Regeling vervallen per 01-01-2017

Besluit Wmo Nieuwegein 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ WIL 2015

Het college van burgemeester en wethouders, gelet op artikel 12 lid 2 en 3, artikel 13 lid 3 en 4, artikel 14 lid 2, artikel 15 lid 4 , artikel 16 lid 2, artikel 17, 19, artikel 21, 22  en artikel 25 lid 4 van de Wmo verordening Nieuwegein 2015;

besluit vast te stellen Besluit Wmo Nieuwegein 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • b.

      Verordening: Wmo verordening gemeente Nieuwegein 2015

    • c.

      Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015

    • d.

      voorliggende voorziening: een andere wettelijke of privaatrechtelijke regeling waarop de cliënt een beroep kan doen met het oog op de (gedeeltelijke) bekostiging van meerkosten. Daaronder inbegrepen een aanvullende (collectieve) zorgkostenverzekering of fiscale aftrekkosten

  • 2. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, het landelijk Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 criteria persoonsgebonden budget

1.Onverminderd artikel 2.3.6 tweede en vijfde lid van de wet kan een persoonsgebonden budget worden toegekend indien:

de maatwerkvoorziening die met het persoonsgebonden budget wordt aangeschaft of ingekocht voldoet aan de daaraan te stellen kwaliteitseisen én aan het doel waarvoor het wordt verleend.

  • 2.

    De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verleend die wordt besteed aan een dienst sluit met de aanbieder schriftelijk een overeenkomst.

  • 3.

    Uit het persoonsgebonden budget kunnen alleen personen uit het sociale netwerk worden betaald, indien dat leidt tot effectieve en meer doelmatige ondersteuning.en niet wordt gebruikt voor gebruikelijke zorg.

  • 4.

    De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is verleend voor de aanschaf van een hulpmiddel kan verplicht worden:

    • a.

      een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten;

    • b.

      een onderhoudscontract af te sluiten met een aanbieder, gedurende de in de beschikking genoemde periode.

  • 5.

    De cliënt dient het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na toekenning te besteden aan een maatwerkvoorziening waar het persoonsgebonden budget mede gelet op het te bereiken resultaat voor is toegekend.

Art. 3 Hoogte persoonsgebonden budget

  • 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen en woningaanpassingen bedraagt in ieder geval niet meer dan de huur- dan wel aanschafprijs van de goedkoopst passende bijdrage, waaronder gerekend onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door het college aan de aanbieder verschuldigd is.

  • 2. Het college kan de hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het vorige lid vaststellen op basis van een offerte.

  • 3. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten is gerelateerd aan de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft gecontracteerd.

  • 4. Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget als bedoeld in het vorige lid houdt het college in ieder geval rekening met overheadkosten, de kwaliteitseisen die aan de beroepskrachten mogen worden gesteld en andere kostencomponenten, zoals secundaire arbeidsvoorwaarden.

  • 5. Het bedrag voor het persoonsgebonden budget dat aan een persoon die geen beroepsmatige hulp biedt en aan de cliënt wordt verstrekt is lager dan de tarieven bedoeld in het vierde lid doch tenminste het wettelijk minimumum loon.

  • 6. Er worden drie verschillende tarieven gehanteerd:

    • a.

      Niet beroepsmatige ondersteuning;

    • b.

      Beroepsmatige ondersteuning door een zelfstandige zonder personeel;

    • c.

      Beroepsmatige ondersteuning door een organisatie.

  • 7. Het persoonsgebonden budget moet in ieder geval toereikend zijn om maatschappelijke ondersteuning in te kunnen kopen welke voldoet aan de kwaliteitseisen als bedoeld in de wet en in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

  • 8. De tarieven zoals genoemd in het derde, vierde en vijfde lid zijn vermeld in bijgevoegde bijlage.

Artikel 4 bijdrage in de kosten maatwerkvoorziening

  • 1. De bijdrage in de kosten is verschuldigd met inachtneming van de regels van het Uitvoeringsbesluit.

  • 2. De bijdrage in de kosten bij de verstrekking van maatwerkvoorzieningen dan wel een persoons gebonden budget is gerelateerd aan het eerste lid van artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit en volgen telkens de aanpassingen door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3. Het college heeft de verschuldige bijdrage, zoals opgenomen in artikel 3.1 van het Uitvoeringsbesluit verlaagd met 12 procent, waartoe het tweede lid onder a van artikel 3.1, de mogelijkheid biedt.

  • 4. De bijdrage in de kosten wordt berekend en geïnd door het Centraal administratiekantoor (CAK).

  • 5. De hoogte van de eigen bijdragen is vermeld in bijgevoegde bijlage.

Artikel 5 bijdrage algemene voorzieningen

(Gereserveerd)

Artikel 6 Kostprijs

  • 1. De kostprijs van een maatwerkvoorziening is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de maatwerkvoorziening afneemt of aanschaft van een al dan niet gecontracteerde aanbieder, inclusief de bijkomende kosten.

  • 2. De kostprijs, bedoeld in het eerste lid, kan worden bepaald door een aanbesteding, na een consultatie in de markt of op basis van het pakket van eisen en in overleg met de aanbieder.

  • 3. De kostprijs van een persoonsgebonden budget is gelijk aan het bedrag van het persoonsgebonden budget.

Artikel 7 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

In samenspraak met het steunpunt Mantelzorg wordt jaarlijks bepaald wat de blijk van waardering voor mantelzorgers is. Daarbij heeft het college oog voor mantelzorgers van cliënten die mogelijk alleen gebruik maken van algemene voorzieningen. De waardering en ondersteuning van mantelzorgers wordt in samenhang opgepakt.

Artikel 8 Tegemoetkoming meerkosten

  • 1. Het college kan een tegemoetkoming voor aannemelijke meerkosten als bedoeld in artikel 22 van de Wmo verordening Nieuwegein 2015 verlenen indien:

    • a.

      er naar oordeel van het college sprake is van aannemelijke meerkosten in verband met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen; en

    • b.

      voor zover de tegemoetkoming naar oordeel van het college dient ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie van de aanvrager.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend voordat de meerkosten zijn gemaakt.

  • 3. De aanvrager kan slechts aanspraak maken op een tegemoetkoming indien hij geen aanspraak heeft of kan hebben op een vergoeding van de aannemelijke meerkosten op grond van een voorliggende voorziening.

  • 4. De meerkosten als bedoeld in het eerste lid kunnen worden aangenomen indien het college het primaat van verhuizen toepast en de cliënt is verhuisd naar de meest geschikte en beschikbare woning in de gemeente Nieuwegein. Het college kan de tegemoetkoming ambtshalve vaststellen.

  • 5. De aannemelijke meerkosten als bedoeld in het eerste lid kunnen worden aangenomen indien de aanvrager is aangewezen op het gebruik van de eigen auto of taxi voor verplaatsingen in de leefomgeving in verband met zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer als bedoeld in de wet. Daarbij neemt het college in ieder geval de volgende omstandigheden in aanmerking:

    • a.

      het gebruik kunnen maken van de Regiotaxi tegen gereduceerd tarief;

    • b.

      de omvang van de vervoersbehoefte;

    • c.

      de samenvallende vervoersbehoeften van de aanvrager en zijn eventuele echtgenoot of daarmee gelijkgestelde.

  • 6. De aannemelijke meerkosten als bedoeld in het eerste lid kunnen worden aangenomen indien de aanvrager voor zijn zelfredzaamheid en participatie is aangewezen op een sportvoorziening.

  • 7. De hoogte van de tegemoetkoming:

    • a.

      voor verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in het vierde lid bedraagt niet meer dan de in de bijlage bij dit besluit genoemde bedragen;

    • b.

      voor vervoerskosten als bedoeld in het vijfde lid bedraagt de bijdrage voor taxi en auto niet meer dan de in de bijlage bij dit besluit genoemde bedragen;

    • c.

      bij de aanschaf van een sportvoorziening als bedoeld in het zesde lid bedraagt niet meer dan de in de bijlage bij dit besluit genoemde bedragen voor een periode van minimaal drie jaar.

Artikel 9 Participatiebudget

  • 1. Het college kan aan inwoners met aannemelijke meerkosten als bedoeld in artikel 22 van de Wmo verordening Nieuwegein 2015 een participatiebudget verlenen indien:

    • a.

      er naar oordeel van het college sprake is van aannemelijke meerkosten in verband met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen; en

    • b.

      voor zover de tegemoetkoming naar oordeel van het college dient ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie van de inwoner.

  • 2. De inwoner kan slechts aanspraak maken op een participatiebudget indien hij geen aanspraak heeft of kan hebben op een vergoeding van de aannemelijk meerkosten op grond van een voorliggende voorziening.

  • 3. Het college kan bij de beoordeling als bedoeld in het eerste lid onder b rekening houden met de hoogte van het inkomen van de inwoner en zijn eventuele echtgenoot of daarmee gelijkgestelde en de mate waarin zich in een kalenderjaar meerkosten zullen voordoen.

  • 4. Bij de toekenning van het participatiebudget wordt het doel ervan beschreven in het verslag of ondersteuningsplan. Bij een aanvraag voor het daaropvolgende jaar vindt een evaluatiegesprek plaats.

  • 6. De hoogte van het participatiebudget bedraagt maximaal € 500,- per jaar.

  • 7. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van het vorige lid.

Artikel 10 Intrekking en overgangsrecht

  • 1.

    Het Besluit Individuele Wmo voorzieningen 2012 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Wmo-voorzieningen verordening Nieuwegein 2012 en het Besluit Individuele Wmo-voorzieningen 2012, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Wmo-voorzieningen verordening Nieuwegein 2012 en het Besluit Individuele Wmo-voorzieningen 2012 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Wmo verordening gemeente Nieuwegein 2015 en onderhavig besluit, worden afgehandeld krachtens de Wmo verordening gemeente Nieuwegein 2015 en het Besluit Wmo Nieuwegein 2015.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit Besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Wmo Nieuwegein 2015.

Bijlage besluit Wmo

[Klik hier om het document te downloaden]