Regeling vervallen per 31-01-2015

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ WIL

Geldend van 03-07-2013 t/m 30-01-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2013

Intitulé

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ WIL

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 maart 2013;

gelet op de bepalingen van de Wet werk en bijstand, Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de verordening Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ WIL”

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • c.

      Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom;

    • d.

      Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van Werk en Inkomen Lekstroom;

    • e.

      Belanghebbende: iemand die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW respectievelijk de IOAZ;

    • f.

      Uitkering: een uitkering op grond van de IOAW respectievelijk de IOAZ;

    • g.

      Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5 lid 4 IOAW respectievelijk IOAZ;

    • h.

      Grondslag: de grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 IOAW respectievelijk artikel 5 IOAZ.

    • i.

      Maatregel: het verlagen van de uitkering op grond van artikel 20 IOAW respectievelijk IOAZ;

    • j.

      Wet SUWI: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • k.

      WIL: Werk en Inkomen Lekstroom

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

Artikel 2 Opleggen van een maatregel

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de IOAW, de IOAZ of artikel 30c lid 2 en 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich zeer ernstig misdragen tegen het dagelijks bestuur of medewerkers werkzaam bij of goederen in gebruik bij WIL, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.  Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij zich bevindt.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing daar waar van rechtswege een boete wordt opgelegd.

Artikel 3 Wijze van opleggen

  • 1. De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

  • 2. In afwijking van lid 1 kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de Wet werk en bijstand en

    • b.

      de verwijtbare gedragingen van belanghebbende strijdig zijn met de verplichtingen die aan hem zijn opgelegd in verband met de bijzondere bijstand, zoals bedoeld in lid 2 onder a.

  • 3. Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. In het besluit tot het opleggen van een maatregel wordt in elk geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd en (indien van toepassing) de reden om af te wijken van de standaardmaatregel.

  • 4. Wanneer een maatregel wordt opgelegd die langer duurt dan drie maanden, moet in de derde maand worden beoordeeld of de maatregel in stand moet blijven.

Artikel 4 Ingangsdatum

  • 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van:

    • a.

      De ingangsdatum van de uitkering, wanneer een gedraging heeft plaatsgevonden voordat het recht op uitkering is ingegaan, of;

    • b.

      De eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin de beschikking tot het opleggen van de maatregel is afgegeven.

  • 2. Indien de maatregel niet kan worden opgelegd omdat de uitkering is beëindigd of ingetrokken, kan de maatregel alsnog gerealiseerd door middel van herziening van de eerder verstrekte uitkering.

  • 3. Indien een maatregel niet of niet volledig kan worden opgelegd met toepassing van lid 1 of lid 2 vanwege intrekking of beëindiging, kan deze niet meer worden opgelegd. Wanneer belanghebbende binnen twaalf maanden na intrekking of beëindiging van de uitkering opnieuw een uitkering aanvraagt, kan rekening worden gehouden met het verwijtbare gedrag, indien de aanvraag rechtstreeks verband houdt met het verwijtbare gedrag.

Artikel 5 Zienswijze

  • 1. Voordat een maatregel wordt toegepast wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2. Het naar voren brengen van de zienswijze van de belanghebbende kan achterwege gelaten worden indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich hiertegen verzet. Hier is in elk geval sprake van, wanneer de verwijtbare gedraging een lik-op-stukmaatregel vereist.

    • b.

      de belanghebbende al eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het bevoegd gezag of een derde aan wie het dagelijks bestuur werkzaamheden heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken, als bedoeld in artikel 13 van de IOAW of IOAZ, of;

    • d.

      het dagelijks bestuur het naar voren brengen van de zienswijze niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

  • 3. Bij een maatregel van 20% of hoger wordt de gelegenheid tot het naar voren brengen van een zienswijze in elk geval gegeven.

Artikel 6 Afzien van een maatregel

  • 1. Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      De gedraging meer dan één jaar voor constatering heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan afzien van het toepassen van een maatregel wanneer het dagelijks bestuur van oordeel is dat daar dringende redenen voor zijn.

  • 3. Wanneer het dagelijks bestuur afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt belanghebbende schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Samenloop

  • 1. In geval van één gedraging waarbij meerdere verplichtingen worden geschonden, waarbij maatregelen van verschillende hoogten kunnen worden opgelegd, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2. In geval van meerdere gedragingen waarbij meerdere verplichtingen worden geschonden, waarbij verschillende maatregelen kunnen worden opgelegd, worden de maatregel bij elkaar opgeteld. Alleen wanneer zeer dringende redenen zich daartegen verzetten kunnen de maatregelen na elkaar worden opgelegd.

  • 3. Indien het dagelijks bestuur de uitkering op grond van artikel 20 lid 1 IOAW of artikel 20 lid 2 IOAZ blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een verlaging zou kunnen leiden, blijft een verlaging ter zake van die gedraging achterwege.

Artikel 8 Categorieen

De gedragingen zijn vastgelegd in de volgende categorieën:

 

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      Het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

    • b.

      Het zich niet onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard, gerelateerd aan arbeidsinschakeling of sociale activering.

 

  • 2.

    Tweede categorie

    • a.

      Het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden, waaronder onvoldoende sollicitatieactiviteiten.

    • b.

      Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, schuldhulpverlening of sociale activering.

    • c.

      Het niet voldoen aan een oproep om op een aangegeven plaats en tijd te verschijnen, in verband met de arbeidsinschakeling, het verlenen van schuldhulpverlening of sociale activering.

    • d.

      het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening zoals bedoeld in artikel 36 lid 1 IOAW en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAW en artikel 36 lid 1 IOAZ en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAZ, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening;

    • e.

      het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAW en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAZ niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder zoals bedoeld in artikel 38 lid 1 IOAW en artikel 38 lid 1 IOAZ.

    • f.

      het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel artikel 37 lid 1 onderdeel f IOAW of artikel 37 lid 1 onderdeel f IOAZ.

 

  • 3.

    Derde categorie

    • a.

      Gedragingen die de arbeidsinschakeling belemmeren.

    • b.

      Het stellen van onredelijke eisen ten aanzien van werkzaamheden, die het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid belemmeren.

    • c.

      Het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening zoals bedoeld in artikel 36 lid 1 IOAW en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAW en artikel 36 lid 1 IOAZ en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAZ, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.

    • d.

      Gedragingen die de voortgang van een traject gericht op arbeidsinschakeling of sociale activering belemmeren.

 

  • 4.

    Vierde categorie

  • a.

    Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

    • b.

      Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betonen, waaronder begrepen het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

    • c.

      Het niet naar vermogen verrichten van opgedragen werkzaamheden of activiteiten.

Artikel 9 Hoogte van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 2 lid 2, wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      10% van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen in categorie 1.

    • b.

      20% van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen in categorie 2.

    • c.

      50% van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen in categorie 3.

    • d.

      100% van de grondslag gedurende een maand bij gedragingen in categorie 4.

Artikel 10 Recidive en volharding

  • 1. Wanneer de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit, waarbij een maatregel wordt opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie, wordt de maatregel als bedoeld in artikel 9 verdubbeld in hoogte. Bij een maatregel uit de vierde categorie wordt de duur verdubbeld.

  • 2. Wanneer belanghebbende zich vervolgens opnieuw binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit, waarbij de maatregel wordt opgelegd zoals bedoeld in lid 1, schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging, wordt de maatregel die is opgelegd vanwege recidive (zoals bedoeld in lid 1) verdubbeld tot een maximum van 100%. Bij herhaling wordt vervolgens steeds de duur verdubbeld. Bij een maatregel uit de derde en vierde categorie wordt steeds de duur verdubbeld.

Artikel 11 Zeer ernstige misdragingen

  • 1. Indien de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegen over het dagelijks bestuur of personen werkzaam voor WIL, wordt als volgt een maatregel toegepast:

    • a.

      Verbale uitingen of gedragingen zoals schelden of bedreigen in het algemeen: 20% van de grondslag gedurende een maand;

    • b.

      Schade aan eigendommen of goederen in gebruik van het dagelijks bestuur: 30% van de grondslag gedurende een maand;

    • c.

      Verbale gedragingen (zoals schelden, beledigen) tegen de persoon: 50% van de grondslag gedurende een maand;

    • d.

      Bedreiging gericht tegen de persoon: 100% van de grondslag gedurende een maand;

    • e.

      Lichamelijk geweld, al dan niet met letsel tot gevolg: 100% van de grondslag gedurende een maand.

  • 2. Het dagelijks bestuur houdt rekening met de ernst van het wangedrag, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende.

  • 3. Indien de belanghebbende zich opnieuw zeer ernstig misdraagt gelden de bepalingen van artikel 10. Hierbij geldt echter geen verjaringstermijn.

  • 4. De bepalingen van lid 1 tot en met 3 zijn ook toepassing in geval van uitingen of gedragingen richting medewerkers werkzaam bij of goederen in gebruik bij het UWV WERKbedrijf, dan wel een derde door wie het dagelijks bestuur werkzaamheden laat verrichten.

Artikel 12 Mislopen voorliggende voorzieningen

  • 1. Als door eigen toedoen geen gebruik wordt of kan worden gemaakt van een voorliggende voorziening wordt, onverminderd artikel 2 lid 2, een maatregel opgelegd van 50% van de grondslag gedurende een maand, indien ten gevolge van de gedraging uitkering wordt aangevraagd en toegekend.

  • 2. Artikel 10 is van toepassing. Hierbij geldt geen verjaringstermijn.

Artikel 13 Overgangsbepaling

Als een gedraging is aangevangen en geëindigd voor 1 februari 2013, dan is de oude afstemmingsverordening van de desbetreffende gemeente van toepassing.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 mei 2013 of dan wel op de daadwerkelijke startdatum van Werk en Inkomen Lekstroom.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ WIL.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 april 2013.
De Raad voornoemd,
 
                                                                                     
                    de griffier                                                   de voorzitter
 

Toelichting Afstemmingsverordening

Toelichting