Regeling vervallen per 01-01-2016

Parkeerverordening 2010

Geldend van 23-12-2010 t/m 31-12-2015

Intitulé

Parkeerverordening 2010

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 september 2009;

gelet op de artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

Be s l u i t:

vast te stellen de Parkeerverordening 2010.

AFDELING I DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein;

  • b.

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

  • c.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990, met dien verstande dat een brommobiel wordt aangemerkt als motorvoertuig;

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens was ingeschreven, met dien verstande dat ook degene die middels een lease-overeenkomst of een verklaring van de werkgever kan aantonen dat hij de bestuurder is van het motorvoertuig dat ten tijde van het parkeren op naam van de leasemaatschappij respectievelijk de werkgever in het hiervoor bedoelde register was ingeschreven, als houder wordt aangemerkt;

  • f.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, en hetgeen wat in het maatschappelijk en economisch verkeer geaccepteerde methoden zijn om aan de betaalplicht te kunnen voldoen;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • i.

    parkeervergunning: een door of namens het college van burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuurplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen;

  • j.

    parkeerzones: gebied, waarbinnen een daartoe vastgesteld tarief geldt voor het betaald parkeren op grond van de Parkeerbelastingverordening 2010;

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend;

  • l.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder;

  • m.

    autodateplaats: de belanghebbendenparkeerplaats die bestemd is voor het parkeren van een autodate motorvoertuig en die is aangeduid met het onderbord met het opschrift “autodate”.

AFDELING II. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen of belanghebbendenparkeerplaatsen.

  • 2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een parkeervergunning.

  • 3. Het college kan in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn uitsluitend de volgende soorten parkeervergunningen en bezoekersparkeerpassen verlenen:

    • a.

      Parkeervergunning Bewoners voor de parkeerzone waarbinnen de woning is gelegen;

    • b.

      Parkeervergunning Zakelijk voor de parkeerzone waarbinnen het bedrijf is gevestigd;

    • c.

      Werkparkeervergunning voor alle parkeerzones. Het college kan beperkingen opleggen voor wat betreft de geldigheid van de parkeervergunning met betrekking tot plaatsen en tijden;

    • d.

      Parkeervergunning Detailhandel en Horeca voor de parkeerzone waarbinnen het bedrijf is gevestigd;

    • e.

      Parkeervergunning Scholen voor de parkeerzone waarbinnen de school is gevestigd;

    • f.

      Parkeervergunning Zorg voor alle parkeerzones;

    • g.

      Parkeervergunning Mantelzorg voor de parkeerzone waarbinnen zorg wordt verleend;

    • h.

      Parkeervergunning Marktkooplieden in de door het college aan te wijzen vergunninggebieden;

    • i.

      Parkeervergunning Autodate op een specifiek aangewezen belanghebbendenplaats in een parkeerzone;

    • j.

      Parkeervergunning Kantoorgarages voor bedrijven waarvan een parkeerplaats op eigen terrein gedurende bepaalde tijdstippen onderdeel uitmaakt van het gebied met gefiscaliseerd parkeren;

    • k.

      Bezoekersparkeerpas Bewoners voor de parkeerzone waarbinnen de woning is gelegen;

    • l.

      Bezoekersparkeerpas Zakelijk voor de parkeerzone waarbinnen het bedrijf, kantoor of instelling is gevestigd;

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een parkeervergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, en met inachtneming van het bepaalde in deze verordening, een maximum aantal uit te geven vergunningen en bezoekerspassen per parkeerzone en per categorie vaststellen.

  • 6. Het college kan aan een parkeervergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4

  • 1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een parkeervergunning of deze verleend wordt.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1. Een parkeervergunning wordt voor een periode van maximaal één jaar verleend.

  • 2. De parkeervergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de parkeervergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de parkeervergunning is verleend.

Artikel 6

Het college kan een parkeervergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder uit het gebied waarvoor de parkeervergunning is verleend, verhuist of het daar uitgeoefende bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de parkeervergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van parkeervergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn parkeervergunning heeft voldaan

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de parkeervergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om reden van openbaar belang;

AFDELING III VERBODSBEPALINGEN

Artikel 7

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenparkeerplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenparkeerplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

AFDELING IV STRAFBEPALING

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

AFDELING V OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening 2010.

Artikel 13

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010.

  • 2. De Parkeerverordening 2006 wordt ingetrokken.

  • 3. Vergunningen die zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2006 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 oktober 2009

de griffier
de voorzitter