Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening re-integratie Nieuwegein 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Verordening re-integratie Nieuwegein 2009

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 november 2008;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,

gelet op de EG-verordening Werkgelegenheidssteun (nr. 2204/2002, Pb EG 2002, L 337/3) en de EG-verordening de minimissteun (nr. 69/2001, Pb EG 2001, L 10/30), alsmede de Beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke re-integratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand (Verzamelcirculaire SZW, april 2004),

besluit vast te stellen de verordening: “Verordening reïntegratie Nieuwegein 2009”

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering als gevolg van de Wet Werk en Bijstand, de IOAW of de IOAZ;

  • b.

    Anw-ers: personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

  • c.

    Nuggers: personen als bedoeld in de WWB, artikel 6 onder a;

  • d.

    jongeren: uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers niet ouder dan 27 jaar;

  • e.

    klant: de onder sub a tot en met d genoemden van dit artikel;

  • f.

    algemeen geaccepteerde arbeid: iedere vorm van betaalde arbeid, niet zijnde werk in het kader van de Wsw en werk dat gewetensbezwaren oproept;

  • g.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleidsplan als bedoeld in artikel 3 eerste lid;

  • h.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • i.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • j.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • k.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein;

  • l.

    de raad: de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein;

  • m.

    werknemers in gesubsidieerde arbeid: personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

HOOFDSTUK II Taak gemeente

Artikel 2 Aanbieden van ondersteuning

  • 1. Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers alsmede aan werknemers in gesubsidieerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Wanneer arbeidsinschakeling nog niet aan de orde is, biedt het college aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers ondersteuning bij participatie aan de maatschappij aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die maatschappelijke participatie. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid of maatschappelijke participatie.

  • 4. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

  • 5. Het college kan, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

  • 6. Het college bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor de toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen.

  • 7. Bij verwachte overschrijding van het budget kan het college prioriteit aanbrengen binnen de doelgroep en de voorzieningen. Het college informeert de raad vooraf wanneer deze prioriteit wordt aangebracht.

Artikel 3 Planning en verantwoording

  • 1. De raad legt in de programmabegroting vast welke maatschappelijke doelen zij wil bereiken op het gebied van de WWB en aanverwante wet- en regelgeving.

  • 2. Het college geeft jaarlijks in de programmabegroting aan hoe zij de in lid 1 bepaalde doelen wil bereiken.

  • 3. Het college legt via de jaarrekening en het jaarverslag verantwoording af aan de raad.

  • 4. Het college legt nieuw beleid ter advisering voor aan de Cliëntenraad WWB.

HOOFDSTUK III Doelgroep, aanspraak en verplichtingen

Artikel 4 Doelgroep

  • 1. De doelgroep van deze verordening zijn de personen ingeschreven staan in de gemeente Nieuwegein, jonger dan 65 jaar en die

    • a.

      uitkeringsgerechtigd zijn of

    • b.

      Anw-ers: personen met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

    • c.

      Nuggers: personen als bedoeld in de WWB, artikel 6 onder a;

    • d.

      behoren tot de doelgroep als bedoeld in artikel 10 tweede lid van de WWB.

  • 2. Het college en het UWV kunnen overeenkomen dat personen met een uitkering van het UWV tevens tot de doelgroep behoren van deze verordening.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen voor een verdere indeling van de doelgroep en de daarbij best passende voorzieningen.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

  • 1. Personen bedoeld in artikel 4 van deze verordening hebben aanspraak op ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en maatschappelijke participatie en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling en maatschappelijke participatie.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn binnen deze verordening en het uitvoeringsbesluit.

Artikel 6 Verplichtingen van de klant

  • 1. Een klant die deelneemt aan een voorziening moet voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet of de Ioaw of de Ioaz of de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen of deze verordening en aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het eerste lid, dan kan het college de uitkering verlagen conform wat hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening.

  • 3. Indien een Anw-er, Nugger of een klant behorend tot de doelgroep van artikel 10 lid 2 van de wet, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in eerste lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

HOOFDSTUK IV Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college legt in een uitvoeringsbesluit vast welke voorzieningen in ieder geval worden aangeboden.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. De voorziening die wordt aangeboden moet passen binnen de verordening en het uitvoeringsbesluit.

  • 4. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      Indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld artikel 17 van de wet niet nakomt;

    • b.

      Indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;

    • c.

      Indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaart, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      Indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snellere arbeidsinschakeling.

  • 5. Het college stelt nadere regels vast over criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Artikel 8 Subsidie- en budgetplafonds

Het college kan in beleidsregels één of meerdere subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening.

Artikel 9 Werkgeverssubsidies

  • 1. Het college kan re-integratiesubsidies verstrekken aan werkgevers die klanten in dienst nemen, die begeleiding nodig hebben bij hun inwerkproces in een reguliere baan.

  • 2. Het college kan loonkostensubsidies verstrekken aan re-integratiebedrijven en andere organisaties, die re-integratieactiviteiten ontwikkelen, om hen in staat te stellen de deelnemers van re-integratietrajecten een arbeidsovereenkomst aan te bieden.

  • 3. Het college kan begeleidingskostensubsidies verstrekken aan werkgevers die werkzoekenden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt de gelegenheid te bieden om zich via onbetaalde werkzaamheden of stage te ontwikkelen richting de reguliere arbeidsmarkt.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de hoogte van deze subsidies en de wijze waarop deze te gelde kunnen worden gemaakt.

Artikel 10 Premies

  • 1. Het college kan categorieën van personen aanwijzen aan wie een subsidie verstrekt wordt ter bevordering van de aanvaarding of het behoud van werk, ter bevordering van deelname of succesvolle afronding aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling of ter bevordering van het starten, het voortzetten of een succesvolle afronding van een opleiding.

  • 2. Het college stelt nadere regels vast over de voorwaarden voor die subsidie en de hoogte daarvan.

HOOFDSTUK V SLOTBEPALINGEN

Artikel 11 Intrekking oude regeling

De Verordening re-integratie Nieuwegein 2004 wordt met ingang van 1 januari 2009 ingetrokken.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening re-integratie Nieuwegein 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2008.

de griffier
de voorzitter

Toelichting op de Verordening reïntegratie Nieuwegein 2009

TOELICHTING ALGEMEEN

Inleiding

De WWB geeft het college de opdracht om arbeidsinschakeling en maatschappelijke participatie van uitkeringsgerechtigden, Nuggers en Anw-ers te faciliteren en stimuleren. De WWB draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van deze taak wordt neergelegd. Tevens wordt hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning geregeld.

In deze verordening is gekozen voor een procedurele verordening. Slechts ten aanzien van loonkostensubsidies en activeringspremies zijn algemene artikelen opgenomen; de aard van deze voorzieningen maakt regeling in de verordening noodzakelijk.

Het college geeft invulling aan de verordening via een Uitvoeringsbesluit en beleidsregels. Op deze wijze kan het college snel en flexibel reageren op de behoefte van de arbeidsmarkt en maatwerk leveren op de vraag van de klanten.

Wet- en regelgeving

De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 7, artikel 8, eerste lid onder a en tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid WWB:

Artikel 7, lid 1 sub a, lid 2 en 3 WWB

  • 1.

    Het college is verantwoordelijk voor:

    • a.

      het ondersteunen van mensen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoelt in artikel 10, tweede lid, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden bij arbeidsinschakeling en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling noodzakelijk acht, voor het bepalen en aanbieden van deze voorziening en;

  • 2.

    Het college werkt bij de uitvoering van het eerste lid, onderdeel a, samen met de Centrale organisatie werk en inkomen en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 3.

    Het eerste lid, onderdeel a, is niet van toepassing op personen aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt. Het college en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen overeenkomen dat het eerste lid aanhef en onderdeel a, van toepassing is op voornoemde personen.

Artikel 8, lid 1 onder a en lid 2 WWB

  • 1.

    De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:

    • a.

      het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoelt in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.

  • 2.

    De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor de verschillende doelgroepen daarbinnen, en de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.

Artikel 10, lid 1en 2 WWB

  • 1.

    Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden hebben, overeenkomstig de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen die vanwege een voorziening gericht op arbeidsinschakeling niet tot een van de groepen, bedoelt in het eerste lid, behoren.

Artikel 10a, WWB Participatieplaatsen

  • 1.

    Het college kan ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, degene die algemene bijstand ontvangt en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar.

  • 2.

    Onder additionele werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid worden primair op de arbeidsinschakeling gerichte werkzaamheden verstaan die onder verantwoordelijkheid van het college in het kader van deze wet worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid, en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden werkzaamheden, verricht in het kader van een andere voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, voor maximaal zes maanden buiten beschouwing gelaten indien er naar het oordeel van het college een reëel uitzicht is op een dienstbetrekking bij degene bij wie de werkzaamheden worden verricht van dezelfde of grotere omvang die aanvangt tijdens of aansluitend op die zes maanden.

  • 4.

    Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden werkzaamheden verricht voor 1 januari 2007, buiten beschouwing gelaten.

  • 5.

    Met betrekking tot degene die op grond van het eerste lid additionele werkzaamheden verricht, beoordeelt het college na een periode van 9 maanden na de aanvang van die werkzaamheden of het verrichten van die werkzaamheden een adequate voorziening is, dan wel of een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, de voorkeur heeft. Indien een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, naar het oordeel van het college de voorkeur heeft, wordt het verrichten van de additionele werkzaamheden twaalf maanden na aanvang van die werkzaamheden beëindigd en aansluitend die andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, aangeboden.

  • 6.

    Met betrekking tot degene die op grond van het eerste lid additionele werkzaamheden verricht, beoordeelt het college uiterlijk 3 maanden voor afloop van de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, of, met het oog op de arbeidsinschakeling, een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, meer adequaat is. Indien dat niet het geval is, kan het college de termijn van twee jaar verlengen met een jaar, onder de voorwaarde dat de belanghebbende in het derde jaar in een andere omgeving andere additionele werkzaamheden verricht dan die hij in de eerste twee jaar heeft verricht.

Indien de termijn van twee jaar is verlengd op grond van het zesde lid, beoordeelt het college uiterlijk 3 maanden voor afloop van het derde jaar of, met het oog op de arbeidsinschakeling, een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, meer adequaat is. Indien dat niet het geval is, kan het college de termijn nogmaals verlengen met een jaar.

Staatssteun

Ondanks het feit dat gemeenten beleidsvrijheid hebben met betrekking tot de inrichting van het re-integratiebeleid, zijn zij toch gebonden aan de regels die de Europese Unie stelt. Dit betreft onder meer het onderwerp staatssteun, zoals is neergelegd in de Verordening Werkgelegenheidssteun (Nr. 2204/2002) en de Verordening de minimis-steun (Verordening (EG) Nr. 69/2001).

Opgemerkt moet hier nog worden, dat het bij staatssteun niet alleen gaat om directe subsidiëring vanuit de gemeente. Ook indien de gemeente een re-integratiebedrijf opdraagt loonkostensubsidies te verstrekken of detacheringsbanen te organiseren, kan er sprake zijn van staatssteun.

Naast de inhoudelijke regels vragen de EG-verordeningen om uitgebreide informatiestromen richting Europese Commissie. Deze informatieverplichtingen worden beperkt door afspraken van het Ministerie van SZW met de Europese Unie, die hun weerslag hebben gevonden in het document “Subsidiëring arbeidsplaatsen in het kader van re-integratie werkzoekenden – beleidsaanbeveling van belang voor het opstellen van de gemeentelijke reïntegratieverordeningen in het kader van de Wet Werk en Bijstand.” Deze beleidsaanbeveling is als bijlage bij deze verordening gevoegd.

De beperking van de informatieverplichtingen wordt alleen effectief, als gemeenten een expliciete verwijzing naar deze beleidsaanbeveling opnemen in hun re-integratieverordening. In deze verordening is ervoor gekozen deze verwijzing op te nemen in de aanhef van de verordening (gelet op …). Hiermee wordt aangegeven dat alle bepalingen uit de verordening in overeenstemming zijn met deze beleidsaanbeveling.

Artikelsgewijze toelichting

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet Werk en Bijstand.

HOOFDSTUK II Taak gemeente

Artikel 2 Aanbieden van ondersteuning

In dit artikel is de opdracht aan het college vormgegeven analoog aan artikel 7 van de WWB. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie.

Het eerste tot en met het zesde lid van dit artikel zijn de vertaling van de opdracht ingevolge artikel 8 lid 2 WWB dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. Het college heeft de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, opdat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden.

De ondersteuning en voorzieningen zijn gericht op arbeidsinschakeling. Wanneer dit (nog) niet mogelijk is, zijn de ondersteuning en voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie. Hiermee komen we tegemoet aan het belang dat iedereen mee moet kunnen doen in maatschappij. Van daar uit kijken we verder naar wat het hoogst haalbare is voor een klant.

Het zevende lid geeft het college de mogelijkheid om prioriteit te stellen binnen de doelgroep en voorzieningen. Het college informeert de raad vooraf wanneer deze prioriteit wordt aangebracht.

Artikel 3 Planning en verantwoording

Hier is gekozen om aan te sluiten bij de gemeentelijke planning en controlcyclus.

In lid één staat dat de raad in de programmabegroting vaststelt welke maatschappelijke doelen zij wil bereiken op het gebied van de WWB en aanverwante wet- en regelgeving.

In lid twee staat dat het college jaarlijks in de programmabegroting aangeeft op welke wijze zij uitvoering wil geven aan de door de raad aangegeven doelen.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. Het college legt in de jaarrekening en het jaarverslag verantwoording af aan de raad over het gevoerde beleid, de verrichtte activiteiten en de effecten daarvan.

Het vierde lid geeft verder nog aan dat de Cliëntenraad wordt betrokken bij de vaststelling van nieuw beleid. Hier wordt een relatie gelegd met de verordening Cliëntenparticipatie.

HOOFSTUK III Doelgroep, aanspraak en verplichtingen

Artikel 4 Doelgroep

Het eerste lid geeft aan welke mensen tot de doelgroep van deze verordening behoren.

In het eerste lid is de opdracht aan het college om voorzieningen te verstrekken gekoppeld aan personen die ook daadwerkelijk inwoner van de gemeente Nieuwegein zijn. De grondslag hiervoor is, behalve in artikel 10 en 11 Burgerlijk wetboek, in de WWB te vinden in artikel 10 lid 3, in samenhang met artikel 40 lid 1.

In het tweede lid kan het college, in overeenstemming met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, voorzieningen als bedoeld in deze verordening aanbieden aan personen aan wie het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt.

Het derde lid geeft het college de mogelijkheid om in een uitvoeringsbesluit een nadere onderverdeling te maken en de daarbij best passende voorzieningen vast te stellen.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning

Het eerste lid verwijst naar artikel 4. Op grond van de WWB hebben uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers, alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Soms is arbeidsinschakeling niet aan de orde, omdat de afstand tot de arbeidsmarkt nog te groot is. Uitkeringsgerechtigden, Anw-ers en Nuggers hebben dan aanspraak op ondersteuning en door het college geachte noodzakelijke voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie. Het gaat hier mensen die eerst zorg en sociale activering nodig hebben om eventueel een opstap te maken naar arbeidsinschakeling. In een aantal gevallen is maatschappelijke participatie het hoogst haalbare.

Artikel 6 Verplichtingen van de cliënt

In de WWB is al uitgebreid aangegeven welke verplichtingen gelden bij het recht op een uitkering. Wederom uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.

Het tweede lid biedt de verbinding met de afstemmingsverordening. De Afstemmingsverordening regelt het opleggen van een afstemming indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet.

Echter, voor Nuggers, Anw-ers en klanten behoren tot de doelgroep als bedoeld in artikel 10 tweede lid van de WWB kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het derde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de kosten die gemaakt zijn terug kan vorderen. Daartoe is het noodzakelijk dat afspraken hierover schriftelijk wordt vastgelegd.

HOOFDSTUK IV Voorzieningen

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

In deze verordening is gekozen voor een procedurele verordening. Dit houdt in dat de raad de kaders vaststelt waarbinnen voorzieningen vertrekt mogen worden. In een uitvoeringsbesluit geeft het college hier nadere invulling aan. Slechts ten aanzien van loonkostensubsidies en activeringspremies zijn algemene artikelen opgenomen; de aard van deze voorzieningen maakt regeling in de verordening noodzakelijk.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een cliënt gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.

Het vierde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de werkgeverssubsidies. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan re-integratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het re-integratiebedrijf wordt verklaard dat deze re-integratieverordening van toepassing is.

Het vijfde lid geeft het college de algemene bevoegdheid om voor voorzieningen nadere regels te stellen. Dit heeft met name tot doel de uitvoering zoveel mogelijk aan het college over te laten. Het geeft het college de mogelijkheid om de doelgroep nader te bepalen en de voorzieningen daarop aan te laten sluiten.

Artikel 8 Subsidie- en budgetplafonds

Hoewel het met het huidige budget niet nodig is kan de gemeente, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidie- en budgetplafonds instellen. In dit artikel is bepaald dat het college subsidies- en budgetplafonds in kan stellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus is dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken.

Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die subsidies inhouden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb). Een budgetplafond geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen.

Artikel 9 Werkgeverssubsidies

Voor het verstrekken van subsidies is een wettelijke basis in een verordening vereist. Vandaar dat er naast het algemene artikel over voorzieningen een artikel is opgenomen die deze basis bieden. Daarin is, in lijn met het procedurele karakter van deze verordening, alleen het minimale geregeld.

De subsidies in lid 1 tot en met 3 zijn op grond van lid vier nader uitgewerkt in een uitvoeringsbesluit.

Artikel 10 Premies

Dit artikel maakt het mogelijk om via een uitvoeringsbesluit die door het college is vastgesteld premies te geven. Voorbeelden hiervan zijn:

Een premie aan mensen die bijstand ontvangen en die arbeid in loondienst aanvaarden die leidt of zal leiden tot volledige arbeidsinschakeling. Er kan een premie verstrekt worden om deelname aan een voorziening op re-integratie te bevorderen of een succesvolle afronding daarvan. Het is ook mogelijk om een premie te geven om te bevorderen dat iemand een opleiding start of voortzet waarbij de uitkering is beëindigd of kan worden, omdat er door het volgen van de opleiding aanspraak op andere voorzieningen ontstaat of is ontstaan, zoals studiefinanciering.

HOOFDSTUK V Slotbepalingen

Artikel 11 Intrekking oude regeling

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 12 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.