Instructie voor de concerncontroller

Geldend van 15-04-2010 t/m heden

Intitulé

Instructie voor de concerncontroller

Instructie voor de concerncontroller

Het college van burgemeester en wethouders van de Nieuwegein;

Overwegende dat het wenselijk is ten behoeve van de uitoefening van de functie van concerncontroller regels te stellen;

gelet op de artikelen 212, 213 en 213a van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende instructie:

De plaats van de concerncontroller in de organisatie

Artikel 1

  • 1.1 De concerncontroller is onafhankelijk in zijn/haar adviserende en toetsende taak

  • 1.2 De functie van concerncontroller kan worden uitgeoefend in combinatie met de functie van directeur met de portefeuille bedrijfsvoering

  • 1.3 De concerncontroller is ondergeschikt aan de gemeentesecretaris/algemeen directeur

  • 1.4. de concerncontroller heeft een functionele relatie met het college van burgemeester en wethouders, de overige directieleden en de afdelingshoofden

Vervanging van de concerncontroller

Artikel 2

Op de functie van concerncontroller is de vervangingsregeling van de directie niet van toepassing. De concerncontroller wordt bij afwezigheid vervangen door één van de controllers in de concernstaf.

Doelstellingen van de concerncontroller

Artikel 3

De concerncontroller stelt zich bij de uitoefening van zijn taken ten doel:

  • 3.1

    de bevordering van de doelgerichtheid, de doelmatigheid en effectiviteit van het gevoerde beleid en beheer in verband met de door het bestuur vastgestelde doelen

  • 3.2

    een verantwoord beheer van middelen, die het concern voor het bereiken van vastgestelde doelstellingen zijn toegekend

  • 3.3

    de naleving van de toepasselijke wettelijke bepalingen en bestuurlijke richtlijnen ten aanzien van de kadernota, de (meerjaren)begroting, de voor- en najaarsnota, de jaarverslaglegging, de jaarwerkplannen en de beleidsevaluatie van het concern

  • 3.4.

    de zorg voor het inzichtelijk maken en beheersen van risico’s

Reikwijdte van de bevoegdheden van de concerncontroller

Artikel 4

De concerncontroller is eindverantwoordelijk voor een optimale bedrijfsvoering in de gemeentelijke organisatie. De concerncontroller legt jaarlijks een onderzoeksprogramma voor aan het college waarin de onderzoeken naar doelmatigheid en doeltreffendheid voor de organisatie zijn opgenomen. Over elk van de onderzoeken legt hij verantwoording af aan het college. De concerncontroller adviseert het college en de algemeen directeur gevraagd en ongevraagd over alle zaken de gemeentelijke bedrijfsvoering betreffende.

Artikel 5

Het hoofd van de afdeling financiën is verantwoordelijk voor de inrichting van het financiële beheer van de gemeentelijke organisatie. Hij stelt regels en richtlijnen op met betrekking tot de planning en controlproducten en is verantwoordelijk voor de totstandkoming daarvan. De concerncontroller toetst de kwaliteit van deze stukken en doet zo nodig voorstellen ter verbetering daarvan.

Artikel 6

De concerncontroller overlegt met directie en afdelingshoofden omtrent standpunten, ziens- of handelwijzen binnen de organisatie, die naar zijn oordeel in strijd zijn of moeten worden geacht met het bepaalde in artikel 3. Indien de mening van de concerncontroller niet wordt gedeeld door de algemeen directeur/gemeentesecretaris, kan hij zich dienaangaande rechtstreeks wenden tot het college van B&W, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de gemeentesecretaris.

Artikel 7

Het college van B&W kan de concerncontroller rechtstreeks opdragen tot het doen van een onderzoek naar de doelmatigheid en rechtmatigheid van het handelen van onderdelen van de gemeentelijke organisatie.

Het takenpakket van de concerncontroller

Artikel 8

De concerncontroller heeft de volgende taken:

  • 8.1.

    het gevraagd en ongevraagd adviseren van het bestuur en de directie over de kwaliteit en de doelmatigheid van bedrijfsprocessen en de effectiviteit van de gemeentelijke producten;

  • 8.2.

    het adviseren van het bestuur en de directie over de naleving van kaders en richtlijnen en de kwaliteit van de in het kader van de begroting, jaarrekening en periodieke management-rapportages overgelegde informatie;

  • 8.3.

    het (laten) verrichten van onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van de organisatie of delen daarvan

  • 8.4.

    het toezicht op de administratieve organisatie en de werking van de interne controle van het concern

  • 8.5.

    er op toezien dat risico’s en beheersmaatregelen periodiek worden geactualiseerd, het opstellen van een concernrapportage over de omvang van de risico’s en de kwaliteit van de getroffen beheersmaatregelen en het waar nodig doen van verbetervoorstellen

  • 8.6.

    het toezicht op de control op de risicovolle projecten door middel van toetsing van de financiële rapportages, de krediet- en exploitatiebijstellingen en het periodiek onderzoeken van het verloop van een bepaald project of –onderdeel

  • 8.7.

    het toetsen van college- en raadsvoorstellen op juridische, financiële en beleidsmatige aspecten en op de kwaliteit van deze stukken in zijn algemeenheid

  • 8.8.

    het – in overleg met de directie – opstellen van bindende instructies voor de organisatie, ter verzekering van een effectieve en betrouwbare bedrijfsvoering

Tegenstrijdigheid van opvattingen

Artikel 9

In de gevallen waarin deze instructie niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Inwerkingtreding

Artikel 10

Deze instructie treedt in werking op 1 februari 2010

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van

De secretaris
De burgemeester