Regeling vervallen per 13-03-2015

Beleid Horeca-exploitatievergunning

Geldend van 02-08-2012 t/m 12-03-2015

Intitulé

Beleid Horeca-exploitatievergunning

 

Hoofdstuk 1         Inleiding

De horecafunctie is een belangrijke bindende factor in het sociaal-economisch functioneren van Nieuwegein. Zij biedt veel mensen werk en vervult een wezenlijke functie in de ondersteuning van de winkel- en ontmoetingsfunctie. De horecasector kent echter ook een schaduwzijde. Gedacht moet worden aan geluidshinder vanuit bepaalde inrichtingen als gevolg van muziek en/of bezoekers of verstoring van de openbare orde. Om de positieve beleving van de Nieuwegeinse horeca te handhaven dient overlast en hinder zoveel mogelijk te worden voorkomen door een actief gemeentelijk horecabeleid. Een goede samenwerking tussen horeca, politie en gemeente is van belang om een voor een ieder acceptabel horecabeleid te kunnen voeren.

1.1 Wat vooraf ging

In 1992 is horecabeleid vastgesteld naar aanleiding van een horeca-onderzoek. Het beleid kende vooral een economische en planologische achtergrond. Uitgangspunten toen waren het voeren van een beperkt stimuleringsbeleid, het bevorderen van de diversiteit in de horeca en het bevorderen van horecaconcentratiegebieden van horeca.

 

Sinds 2003 is het horeca exploitatievergunningstelsel in de APV van Nieuwegein opgenomen. Tot op heden zijn op grond van dit artikel alleen terrasvergunningen verleend. Het is de bedoeling om integrale exploitatie-vergunningen te gaan afgeven (inclusief het terras).

 

In 2004 heeft het college de Nota Terrassenbeleid vastgesteld. De afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling heeft in 2008 het Terrassenbeleid geëvalueerd. Dit heeft geleid tot een notitie voor nieuw terrassenbeleid. Dit beleid is niet verder in routing gebracht (inspraak en besluitvorming) omdat eind 2008 de burgemeester heeft ingestemd met het ontwikkelen van de (integrale) horeca exploitatievergunning. Dit heeft de burgemeester in een brief aan alle horeca-ondernemers in Nieuwegein en Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Nieuwegein bekendgemaakt.

Het nieuwe terrassenbeleid is integraal opgenomen in deze notitie (hoofdstuk 3.2).

1.2 Horeca convenant

Eind januari 2009 hebben Nieuwegeinse horeca, politie en de gemeente het Horecaconvenant ondertekend. Het convenant bevat afspraken tussen de drie partijen, met als doel de veiligheid in de horeca te verbeteren en overlast te voorkomen: “Er is sprake van een gezamenlijk belang (een veilig uitgaansklimaat) en een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Alle partijen willen dan ook een inspanning leveren om verstoring van de openbare orde in en rond de horeca-inrichtingen te voorkomen, evenals de verschillende vormen van overlast en van discriminatie. Zo wordt een goed en veilig ondernemingsklimaat gecreëerd.

De gemeente Nieuwegein zet zich in dat kader in voor het regisseren van integraal horecabeleid. Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt bij horecagelegenheden aandacht besteed aan het aspect veiligheid. Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor de kwaliteit van het woon- en leefklimaat in de omgeving van horecagelegenheden.”

Het inzetten van een (integrale) horeca-exploitatievergunning is hier mede de uitwerking van. Daarnaast moest de burgemeester tot nu toe te zware juridische instrumenten gebruiken (noodbevelen) om bij overlast of dreigende verstoring van de openbare orde in te kunnen grijpen. Het is wenselijk om de exploitatievergunning in te voeren, omdat er op die manier een minder zwaar middel voorhanden is om de openbare orde desgewenst te reguleren.

1.3 Totstandkoming

Dit beleid is tot stand gekomen in nauwe en integrale samenwerking tussen de afdelingen: Stadswinkel, Handhaving Bebouwde Omgeving, Ruimtelijke Ontwikkeling, Brandweer en Communicatie en Juridische Zaken. Advies is voorts gevraagd van de afdeling Duurzame Ontwikkeling (bestemmingsplannen), Beheer, de units Openbare Orde en Veiligheid en Juridische zaken, de afdeling Stadstoezicht en de cluster Wijkgericht werken van de concernstaf. Tevens is de politie om advies gevraagd.

 

Het conceptbeleid is besproken met het bestuur van de Koninklijke Horeca Nederland, afdeling Nieuwegein. De reacties daarop zijn verwerkt in het definitieve concept dat op 10 augustus 2010 door de burgemeester is vrijgegeven voor inspraak. In het kader van het inspraaktraject heeft publicatie op de gemeentelijke informatiepagina van de Molenkruier plaatsgevonden en hebben alle horecaondernemers, die een terrasvergunning of drank- en horecavergunning hebben, een exemplaar ontvangen. Ook is een exemplaar verstuurd aan alle wijknetwerken en wijkplatforms. Het conceptbeleid heeft vier weken ter inzage gelegen van 25 augustus tot en met 22 september 2010.

 

Dit heeft geleid tot twee zienswijzen. Deze zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien (zie de aparte bijlage bij deze notitie).

 

Vervolgens heeft de burgemeester op 9 november deze beleidsnotitie vastgesteld. Het vastgestelde beleid is op 24 november bekendgemaakt in de Molenkruier en treedt op 1 januari 2011 in werking.

 

De invoering van de exploitatievergunning is nieuw beleid; het terrassenbeleid is in 2008 geëvalueerd. Nieuw beleid heeft een bepaalde werkingsduur nodig, alvorens effecten kunnen worden opgemerkt. Het is het voornemen om in 2014 het integrale beleid te evalueren, indien nodig kan dit eerder. 

Hoofdstuk 2         Juridisch kader

Op horecabedrijven is een veelheid van vaak complexe wettelijke regels van toepassing. Het betreft regelingen van zowel de Europese Unie, het Rijk als de gemeente.

 

Europese regelgeving:

Europese Dienstenrichtlijn (zie bijlage)

 

Landelijke regelgeving:

Drank- en Horecawet

Milieuwetgeving

Wet op de Kansspelen

Wet op de Ruimtelijke Ordening

Gebruiksbesluit

Wet BIBOB

 

Gemeentelijke regelgeving1

Algemene Plaatselijke Verordening (APV); waarin exploitatievergunningstelsel (incl. terras), 12-dagenregeling en het maximaal aantal speelautomaten

Uitvoering Wet op de Ruimtelijke Ordening (bestemmingsplan)

BIBOB beleidsregels

Beleidsregels handhaving bestemmingsplannen

1Met de herziening van de APV in 2008 en 2009 uit oogpunt van deregulering, is de gemeentelijke regelgeving voor horeca teruggebracht naar twee gemeentelijke regelingen, waar voorheen nog zes verschillende gemeentelijke verordeningen en regelingen golden.

2.1 APV

Op 2 april 2009 is de laatste herziening van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) voor de gemeente Nieuwegein vastgesteld. In artikel 2:28 is een exploitatievergunningenstelsel opgenomen voor alle horecabedrijven (inclusief terrassen) binnen het grondgebied van de

gemeente Nieuwegein.

 

Horecagelegenheden zijn voor het publiek toegankelijke plaatsen. De burgemeester is, gelet op artikel 174 van de Gemeentewet verantwoordelijk voor het ordelijk verloop van het gemeenschapsleven in de openbare ruimten en in voor publiek toegankelijke inrichtingen (horecagelegenheden). Met een vergunningenstelsel en horecabeleid heeft het gemeentebestuur instrumenten in handen om de openbare orde te handhaven en de woon- en leefomgeving te beschermen. Voor die inrichtingen die niet voor publiek toegankelijk zijn (zoals besloten sociëteiten en gezelligheidsverenigingen) is niet de burgemeester maar het college het bevoegde orgaan.

 

Het beleid dat aan de vergunningverlening ten grondslag ligt, dient nauw samen te hangen met het planologisch beleid. Daarbij geldt als uitgangspunt, dat strijd met het bestemmingsplan een grond tot weigering van een exploitatie-vergunning vormt. Een aanvraag voor een horeca-exploitatievergunning wordt eerst hieraan getoetst2. Indien er vervolgens geen strijd is met het planologisch beleid kan er getoetst worden aan de overige bepalingen van de APV.

2  Terrassen worden niet speciaal genoemd in bestemmingsplannen. Impliciet valt af te leiden dat terrassen vallen onder de bestemming Horecabedrijven (het niet bebouwde deel van het bestemmingsvlak), of de bestemming Verkeers- en Verblijfsgebied. Valt een terras niet onder één van deze bestemmingen, dan zal in beginsel sprake zijn van strijd met het bestemmingsplan.

Een horecabedrijf is de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden (artikel 2:27 van de APV).

 

Op grond van de APV zijn winkels in de zin van de Winkeltijdenwet, die als nevenactiviteit een horecagedeelte hebben, uitgesloten van de vergunningplicht (artikel 2:28, vierde lid, APV). Voor het horecagedeelte geldt dezelfde sluitingstijd als voor de winkel om te voorkomen dat de horeca-activiteiten na sluitingstijd worden voortgezet (vijfde lid). De gemeenteraad heeft bovendien bepaald dat de horeca exploitatievergunningplicht niet geldt voor een horecabedrijf in een zorginstelling of museum (artikel 2:28, zesde lid, van de APV).

 

De horeca exploitatievergunning is persoonsgebonden (artikel 1:5 van de APV). Een persoonsgebonden vergunning houdt in dat bij de aanvraag ook gekeken wordt naar de persoon van de exploitant en dat de vergunning niet meer overdraagbaar is. De voornaamste reden om de exploitatievergunning persoongebonden af te geven is gelegen in het feit dat de persoon van de exploitant een belangrijke rol speelt in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt.

 

De horeca exploitatievergunning geldt voor onbepaalde tijd (artikel 1:7 van de APV).  Er dient een nieuwe vergunning aangevraagd te worden indien er sprake is van een wijziging in de exploitatie. Bij een wijziging van de afmeting en/of vorm van het terras, van het terrasmeubilair, van leidinggevenden of andere wijzigingen van ondergeschikte aard, kan volstaan worden met een wijzigingsaanvraag. Voor wijzigingen aan de inrichting vanwege verbouwing is doorgaans een nieuwe drank- en horecavergunning nodig. Afhankelijk van de aard en omvang van de verbouwing kan een nieuwe exploitatievergunning nodig zijn.

2.2 Leges

De legeskosten die bij de verstrekking van diverse vergunningen worden berekend, worden per jaar vastgesteld door de gemeenteraad in de Legesverordening. Gezien het feit, dat dit jaarlijks wijzigende bedragen zijn, worden de bedragen niet in deze nota opgenomen. De vaststelling van de Legesverordening wordt bekendgemaakt via publicatie op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

2.3 Precario

Indien een terras zich bevindt op gemeentegrond, wordt precariobelasting geheven. Dat is een directe belasting voor het hebben van voorwerpen op grond van de gemeente, voor de openbare dienst bestemd. De tarieven staan in de Verordening precariobelasting vermeld. Indien als gevolg van gemeentelijke werkzaamheden, marktdagen of bepaalde evenementen, het terras voor een periode van meer dan één week niet kan worden gebruikt, hoeft over de periode dat de werkzaamheden duren geen precariobelasting te worden betaald.   

 

Voor horecaondernemers die een terras willen uitbaten op eigen grond, geldt de plicht tot het betalen van precariobelasting niet. Ook de Verordening precariobelasting wordt jaarlijks door de gemeenteraad vastgesteld en op de gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

 

Tot en met 2009 kenden we een terrasseizoen en werd precariorecht geheven over de periode 15 maart tot 15 oktober. …

2.4 Beleidsregels BIBOB

Met ingang van 1 september heeft de gemeente Nieuwegein beleidsregels voor het toepassen van de wet BIBOB (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur). Hiermee hebben we een extra instrument in handen om criminele activiteiten te weren uit de gemeente.

 

De wet BIBOB bestaat sinds 1 juni 2003. Het college en de burgemeester hebben op 25 maart 2008 beleidsregels vastgesteld hoe om te gaan met hun bevoegdheid tot toepassing van de wet BIBOB. De wet BIBOB maakt het mogelijk om vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten te weigeren of in te trekken als er sprake is van ernstig gevaar dat criminele activiteiten mogelijk worden gemaakt met behulp van deze overheidsmiddelen.

 

Horeca-ondernemers die een vergunning aanvragen krijgen te maken met de wet BIBOB, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm. Er moet dan een BIBOB vragenlijst ingevuld worden en leges worden betaald. Als de aanvrager de vragenlijst weigert te beantwoorden of niet volledig invult, wordt de vergunning geweigerd.

 

De gemeente toetst de vergunningaanvraag aan het beleid. Hiervoor maakt zij gebruik van een aantal openbare bronnen. Mocht er aanleiding zijn tot verdere toetsing, bijvoorbeeld een onduidelijke financiering of bedrijfsorganisatie, dan kan de gemeente besluiten het landelijke bureau BIBOB in te schakelen. Dit bureau heeft toegang tot bronnen van politie, justitie en de belastingdienst.

 

De gemeente kan op basis van het advies van het bureau BIBOB een vergunning weigeren of intrekken.

Hoofdstuk 3         Beleid

Een horeca-exploitatievergunning is vereist indien in een horecabedrijf tegen vergoeding logies worden verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. De vergunning wordt door de burgemeester op grond van artikel 2:28 van de APV verleend. In de horeca-exploitatievergunning worden naast de aard van het bedrijf (de exploitatievorm; bijvoorbeeld restaurant, lunchroom, discotheek, jongerencentrum, café, zalencentrum, ijssalon, etc.) ook de voorschriften ten aanzien van het eventueel te exploiteren terras opgenomen. Deze vergunning is ten opzichte van het bestemmingsplan een noodzakelijk aanvullend instrument om te komen tot een goed en adequaat horecabeleid in Nieuwegein.

 

De burgemeester kan op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) beleidsregels vaststellen. Door het vaststellen van beleid wordt duidelijkheid gegeven aan alle betrokken partijen over hoe de gemeente Nieuwegein invulling wenst te geven aan de exploitatie van horeca en terrassen. Bovendien bevordert het beleid een snelle besluitvorming op aanvragen voor een exploitatievergunning.

 

Aangezien het onmogelijk is om alle zaken, die betrekking hebben op de exploitatie van de horeca te voorzien of vast te leggen in beleidsregels, is de burgemeester bevoegd met behulp van de zogenaamde hardheidsclausule af te wijken van de beleidsregels (artikel 4:84 van de Awb). Van de hardheidsclausule mag gebruik worden gemaakt voor zover de toepassing van het beleid leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard en voor het leveren van maatwerk. In de gevallen waarin deze beleidsregels niet of onvoldoende voorzien, beslist de burgemeester.

 

De in dit hoofdstuk genoemde randvoorwaarden vormen het algemene beleidskader. Per situatie/locatie/aanvraag kunnen nadere eisen worden gesteld in het kader van de openbare orde en (verkeers-)veiligheid.

3.1           Woon- en leefsituatie in de omgeving

De exploitatievergunning is primair een overlastvergunning: zij biedt de mogelijkheid preventief te toetsen, of de exploitatie van een horecabedrijf zich verdraagt met het woon- en leefmilieu ter plaatse. Daarbij is van belang in welke mate van het bedrijf zelf overlast is te duchten, maar ook in welke mate de komst van het bedrijf de leefbaarheid en het karakter van de buurt zullen aantasten.

 

Bij de vergunningverlening let de burgemeester op de aard van de inrichting, de mate van de te constateren overlast, het karakter van de omgeving (de straat en de wijk), de (justitiële) achtergrond van de beheerder, eventuele eerdere tijdelijke sluitingen, en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie. Bij de “aard van de inrichting” wordt gekeken naar het soort horeca (bijvoorbeeld discotheek of lunchroom) in relatie overlast en bestemmingsplan. Bij mate van overlast valt te denken aan de sluitingstijden die de exploitant zelf opgeeft, overlast van mensen die buiten roken (als het horecabedrijf binnen geen aparte rookruimte heeft) en overlast door parkeren en verkeerslawaai. Bij karakter van omgeving moet worden gedacht aan de verkeersituatie, aantal beschikbare parkeerplaatsen voor bezoekers, afstand tot woningen, breedte van de straat tot aan de overzijde, etc.

De afdelingen Duurzame Ontwikkeling, Handhaving Bebouwde Omgeving, Beheer en Brandweer worden bij de vergunningaanvragen om advies gevraagd. Bij nieuw te vestigen bedrijven op een nieuwe locatie kan een preventieve afweging van de aard van het bedrijf ten opzichte van de omgevingsfactoren worden gemaakt. De politie kan hierbij om advies worden gevraagd.

De feitelijke kracht van het stelsel ligt in de mogelijkheid voor de burgemeester om een vergunning tijdelijk of definitief in te trekken (en dus de exploitatie tijdelijk of definitief te doen staken) wanneer sprake is van aan de inrichting te relateren ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat, de openbare orde, de veiligheid en de zedelijkheid, dan wel (herhaalde) overtreding van de aan de vergunning verbonden voorschriften. De burgemeester zal de tijdsduur van de intrekking moeten motiveren en moeten relateren aan de ernst en de aard van de geconstateerde overtredingen.

3.2           Terras

Een terras is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Tot het terrasmeubilair wordt in ieder geval gerekend: tafels en stoelen en andere zitgelegenheden3, afscheidingen, parasols, (zonne)schermen, verlichtingsarmaturen, plantenbakken, mobiele taps, (mobiele) verwarming, afvalbakken, menuborden en snoepautomaten.

3Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan een zitbankje dat benut wordt voor rokers.

3.2.1 Gebruik

Terrassen mogen het hele jaar door gebruikt worden. Van zondag  tot en met donderdag mogen de terrassen tussen 9:00 en 23:00 uur gebruikt worden. Op vrijdag en zaterdag mogen de terrassen tussen 9:00 en 01.00 uur gebruikt worden. De openstelling van het terras kan worden aangescherpt, indien naar het oordeel van de burgemeester de woon- en leefsituatie in de omgeving van het terras op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.

3.2.2 Veiligheid

Het spreekt voor zich dat het vanuit het oogpunt van (brand)veiligheid nooit de bedoeling kan zijn om obstakels te plaatsen op de voor de rijbaan bestemde delen van de openbare weg. Voor de hulpdiensten moet te allen tijde een verbindingsweg tussen de ingang van het horecabedrijf en de openbare weg zijn van minimaal 4,5 meter breed, waarvan 3,25 meter verhard en minimaal 4,20 meter hoog gewaarborgd blijven. Eventuele afscheidingen e.d. moeten in geval van calamiteiten zoals bij brand direct verwijderd kunnen worden. Ook dient voldoende vrije ruimte op de voor voetgangers bestemde gedeelten van de openbare weg gewaarborgd te worden, zodat uitwijken naar de rijbaan en daarmee verkeersonveiligheid voorkomen kan worden. Bij terrassen op trottoirs moet een begaanbare weg of een begaanbaar pad aanwezig zijn van ten minste 1,20 meter breed. Terrassen mogen geen belemmering vormen voor de toegang tot andere panden en etalages van winkels of nooduitgangen. Daarnaast dient het terrasmeubilair zoveel mogelijk uit brandwerend  materiaal te bestaan en zal de aanvraag zorgvuldig aan de brandveiligheid worden getoetst.   

3.2.3 Locatie

Er kunnen twee soorten terrassen worden onderscheiden: gevelterrassen en vrijliggende terrassen. Gevelterrassen mogen uitsluitend worden geplaatst tegen de voor- en/of zijgevel van het horecabedrijf, ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd. De breedte van een gevelterras mag niet meer bedragen dan de breedte van de voor- of zijgevel van het pand ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd. Indien zich binnen deze breedte een toegang/uitgang bevindt van bijvoorbeeld een bovenwoning, mag het gevelterras niet voor deze toegang/uitgang worden uitgestald. Terrassen vormen op deze manier geen belemmering voor de toegang tot andere panden (ook bovenwoningen), etalages van winkels en nooduitgangen van naastgelegen panden. De diepte van een gevelterras is afhankelijk van de beschikbare openbare ruimte. De breedte en de diepte van vrijliggende terrassen zijn afhankelijk van de beschikbare openbare ruimte. Deze hoeft niet beperkt te zijn tot de openbare ruimte voor de eigen deur. Een en ander geschiedt in overleg met de eigenaren/omwonenden van omliggende panden en wordt in de vergunning geregeld.

Een terras mag echter niet worden geplaatst voor een andere horecagelegenheid. Een horecabedrijf mag, als de openbare ruimte dat toelaat, beschikken over zowel een gevelterras als een vrijliggend terras. Mede met het oog op het rookverbod zullen horecagelegenheden wellicht voor hun gevel willen beschikken over een klein terras, terwijl voor de daadwerkelijke exploitatie een vrijliggend terras wenselijk is.

3.2.4 Uitstraling

De terrassen maken zowel ruimtelijk als functioneel een belangrijk onderdeel uit van de openbare ruimte. Het ligt niet voor de hand om één bepaald type terrasmeubilair voor alle horecagelegenheden voor te schrijven. Enige variatie in terrasmeubilair moet mogelijk blijven, zodat de eigen identiteit van de afzonderlijke horecagelegenheden niet verloren gaat. Witte kunststof kuipstoeltjes  en witte kunststof tafels zijn echter niet toegestaan. Terrasschermen mogen niet hinderlijk of gevaarlijk zijn voor het verkeer. Op grond van het Activiteitenbesluit is de vergunninghouder verplicht zijn terras en de omgeving binnen een straal van 25 meter daarvan te allen tijde netjes en verzorgd te houden. Aan de terrasvergunning kunnen voorschriften worden verbonden die verband houden met bijvoorbeeld het plaatsen van afvalbakken.

3.2.5 Muziek

Op het terras mag geen live-  en/of mechanische muziek ten gehore worden gebracht, indien daarbij de geluidsvoorschriften uit het Activiteitenbesluit worden overschreden. Ten behoeve van incidentele festiviteiten kan  hierop maximaal 12 keer per jaar een uitzondering worden gemaakt, mits de vergunninghouder ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college van burgemeester en wethouders daarvan in kennis heeft gesteld. Afdeling 1 van hoofdstuk 4 van de APV dient hiervoor in acht te worden genomen.

3.2.6 Overige voorschriften

Ten aanzien van afval afkomstig van het terras in de directe omgeving ervan, zijn milieuvoorschriften van toepassing. Het gebruik van terrasverwarming is aan voorschriften verbonden.

De vergunninghouder is verplicht de schade te vergoeden die door het gebruik van de vergunning aan gemeente-eigendommen wordt toegebracht. Het is niet toegestaan om zonder toestemming van de gemeente Nieuwegein boomvakken, die eigendom zijn van de gemeente, af te dekken met afdekmateriaal en/of daar terrasmeubilair of andere zaken op te plaatsen.

Indien de gemeente Nieuwegein in verband met de uitvoering van civieltechnische werken dan wel ten behoeve van de organisatie van specifieke evenementen, over het terras moet kunnen beschikken, wordt de medewerking van de vergunninghouder gevraagd door het terras te  ontruimen voor de periode dat dit, in verband met de uitvoering van civieltechnische werken of organisatie van het betreffende evenement, noodzakelijk is.

3.2.6 Vreeswijk en Jutphaas

Voor terrassen in deze oude kernen gelden de volgende aanvullende regels:

  • -

    Het is verboden zonder of in afwijking van een bouw- c.q. monumentenvergunning terrasverwarmingen te bevestigen aan gevels van rijksmonumenten, gevels van gemeentelijke monumenten en/of gevels  van panden, die zich bevinden binnen de contouren van een beschermd dorpsgezicht; 

  • -

    Evenwijdig aan de watergang in Vreeswijk dient een beloopbare strook in acht te worden genomen van minimaal 1,25 meter vanaf de achterzijde van de kademuur;

  • -

    Het terras dient in overleg met de gemeente te worden ingericht, in geval van gemeentelijke bomen;

  • -

    De mogelijkheid bestaat dat bij evenementen het in Vreeswijk of Jutphaas niet is toegestaan om een terras uit te stallen (bijvoorbeeld om ruimte te scheppen om een podium te plaatsen).

3.2.7 Binnenstad

Een hoogwaardige levendige Binnenstad hangt onder meer samen met de kwaliteit van de openbare ruimte.  Een goede programmering en afstemming van de verschillende gebruikers van een plein, een goede ruimtelijke kwaliteit en behoud daarvan zijn hierbij essentieel. Terrassen zijn een onderdeel van de buitenruimte. De gemeente heeft voor de Binnenstad een hoog ambitieniveau voor ogen (Zie ook ‘richtlijnen beeldkwaliteit Binnenstad Nieuwegein, d.d. nov 2005).

 

De sfeer op en identiteit van een plein wordt onder meer bepaald door de kwaliteit van architectuur in de gevel, door de inrichting van de buitenruimte en door het gebruik van het plein. Daarbij kunnen soms tegenstrijdige belangen een rol spelen. Een plein heeft meerdere gebruiksdoeleinden. Het is van belang een goede balans te vinden in de gezelligheid, de functionaliteit, veiligheid en beheer. De verantwoordelijkheid voor de plek (uitstraling, onderhoud), de kwaliteit van de service, zitcomfort, vriendelijkheid van het personeel en de kwaliteit van een product ligt bij de ondernemer. De inrichting en beheer van de openbare ruimte gebeurt door de gemeente.

Het verkrijgen van een hoogwaardige uitstraling en het behoud ervan is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Waarbij de ondernemers onderling (aan een pleinruimte) ook een gedeeld belang hebben bij de afstemming van de omvang en vorm van het terras en vormgeving van het toe te passen meubilair. Enige variatie in terrasmeubilair moet mogelijk blijven, zodat de eigen identiteit van de afzonderlijke horecagelegenheden niet verloren gaat. Witte kunststof kuipstoeltjes en witte kunststof tafels zijn echter niet toegestaan.

 

Locatie

De Binnenstad is opgebouwd uit verschillende pleinen met een eigen karakter. Dit terrassenbeleid gaat specifiek over het Stadsplein en (Laag) Raadstede (ook wel Winkelplein genoemd). Het terrassenbeleid is gericht op concrete aanvragen en voorziene terraslocaties. Terrasaanvragen buiten de aangegeven locaties worden per geval beoordeeld. De locatie en afmetingen van het terras is situatie gebonden en onder andere afhankelijk van de toegankelijkheid voor hulpdiensten, openbare orde en veiligheid en de ruimte voor het publiek.

 

Op het moment van de totstandkoming van dit beleid wordt nog aan de Binnenstad ontworpen, ontwikkeld en gebouwd. Voor onder meer het Marktplein en de Doorslagzone worden te zijner tijd nadere regels voor terrassen opgesteld.

 

Definities

Een terras is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt (conform artikel 2:27 onderdeel b APV). Tot het terrasmeubilair wordt in ieder geval gerekend: tafels en stoelen en andere zitgelegenheden, afscheidingen, parasols, (zonne)schermen, (mobiele) verwarming, afvalbakken, menuborden. Er kunnen twee soorten terrassen worden onderscheiden: gevelterrassen en vrijliggende terrassen.

 

Gevelterrassen mogen uitsluitend worden geplaatst tegen de voor- en/of zijgevel van het horecabedrijf, ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd. De breedte van een gevelterras mag niet meer bedragen dan de breedte van de voor- of zijgevel van het pand ten behoeve waarvan het terras wordt geëxploiteerd. Indien zich binnen deze breedte een toegang/uitgang bevindt van bijvoorbeeld een bovenwoning, mag het gevelterras niet voor deze toegang/uitgang worden uitgestald.

 

Terrassen vormen op deze manier geen belemmering voor de toegang tot andere panden (ook bovenwoningen), etalages van winkels en nooduitgangen van naastgelegen panden. De diepte van een gevelterras is afhankelijk van de beschikbare openbare ruimte.

 

De breedte en de diepte van vrijliggende terrassen zijn afhankelijk van de beschikbare openbare ruimte. Deze hoeft niet per definitie beperkt te zijn tot de openbare ruimte voor de eigen deur. Een en ander geschiedt in overleg met de eigenaren/omwonenden van omliggende panden en wordt in de vergunning geregeld. Een terras mag echter niet worden geplaatst voor een andere horecagelegenheid. Een horecabedrijf mag, als de openbare ruimte dat toelaat, beschikken over zowel een gevelterras als een vrijliggend terras.

 

Boomeiland: grote plantenbakken waarin bomen geplaatst zijn, als onderdeel van de openbare ruimte.

 

Winkelplein: Het plein aan de Raadstede, met een verdiept deel ook wel Laag Raadstede genoemd.

 

Verhoogd winkelplein: Het hoge deel van het winkelplein Raadstede.

 

Beheer

Om schade aan het meubilair door onderhoudsvoertuigen te voorkomen heeft de terraseigenaar de verplichting om de ruimte van zijn terras tot een zone van 1 meter rondom het terras schoon te maken. (Tevens is artikel 2.13 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer van toepassing);

Om schade aan het meubilair door onderhoudsvoertuigen te voorkomen heeft de terraseigenaar de verplichting om voor de ruimte van zijn terras tot een zone van 1 meter rondom het terras zelf de gladheid te bestrijden.

Terrassen dienen te allen tijde voor onderhoud aan en aanleg van bestrating, riolering, kabels en leidingen ter plaatse van het terras, verwijderbaar te zijn.

 

Terrasschermen

Het terrasscherm is geen type meubilair waar identiteit mee gemaakt wordt. Beschutting, flexibiliteit en toegankelijkheid zijn belangrijke randvoorwaarden. Wat betreft vormgeving is terughoudendheid en transparantie uitgangspunt. De hoogte betreft maximaal 1.50 meter.

Vormgeving:

  • Geen over-gedimensioneerde constructieve profielen, maar elegante vormgeving;

  • zo transparant als mogelijk, minimaal bovenste 50 cm van doorzichtig veiligheidsglas;

-   indien naam van onderneming op het transparante deel, dan maximaal 5% oppervlakte van dit  deel, kleurloos (gezandstraald);

-   geen reclame (brouwers, frisdrank- en ijsproducenten etc.) op transparant deel en geen overheersende reclame op terrasschermen.

 

Parasols

-     Parasols mogen niet over de contouren van het vergunde terrasgedeelte hangen;

-     inklapbaar en gemaakt van vlamwerend materiaal (brandklasse 2);

-     terughoudend kleurgebruik;

-     naam onderneming op de parasol maximaal 5% van oppervlak doek;

    -    reclame (brouwers, frisdrank- en ijsproducenten etc.) op een parasol maximaal 5 % van  

 oppervlak doek.

Constructieve bevestiging op de ondergrond

Het is verboden om zonder schriftelijke toestemming van de gemeente Nieuwegein elementen (windschermen, parasol e.d.) vast te maken aan de ondergrond c.q. het bestratingsmateriaal.

Elementen mogen niet definitief aan de ondergrond worden bevestigd, maar moet op een of andere manier demontabel zijn. Dit is nodig om de mogelijkheid vrij te houden voor onderhoud aan en aanleg van bestrating, riolering, kabels en leidingen. Ook moet het mogelijk blijven de elementen op te ruimen als het terras voor langere tijd niet wordt gebruikt.

 

Delen van de openbare ruimte in de Binnenstad zijn gesitueerd op parkeergarage en/of (winkel)ruimten. Hiervoor worden nadere eisen gesteld ten aanzien van de (tijdelijke) bevestiging van eventuele elementen aan de ondergrond.

De volgende eisen gelden:

  • de constructie van het windscherm en andere elementen dient door de gemeente te worden goedgekeurd;

  • in verband met de constructie van de ondergrond is het aanbrengen van een verankering niet toegestaan;

  • het aanbrengen van palen, voorgeboord in de verharding, is niet toegestaan in verband met waterdichtheid van de constructie;

  • de toepassing van alleen tuidraden, met een verankering aan de natuursteen door middel van bijvoorbeeld een ingeboord oog is niet toegestaan. De (wind)schermen kunnen worden voorzien van een schuin schoorframe op de windkrachten op te kunnen nemen. Het frame kan verzwaard worden met een verzwaarde voet, ten behoeve van de stabiliteit. Alleen bij het toepassen van een schoorframe en in combinatie met een verzwaarde voet kan het scherm bevestigd worden aan ingeboorde ogen in de natuursteen, die ten behoeve van de weekmarkt ter zijner tijd worden aangebracht. Deze gehele constructie dient vooraf door de gemeente te worden goedgekeurd. De (wind)schermen mogen daarbij niet bestaan uit doek (vangt te veel wind bij uitbollen);

  • om storm- en letselschade te voorkomen  kan gedacht worden aan (wind)schermen die in hoogte instelbaar zijn. Bijvoorbeeld een scherm waarbij het bovenste paneel als een soort raamkozijn naar beneden kan worden geschoven.

 

Stadsplein

Het Stadsplein is een representatief plein waar zowel de entree van het Stadshuis, het Theatercomplex en de voetgangersuitgang van de parkeergarages aan ligt. Het plein biedt ruimte aan evenementen. Over het plein vindt onder meer expeditie van de winkels, theater en kunstencentrum en het Stadshuis plaats. Voor de expeditie zijn venstertijden opgesteld (zie hiervoor het verkeersbesluit dd. 25 januari 2012). Verschillende boomeilanden zorgen voor een kleurrijk beeld het hele seizoen door. De banken op de opstaande rand van de boomeilanden nodigt mensen uit te gaan zitten.

 

Terrassen dragen bij aan de identiteit van het Stadsplein. Uitgangspunt daarbij is dat terrassen gezamenlijk een geheel vormen, passend bij de maat van het plein en architectuur. Dit betekent dat kleurgebruik en uitstraling zo veel mogelijk onderling op elkaar afgestemd worden. Terrassen zijn te gast in de representatieve openbare ruimte.

 

Evenementen (en de weekmarkt)

Tijdens bepaalde evenementen (en weekmarkt) is het niet zonder meer toegestaan een terras uit te stallen. Tijdens evenementen dient het terras in omvang te worden aangepast of te worden verwijderd, zodanig dat het evenement kan plaatsvinden en de doorgang gewaarborgd is. 

Indien er geen ruimte beschikbaar is voor het terras zal het terras de avond voorafgaand aan het evenement moeten worden opgeruimd en mag pas weer worden geplaatst nadat het evenement is afgebouwd.

 

Algemene randvoorwaarden:

  • Terrassen binnen de door de gemeente aangegeven ruimte (zie ook kaartbijlage). De diepte van het terras is uitgelijnd met het boomeiland ter plaatse;

  • geen ‘vloerbedekking’ / vloerafdekking / vlonders etc. Terrasinrichting staat direct op (openbare) maaiveld;

  • het terrasmeubilair en terrasschermen kunnen (in de periode van het jaar dat het terras geëxploiteerd wordt) op een ordelijke wijze buiten blijven staan. Na sluitingstijd en indien het terras niet wordt geëxploiteerd dient het terrasmeubilair binnen het terrasgebied tussen de schermen (of wanneer er geen schermen zijn toegepast, tot aan de lijn van 4 meter vanaf de gevel) op ordelijke wijze te worden neergezet.  Wanneer het terras langere tijd niet gebruikt wordt (bv. in de wintermaanden) dienen alle meubilair en terrasschermen inpandig te worden opgeslagen, dan wel uit de openbare ruimte te worden verwijderd;

  • bij meerdere ondernemers is onderlinge afstemming gewenst inzake kleur/-materiaalgebruik meubilair en uitstraling parasols. Zie ook ‘richtlijnen beeldkwaliteit Binnenstad Nieuwegein’, d.d. nov 2005. 

 

Constructieve bevestiging

Het grootste deel van het Stadsplein is gesitueerd op een parkeergarage (een constructieve ondergrond). Hierdoor worden nadere eisen gesteld ten aanzien van de (tijdelijke) bevestiging van elementen aan de ondergrond. Zie tekst bij kopje ‘Constructieve bevestiging op de ondergrond’.

Elementen (windschermen, parasol en dergelijke) mogen niet definitief aan de ondergrond worden bevestigd, maar moeten op een of andere manier demontabel zijn.

 

Specifiek ten aanzien van terrassen aan zuidzijde Stadshuis

  • De maximale diepte-afmeting van het gevelterras ligt in een lijn met de noordzijde van het boomeiland ter plaatse (het boomeiland voor de entree van het Stadshuis). Dit in verband met openbare orde, toegankelijkheid en veiligheid (zie ook kaartbijlage);

  • terrasschermen zijn toegestaan tot 4 meter vanuit de gevel, haaks op de gevel;

  • het gedeelte van de entreezone van het stadshuis moet worden vrijgelaten in verband met de toegankelijkheid van het Stadshuis.

   

Specifiek ten aanzien van terrassen aan plint Theaterparkeergarage

  • De maximale diepte-afmeting van het gevelterras ligt in een lijn met de zuidzijde van het boomeiland ter plaatse. Dit in verband met openbare orde, toegankelijkheid en veiligheid (zie ook kaartbijlage);

  • terrasschermen zijn toegestaan tot 4 meter vanuit de gevel, haaks op de gevel;

  • bij verschillende ondernemers, aangrenzend, is een gedeeld belang bij de onderlinge afstemming van de omvang en vorm van het terras en vormgeving van het toe te passen meubilair.

 

Specifiek ten aanzien van terrassen bij het Theatercafé

  • Voor het gevelterras aan de oostzijde van het theatercafé geldt: de maximale diepte-afmeting van het gevelterras ligt in een lijn met de westzijde van het boomeiland ter plaatse;

  • Voor het gevelterras aan de noordzijde (aan de zijde van het Stadshuis) geldt:  de maximale diepte- afmeting betreft 6 meter vanaf de gevel;

  • terrasschermen zijn toegestaan tot 4 meter vanuit de gevel, haaks op de gevel.

 

(Laag) Raadstede

De (Laag) Raadstede, ook wel het Winkelplein genoemd, heeft een hoog en een laag gedeelte (Raadstede en Laag Raadstede). Een halfronde trap, lift en roltrap verbinden de twee delen. Beneden ligt de toegang tot verschillende functies zoals de parkeergarage en een aantal winkels en daghoreca. Op het hoger gelegen plein zorgen plantvakken, met hagen en ingevuld met vaste planten, voor een groene sfeer voor het winkelend publiek en omwonenden. De sfeer op het Winkelplein is intiem en meer beschut. Een levendige ruimte omzoomd door het Stadshuis, winkels met woningen daarboven.

 

De daghoreca aan de Laag Raadstede heeft op het moment van het opstellen van dit beleid een terrasvergunning. Deze vergunning is als terraslocatie, met de bijhorende afmetingen, overgenomen in dit beleid. Aangezien het terrassenbeleid is gericht op concrete aanvragen en voorziene terraslocaties is deze locatie gebonden aan deze specifieke horecaonderneming. Een eventuele terrasaanvraag van een nieuwe onderneming voor deze specifieke locatie wordt per geval bekeken. Bepalend zijn de openbare orde, veiligheid, toegankelijkheid, doorstroming en beeldkwaliteit. 

 

In verband met de indeling van het plein in een hoog en laag deel, de mogelijkheid tot uitstallingen en de aanwezige groenvoorzieningen op sommige plaatsen, vanwege de doorstroming, toegankelijkheid en veiligheid weinig tot geen ruimte voor een terras. Aan het Winkelplein bevinden zich verder momenteel geen horeca inrichtingen met een terras of winkels met een horecadeel. Aangezien het terrassenbeleid is gericht op concrete aanvragen en voorziene terraslocaties is voor het Winkelplein in dit terrassenbeleid geen mogelijkheid tot terrassen opgenomen.   

De locatie en afmetingen van het terras is situatie gebonden en onder andere afhankelijk van de toegankelijkheid voor hulpdiensten, openbare orde en veiligheid, toegankelijkheid, ruimte voor het publiek en de beeldkwaliteit.

 

Algemene Randvoorwaarden:

  • In de Binnenstad ligt een maaiveld van natuursteen. Delen van de (Laag) Raadstede zijn gesitueerd op de parkeergarage en/of (winkel)ruimten. Het is verboden om zonder schriftelijke toestemming van de gemeente Nieuwegein voorwerpen vast te maken aan de ondergrond c.q. het bestratingsmateriaal;

  • geen ‘vloerbedekking’ / vloerafdekking / vlonders etc. Terrasinrichting staat direct op (openbare) maaiveld;

  • geen terrasschermen toegestaan of overige objecten toegestaan;

  • na sluitingstijd en indien het terras niet geëxploiteerd wordt, dient het terrasmeubilair inpandig te worden opgeslagen, dan wel uit de openbare ruimte te worden verwijderd;

  • tijdens evenementen wordt het terras in omvang aangepast of verwijderd, zodanig dat het evenement kan plaatsvinden en de doorgang gewaarborgd is;

  • bij meerdere ondernemers is onderlinge afstemming gewenst in kleur/-materiaalgebruik meubilair en uitstraling parasols. (Zie ook ‘richtlijnen beeldkwaliteit Binnenstad Nieuwegein’, d.d. nov 2005). 

 

Raadstede/Noordstedeweg

Op de overgang Raadstede/Noordstedeweg is een terras mogelijk. Deze locatie aan de rand van het centrumgebied is een trekker voor het centrum. Door het talud en de bomen is de ruimte op een vanzelfsprekende manier verdeeld in een entreezone voor de Binnenstad (het oplopende maaiveld) en ontsluitings-/verblijfszone. Een terras vormt daardoor geen obstakel voor toegankelijkheid van het centrum. Wel moet de toegankelijkheid van de woningen-bedrijven aan de Raadstede en de doorgang naar de Ringstede gewaarborgd blijven.

 

De horecagelegenheid op de overgang Raadstede/Noordstedeweg (restaurant Will’s Nieuwegein, Poststede 1) heeft op het moment van het opstellen van dit beleid een terrasvergunning ingediend. Deze vergunning is als terraslocatie met de bijhorende afmetingen overgenomen in dit beleid.

 

Elementen (windschermen, parasol e.d.) mogen niet definitief aan de ondergrond worden bevestigd, maar moeten op een of andere manier demontabel zijn. Dit is nodig om de mogelijkheid vrij te houden voor onderhoud aan en aanleg van bestrating, riolering, kabels en leidingen. Ook moet het mogelijk blijven de elementen op te ruimen als het terras voor langere tijd niet wordt gebruikt.

 

Het is niet toegestaan om zonder schriftelijke toestemming van de gemeente Nieuwegein elementen (terrasschermen, parasols e.d.) vast te maken aan de ondergrond c.q. het bestratingsmateriaal. 

 

Terrasschermen zijn toegestaan haaks op de gevel. Terrasschermen parallel aan de gevel zijn toegestaan, mits een opening aan deze zijde wordt aangebracht en deze terrasschermen dienen maximaal transparant te worden uitgevoerd, zodanig dat het terras onderdeel is en blijft van de openbare ruimte.

 

 3.3           Geen exploitatievergunning nodig

Op grond van de APV zijn winkels in de zin van de Winkeltijdenwet, die als nevenactiviteit een horecagedeelte hebben, uitgesloten van de vergunningplicht (artikel 2:28, vierde lid, APV). Voor het horecagedeelte geldt dezelfde sluitingstijd als voor de winkel om te voorkomen dat de horeca-activiteiten na sluitingstijd worden voortgezet (vijfde lid).

 

Voor een aantal categorieën van kleinschalige horecagelegenheden, waar de openbare orde evident niet in het geding is, is geen vergunning nodig. Te denken valt aan tearooms of een ontbijthoekje bij de bakker etc. De gemeenteraad kan het toepassingsgebied verder beperken door het zesde lid van artikel 2:28 uit te breiden met andere categorieën van horecabedrijven waarvan lokaal geen overlast te verwachten is.

Het zesde lid komt dan te luiden:

 

Voorts geldt het eerste lid niet voor een horecabedrijf voor zover hierbij geen terras wordt geëxploiteerd in:

a. zorginstellingen en ziekenhuizen;

b. musea, theaters, bioscopen en andere inrichtingen voor vermaak, waarvan de horeca alleen tijdens reguliere openingstijden of rondom voorstellingen geëxploiteerd wordt;

c. kantines bij kerken, stichtingen, dorpshuizen etc. waarvan de horeca in eigen beheer is en niet verpacht4;

d. stationsrestauraties en benzinepompen;

e. bedrijfsrestaurants en schoolkantines;

f. slijterijen;

g. koffiehuizen, ijssalons, tearooms of lunchrooms etc. voor zover deze behoren bij een (banket)bakkerij of broodjeszaak,dan wel inpandig of behorend bij een inrichting van andere aard, alwaar geen alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt.

4Hier vallen uitdrukkelijk niet de sportinrichtingen, sportscholen, sportcomplexen etc. onder.

De burgemeester zal na vaststelling van dit beleid, de raad in dit kader een voorstel voor wijziging van de APV doen, dat er toe strekt dat bovenstaande horecabedrijven zonder terras, niet verplicht worden tot het hebben van een exploitatievergunning.

Let wel, voor terrassen bij bovengenoemde horecabedrijven blijft wel een vergunning nodig, gelet op de toevoeging in het zesde lid van artikel 2:28, “voor zover daarbij geen terras wordt geëxploiteerd. “

3.4           Beoordeling integriteit aanvrager en leidinggevende

De exploitatievergunning is persoonsgebonden. De persoon van de exploitant speelt immers een belangrijke rol in de wijze van exploitatie en dus ook in de wijze waarop deze exploitatie het woon- en leefklimaat en de openbare orde beïnvloedt. Om die reden wordt de aanvrager getoetst op grond van de Wet BIBOB De Wet BIBOB (Bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur) heeft tot doel te voorkomen dat een verleende vergunning wordt gebruikt (misbruikt) voor bedrijfsactiviteiten die als dekmantel dienen voor strafbare feiten. Daarnaast is het doel van de Wet BIBOB het voorkomen en tegengaan van het benutten van onrechtmatig verkregen voordelen (witwassen). De Wet richt zich op aanvragers van vergunningen. Het beleid dat de gemeente Nieuwegein in het kader van de Wet BIBOB voert is afzonderlijk uitgewerkt in de Beleidsregels BIBOB.

 

Ook leidinggevenden die in de aanvraag worden vermeld spelen een belangrijke rol als het gaat om mogelijke overlast en openbare orde. In de Drank- en Horecawet worden eisen gesteld aan leidinggevenden voor het verkrijgen van de drank- en horecavergunning. Het is raadzaam de beslissing op een horeca-exploitatievergunning aan te houden, totdat is beslist op een benodigde drank- en horecavergunning. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de te stellen eisen aan leidinggevenden voorafgaand aan het verlenen van ook de horeca-exploitatievergunning worden getoetst. Dit heeft mede het voordeel dat de aanvrager in één keer beide vergunningen kan aanvragen, waarmee de administratieve lasten voor de exploitant een beetje worden beperkt. Voor die horecabedrijven waarvoor onverhoopt géén drank- en horecavergunning is vereist maar toch een horeca-exploitatievergunning, is het raadzaam om ook dan aan leidinggevenden dezelfde eisen te stellen voor het verkrijgen van een horeca-exploitatievergunning. Met de eis ten aanzien van levensgedrag wordt aansluiting bij de bestaande jurisprudentie en het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, beiden gebaseerd op de Drank- en Horecawet. Voorgesteld wordt daarom aan artikel 2:28 Apv als nieuwe leden toe te voegen:

 

7. Voor het verkrijgen van een horeca-exploitatievergunning moeten leidinggevenden aan de volgende eisen voldoen:

a. zij mogen niet onder curatele staan dan wel uit het ouderlijk gezag of voogdij ontzet zijn;

b. zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;

c. zij moeten de leeftijd van eenentwintig jaar hebben bereikt.

8. Het bepaalde in het zevende lid geldt niet te aanzien van horecabedrijven waarvoor een vergunning is verleend op grond van de Drank- en Horecawet.

9. Indien voor het horecabedrijf tevens een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet is vereist, houdt de burgemeester, in afwijking van artikel 1:2 APV, zijn beslissing aan totdat op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in de Drank- en Horecawet is beslist.

In artikel 2:27 zal het begrip leidinggevende moeten worden omschreven. Daartoe wordt aan artikel 2:27 een sub c toegevoegd:

c. Leidinggevende: : leidinggevende zoals omschreven in artikel 1 lid 1 van de Drank- en Horecawet.

De burgemeester zal na vaststelling van dit beleid, de raad in dit kader een voorstel voor wijziging van de APV doen, dat er toe strekt eisen te stellen aan leidinggevenden. Dit voorschrift zal alleen van toepassing zijn op nieuwe aanvragen die binnenkomen na in werking treden van het beleid.

3.5 Coffeeshop

Op grond van de definitie van horecabedrijf valt ook een coffeeshop onder de vergunningplicht. Niet alleen heeft een coffeeshop uitstraling op de woon- en leefomgeving waar het is gevestigd, ook kan de Wet BIBOB toegepast worden op de aanvraag voor een exploitatievergunning voor een coffeeshop.

Hoofdstuk 4         Toezicht en handhaving

Aantasting van het woon- en leefklimaat is een ontwikkeling die hoe dan ook niet geaccepteerd mag worden. Hoewel preventieve maatregelen (duidelijke voorschriften opnemen in een vergunning, knelpunten bespreken in horeca-overleg) er juist voor moeten zorgen dat de overlast tot een minimum wordt beperkt, is het tevens noodzakelijk om tot actieve handhaving over te gaan.

 

Er wordt dan ook de nodige tijd gestoken in het toezicht en de handhaving van regels die voor de horeca gelden, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. Van strafrechtelijke handhaving is sprake indien een overtreding achteraf wordt “bestraft” via strafrechtelijke instrumenten. Het Openbaar Ministerie bepaalt daarbij of op basis van de constateringen door opsporingsambtenaren vastgelegd (al of niet) vervolging wordt inzet. Van bestuursrechtelijke handhaving is sprake indien toezicht op de naleving wordt uitgevoerd of bestuursrechtelijke sancties worden opgelegd. Het oogmerk van bestuursrechtelijk optreden is een zodanige prikkel te geven aan de overtreder dat deze (in de toekomst) niet meer overtreedt.

 

Bij handhaving van het horecabeleid gaat het om het gebruik van horecapanden, regelgeving en openbare orde. Ten aanzien van het gebruik van (horeca)panden gaat het voornamelijk om milieutechnische zaken en inrichtings- en zedelijkheidseisen. Voor wat betreft de regelgeving van de Drank- en Horecawet, APV, Wet op de Kansspelen en inrichtings- en zedelijkheidseisen heeft de gemeente een verantwoordelijkheid voor het toezicht en de handhaving van de regelgeving, naast de Voedsel en Waren Autoriteit en de politie.

 

Met het toezicht op de naleving van de Drank- en Horecawet is de Voedsel en Waren Autroriteit belast (artikel 41 Drank- en Horecawet). Zij kunnen boetes opleggen, en ook de gemeente vragen bestuursrechtelijk op te treden (intrekken vergunning). Momenteel is er een wetsvoorstel naar de Raad van State tot wijziging van de Drank- en Horecawet, waarbij o.a. handhavings-bevoegdheden naar de gemeenten worden overgebracht. In dit beleid zijn de gevolgen van de voorgenomen wetswijziging nog niet in beeld gebracht.

 

Eén van de grootste ergernissen van ondernemers – ook horeca-ondernemers - is de tegenstrijdigheid in de (rijks)regelgeving. Het Rijk heeft daartoe het Meldpunt Tegenstrijdige Regelgeving geopend en is bezig om deze regelgeving te verbeteren. De gemeente Nieuwegein heeft in het kader van het snoeiplan vergunningen in 2008 gekeken welke lokale regels verminderd of vereenvoudigd kunnen worden.

4.1 Huidige controle

Tot 2008 vond in Nieuwegein een adhoc en versnipperde horecacontrole plaats. De afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving (hierna: HBO)heeft met ingang van 2008 intensief op toezicht en controle van de horeca (met name terrassen) ingestoken. Dit is ook een prioriteit die het college in het kader van Netheid van de Stad heeft neergelegd. De afdeling HBO ziet toe op naleving van bestemmingsplan, milieuvoorschriften en horecaexploitatievergunningen en treedt bij overtredingen handhavend op.  Daarnaast is de Brandweer handhaver van het Gebruiksbesluit en gebruiksmeldingen. De horeca ondernemer heeft op verschillende momenten met verschillende gemeentelijke handhavingsafdelingen van doen.

4.2 Integrale controles

In de toekomst streeft de gemeente ernaar de horecabedrijven bij periodieke controles integraal te controleren. Vooralsnog streven we ernaar elk horecabedrijf 1x per twee jaar integraal te controleren. Er wordt dan gecontroleerd op Drank- en Horecawetgeving, Horeca-exploitatievergunning (inclusief terras, voor zover aanwezig), Wet op de Kansspelen, op milieuaspecten en op de brandveiligheid. Deze controles worden uitgevoerd door een medewerker van de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving mogelijk met een medewerker van de Brandweer.

 

Naast de periodieke (geplande) controles kunnen ook ad hoc controles plaatsvinden, bijvoorbeeld naar aanleiding van klachten, vergunningaanvragen en incidenten. Afhankelijk van de aanleiding van deze ad hoc controles worden deze door één of meerdere personen uitgevoerd.

4.3 Sanctiebeleid

Voorop gesteld moet worden dat de horeca-ondernemer te allen tijde primair verantwoordelijk is en blijft voor de gang van zaken in het horecabedrijf en in de directe omgeving hiervan, voor zover dat verband houdt met het horecabedrijf. Hieronder wordt op hoofdlijnen aangegeven op welke wijze bestuursrechtelijk wordt gehandhaafd. Tegen elke overtreding kan ook strafrechtelijk worden opgetreden door politie en justitie. Daarnaast kan op overtredingen van de Drank- en Horecawet een bestuurlijke boete worden opgelegd door de Voedsel en Warenautoriteit (namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport).

 

Het exploiteren van een horecabedrijf of terras is zonder de benodigde vergunning verboden. Zolang er geen vergunning is verleend dient het horecabedrijf of terras gesloten te blijven. Dit geldt ook in geval een bestaand horecabedrijf door een ander wordt overgenomen, de aard van het horecabedrijf is gewijzigd of alcohol verstrekt wordt in een alcoholvrij horecabedrijf. In al deze gevallen moet een nieuwe of wijzigingsvergunning worden aangevraagd (zie hoofdstuk 2). Indien de exploitant niet zelf de zaak gesloten houdt, zal middels een last onder bestuursdwang het horecabedrijf door de burgemeester worden gesloten. Indien er echter concreet zicht is op legalisatie zal niet handhavend worden opgetreden. Concreet zicht op legalisatie is er pas als gedurende de afhandelingprocedure alle adviezen zijn uitgebracht en positief zijn. Daarnaast is exploitatie niet toegestaan indien de vergunning is ingetrokken of geweigerd.

 

Naast het ontbreken van de vereiste horeca-exploitatievergunning zal bij overtreding van de vergunningvoorschriften of rechtstreeks werkende APV-artikelen eveneens handhavend worden opgetreden. Bij overtreding van vergunningvoorschriften of artikelen kan onder andere worden gedacht aan:

  • 1.

    Afwezigheid van de op vergunning vermelde leidinggevende tijdens openingstijden

  • 2.

    Overtreden van voorschriften betreffende het terras (bv. sluitingstijden, afmetingen)

  • 3.

    Leidinggevenden voldoen niet (meer) aan de eisen van artikel 2:28, zevende lid, van de APV. Hieronder kan mede worden verstaan dat de leidinggevende onder invloed verkeert (drank/drugs) tijdens het werk in het horecabedrijf. Met de eis ten aanzien van levensgedrag wordt aansluiting bij de bestaande jurisprudentie en het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet 1999, beiden gebaseerd op de Drank- en Horecawet.

  • 4.

    Overlast: voorbeelden van ontoelaatbare overlast zijn hard dichtslaan portieren, schreeuwen of lallen, wegscheurende gemotoriseerde voertuigen, licht handgemeen (duwen, trekken), geruzie, ledigen maag- en/of blaasinhoud in de omgeving van het horecabedrijf. Bij gemelde overlast is het van belang deze een zo goed mogelijk beeld te krijgen. In geval van klachten moet het in ieder geval gaan om:

  • 5.

    effecten op de woon- en leefomgeving die gezien de lokale situatie als overlast zijn aan te duiden

  • 6.

    te herleiden zijn tot het horecabedrijf

  • 7.

    de overlast moet “objectiveerbaar” zijn, in de zin dat ieder weldenkend mens het als overlast zou ervaren.

Overlast moet worden onderscheiden van “normale” redelijkerwijs te verwachten effecten van de bedrijfsvoering, zoals het op een normale manier komen en gaan van bezoekers.

 

Zoals gezegd kan ook de politie tegen bovengenoemde overtredingen strafrechtelijk optreden.

 

De Voedsel en Warenautoriteit handhaaft (vooralsnog) op zaken als:

  • 1.

    Doorverstrekking alcohol aan dronken personen

  • 2.

    Verstrekking alcohol onder de 16 jaar en verstrekking sterke drank onder de 18 jaar

De gemeente kan hierin een signaalfunctie voor de Voedsel en Warenautoriteit vervullen.

 

Bij het niet naleven van de bij een verleende exploitatievergunning behorende voorschriften beoordeelt de burgemeester op welke wijze wordt gesanctioneerd: bestuursdwang, dwangsom, intrekking drank- en horecavergunning en/of (gedeeltelijke)5 intrekking van de exploitatievergunning. Bestuursdwang kan bijvoorbeeld bestaan uit het sluiten van het terras of horecabedrijf, of inbeslagname van bijvoorbeeld (geluids)apparatuur of terrasmeubilair. Daarnaast kan de burgemeester gelet op artikel 2:30 APV, afhankelijk van de sluitingstijden die het horecabedrijf zelf hanteert, tijdelijk andere sluitingsuren vaststellen of tijdelijke sluiting bevelen. Bij de keuze van het in te zetten sanctiemiddel wordt afgewogen welke sanctiemiddel het meest effectief zal zijn in de gegeven situatie. Voordat de sanctie wordt opgelegd, zal in het algemeen eerst een waarschuwing zijn gegeven. Bij herhaling van overtreding wordt dan de sanctie opgelegd. Indien overtredingen zodanig ernstig van aard of omvang zijn, of binnen een jaar weer worden herhaald, zal direct de sanctie worden opgelegd.

5Bijvoorbeeld alleen het gedeelte van de vergunning intrekken dat betrekking heeft op het vergunde terras.

Hoofdstuk 5         Implementatie

Na vaststelling en bekendmaking van het beleid door de burgemeester, dient de raad de APV aan te passen (uitzonderen welke horecabedrijven niet onder de vergunning komen te vallen en invoeren eis levensgedrag). Vervolgens wordt aan alle horecabedrijven die onder het beleid vallen een aanvraagformulier (zie bijlage) gezonden. Deze dienen zij vergezeld van de nodige bijlagen in te dienen. Het indienen van een aanvraag is noodzakelijk, anders kan de burgemeester niet op aanvraag een vergunning verlenen.

Voor zover mogelijk zal de gemeente de reeds bekende informatie op het formulier vooraf invullen, zodat alleen de ontbrekende gegevens nog ingevuld en aangeleverd hoeven te worden.

 

Vervolgens kunnen de ingediende aanvragen in behandeling worden genomen door de Stadswinkel. Het hoofd van de Stadswinkel heeft het mandaat om namens de burgemeester op de vergunningaanvragen te beslissen. Het toezicht en de handhaving geschiedt door de afdeling HBO.

 

5.1 Overgangsrecht

Verleende (terras)vergunningen worden ingetrokken, bij het verlenen van een exploitatievergunning. Met het bestuur van de KHN is de mogelijkheid besproken om op één moment alle vergunningen te laten overgaan. Gelet op de jurisprudentie dient echter rekening te worden gehouden met overgangsrecht. Indien bijvoorbeeld een huidige terrasvergunning in strijd is met dit nieuwe beleid, en de huidige vergunning is gunstiger voor de vergunninghouder, dan moet er een redelijke periode gegeven worden om de feitelijke situatie aan te passen aan het nieuwe beleid. Als bijvoorbeeld kort geleden investeringen zijn gedaan, kan dit een reden zijn om een langere overgangsperiode te gunnen. Dergelijke gevallen zullen naar hun aard worden beoordeeld.

 

De gedoogverklaring voor de coffeeshop

Op 1 november 2009 is een nieuwe gedoogverklaring voor de coffeeshop aan de Rapenburgerschans afgegeven door de burgemeester. De gedoogverklaring heeft een duur van één jaar. Na inwerkingtreding van dit beleid zal de coffeeshop hier ook onder vallen. Per 1 november 2010 moet de coffeeshop dan over een exploitatievergunning beschikken. Deze zal in afwijking van het bepaalde in artikel 1:7 van de APV de maximale duur van één jaar hebben.

 

Daarna kan de afdeling HBO met handhaving aan de slag. Eerst zullen de bedrijven die nog geen aanvraag hebben ingediend worden benaderd en verzocht om alsnog een aanvraag in te dienen. Blijft een ondernemer weigerachtig een aanvraag in te dienen, dan kan hiertegen handhavend worden opgetreden.

Indien de exploitatievergunning is verleend, kan handhavend opgetreden worden op nakoming van de voorschriften. Als gevolg van nieuw ingevoerd beleid wordt een gewenningsperiode van twee maanden in acht genomen. Dat betekent dat twee maanden na inwerkingtreding het actieve handhavingsbeleid (zie ook hoofdstuk 4) in gang wordt gezet. Handhavend optreden dient in relatie met de verworven rechten uit de oude vergunning te geschieden.

 

Bij het verlenen van de exploitatievergunning wordt de eventueel verleende terrasvergunning ingetrokken, met in achtneming van het eerder gestelde overgangsrecht.

BIJLAGEN

 

Wetgeving

 

Europese Dienstenrichtlijn

De Europese Dienstenrichtlijn is van toepassing op de horeca. Het drijven van een horecaonderneming is immers het verrichten van een dienst aan de klant. De Dienstenrichtlijn eist dat een vergunningstelsel niet discriminatoir, noodzakelijk en proportioneel is. Onder noodzakelijkheid wordt verstaan een dwingende reden van algemeen belang. Dit begrip omvat onder meer de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, handhaving van de maatschappelijke orde; bescherming van het milieu en het stedelijk milieu, met inbegrip van de stedelijke en rurale ruimtelijke ordening.

Proportionaliteit: voor de beantwoording van de vraag of een algemene regel niet volstaat voor de regeling van de horeca zijn wij van mening dat een algemene regel hier niet aan de orde is vanwege het persoonsgebonden aspect van de vergunning. Alleen door middel van vergunningvoorwaarden te stellen aan de ondernemer kan men ‘het maatpak’ leveren. Dit geldt ook voor de Bibob-toets. Het confectiepak voldoet hier niet.

Mocht het in een enkel geval niet gaan om een vestiging, maar om een horecaondernemer die de grens overschrijdt om zijn diensten te verrichten, dan zijn uitsluitend de criteria openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en milieu als grondslag voor een vergunningstelsel van toepassing.

 

 

Algemene plaatselijke verordening

 

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;

  • 2.

    weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 3.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • 4.

    bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet;

  • 5.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • 6.

    bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening Nieuwegein;

  • 7.

    gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;

  • 8.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen.

 

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan vier weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

 

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

 

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.

 

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • 1.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • 2.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • 3.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • 4.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

  • 5.

    indien de houder dit verzoekt.

 

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

 

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het daartoe bevoegde gezag worden geweigerd in het belang van:

  • 1.

    de openbare orde;

  • 2.

    de openbare veiligheid;

  • 3.

    de volksgezondheid;

  • 4.

    de bescherming van het milieu.

 

 

Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven

 

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;

  • 2.

    terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

 

Artikel 2:28 Exploitatievergunning horecabedrijf

1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. De burgemeester weigert de vergunning indien de vestiging of exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

3. Onverminderd het gestelde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren:

   a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed. De burgemeester houdt hierbij rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen, de aard van het horecabedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

   b. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;

   c. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

   d. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

4. Het eerste lid geldt niet voor een horecabedrijf in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voorzover de horeca een nevenactiviteit is van de winkelactiviteit;

5. Voor het horecabedrijf als bedoeld in het vierde lid gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

6. Voorts geldt het eerste lid niet voor een horecabedrijf in:

   a. zorginstellingen;

   b. musea.

 

Artikel 2:29 Sluitingstijd

[gereserveerd]

 

Artikel 2:30 (Tijdelijke) sluiting

1.       De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer horecabedrijven tijdelijk sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 13b van de Opiumwet.

 

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.

 

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven

  • 1.

    In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

  • 2.

    De exploitant van een horecabedrijf laat niet toe dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in dat bedrijf enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.

 

Artikel 2:33 Ordeverstoring

Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.

 

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een horecabedrijf geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:28 tot en met 2:31.

Procedure vergunning aanvraag

 

Aanvraag

Een vergunning moet schriftelijk bij de burgemeester van Nieuwegein worden aangevraagd.  Hiervoor is een aanvraagformulier ontwikkeld. Bij de aanvraag dient tevens een situatieschets te worden gevoegd (1:100), (inclusief aanduiding van de functie van de ruimten en de oppervlakten). Daarnaast dient men een (digitale) kleurenfoto bij te voegen van het terrasmeubilair. Indien nodig dient het volledig ingevulde vragenformulier BIBOB te worden ingediend bij de aanvraag. 

Indien het gaat om een gedeeltelijke wijziging (aantal leidinggevenden, wijziging terras) kan worden volstaan met een wijzigingsaanvraag, waarvoor een apart formulier geldt.

 

Toetsing

De volledigheid van de aanvraag wordt getoetst aan de APV van de gemeente Nieuwegein alsmede aan de beleidsregels zoals opgenomen in deze nota en aan de beleidsregels Wet BIBOB. Indien de aanvraag onvolledig is wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld de aanvraag binnen een te stellen termijn (2 tot 4 weken) aan te vullen. Indien de aanvraag onvolledig blijft, wordt deze buiten behandeling gelaten.

 

Publicatie aanvraag

Bij een nieuwe of (wijzigings-) aanvraag wordt op de gemeentelijke informatiepagina van een lokaal huis-aan-huisblad gepubliceerd dat de burgemeester een aanvraag heeft ontvangen voor een exploitatie/terrasvergunning (incl. naam aanvrager, locatie). Gedurende twee weken kunnen door belanghebbenden zienswijzen worden ingediend.

 

Advisering

Bij een nieuwe of (wijzigings-) aanvraag zal onder andere advies worden gevraagd aan de afdeling Beheer, de politie, de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving, de brandweer, Ruimtelijke Ontwikkeling (waaronder stedenbouw in verband met meubilair binnenstad) en de afdeling Duurzame Ontwikkeling. Dit gebeurt aan de hand van een nog te ontwikkelen vragenlijst met voornamelijk gesloten vragen. Daarnaast wordt een integriteitbeoordeling op grond van Wet BIBOB uitgevoerd. Voor de integriteitbeoordeling maakt de gemeente gebruik van een aantal openbare bronnen. Mocht er aanleiding zijn tot verdere toetsing, bijvoorbeeld een onduidelijke financiering of bedrijfsorganisatie, dan kan de gemeente besluiten het landelijke bureau BIBOB in te schakelen. Dit bureau heeft toegang tot bronnen van politie, justitie en de belastingdienst. Het BIBOB-advies kan drie uitkomsten hebben:

  • 1.

    Geen gevaar

  • 2.

    Enige mate van gevaar

  • 3.

    Ernstig gevaar

Wanneer er geen gevaar voor misbruik bestaat, wordt de vergunning verleend. Bestaat er enige mate van gevaar, dan kan de gemeente extra eisen verbinden aan een vergunning. Het bureau kan ook vaststellen dat er een ernstig gevaar voor misbruik bestaat en brengt dan een negatief advies uit. De gemeente is niet verplicht dit advies op te volgen, maar weegt het mee in haar besluitvorming. De gemeente kan op basis van zo´n advies een vergunning weigeren of intrekken.

 

Besluitvorming

Op een volledige aanvraag wordt binnen acht weken beslist. Deze termijn kan met ten hoogste acht weken worden verlengd (1:2 APV). De bestaande termijn voor het verlenen van een vergunning of verlenging wordt verlengd met vier weken, wanneer de gemeente een onderzoek aanvraagt bij het bureau BIBOB. Dit kan nog één keer verlengd worden met vier weken.

Indien de aanvraag voldoet aan de APV, het bestemmingsplan en deze beleidsregels en er positief door alle afdelingen/instanties is geadviseerd, zal de vergunning worden verleend. In alle andere gevallen wordt de vergunning (gedeeltelijk) geweigerd, tenzij de burgemeester het nodig oordeelt de hardheidsclausule toe te passen.

Indien niet tijdig wordt beslist betekent het niet dat de vergunning verleend moet worden of automatisch is verleend. Een aanvrager kan tegen het uitblijven van een beslissing wel bezwaar (art 6:2 Awb) en eventueel beroep instellen. In de toekomst kan na inwerkingtreding van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen de aanvrager het bestuursorgaan in gebreke stellen waarbij het bestuursorgaan een dwangsom kan verbeuren aan de aanvrager. 

 

Publicatie besluit

Na het nemen van een besluit op grond van de aanvraag  van een vergunning vindt daarvan een publicatie plaats op de gemeentelijke informatiepagina van een lokaal huis-aan-huisblad. Belanghebbenden kunnen daartegen binnen zes weken bezwaar aantekenen bij de burgemeester. 

 

Leges en precario

De tarieven voor leges en precario worden jaarlijks door de gemeenteraad bij verordening vastgesteld. Bij de omzetting van een geldende terrasvergunning in een exploitatievergunning worden de eerste keer na vaststelling van dit beleid geen leges in rekening gebracht. De precariorechten worden jaarlijks per aanslag in rekening gebracht.

Bijlage Fase 2 terrassenoverzicht

afbeelding binnen de regeling

Bijlage Fase 2 Terrassen details met bebouwing

afbeelding binnen de regeling

Bijlage Fase 2 Terrassen details

afbeelding binnen de regeling