Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent aanpak van woonoverlast Beleidsregels aanpak woonoverlast Nieuwegein 2017

Geldend van 30-12-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels aanpak woonoverlast Nieuwegein 2017

De burgemeester van Nieuwegein;

gelet op artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2:79 van de Algemene plaatselijke verordening;

besluit

vast te stellen

Beleidsregels aanpak woonoverlast Nieuwegein 2017;

Artikel 1 begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    Apv: Algemene plaatselijke verordening;

  • b.

    bestuurlijke gedragsaanwijzing: een last onder bestuursdwang of dwangsom en een gedragsaanwijzing van de burgemeester;

  • c.

    gegevensverwerking: het verwerken van gegevens als bedoeld in artikel 1 Wet bescherming persoonsgegevens;

  • d.

    ketenpartners: woningcorporaties, GGZ en andere zorginstellingen of andere maatschappelijke organisaties, politie en justitie, die in samenspraak met de gemeente betrokken zijn bij een woonoverlast situatie;

  • e.

    protocol: het protocol aanpak woonoverlast Nieuwegein dat bij deze beleidsregels als bijlage is gevoegd;

  • f.

    woonoverlast: hinder die in, vanuit en rondom een woning kan worden veroorzaakt door een overlastgever of degene voor wie hij verantwoordelijk is overlastgevend gedrag vertoont waardoor een onplezierige ervaring bij omwonenden wordt veroorzaakt, zoals bijvoorbeeld brandgevaar, drugsoverlast, intimiderend gedrag, geluidsoverlast, vervuiling of fysieke verloedering;

  • g.

    zorgplicht: de plicht van een inwoner om er zorg te dragen dat zijn gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

Toelichting:

Omwille van de eenduidigheid van de uitleg van de beleidsregels en het voorkomen van onnodige herhalingen van teksten is een aantal begrippen gedefinieerd.

Opgemerkt wordt dat aangesloten wordt bij begrippen zoals die in wettelijke bepalingen worden gehanteerd. In onderdeel f wordt in de definitie van woonoverlast als voorbeeld brandgevaar benoemd. In het Bouwbesluit is bepaald wanneer sprake is van brandgevaar. Die wettelijke bepaling vormt het kader om te bepalen of sprake is van brandgevaar.

Artikel 2 situaties van woonoverlast

De volgende situaties worden in ieder geval als woonoverlast beschouwd:

  • a.

    geluid- of geurhinder;

  • b.

    hinder van dieren;

  • c.

    hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

  • d.

    overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

  • e.

    intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Toelichting:

In artikel 2:79 lid 3 Apv wordt bepaald dat deze woonoverlast situaties in ieder geval als woonoverlast worden beschouwd. Deze opsomming is niet limitatief. Er kunnen zich feiten en omstandigheden in woonomgevingen voordoen die ook als woonoverlast kunnen worden geduid.

Per geval zal beoordeeld moeten worden of sprake is van een van deze situaties in samenhang met de beoordelingscriteria in artikel 3.

Om te bepalen of er sprake is van hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn kunnen de volgende aspecten van belang zijn:

  • gaat het om bezoek (of aanwezig zijn) dat bestaat uit een korte serie momenten? Gaat het bijvoorbeeld om bezoek van één uur of langer gedurende bepaalde tijdstippen van de dag, avond of nacht? Van een nachtelijk doordeweeks bezoek, kan eerder verwacht worden dat het hinder veroorzaakt dan een nachtelijk bezoek op de vrijdag of zaterdag.

  • Bij tijdelijk wonen kan gedacht worden aan bewoners die een pand in het kader van de Leegstandwet bewonen.

Soms kan er sprake zijn van inwoners die hun woning ernstig vervuilen. De mensen die er wonen, kunnen er zelf last van hebben. Of de buurt krijgt hier last van. Bijvoorbeeld als er veel insecten, muizen of ratten zijn. Of het huis staat zo vol met spullen, dat het zelfs gevaarlijk wordt.

Bij intimidatie van derden vanuit een woning of erf kan bijvoorbeeld worden gedacht aan:

  • dagelijks urenlang harde muziek draaiende buurman;

  • een treiterend buurgezin;

  • bij drugsverslaafden die de buurt onveilig maken en dealen;

  • overlastgevend gedrag bij onregelmatige bewoning door bijvoorbeeld een familielid of kennis van de eigenaar woning;

  • overlastgevend gedrag van een problematische (jeugd)groep;

  • het stelselmatig lastigvallen van een persoon, door die persoon te achtervolgen, steeds op hinderlijke wijze contact op te nemen en soms ook te bedreigen (stalken).

Artikel 3 Beoordelingscriteria

Bij het beoordelen of bij een gedraging van een inwoner sprake is van ernstige en structurele woonoverlast en of daarvoor een bestuurlijke gedragsaanwijzing voor wordt opgelegd worden de volgende aspecten betrokken:

  • a.

    het soort woonoverlast;

  • b.

    de frequentie van de woonoverlast;

  • c.

    de locatie specifieke omstandigheden;

  • d.

    de sociale cohesie in de buurt;

  • e.

    de reikwijdte van de zorgplicht;

  • f.

    welke maatregelen kunnen of al zijn toegepast;

  • g.

    in hoeverre de persoonlijke omstandigheden van de overlastgever bijdragen aan de woonoverlast;

  • h.

    de feitelijke observaties van ketenpartners.

Toelichting:

In artikel 2:79 lid 1 Apv is bepaald:

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

Bij het beoordelen van woonoverlast zal telkens een belangenafweging moeten worden gemaakt, waarbij deze aspecten worden betrokken. Van belang is dat al deze aspecten in onderlinge samenhang worden bezien. Elk geval wordt beoordeeld aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Maatwerk leveren is het devies. Het soort overlast kan bepalend zijn of een last onder dwangsom dan wel last onder bestuursdwang wordt opgelegd.

Met ‘gedragingen in of vanuit die woning of dat erf’ worden bedoeld gedragingen die in of rondom de woning of het erf worden gepleegd. De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf of door bezoekers, gasten of vrienden van de gebruiker, maar ook door (bijvoorbeeld) diens hond. Het gaat om de woning die, of het erf dat, de overlastgever gebruikt. De gedragingen die worden gepleegd in de nabije omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin van de buren, vallen in beginsel onder de bepaling. Zo kan een blaffende hond op de straat voor de woning of een intimide-rende gedraging voor de deur van de woning van de buurman vallen onder het bestanddeel ‘gedragingen in of vanuit die woning of dat erf’, zolang er een duidelijke connectie is tussen de gedraging en de woning of het erf. Bij een blaffende hond of een intimiderende gedraging vijf straten verderop is geen sprake meer van gedragingen vanuit de woning of het erf.

Met locatie specifieke omstandigheden wordt onder meer bedoeld inrichting van de buurt en soort woning.

Om te beoordelen of de sociale cohesie van de buurt wordt aangetast kan gekeken worden of de buurtbewoners de buurt nog als een prettige en veilige woonomgeving ervaren. Indien dat niet het geval is dient bekeken te worden waardoor dit wordt veroorzaakt. Er zal bepaald moeten worden in hoeverre bijvoorbeeld de plaatsing van een multiprobleem gezin dat woonoverlast veroorzaakt een negatief effect op de sociale cohesie in de buurt.

Om de reikwijdte van de zorgplicht van een bewoner te bepalen vormen de fatsoensnormen die in het maatschappelijk verkeer in het algemeen worden aanvaard een leidraad. Huisreglementen van woningcorporaties (en VVE’s) zijn in dit kader ook van belang.

Als de bestuurlijke gedragsaanwijzing een tijdelijk huisverbod inhoudt en de woonoverlast aanhoudt is de burgemeester bevoegd om de looptijd van het tijdelijk huisverbod te verlengen tot ten hoogste vier weken voor zo ver er sprake is van ernstige vrees voor verdere overtreding (artikel 151d lid 3 Gemeentewet).

Verzoeken van omwonenden om een bestuurlijke gedragsmaatregel door de burgemeester te laten opleggen moeten met de nodige zorgvuldigheid worden behandeld. Deze verzoeken moeten ook aan de beoordelingscriteria getoetst worden. In de beschikking, die vatbaar is voor bezwaar en beroep, zal een gedegen motivering aan ten grondslag moeten worden gelegd.

Artikel 4 Gegevensverwerking

De ketenpartners sluiten een convenant waarin in ieder geval afspraken gemaakt worden over:

  • a.

    De wijze van afstemming bij de gezamenlijke aanpak woonoverlast;

  • b.

    Meldpunt(en) woonoverlast;

  • c.

    de gegevensverwerking.

Toelichting:

Om effectieve aanpak woonoverlast te hebben is het van belang dat de ketenpartners nauw samenwerken. De afspraken over deze samenwerking wordt in een convenant vastgelegd.

Het hebben van een gezamenlijk meldpunt is essentieel voor het constateren en de aanpak van woonoverlast situaties.

De ketenpartners beheren en wisselen samen gegevens uit. In het convenant worden bepalingen opgenomen over:

  • definities gebruikte begrippen en omschrijving

  • genoemde partijen (begripsbepalingen);

  • doel van de verwerking en uitwisseling van

  • persoonsgegevens;

  • geheimhoudingsplicht;

  • de gegevens die worden verzameld;

  • verstrekking aan derden;

  • beveiliging;

  • bewaartermijn;

  • verantwoordelijkheidsverdeling;

  • gebruikers;

  • informatieplicht;

  • rechten betrokkenen;

  • recht op inzage.

Artikel 5 Protocol

Voordat een bestuurlijke gedragsaanwijzing wordt toegepast worden de stappen in het protocol doorlopen.

Toelichting:

Voor de beschreven processtappen in het protocol heeft de Handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering als leidraad gediend. Het toepassen van de bestuurlijke gedragsaanwijzing is een uiterste redmiddel. Het uitgangspunt is dat eerst de andere maatregelen mogelijk ingezet kunnen worden om woonoverlast te voorkomen of te verminderen.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels aanpak woonoverlast Nieuwegein 2017.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 14 november 2017.
de burgemeester
F.T.J.M. Backhuijs

Bijlage 1 Protocol aanpak woonoverlast Nieuwegein 2017

De volgende processtappen worden doorlopen om te bepalen of een bestuurlijke gedragsaanwijzing wordt opgelegd:

  1. Quick scan 

 

De volgende checklist wordt doorlopen waarbij elke stap kort wordt gemotiveerd:

 

  • 1.

    Is de situatie acuut? Zo ja: ga door naar stap 2.

  • 2.

    Zo nee: kunnen de bewoners de kwestie zelf oplossen? Zo ja: einde afhandeling.

  • 3.

    Zo nee: is de klacht gegrond? Zo ja: ga door naar stap 2.

  • 4.

    Zo nee: is sprake van discriminatie? Zo ja: helpen bij aangifte. Zo nee: einde afhandeling.

  •  

 

  2. Nader onderzoek 

 

  • 1.

    Is de overlastgever onaanspreekbaar? Zo ja: hulp bieden.

  • 2.

    Zo nee: Is de overlast onrechtmatig?

  • 3.

    Zo ja of zo nee: kies altijd eerst of tegelijk voor niet juridische middelen.

 

  3. Juridische middelen 

 

  • 1.

    Is het gemeentebestuur verantwoordelijk? Zo nee: Kan het via het privaatrecht worden opgetreden? Gaat om woonoverlast in huur- of koopwoning? Is er sprake van strafbare feiten?

  • 2.

    Zo ja: is de woonoverlast ernstig en structureel van aard? Zo nee: kunnen nog niet- juridische middelen worden ingezet?

  • 3.

    Zo nee: is aan alle beoordelingscriteria in artikel 3 getoetst en komt uit de belangenafweging naar voren dat het opleggen van een bestuurlijke gedragsmaatregel de enige passende oplossing is? Zo ja: aan de overlastgever wordt een voornemen kenbaar gemaakt dat een waarschuwing gestuurd om de overlast te beëindigen.

  • 4.

    Wordt de overlast niet beëindigd binnen de termijn van de waarschuwing, dan wordt de bestuurlijke gedragsmaatregel opgelegd met daarbij een begunstigingstermijn. Hierbij wordt bepaald welk gedragsvoorschrift nodig is gelet op het ernst van de woonoverlast.

 

Toelichting:

 

Stap 1 Quick scan

 

Melding of signalering

Signalen of meldingen van ernstige woonoverlast kunnen de gemeente via diverse wegen bereiken. Omwonenden of anderen kunnen woonoverlast zelf rechtstreeks melden bij de gemeente of via het regionale Meldpunt rond zorg en overlast van de GGDrU. Het kan ook zo zijn dat de gemeente,  de politie, een woningcorporatie of één van de ketenpartners van de gemeente mogelijke situaties van ernstige woonoverlast signaleert of rapporteert.

 

Vaststellen, verificatie en kwalificatie van de woonoverlast

Meldingen die bij de gemeente binnenkomen worden geverifieerd, al dan niet door of met behulp van politie, boa’s of andere partijen die betrokken zijn bij de aanpak van woonoverlast. In geval van huurwoningen kan daarbij een rol zijn weggelegd voor de woningcorporatie. Belangrijk is immers om de precieze aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen. Naar verwachting zal slechts bij een deel van de meldingen van woonoverlast sprake zijn van “ernstige en herhaaldelijke

woonoverlast” als bedoeld in artikel 2.79, eerste lid, APV.

 

Stap 2 Nader onderzoek

 

Eerst zal geïnventariseerd worden wat is al gedaan in het verleden (welke interventies zijn gehanteerd zonder dat deze het gewenste effect hadden?)

 

Dossiervorming

Om effectief te kunnen ingrijpen in geconstateerde gevallen van woonoverlast zal een dossier moet worden aangelegd dat onder meer klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages, de contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden en (professionele) partijen en instanties, gespreksverslagen, beoordelingen en evaluaties en adviezen van bij de bestrijding van woonoverlast betrokken partijen kan bevatten. De gemeente ziet erop toe dat het voor een adequate bestrijding van de ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’ noodzakelijke overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt. Dit vergt onder meer overleg en afstemming tussen de afdelingen Toezicht, Veiligheid & Leefbaarheid en de afdelingen in het sociale domein. De gemeente zal relevante informatie in dit verband, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy, bundelen in een dossier. Het beschikken over een deugdelijk dossier en de  dossieropbouw vormt immers een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toe-passing van de bestuurlijke gedragsaanwijzingsbevoegdheid.

 

Verkenning en inventarisatie mogelijke interventies en maatregelen

Met het oog op het de-escaleren, normaliseren en tegengaan van de geconstateerde “ernstige woon-overlast” zal vervolgens, rekening houdend met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit én met de specifieke kenmerken van de voorliggende casus, worden bekeken welke interventies of maatregelen in het concrete geval (kunnen) zijn aangewezen.

Daarbij geldt in beginsel een voorkeursvolgorde, waarbij een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere wettelijke instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is gebleken én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid (het effectief tegengaan van de ernstige woonoverlast).

Op hoofdlijnen geldt daarbij een opbouw van licht naar zwaar: (1) eerst een “goed gesprek” (bijvoorbeeld met de wijkagent of buurtbeheerder, via buurtbemiddeling of via mediation), daarna (2) een op schrift gestelde ‘officiële waarschuwing’ van de burgemeester waarbij wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een (met een dwangsom versterkte) gedragsaanwijzing of het opleggen van een last onder bestuursdwang indien overtreding van de zorgplicht niet wordt beëindigd en, mocht ook dat geen effect sorteren, (3) het daadwerkelijk opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van het toepassen van last onder bestuursdwang of dwangsom.

    

Stap 3 Juridische middelen

 

Daadwerkelijke inzet van maatregelen of het geven van een gedragsaanwijzing

Bij de eerste stappen ter bestrijding van de geconstateerde ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’– kort gezegd: het informele, althans op vrijwillige basis gelegde, contact met de betrokken bewoner(s)en het geven van een ‘officiële waarschuwing’ – geldt geen bijzondere voorbereidingsprocedure.

Bij de toepassing van de bestuursrechtelijke herstelsanctie van de gedragsaanwijzing zal de betrokken bewoner als belanghebbende op grond van artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze rondom het opleggen van de gedragsaanwijzing naar voren te brengen. Hierbij zal standaard een begunstigingstermijn van twee weken worden aangehouden, waarvan in bijzondere gevallen kan worden afgeweken. Rekening houdend met die zienswijze zal de burgemeester besluiten de gedragsaanwijzing al dan niet (of in gewijzigde vorm) op te leggen. Daarbij wordt exact omschreven wat van de betrokken overlastgever wordt verwacht, welke begunstigingstermijn daarvoor geldt en wat de gevolgen zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de opgelegde last. De last zal zijn afgestemd op de aard van de overtreding en op de individuele omstandigheden van het geval, waarbij belangrijk is het in het vermogen van de betrokkene moet liggen om tijdig aan de last te kunnen voldoen.

Voor zover gekozen wordt voor een gedragsaanwijzing, zal deze in beginsel de juridische vorm van een last onder dwangsom aannemen. In voorkomende gevallen kan dit anders zijn, bijvoorbeeld wanneer de vereiste spoed zich verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom en direct optreden van overheidswege (in de vorm van de toepassing van bestuursdwang of dwangsom) is aangewezen of indien op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn. In die gevallen kan meteen worden gekozen voor een last onder bestuursdwang (of dwangsom). Het tijdelijk huisverbod (artikel 151, derde lid, Gemeentewet), waarbij een bewoner tijdelijk de toegang tot de woning wordt ontzegd, geldt als laatste redmiddel.

 

Kostenverhaal

Uitgangspunt bij de toepassing van bestuursdwang is dat de kosten ervan voor rekening van de overtreder van de zorgplicht (2:79, eerste lid, APV) komen.

 

Toezicht en handhaving

Het toezicht op de naleving van de opgelegde last is belegd bij de politie en de bijzondere opsporingsambtenaren van de gemeente.