Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent financiën (Financiële beheersverordening Nieuwegein 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent financiën (Financiële beheersverordening Nieuwegein 2021)

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2020;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet en Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten;

besluit vast te stellen de

Financiële beheersverordening 2021 gemeente Nieuwegein

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Nieuwegein en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2.

    Financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van mutaties betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Nieuwegein om tot een goed inzicht te komen in:

    • a.

      de financiële positie;

    • b.

      het financiële beheer;

    • c.

      de uitvoering van de begroting;

    • d.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • e.

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • 3.

    Administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • 4.

    Financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Nieuwegein.

  • 5.

    Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.

  • 6.

    Doelmatigheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt om met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen het gewenste resultaat te bereiken.

  • 7.

    Doeltreffendheid: de mate waarin de gemeente erin slaagt het resultaat te bereiken zoals vooraf met het vastgestelde beleid werd beoogd.

  • 8.

    Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • 9.

    BBV: besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 10.

    Taakvelden: eenheden waarin de programma’s, of de eenheden in overzichten en bedragen de begroting zijn onderverdeeld.

Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma indeling

  • 1. De raad geeft bij de aanvang van de nieuwe raadsperiode aan of de programma-indeling moet worden aangepast.

  • 2. Deze indeling staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dingende redenen zijn tot wijzigingen. Wijzigingen worden bij de begroting expliciet vermeld.

  • 3. De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de wijze waarop gestreefd wordt die effecten te bereiken;

    • c.

      de indicatoren om dit te meten;

    • d.

      de raming van de baten en lasten.

  • 4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

  • 5. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de maatschappelijke effecten en van de wijze waarop de maatschappelijke effecten worden bereikt, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten per product weergegeven en de reservemutaties.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken wordt een overzicht ingericht naar taakvelden opgenomen.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 5. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt jaarlijks aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor het zomerreces vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. Het college waarborgt dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt er ten aanzien van de taakveldraming zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten eenduidig zijn toegewezen aan de taakvelden;

    • b.

      de budgetten en de kredieten voor (vervangings)investeringen passen binnen de kaders waarmee de raad in de nota bedoeld in artikel 4, heeft ingestemd.

  • 3. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 4. De nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd, tenzij de raad op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

  • 5. Aanpassing van het totaal van de lasten en baten boven een bedrag van € 25.000 van een programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen, de stelposten, de reservemutaties en kredieten is alleen mogelijk door middel van een door de raad goedgekeurde begrotingswijziging.

  • 6. Het college kan door middel van een collegebesluit de raming van de lasten en baten van de taakvelden of producten wijzigen, mits dit niet leidt tot een wijziging van het totaal van de lasten en baten van een programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de reservemutaties. Voor bedragen beneden de € 25.000 is het college eveneens bevoegd tot wijzigingen aan te brengen in het totaal van de lasten en baten van een programma, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de reservemutaties, mits deze binnen de begroting budgettair neutraal kunnen worden verwerkt.

  • 7. Het college informeert de raad via de tussentijdse rapportage over te verwachten verschillen in de werkelijke lasten en baten ten opzichte van de in de begroting geraamde bedragen en of wijzigingen van het geautoriseerde investeringskrediet. En doet daarbij een voorstel aan de raad voor wijziging van het budget of voor bijstelling van het beleid indien de afwijking > €25.000.

  • 8. In bijzondere gevallen worden begrotingswijzigingen volgend uit afzonderlijke beleidsvoorstellen aan de raad voorgelegd.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente.

  • 2. De tussenrapportage zoals bedoeld in lid 1, bevat een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • c.

      een overzicht van wijzigingen op fiscaal gebied;

    • d.

      het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en

    • g.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportage zoals bedoeld in lid 1, wordt toegelicht de afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000.

  • 4. Het college legt, in aanvulling op lid 1 t/m 3, 2 keer per jaar in het kader van de begrotingsrechtmatigheid een technische begrotingswijziging aan de gemeenteraad voor waarmee alle budgetmutaties, het overzicht algemene dekkingsmiddelen en de reservepositie worden vastgesteld.

  • 5. Budgetoverhevelingen worden indien mogelijk in het lopende boekjaar nog verwerkt in de tweede wijziging zoals bedoeld in het vorige lid. Resterende overhevelingen worden bij de jaarrekening verwerkt.

Artikel 7. Informatieplicht

  • 1. Het college is bevoegd tot het doen van uitgaven binnen de door de raad vastgestelde programma’s. De raad wordt echter vooraf geïnformeerd over het voornemen en in de gelegenheid gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij de begroting vastgestelde “afzonderlijke” verplichtingen inzake:

    • a.

      investeringen groter dan € 500.000;

    • b.

      het verstrekken van leningen, waarborgen groter dan € 500.000;

    • c.

      mutaties in deelnemingen;

    • d.

      een situatie waarbij bovengenoemde zaken in combinatie, binnen een en hetzelfde programma, een bedrag van € 500.000,-- overschrijdt

  • 2. Onder dit artikel vallen ook transacties in natura en worden de aangegeven grensbedragen geacht van toepassing te zijn conform de waarde die aan die transactie in natura kan worden toegekend in het gebruikelijk economisch verkeer.

  • 3. In een situatie van overduidelijke overmacht is het college gerechtigd besluiten te nemen en kosten te maken mits zij de raad hiervan onverwijld per afzonderlijke brief op de hoogte stelt.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3 Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

Vaste activa worden gewaardeerd en afgeschreven conform de uitgangspunten zoals die zijn vastgelegd in de nota “Investerings- en Afschrijvingsbeleid”.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt ten minste één keer in de vijf jaar aan de raad de (bijgestelde) nota reserves en voorzieningen aan. De nota behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van bestemmingsreserves;

    • c.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • d.

      de vorming en besteding voorziening oninbare vorderingen;

    • e.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

    • f.

      de werking van overhevelingsreserves.

    • g.

      de looptijd van de reserves

  • 3. Het college informeert de raad elk jaar over de stand van zaken m.b.t. de reserves en voorzieningen via de begroting en jaarrekening. Mutaties in de looptijd van reserves worden aan de raad ter besluitvorming voorgelegd.

Artikel 11. Verbonden partijen

  • 1. Het college biedt één keer in de vijf jaar aan de raad de nota verbonden partijen aan. De nota geeft kaders en richtlijnen voor de relatie met de verbonden partijen en vormgeving van de sturingsrelatie en risicobeheersing.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen tenminste de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoordingprovincies en gemeenten op. De beleidsrealisatie omtrent verbonden partijen is opgenomen in het bijbehorende programma.

Artikel 12. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. Het college biedt ten minste één keer in de vijf jaar aan de raad de (bijgestelde) nota ‘Risico management & weerstandsvermogen’ aan.

  • 2. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. De nota “Risicomanagement & Weerstandsvermogen”, als uitvloeisel van deze verordening, bevat het beleid en nadere regels over het risicomanagement.

Artikel 13. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de beheerplannen openbare ruimte aan. Deze plannen geven het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, spelen, schoon, civiele bouwwerken en weg- en straatmeubilair. De raad stelt deze plannen vast.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, alsmede de planning en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in ieder geval de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 5. De nota kapitaalgoederen, als uitvloeisel van deze verordening, bevat het beleid en nadere regels omtrent het onderhoud van kapitaalgoederen.

  • 6. Bij het besluit met betrekking tot de plannen zoals bedoeld in lid 1, 2 en 3 bevat tevens de gekozen methodiek en de wijze waarop deze kosten in de begroting worden verwerkt.

Artikel 14. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt de raad ten minste eens in de 5 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad;

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • e.

      de methode van winstneming;

    • f.

      het risicomanagement;

    • g.

      het vormen van voorzieningen voor verlieslatende exploitaties.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoordingprovincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

Artikel 15. Lokale heffingen

  • 1. Het college biedt tenminste ieder jaar een (bijgesteld) raadsvoorstel lokale heffingen en belastingen aan. Dit voorstel behandelt in ieder geval:

    • a.

      de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke heffingen en belastingen;

    • b.

      de kostendekking van de heffingen;

    • c.

      de druk van de lokale belastingen en heffingen in relatie tot landelijke en regionale cijfers;

    • d.

      het kwijtscheldingsbeleid;

    • e.

      het tarievenbeleid.

  • 2. Het raadsvoorstel bevat voorts een overzicht van de verordeningen met de bijbehorende vaststellingsdata waarop de tarieven en prijzen zijn vastgelegd. De raad stelt de verordeningen vóór 31december van het jaar voorafgaande aan het heffingsjaar vast.

  • 3. Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen in ieder geval op de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 16. Financieringsfunctie

Het college stelt regels op ter uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze regels vast in een Besluit Financieringsstatuut. Het college zendt het Besluit Financieringsstatuut ter kennisneming aan de raad.

Artikel 17. Garantstelling

  • 1. Het college verleent gemeentegaranties onder de voorwaarden van het gestelde in lid 2 tot en met 4.

  • 2. Het verlenen van gemeentegaranties voor sport is mogelijk onder voorwaarde dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) mede garant staat.

  • 3. Het verlenen van gemeentegarantie is mogelijk in incidentele gevallen indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de te realiseren voorziening dient het algemeen belang en er worden geen commerciële activiteiten verricht;

    • b.

      zonder gemeentegarantie komt de voorziening niet van de grond;

    • c.

      geen andere mogelijkheden binnen het gemeentelijk beleid bieden uitkomst;

    • d.

      uit meerdere offerten blijkt dat financiële instellingen niet bereid zijn financiering te verzorgen zonder gemeentegarantie;

    • e.

      het risico aanvaardbaar is door zekerheidsrechten of bestuurlijke invloed.

  • 4. Voor het oversluiten van reeds gegarandeerde geldleningen voor door de gemeente gesubsidi-eerde instellingen is het mogelijk de garantstelling te verlengen onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de conversielening binnen de oorspronkelijke looptijd afloopt;

    • b.

      er niet meer wordt gegarandeerd dan de pro-resto hoofdsom;

    • c.

      een exploitatievoordeel wordt bereikt door het afsluiten tegen een lagere rente;

    • d.

      het risico voor de gemeente niet groter wordt.

  • 5. Afwijkingen op het bepaalde in dit artikel zijn mogelijk door hier een besluit op te vragen van de raad.

Artikel 18 Kostprijstoerekening

In de begroting wordt jaarlijks uiteengezet hoe de kosten aan programma’s en producten worden toegerekend.

Artikel 19 Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties en kapitaal aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Hoofdstuk 4. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Budgethouderschap

  • 1. Het college stelt minstens één keer in de vijf jaar een regeling budgethouderschap vast.

  • 2. Het college draagt op grond van deze regeling zorg voor het vastleggen van verleende mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en kapitaalkredieten conform de bepalingen van deze regeling en het financieringsstatuut.

Artikel 21. Verslaggeving grondbedrijf

  • 1. Verslaggeving over het grondbedrijf vindt plaats conform het besluit begroting en verantwoording en de regels en uitgangspunten zoals die zijn vastgelegd in de nota Grondbeleid Nieuwegein. Hierin is onder andere vastgelegd op welke wijze voorzienbare verliezen moeten worden genomen, op welke wijze het resultaat op winstgevende complexen kan worden genomen en in welke gevallen rentebijschrijving op de boekwaarde van onderhanden werken is toegestaan.

  • 2. Gelijktijdig met de jaarrekening stelt de raad elk kalenderjaar de exploitatieopzetten van het grondbedrijf vast.

  • 3. Kredieten van het grondbedrijf kunnen worden aangevraagd in de primitieve begroting indien deze binnen de vastgestelde grondexploitatie passen. Dit vindt plaats onder specificatie van de investeringen op het betreffende programmaveld in de begroting.

  • 4. Het college verstrekt aan de raad informatie over de lopende exploitaties gelijktijdig met de tussentijdse bestuursrapportage als bedoeld in artikel 6.

Artikel 22. Administratie

De administratie van de gemeente is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en andere personen of instellingen voor het maken van kostencalculaties en andere nader aan te wijzen doeleinden;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving en het afleggen van verantwoordelijkheid daarover;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • g.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid van het gevoerde beheer;

  • h.

    het registreren van bezittingen, activa, passiva en vermogen.

Artikel 23. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor en legt zo nodig in besluiten vast:

  • a.

    De inrichting en de werking van de financiële administratie, zodanig dat deze voldoet aan het ‘Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten’ en andere relevante wet – en regelgeving.

  • b.

    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • c.

    Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de ambtelijke organisatie;

  • d.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • e.

    Instructies voor de functie van heffingsambtenaar ex art. 231 lid 2c Gemeentewet en invorderings-ambtenaar ex art. 231 lid 2c Gemeentewet;

  • f.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten in de budgethouderschapsregeling;

  • g.

    De interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • h.

    De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • i.

    De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden of producten;

  • j.

    Het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten. De interne regels in overeenstemming zijn met de landelijke en Europese regelgeving. Dit wordt vastgelegd in het inkoop- en aanbestedingsbeleid Nieuwegein;

  • k.

    Het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • l.

    Het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 24 Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkseinterne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de financiële beheers handelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen in de registratie neemt het collegemaatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3. Met ingang van 2021 legt het college verantwoording af over de rechtmatigheid.

Artikel 25 Fiscaliteit

  • 1. De raad stelt elke 4 jaar een fiscale beleidsnota vast.

  • 2. Deze nota bevat tenminste de kaders voor de afhandeling van BTW, Vpb en loonheffing en het risicoprofiel dat de gemeente daarbij hanteert.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 26 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De “Financiële beheersverordening gemeente Nieuwegein 2015” wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 27 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële beheersverordening Nieuwegein 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 december 2020.

de griffier

de voorzitter