade die ontstaat door brand, storm, inbraak en/ of water, dat deze goederen op een gelijkwaardig niveau waarvan ten tijde van de schade sprake was, kunnen worden vervangen.

HOOFDSTUK IV Subsidievaststelling

Artikel 18 Vaststellen waarderingssubsidie

Zoals in artikel 8 is bepaald blijft voor een waarderingssubsidie een aparte verleningbeschikking achterwege en wordt bij vaststellingsbesluit de subsidie verstrekt.

Artikel 19 Tijdstip indiening aanvraag tot vaststelling

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling van een jaarlijkse of meerjarige productsubsidie wordt ingediend voor 1 april van het jaar volgend op het (laatste) jaar waarin de gesubsidieerde activiteiten hebben plaatsgevonden.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van een incidentele productsubsidie wordt ingediend binnen 12 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 20 Indiening gegevens

  • 1. Bij de aanvraag tot vaststelling van een productsubsidie overlegt de subsidieontvanger in ieder geval:

    • a.

      een activiteitenverslag waarin inzicht wordt gegeven in de aard en de omvang van de verrichte activiteiten; en

    • b.

      een financieel verslag inhoudende een verantwoording van inkomsten en uitgaven.

  • 2. Indien de aanvraag tot vaststelling een subsidiebedrag betreft van € 10.000 tot € 100.000 omvat het financieel verslag als bedoeld in het eerste lid onder b. het volgende:

    • a.

      een verantwoording van inkomsten en uitgaven (rekening) op dezelfde wijze ingericht als de begroting;

    • b.

      een balans van het afgelopen jaar en een winst- en verliesrekening;

    • c.

      een toelichting op het gestelde in onderdeel a en b van dit lid.

  • 3. Indien de aanvraag tot vaststelling een subsidiebedrag betreft van € 100.000 of meer is voor de vaststelling afdeling 4.2.8. van de Awb van toepassing.

  • 4. Het college kan bepalen dat andere gegevens en bescheiden dan de in het eerste, tweede en derde lid genoemd, worden overgelegd.

Artikel 21 Accountantscontrole

  • 1. Indien een subsidie is verleend van € 50.000 of meer overlegt de subsidieontvanger tevens een beoordelingsverklaring van een accountant zoals bedoeld in artikel 393, eerste lid van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2. Deze verklaring omvat tevens een uitspraak omtrent de rechtmatige besteding van de subsidie.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde verklaring van de accountant omvat tevens een weergave van een onderzoek naar de naleving van de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.

Artikel 22 Lager vaststellen bij aanvraag tot vaststelling van de subsidie

Indien een aanvraag tot vaststelling van een subsidie niet, niet tijdig of niet volledig is ingediend kan het college:

  • a.

    de subsidieontvanger een termijn stellen waarbinnen de aanvraag moet zijn aangevuld of ingediend.

  • b.

    indien na afloop van de onder a genoemde termijn geen volledige aanvraag is ingediend kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve, ten nadele van de ontvanger vaststellen op minimaal 0% en maximaal 95% van het verleende subsidiebedrag.

Artikel 23 Verplichte egalisatiereserve

  • 1. De ontvanger van een subsidie, anders dan een waarderings- of een incidentele productsubsidie, is verplicht een egalisatiereserve in stand te houden. De hoogte daarvan wordt in beleidsregels of de beschikking tot subsidieverlening opgenomen.

  • 2. De ontvanger van een andere dan een meerjarige productsubsidie moet in staat zijn een nader door het college te bepalen deel van de kosten van het begrote product met andere middelen dan de verstrekte subsidie te bekostigen. Een en ander nader te bepalen in beleidsregels of de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 24 Beslistermijn

Het college beslist binnen acht weken na de datum waarop alle voor de beoordeling van de aanvraag tot vaststelling benodigde gegevens en bescheiden zijn ontvangen dan wel hadden moeten zijn ontvangen.

HOOFDSTUK V Subsidie en Europese regels inzake staatssteun

Artikel 25 Aanmelding

  • 1. Een subsidie op grond van deze verordening of een andere regeling van de gemeente Nieuwegein, die aan alle criteria voor meldingplichtige staatssteun lijkt te voldoen, wordt aangemeld bij de Europese Commissie.

  • 2. Subsidieverlening die mogelijk staatssteun vormt, wordt niet verleend voordat de Europese Commissie een beschikking tot goedkeuring van die steun heeft gegeven of wordt geacht die te hebben gegeven.

Artikel 26 De-minimisregeling

  • 1. Indien een subsidie kan worden aangemerkt als staatssteun en wordt verstrekt onder de de-minimis-vrijstellingsverordening, bedraagt de subsidie niet meer dan het bedrag dat op grond van die verordening maximaal mag worden verstrekt.

  • 2. Bij de bepaling van het subsidiebedrag als bedoeld in het eerste lid, wordt de over een periode van de afgelopen drie jaar verkregen overheidssteun meegerekend.

  • 3. In het geval van het eerste lid ondertekent de subsidieontvanger een document waarin hij verklaart dat met de betreffende subsidieverstrekking het maximaal te verstrekken bedrag, gerekend over een periode van drie jaar, niet wordt overschreden. Het college kan nadere regels stellen omtrent deze verklaring.

HOOFDSTUK VI Overig

Artikel 27 Voorschotten

  • 1. Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen.

  • 2. Het college kan de voorschotten betalen in termijnen.

Artikel 28 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen. Een en ander conform artikel 4.59 van de Awb.

Artikel 29 Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

HOOFDSTUK VII Slotbepalingen

Artikel 30 De volgende verordeningen en regelingen worden ingetrokken

  • 1. De Algemene Subsidieverordening Nieuwegein 2000 en de Algemene Subsidieverordening Nieuwegein welke door de raad is vastgesteld op 13 december 2007, worden ingetrokken bij de inwerkingtreding van deze Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein.

  • 2. De Subsidieverordening inzamelen oud papier, vastgesteld op 10 december 1981 wordt ingetrokken.

  • 3. De Subsidieverordening restauratie gemeentelijke monumenten Nieuwegein 1999 wordt ingetrokken.

  • 4. De Subsidieverordening stads- en dorpsvernieuwing gemeente Nieuwegein, vastgesteld op 14 maart 1985 wordt ingetrokken.

Artikel 31 Overgangsrecht

  • 1. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om subsidieverlening is ingediend, maar waarop nog niet tot subsidieverlening of afwijzing is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 2. Ten aanzien van aanvragen waarbij voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening is beslist, en de subsidie is verleend, blijven de bepalingen van de verordening of de regeling op grond waarvan die subsidie is verleend, van toepassing.

Artikel 32 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

Artikel 33 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2008

de griffier

de voorzitter

Toelichting bij de Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein

Inleiding

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat specifieke bepalingen die van toepassing zijn op het verstrekken van subsidies. Daarin is vastgesteld dat subsidies uitsluitend op grond van een wettelijk voorschrift worden verstrekt. Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. 

Deze verordening bevat de betreffende voorschriften voor de subsidieverstrekking voor de gemeente Nieuwegein. Het College van burgemeester en wethouders stelt vervolgens beleidsregels vast waarin onder andere per beleidsveld specifieke subsidievoorwaarden zijn opgenomen.

 

Onder een subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (art. 4:21 lid 1 Awb).

Bij de vraag of er in een bepaald geval sprake is van subsidieverlening kunnen de volgende drie element een aanwijzing zijn:

  • 1.

    betrokkenheid van derden: het gaat vaak om het organiseren van activiteiten voor derden;

  • 2.

    hoogte van het subsidiebedrag: vaak worden niet de werkelijke kosten betaald, maar slechts een deel daarvan;

  • 3.

    het initiatief ligt bij de ontvanger: vraagt deze geld voor een bepaalde activiteit, dan is dit een aanwijzing dat het gaat om subsidie.

 

In aansluiting op de Awb wordt in deze verordening gesproken over subsidieverlening en subsidievaststelling. In het verleden werd vaak gesproken over het voorlopig en definitief vaststellen van subsidies. Het voorlopig vaststellen is de subsidieverlening, dat wil zeggen de beschikking die voorafgaand aan de te subsidiëren activiteit wordt gegeven en waarin voorwaarden kunnen worden gesteld. Voor subsidieverlening zijn, naast de inleidende bepalingen van art. 4:21 tot en met 4:28 de regels in de artikelen 4:29 tot en met 4:36 Awb van toepassing.

De subsidieverstrekking wordt definitief door de vaststellingsbeschikking. Dit is de beschikking die achteraf wordt genomen en waarin wordt vastgesteld in hoeverre aan de voorwaarden is voldaan en wat het definitieve subsidiebedrag is. Voor de subsidievaststelling gelden de artikelen 4:42 tot en met 4:47 van de Awb.

Wanneer de subsidie is verleend vindt betaling plaats in de vorm van voorschotten. 

De definitieve afrekening vindt, onder verrekening van de betaalde voorschotten, plaats  na de vaststelling.

Hoofdstuk I             Algemene bepalingen

Artikel 1           Begripsbepalingen

Deze Algemene Subsidie Verordening Nieuwegein (ASV) kent de volgende vormen van subsidies:

a.         - productsubsidies:

            - jaarlijks

            - incidenteel

            - meerjarig

b.         - waarderingssubsidie.

Voor zover mogelijk worden subsidies in de vorm van productsubsidies verleend. Dit zijn de subsidies waarbij een duidelijke relatie kan worden gelegd tussen de gesubsidieerde producten en de kostprijs daarvan. Er wordt in die gevallen een subsidiebedrag per product beschikbaar gesteld. Dit betekent dat het subsidiebedrag niet hoeft overeen te komen met de kostprijs van het product, subsidie is in beginsel als aanvulling bedoeld.

 

Een jaarlijkse productsubsidie is structureel van aard en wordt voor de periode van één kalenderjaar verleend. Deze subsidie kan bij herhaling vóór 1 juli van ieder jaar worden aangevraagd.

 

Incidentele productsubsidies worden verstrekt voor activiteiten die niet structureel zijn. De aanvragen hiervoor zijn niet gebonden aan de jaarlijkse aanvraagtermijn die geldt voor subsidies met een structureel karakter. Deze incidentele subsidies kunnen eenmalig of bij herhaling worden verleend, waarbij de duur van het totaal maximaal drie aaneengesloten jaren bedraagt. Daarbij geldt dat als het gaat om een herhaling van de subsidieaanvraag de periode tussen de verschillende aanvragen minstens één jaar moet zijn.

 

Meerjarige productsubsidies kunnen voor maximaal drie aaneengesloten jaren worden verstrekt aan instellingen die structurele activiteiten verrichten. De aanvragen voor deze subsidies kunnen na drie jaar worden herhaald.

 

Waarderingssubsidies worden slechts eenmalig verstrekt, bedoeld als blijk van waardering of als aanmoediging. Een waarderingssubsidie wordt verstrekt als blijk van waardering voor één of meer activiteiten van een organisatie, waarbij geen relatie bestaat tussen het subsidiebedrag en de werkelijke kostprijs van de activiteit(en). 

 

Ook een Gemeentegarantie moet worden aangemerkt als een subsidie en kan in de vorm van een productsubsidie worden verstrekt. Omdat een garantie een subsidie is, moet er een subsidieverleningsbeschikking aan ten grondslag liggen. Zonodig kan op grond van artikel 4:36 Awb ter uitvoering van de subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst worden gesloten. Uitsluitend een overeenkomst aangaan, zonder verleningsbeschikking, is niet meer toegestaan.

 

Artikel  2          Reikwijdte

Artikel 4:23 Awb verplicht gemeenten in de subsidieverordening aan te geven voor welke activiteiten een subsidie kan worden verstrekt. De betreffende beleidsterreinen worden daarom in de  ASV genoemd. In de beleidsregels zijn deze terreinen nader uitgewerkt en kan het college hieraan nadere voorwaarden verbinden.

In lid 3 is opgenomen dat het college de verordening van toepassing kan verklaren op (groepen van) natuurlijke personen en organisaties die geen rechtspersoon zijn. Personen zijn in dat geval allen hoofdelijk aansprakelijk.

Artikel 3           Bevoegdheden

De verordening wordt vastgesteld door de raad. Het uitvoering geven aan de ASV is een bevoegdheid van het college. Daarnaast geeft de raad het college de bevoegdheid om in een uitvoeringsbesluit nadere regels te bepalen. In deze nadere regels stelt het college de subsidieplafonds vast en bepaalt de wijze van verdeling van de beschikbare bedragen. In deze nadere regels geeft het college onder andere de verdeelregels van de budgetten aan. Tevens geeft de raad het college in lid 4 de bevoegdheid om in het uitvoeringsbesluit, indien de aard of het doel van de subsidie dit noodzakelijk maakt, af te wijken van de ASV. Na vaststelling legt het college de nadere regels ter kennisname voor aan de Raad, zodat de raad kan zien wat het college met de bevoegdheid heeft gedaan.

 

                                                                                                                                        

Artikel  5         Maximum subsidiebedrag

Om de subsidieaanvragers te prikkelen ook op andere wijze dan via subsidie inkomsten te verwerven wordt, maximaal 90% van de kosten van de te subsidiëren activiteiten gesubsidieerd. Dit betekent dat de subsidieontvanger voor tenminste 10% van de kosten andere inkomsten moet verwerven. De 90% wordt berekend over het totaal van de activiteiten waarvoor de desbetreffende subsidie wordt verstrekt.

Het tweede lid van dit artikel geeft het college de bevoegdheid de activiteit(en) toch voor 100% te subsidiëren indien:

a.   een wettelijk voorschrift of beleidsregels dit bepalen;

b.   een wettelijke bepaling de verwerving van eigen bijdragen door de subsidieontvanger verbiedt;

c.   het voor de subsidieontvanger redelijkerwijs niet mogelijk is eigen inkomsten te verwerven.

De term ‘redelijkerwijs’ (genoemd onder c.) betekent dat het college van geval tot geval zal moeten beoordelen of van de subsidieontvanger in redelijkheid verlangd kan worden eigen inkomsten te verwerven.

 

 

Hoofdstuk II            Subsidie verstrekking

 

Artikel 7           Productsubsidies

Productsubsidies kunnen zowel incidenteel, jaarlijks als voor meerdere jaren (maximaal drie jaar) worden verleend. Bij het aanvragen van een meerjarige subsidie kan worden volstaan met één aanvraag tot subsidieverlening voor de hele periode.

Het college geeft bij de verleningsbeschikking aan of de subsidie jaarlijks of voor de hele periode in één keer wordt vastgesteld. De subsidies met bedragen boven € 100.000,-, die vallen onder afdeling 4.2.8 van de Awb, worden per definitie per boekjaar vastgesteld (art. 4:73 Awb).

Indien geen jaarlijkse vaststelling wordt vereist, kan het college de subsidieontvanger verplichten op andere wijze tussentijds informatie te verstrekken over het verloop van de activiteiten en het naleven van de verplichtingen.

 

Artikel 8          Waarderingssubsidies

Bij een waarderingssubsidie wordt geen verleningbeschikking genomen, omdat deze subsidie meteen wordt vastgesteld. De subsidie is bedoeld als eenmalige aanmoediging of ondersteuning, waarbij het subsidiebedrag niet is gerelateerd aan de kostprijs van de activiteit. Bij de aanvraag is de procedure eenvoudig en er bestaat geen uitgebreide verantwoording achteraf.

Een aanvraag voor een waarderingssubsidie moet worden ondertekend, zijn voorzien van naam en adres van de ontvanger en van de dagtekening. Ook moet er sprake zijn van een aanduiding dat er een subsidiebeschikking wordt aangevraagd (art. 4:2 Awb). Daarnaast moet er een omschrijving worden gegeven van de besteding met daarin een tijdsaanduiding wanneer deze zal plaatsvinden.

 

Artikel 9          Tijdstip indiening aanvraag

Aanvragen voor jaarlijkse en meerjarige productsubsidies worden uiterlijk op 1 oktober voorafgaand aan het kalenderjaar ingediend.

Incidentele- en waarderingssubsidies kunnen gedurende het hele jaar worden aangevraagd. Bij incidentele productsubsidies geldt dat de aanvraag tot subsidieverlening ten minste 12 weken voordat de activiteiten plaatsvinden moet zijn ingediend.

Bij waarderingssubsidies geldt dat de aanvraagdatum voor een subsidie tenminste 8 weken voorafgaand aan de datum van de activiteit start dan wel plaatsvindt moet zijn ingediend.

Wanneer een ingediende aanvraag niet compleet is moet voor aanvulling een hersteltermijn van 4 weken worden geboden (art. 4:5 Awb). Van deze termijn wijkt het college alleen af, wanneer 4 weken voor de subsidieontvanger redelijkerwijs te kort zou zijn om de ontbrekende stukken alsnog aan te leveren.

Artikel 10         Indiening gegevens

Lid 1: Zoals voor iedere aanvraag geldt, moet ook een aanvraag voor een subsidie worden ondertekend, zijn voorzien van naam en adres van de ontvanger en van de dagtekening. Ook moet er sprake zijn van een aanduiding dat er een subsidiebeschikking wordt aangevraagd (art. 4:2 Awb).

 

Lid 2: Naast deze gegevens moet, voor de beoordeling van een aanvraag voor een productsubsidie van maximaal € 10.000,- ook een overzicht worden overgelegd van de geraamde inkomsten en uitgaven en het beoogde resultaat met betrekking tot het product of de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

 

Lid 3: Voor aanvragen van subsidies van € 10.000,- tot € 100.000,- moet een activiteitenplan met een overzicht van de activiteiten, de nagestreefde doelen en de beoogde resultaten waarvoor de subsidie wordt verstrekt worden overgelegd, naast de in art 4:2 Awb genoemde gegevens. Ook een overzicht van de personele en materiële middelen per te subsidiëren product/activiteit is dan vereist..

 

Lid 4: Bij aanvragen van € 100.000,- of meer per boekjaar is de procedure van afdeling 4.2.8. Awb van toepassing. In deze afdeling hebben de art. 4:60 tot en met 4:65 betrekking op vereisten voor de aanvraag; de meest relevante artikelen zijn in onderstaand kader opgenomen.

 

Ten aanzien van art. 4:60 geldt dat in art. 9 van de verordening is vastgesteld dat de aanvragen voor een jaarlijkse of meerjarige productsubsidies voor het komende boekjaar uiterlijk op 1 juli van het lopende boekjaar moeten zijn ingediend.

Art. 4:61 Awb noemt de bescheiden die in ieder geval moeten worden overgelegd.

In de artikelen 4:62 en 4:63 is beschreven wat onder het aan te leveren activiteitenplan en de begroting wordt verstaan in dit verband.

In art. 4:64 Awb is geregeld welke bescheiden rechtspersonen, die niet krachtens publiekrecht zijn ingesteld en die niet in het voorafgaande jaar subsidie hebben aangevraagd, moeten overleggen naast de in art. 4:61 Awb genoemde bescheiden.

In art. 4:65 is vastgelegd wat en hoe een aanvrager moet meedelen in het geval er voor dezelfde begrote uitgaven bij meerdere subsidieverleners een aanvraag is ingediend.

De subsidie wordt uitsluitend verleend aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid (4:66 Awb).

Artikel 4:60

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

 

Artikel 4:61

1. De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

a. een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

b. een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

2. Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

Artikel 4:62

Het activiteitenplan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

Artikel 4:63

1. De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

2. De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

3. Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 4:64

1. Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd

aangevraagd, voorts vergezeld van:

a. een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

b. de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van

de aanvraag.

2. De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid

onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

3. Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4:65

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of

aanvragen.

 

Artikel 11        Beslistermijn

Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse of meerjarige productsubsidie binnen twaalf

weken na 1 juli van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

Voor incidentele subsidies geldt een beslistermijn van twaalf weken na indiening van de aanvraag.

Voor waarderingsubsidies geldt een beslistermijn van acht weken na indiening van de aanvraag.

 

Artikel  12        Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgronden van art. 4:35 Awb kan het college de subsidieaanvraag weigeren indien naar het oordeel van het college gegronde reden bestaat om aan te nemen dat een van de situaties genoemd in artikel 12 ASV zich voordoet.

Bij subsidieverlening wordt een zogenaamd begrotingsvoorbehoud gemaakt.

Artikel 4:34 lid 1

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.  

Artikel 4:35

1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek

daartoe bij de rechtbank is ingediend. 

Ingevolge artikel II, onderdeel Aa, van het op 10 april 2008 ingediende wetsvoorstel terugvordering

staatssteun (Kamerstukken II 2007/08, 31 418, nrs. 2) wordt aan artikel 4:35 een lid toegevoegd,

luidende:

3. De subsidie wordt voorts geweigerd indien de Commissie van de Europese Gemeenschappen met toepassing van artikel 88, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt.

 

 

De Europese regels over staatssteun zijn belangrijk bij het verlenen van subsidies door de overheid.

Op grond van het Europees recht kan het zo zijn dat subsidieverlening in strijd is met bijvoorbeeld de Europese regels inzake staatssteun. 

In het geval er mogelijk sprake is van staatsteun is verlening afhankelijk gesteld van goedkeuring van de Europese Commissie (art 25 ASV).

 

Hoofdstuk III           Verplichtingen

Artikel 13        Centraal opgelegde verplichtingen

De gemeente ontvangt voor diverse doelen gelden van de Rijksoverheid. Deze gelden worden in de vorm van subsidies verstrekt aan inwoners en instellingen. Om te kunnen voldoen aan de verplichtingen die het rijk aan de gemeente stelt in het kader van het afleggen van rekening en

verantwoording over de besteding van de ontvangen gelden, is het van belang dat dezelfde verplichtingen worden opgelegd aan degenen die van het college een subsidie ontvangen. Omdat de verplichtingen voor de subsidieontvanger kenbaar moeten zijn, worden deze uiterlijk op het moment van subsidieverlening aan de subsidieontvanger bekend gemaakt waarna zij onderdeel uitmaken van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel  14          Overige verplichtingen

Het is van belang dat het college tijdig geïnformeerd wordt over feiten en omstandigheden die van invloed zijn of kunnen zijn op de uitvoering van de activiteiten en de naleving van de verplichtingen. Een subsidieontvanger is daarom verplicht dergelijke feiten en omstandigheden altijd te melden. De verplichting geldt dus niet alleen voor de in dit artikel genoemde situaties.

Expliciet is genoemd dat bijdragen van andere overheden moeten worden gemeld. Dit houdt mede verband met de in hoofdstuk V opgenomen bepaling met betrekking tot de Europese regels omtrent staatssteun. Zie voor een verdere toelichting, de toelichting op hoofdstuk V.  Met ‘terstond’ wordt `zo snel als redelijkerwijs mogelijk is´ bedoeld. Het hangt van de specifieke omstandigheden af wat in het concrete geval zo snel als mogelijk is. Daarom kan geen precieze termijn worden opgenomen.

Deze verplichtingen gelden voor alle subsidieaanvragen.

Voor subsidiebedragen boven € 100.000,- zijn de verplichtingen van afdeling 4.2.8 van de Awb van toepassing. Deze zij vastgelegd in de artikelen 4:68 t/m 4:72 Awb.

Artikel 4:68

Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidieontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 4:69

1. De subsidie-ontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

2. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

 

Artikel 4:70

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger

daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

 

Artikel 4:71

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger

de toestemming van het bestuursorgaan voor:

a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het wijzigen van de statuten;

c. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede

worden bekostigd uit de subsidiegelden;

d. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn

bekostigd uit de subsidie;

e. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

f. het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g. het vormen van fondsen en reserveringen;

h. het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone

uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i. het ontbinden van de rechtspersoon;

j. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

2. Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

3. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd. 

40 Art. 4:69, tweede lid, is gewijzigd m.i.v. 1 juni 1998 ingevolge art. IV van de wet van 26 maart 1998, Stb. 184, tot wijziging van

Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en van enige andere wetten in verband met de verkorting van de bewaartermijn van boeken,

bescheiden en andere gegevensdragers.

41 Art. 4:71, eerste lid, onderdeel d, is gewijzigd m.i.v. 17 februari 1999 ingevolge art. III, onderdeel Bb, van de Reparatiewet I

(Stb. 1999, 30).

49

4. Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Ingevolge artikel 60, onderdeel C, van het bij koninklijke boodschap van 5 september 2008 bij de

Tweede Kamer ingediende wetsvoorstel Dienstenwet (Kamerstukken II 2007/08, 31 579, nr. 2) komt

artikel 4:71, vierde lid, te luiden:

4. Paragraaf 4.1.3.3 is van toepassing.

 

Artikel 4:72 is bij art 23 ASV opgenomen.

 

Artikel  15        Vergoeding vermogensvorming

In art. 4:41 Awb is de procedure voor vergoeding bij vermogensvorming door subsidieverstrekking geregeld. In art.15 ASV is aangegeven dat het college een verplichting tot vergoeding van vermogensvoordeel kan opleggen. In de leden 2 en 3 is beschreven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 4:41

1. In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

a. dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

b. daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

2. De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

a. de subsidie-ontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

b. de subsidie-ontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

c. de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

d. de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt

beëindigd, of

e. de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

3. De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte

is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder

geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

 

Artikel  16

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel  17        Verzekering

De gemeente kan de bewijzen van verzekering opvragen bij de subsidieontvanger.

 

Hoofdstuk IV           Subsidievaststelling

 

Op de subsidievaststelling zijn de artikelen 4:42 tot en met 4:47 Awb van toepassing.

Artikel 4:42          

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.  

 

Artikel 18        Vaststellen waarderingssubsidie

Een aanvraag om een waarderingssubsidie wordt bij vaststellingsbesluit direct verstrekt. Een eventuele aanvraag om een waarderingssubsidie te verlenen wordt daarom aangemerkt als een aanvraag tot vaststelling.

 

Artikel  19        Tijdstip indiening aanvraag tot vaststelling

Met uitzondering van de waarderingssubsidie moet voor iedere subsidie een aanvraag tot vaststelling worden ingediend. Het is, in verband met het verloop van de planning- en controlecyclus in de gemeente, van belang dat aanvragen om vaststelling tijdig worden ingediend. De eventuele gevolgen van de vaststellingen kunnen dan nog in de begroting voor het daarop volgende jaar worden verwerkt.

Tevens kunnen de aanvragen tot vaststelling worden betrokken bij de subsidieaanvragen voor het volgende jaar.

Aanvragen tot vaststelling van een jaarlijkse of meerjarige productsubsidie moeten daarom voor 1 april worden ingediend.

Voor incidentele productsubsidies ligt het anders. Daarbij gaat het in de regel om in de tijd begrensde activiteiten en kan worden volstaan met indiening van een aanvraag binnen 12 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten.

In art. 4:44 lid 1 Awb is omschreven in welke gevallen geen aanvraag tot vaststelling ingediend hoeft te worden.

Artikel 4:44          

1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidie-ontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de

subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

           

a. de subsidie met toepassing van artikel 4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld;

b. bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

c. de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

2. Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

3. Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidie-ontvanger een termijn stellen

binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

4. Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

 

Artikel  20         Indiening gegevens

De gegevens die nodig zijn om een aanvraag tot vaststelling van een productsubsidie inhoudelijk te kunnen beoordelen moeten worden overlegd. In ieder geval worden daarvoor, conform art. 4:45 Awb, een activiteitenverslag en een financieel verslag ingediend.

Artikel 4:45

1. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

2. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

Wanneer het om grote subsidies gaat ( van € 10.000,- tot € 100,000,-), moet het financieel verslag aan meer eisen voldoen, zoals in lid 2 van dit artikel is aangegeven.

Bij een aanvraag tot vaststelling waarbij het subsidiebedrag € 100.000,- of meer bedraagt zijn de artikelen 4:73 tot en met 4:80 van afd. 4.2.8 Awb van toepassing.

Artikel 4:73

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

 

Artikel 4:74

De subsidie-ontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

 

Artikel 4:75

1. De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

2. Indien de subsidie-ontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

 

Artikel 4:76

1. Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing. 2. Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

                a. het vermogen en het exploitatiesaldo, en

                b. voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidie-ontvanger.

3. De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

4. De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

5. Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

 

Artikel 4:77

Indien de subsidie-ontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

 

Artikel 4:78

1. De subsidie-ontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

2. De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

3. De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

4. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

5. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

 

Artikel 4:79

1. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

2. Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

3. Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidie-ontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

 

Artikel 4:80

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

 

Artikel  21        Accountantscontrole

In geval van subsidies van € 50.000,- of meer, is de subsidieontvanger verplicht een accountantsverklaring te overleggen. Het onderzoek van de accountant moet tevens gericht zijn op de rechtmatige besteding van de subsidie en de naleving van de verplichtingen eisen.  

Artikel 22         Lager vaststellen bij niet tijdige indiening aanvraag

Het is voor de administratie van de gemeente, de voortgang van de werkzaamheden en de planning- en controlecyclus, van belang dat een aanvraag tot vaststelling van een subsidie tijdig wordt ingediend. Niet tijdige indiening leidt daarom mogelijk tot het lager vaststellen van de subsidie. De subsidie wordt in die gevallen op minimaal 0% en maximaal 95% van het verleende subsidiebedrag vastgesteld.

Producten waarvoor subsidie is verleend maar die in werkelijkheid niet zijn geproduceerd of geleverd worden op 0%  vastgesteld.

Art. 4:46 lid 2 Awb geeft die gevallen waarin de verleende subsidie lager kan worden vastgesteld.

Artikel 4:46

1. Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

2. De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

3. Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel  23        Verplichte egalisatiereserve

De gemeente wil uitsluitend aan financieel gezonde instellingen een subsidie verlenen, met name wanneer het een meerjarige productsubsidie betreft. De ontvanger van voornoemdesubsidieis daarom verplicht in een nader door het college te bepalen mate een egalisatiereserve in stand te houden (art. 4:72 Awb).De hoogte van deze verplichte reserve wordt in de beleidsregels vastgelegd.

Artikel 4:72

1. Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve. 

2. Het verschil tussen de vstgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

3. De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

4. De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.             

5. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, is de subsidie-ontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Artikel  24        Beslistermijn

De beslistermijn voor de vaststelling van de verleende subsidie is acht weken. Uitdrukkelijk is geregeld dat de beslistermijn pas begint te lopen vanaf het moment dat alle voor de beoordeling benodigde gegevens en bescheiden zijn ingediend.

 

Hoofdstuk V                       Subsidie en Europese regels inzake staatssteun 

Artikel 25         Aanmelding

Op grond van het Europese recht kan het verlenen van een subsidie worden aangemerkt als het verlenen van steun. Het verstrekken van staatssteun is niet geoorloofd als het leidt tot een verstoring van de concurrentie die het gemeenschappelijk handelsverkeer ongunstig beïnvloedt. Steunmaatregelen die als steun kunnen worden beschouwd moeten van tevoren worden aangemeld bij de Europese Commissie. Uit artikel 87 EG-Verdag blijkt wanneer sprake is van staatsteun.

 

Artikel 26         De-minimisregeling

Onder bepaalde omstandigheden mag een overheid wel steun verlenen en hoeft deze steun (bijvoorbeeld in de vorm van een subsidie) niet te worden aangemeld bij de Europese Commissie. Een van deze omstandigheden is het verlenen van steun onder de zogenaamde de-minimis verordening (Verordening EG nr. 69/2001). Om te waarborgen dat subsidieverlening door de gemeente Nieuwegein aan de regels over de-minimis-steun voldoet, zijn in dit hoofdstuk twee artikelen met betrekking tot steun opgenomen.

Verder is in deze verordening ook in artikel10 lid 4 en art. 14 lid 1 sub a opgenomen dat bij de aanvraag moet worden aangegeven of en hoeveel subsidie bij andere bestuursorganen is aangevraagd en wat de stand van zaken daarvan is.Deze gegevens kunnen worden gebruikt om de drempel van toelaatbare de-minimis-steun te bepalen.

Hoofdstuk VI           Overig

 

Artikel  27        Voorschotten

Het college kan voorschotten verlenen op subsidies. In de algemene beleidsregels wordt een nadere uitwerking gegeven over de wijze van bevoorschotting.

Artikel 4:57, derde lid, Awb maakt het mogelijk een terug te vorderen bedrag te verrekenen met de subsidieontvanger (in geval van dezelfde activiteiten voor een ander tijdvak).

Artikel 4:5 

1. Het bestuursorgaan kan de subsidie-ontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.

2. De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 4:55

1. Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

2. De voorschotten worden binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.

Artikel 4:57

1. Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

2. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidie-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie in een ander tijdvak.

4. Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

Op grond van deze verordening wordt een aanvraag voor een waarderingssubsidie aangemerkt als een aanvraag tot vaststelling van de waarderingssubsidie. Deze worden in één keer betaald.

Artikel 28         Toezicht

Het college is bevoegd toezichthouders aan te wijzen om toe te zien op de naleving van verplichtingen die krachtens de ASV zijn opgelegd aan de ontvangers van subsidie. Dit is bepaald in art. 4:59 van de Awb.

Artikel 4:59

1. Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.

2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19.

De bevoegdheden van deze toezichthouders staan beschreven in hoofdstuk 5 van de Awb. Zo kunnen de toezichthouders binnentreden in de accommodatie van de subsidieontvangers en bijvoorbeeld inzage in de administratie eisen. In art. 4:59 lid 2 is aangegeven dat enkele van deze bevoegdheden niet van toepassing zijn omdat zij niet nodig zijn voor het goed uitoefenen van de toezichthoudende taak.

Artikel 29         Hardheidsclausule

Om te voorkomen dat ten aanzien van alle artikelen om toepassing van de hardheidsclausule kan worden gevraagd, is de werking van deze clausule beperkt tot individuele gevallen.

 

 

Hoofdstuk VII          Slotbepalingen

Artikel 30         Overgangsrecht

Nog niet behandelde aanvragen, ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de ASV, worden afgehandeld overeenkomstig de deze ASV. Ten aanzien van aanvragen waarbij voor de datum van inwerkintreding van deze verordening, subsidie is verleend, blijven de bepalingen van de verordening of regeling van toepassing op basis waarvan de subsidie is verleend.

Artikel 31

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 32         Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 33         Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Nieuwegein.