Regeling vervallen per 01-07-2012

Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Nieuwegein

Geldend van 16-07-2009 t/m 30-06-2012

Intitulé

Reglement van orde gemeenteraad

De raad van de gemeente Nieuwegein;

 

gelet op het bepaalde in artikel 16 van de Gemeentewet:

 

gelezen het voorstel van het presidium van 10 juni 2009;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen het "Reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Nieuwegein"

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • g.

    terugkoppelingsformulier: formulier met daarin opgenomen de commissie adviezen en de door de commissie voorgestelde behandelstatus.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen waarnemend griffier.

  • 3. De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Hoofdstuk 1a Het presidium, de samenstelling, de bevoegdheden en de taken

Artikel 5 Samenstelling presidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. De raad benoemt de plaatsvervangende voorzitter en de leden uit haar midden.

  • 3. De voorzitter van de raad is de voorzitter en lid van het raadspresidium.

  • 4. Bij afwezigheid wordt de voorzitter van het presidium vervangen door het lid van de raad dat door de raad is aangewezen als plaatsvervangend voorzitter van de raad. De plaatsvervangende voorzitter maakt deel uit van het presidium.

  • 5. Het presidium bestaat uit zes leden inclusief de voorzitter.

  • 6. De raadsgriffier woont de vergaderingen van het presidium bij en heeft een adviserende stem in vergaderingen.

  • 7. Op verzoek van het presidium woont de gemeentesecretaris de vergaderingen van het presidium bij.

  • 8. Het presidium kan anderen verzoeken zijn vergaderingen geheel of gedeeltelijk bij te wonen.

Artikel 5a De taken

  • 1. Het presidium is ter ondersteuning van het functioneren van de raad en de raadscommissies.

  • 2. Het presidium heeft in ieder geval de taken opgenomen in artikelen 8, 10 en 15 van dit reglement, artikel 2, 9, 10, 11, 24 en 38 van de Verordening op de raadscommissies en artikel 5 lid 3 Verordening op het burgerinitiatief.

  • 3. Het presidium is belast met alle zaken die namens de raad en de raadscommissies dienen te worden verricht, evenals met het functioneren van de raad en raadscommissies en voert overleg met de burgemeester betreffende de voorbereiding voor het uitvoeren van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Nieuwegein en daaraan verbonden nadere regelingen ten behoeve van de griffier en de medewerkers van de griffie, voor zover deze bevoegdheden niet zijn gedelegeerd aan het college.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders zendt alle voorstellen waarover zij besluitvorming wenst van de gemeenteraad, dan wel in behandeling in een raadscommissie, aan het presidium.

Artikel 5b De vergaderingen

  • 1. Het presidium vergadert, volgens zijn opgestelde vergaderschema dat onderdeel is van het vergaderschema van de raad.

  • 2. Tevens kan het presidium vergaderen zo dikwijls als de voorzitter van het presidium het nodig oordeelt.

  • 3. Het presidium vergadert eveneens als twee leden daarom verzoeken.

  • 4. De voorzitter roept de leden schriftelijk op, welke oproep, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste één week voor de aanvang van de vergadering bij de leden wordt bezorgd.

  • 5. De vergaderingen van het presidium zijn niet openbaar.

Artikel 5c Het quorum

  • 1. Het presidium mag alleen beraadslagen of besluiten als de voorzitter of zijn plaatsvervanger en tenminste twee leden aanwezig zijn.

  • 2. Het presidium besluit in voorkomende gevallen bij meerderheid van stemmen.

  • 3. De voorzitter en de leden hebben ieder één stem in het presidium.

Artikel 5d De agenda en het verslag

  • 1. Het secretariaat van het presidium wordt door de griffie uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de griffier.

  • 2. De agenda voor de vergadering van het presidium wordt door de voorzitter van het presidium en de griffier opgesteld.

  • 3. Het verslag van de vergadering van het presidium wordt onder de verantwoordelijkheid van de griffier opgesteld.

Artikel 5e De verzending van agenda en stukken

  • 1. De agenda en stukken worden verzonden aan de voorzitter en de leden  van het presidium.

  • 2. Het voorlopige verslag wordt aan de voorzitter, de leden en de raad verzonden. Na vaststelling wordt het verslag naar de raad verzonden.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad wijst de voorzitter een commissie aan bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven mondeling verslag uit aan de raad en doet een voorstel voor een besluit. Indien er sprake is van een minderheidsstandpunt, dan vermeldt de commissie dit in het mondelinge verslag. In de besluitenlijst van de raad wordt melding gemaakt van het besluit en een eventueel minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 7 Fracties

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

    • a.

      Indien:

    1.  één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    2.  twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    3.  één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

    • b.

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergadertijdstip

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden plaats volgens een door het presidium jaarlijks vast te stellen vergaderschema en worden in de regel gehouden op woensdag om 19.30 uur in het gemeentehuis.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

Artikel 9 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt tenminste vijf dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, inclusief de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, onder vermelding van geheim, dienen tenminste met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad te worden verzonden.

Artikel 10 Agenda

  • 1. Het presidium stelt de voorlopige agenda van de vergadering vast. Op de agenda wordt een onderscheid gemaakt tussen bespreek- en hamerstukken.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende voorlopige agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden van de raad verzonden.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de voorlopige agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad voor de vaststelling van de voorlopige agenda onderwerpen toevoegen of afvoeren, of een stuk in een andere bespreekcategorie - als bedoeld in het eerste lid – plaatsen.

  • 4. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 De wethouder

De wethouders worden geacht te zijn uitgenodigd voor de vergaderingen van de raad.   

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Stukken op grond waarvan artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, worden niet voor een ieder ter inzage gelegd, maar blijven onder berusting van de griffier.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging in een plaatselijk huis-aan-huis blad, in het gemeentelijk informatieblad, door plaatsing op de website van de gemeente, of anderszins op de in de gemeente gebruikelijke wijze, ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien;

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden, indien digitaal beschikbaar, op      de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het presidium bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

  • 3. Onmiddellijk na de opening van de vergadering wordt een ogenblik stilte in acht genomen nadat de voorzitter daarom heeft verzocht met de woorden: “Ik verzoek u een ogenblik stilte in acht te nemen voor gebed of bezinning”

Artikel 17 Primus bij hoofdelijke stemming

De voorzitter deelt, nadat een lid heeft verzocht om hoofdelijke stemming, mee bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 18 Wijze van verslaglegging van de raad en de inhoud van de besluitenlijst

  • 1. De griffier draagt zorg voor het vastleggen van het gesprokene in de vergadering van de raad op de digitale geluidsdrager, een schriftelijk verslag en de besluitenlijst.

  • 2. De besluitenlijst, als bedoeld in het eerste lid, houdt in:

    • a.

      de namen van de leden, die de presentielijst hebben getekend dan wel afwezig waren, met afzonderlijke vermelding van de leden, die na opening ter vergadering zijn binnen gekomen en van de leden, die de vergadering vóór sluiting hebben verlaten;

    • b.

      de namen van de leden, die voorstellen aan de raad deden;

    • c.

      vermelding van het afleggen van de stemverklaring die door een raadslid voorafgaande aan de stemming kan worden afgelegd;

    • d.

      vermelding van een raadslid dat voorafgaande aan de stemming laat weten overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet zich van stemming onthoudt;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming of stemming bij handopsteking,van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;                        

    • f.

      een opsomming van de aan de raad gedane mededelingen, door de raad besproken voorstel­len, door de raad genomen besluiten met vermel­ding van de aantekening, als bedoeld in artikel 31 lid 2 (de aantekening kan ook een onderdeel van een voorstel betreffen) en voorts een overzicht van de door de burgemeester en de wethouders gedane toezeggingen.

Artikel 19 Vaststelling van de besluitenlijst

  • 1. De besluitenlijst van een openbare vergadering wordt in ontwerp aan de leden van de raad toegezonden ter vaststelling in een volgende vergadering.

  • 2. Deze lijst wordt in een volgende openbare vergadering na de opening aan de orde gesteld en met inachtneming van de door de raad verlangde wijzigingen vastgesteld. Na vaststelling ondertekenen de voorzitter en de griffier de besluitenlijst.

  • 3. De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 lid 2 verzonden. Deze lijst wordt in een volgende vergadering, desgewenst met gesloten deuren, dadelijk na de opening aan de orde gesteld en, met inachtneming van de door de raad verlangde wijzigingen, vastgesteld. Na vaststelling ondertekenen de voorzitter en de griffier de besluitenlijst.

Artikel 20 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2. Na het vaststellen van de besluitenlijst stelt de raad, op voorstel van de voorzitter, de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 21 Spreekregels

  • 1. De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 22 Volgorde sprekers

Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

Artikel 23 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Een lid mag in de eerste termijn het woord voeren indien in het terugkoppelingsformulier van de commissie staat vermeld dat de betreffende fractie waarvan het lid deel uitmaakt met vermelding van onderwerp aangeeft waarover het woord zal worden gevoerd.

  • 5. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 6. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 24 Spreektijd

  • 1. De raad stelt voor zijn vergaderingen een algemeen geldende spreektijdverdeling vast, welke geldt tot het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. De voorzitter kan een voorstel over de spreektijd doen.

Artikel 25 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog in eerste termijn niet worden gestoord, tenzij de voorzitter interrupties op het betoog van de spreker toestaat. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 26 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 27 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 28 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn stemgedrag kort te motiveren in een stemverklaring.

Artikel 29 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten vindt, na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Een lid van de raad kan om een afzonderlijke stemming over onderdelen van het voorstel vragen.

  • 4. De voorzitter formuleert het besluit op het voorstel in zijn geheel of over onderdelen, voordat de besluitvorming plaatsvindt.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.  

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming te hebben onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

    Stemmen gebeurt bij handopsteken, tenzij hoofdelijke stemming wordt verlangd.

  • 4. De voorzitter (of de griffier) roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft.

  • 8. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 5. Indien verschillende moties worden ingediend over hetzelfde onderwerp en die buiten de orde van de vergadering zijn, dan wordt de motie die het meest verstrekkend is, het eerst in stemming gebracht. De raad beslist over de vraag welke motie het meest verstrekkend is.

Artikel 32 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden tot stembureau.

        

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.            

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 35 Amendementen

  • 1. Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Moties

  • 1. Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 5. Indien het college besluit een door de gemeenteraad aangenomen motie niet uit te voeren, dan geeft zij hiervan schriftelijk en gemotiveerd kennis aan de leden van de raad, binnen drie weken nadat het besluit aangaande de motie door de raad is genomen.

  • 6. Intrekking, door de indiener(s), van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 38 Initiatiefvoorstel

  • 1. en initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk door tussenkomst van de griffier bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld, tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie;

    • c.

      het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 5. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda toegevoegd worden.

Artikel 39 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip in de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant, de burgemeester en de wethouders voeren niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 41 Vragenhalfuur

  • 1. Gedurende een half uur na aanvang van de raadsvergadering is er voor de raadsleden gelegenheid tot het stellen van spoedeisende, actuele vragen aan het college over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij de geagendeerde onderwerpen aan de orde komt of vragen zijn die een artikel 42 brief die in behandeling is, betreffen. Indien er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend wordt deze mogelijkheid tot het stellen van vragen niet gehouden. In bijzondere gevallen kan het presidium bepalen dat dit vragenhalfuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk moment het vragenhalfuur eindigt.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp tenminste 24 uur voorafgaande aan het vragenhalfuur door tussenkomst van de griffier bij de voorzitter. In bijzondere gevallen kan de voorzitter in overleg met het presidium van dit tijdstip afwijken. De voorzitter kan, eveneens na overleg met het presidium, weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. Het presidium bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 42 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2. De vragen worden door tussenkomst van de griffier bij de voorzitter van de raad ingediend. De griffier draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college en de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijn kan plaatsvinden, stelt het college de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de leden van de raad toegezonden, conform artikel 9 lid 2.

  • 5. De vragen en antwoorden worden op de lijst van ingekomen stukken geplaatst.

Artikel 43 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend door tussenkomst van de griffier bij het college of de burgemeester.

  • 2. De griffier zendt een afschrift van dit verzoek aan de raad.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 44 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 45 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 46 Verslag en verantwoording

  • 1. Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 42, zijn van overeenkomstige toepassing.

    Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 43, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 47 Algemeen

  • 1. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

  • 2. Een commissielid/niet-raadslid kan aanwezig zijn in een besloten raadsvergadering bij die onderwerpen waarover een commissie waar hij of zij lid van is, geadviseerd heeft.

Artikel 48 Besluitenlijst

  • 1. De toezending, vaststelling van de besluitenlijst en het verslag van een besloten vergadering is geregeld in artikel 19 lid3 en artikel 9 lid 2.

  • 2. De besluitenlijst wordt in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze lijst en van het verslag.

Artikel 49 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoudt van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

 

Artikel 50 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 51 Toehoorders

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling vooraf aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 53 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 54 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 55 In werken treden

  • 1. Dit reglement treedt in werking de dag na bekendmaking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Nieuwegein vastgesteld bij raadsbesluit van 14 maart 2002 en alle nadien vastgestelde wijzigingen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 juli 2009
 
 
de griffier,                                           de voorzitter,