Regeling vervallen per 01-07-2016

Erfgoedverordening 2010 gemeente Nieuwkoop

Geldend van 01-10-2010 t/m 30-06-2016

Intitulé

Erfgoedverordening 2010 gemeente Nieuwkoop

Hoofdstuk 1 ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a en beschermde gemeentelijke dorpsgezichten bedoeld in onderdeel d;c. beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;d. beschermd gemeentelijk dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarden en in welke groep zich één of meer monumenten genoemd onder a of c bevinden;e. monumentencommissie: de op basis van art. 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, deze verordening, de Subsidieverordening monumentenzorg en het gemeentelijk beleid inzake cultuurhistorisch erfgoed;f. gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;g. landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;h. provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;i. archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de onder f tot en met h genoemde kaarten, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;j. hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;k. middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;l. lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;m. plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;n. programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek;o. gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan;p. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;q. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop;r. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;s. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2 AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN EN BESCHERMDE GEMEENTELIJKE DORPSGEZICHTEN

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1 Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de monumentencommissie.

  • 3 Voordat het college een monument met een religieuze bestemming, dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert het college overleg met de eigenaar.

  • 4 De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 4 Voorbescherming beschermd gemeentelijk monument

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment waarop de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 9 plaatsvinden, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 13 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

  • 1 Het college kan een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3 De aanwijzing kan geen dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

Artikel 6 Voorbescherming beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van één of meer objecten binnen een gemeentelijk dorpsgezicht de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht ontvangt tot het moment waarop de registratie als bedoeld in artikel 9 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het gemeentelijk dorpsgezicht niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 13 tot en met 17 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit gemeentelijk monument of beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

  • 1 De monumentencommissie adviseert voor zover het een advies betreft als bedoeld in artikel 3, tweede lid, schriftelijk binnen acht (8) weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2 Het college beslist voor zover het een besluit betreft als bedoeld in artikel 3, eerste lid, binnen acht (8) weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen zestien (16) weken na de adviesaanvraag.

  • 3 De monumentencommissie adviseert voor zover het een advies betreft als bedoeld in artikel 5, tweede lid, schriftelijk binnen acht (8) weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 4 Het college beslist voor zover het een besluit betreft als bedoeld in artikel 5, eerste lid, binnen twaalf (12) weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twintig (20) weken na de adviesaanvraag.

Artikel 8 Mededeling aanwijzingsbesluit gemeentelijk monument of beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 9 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college registreert het gemeentelijk monument en het beschermd gemeentelijk dorpsgezicht op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijk monument of beschermd gemeentelijk dorpsgezicht.

Artikel 10 Wijzigen van de aanwijzing tot gemeentelijk monument of beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

  • 1 Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2 Artikel 3, tweede en derde lid, artikel 5, tweede lid, alsmede de artikel 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3 Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in het tweede lid, achterwege.

  • 4 De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 11 Intrekken van de aanwijzing tot gemeentelijk monument of beschermd gemeentelijk dorpsgezicht

  • 1 Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, artikel 5, tweede lid en de artikelen 7 en 8 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan artikel 4 van de monumentenverordening van de provincie Zuid-Holland.

  • 3 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Artikel 12 Bescherming beschermd gemeentelijk dorpsgezicht in bestemmingsplan

  • 1 De gemeenteraad stelt ter bescherming van een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht een bestemmingsplan vast dat de aanwezige cultuurhistorische waarden beschermt.

  • 2 Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht wordt door het college bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

Hoofdstuk 3 INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTEN EN BESCHERMDE GEMEENTELIJKE DORPSGEZICHTEN

Artikel 13 Instandhoudingsbepaling

  • 1 Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen. Dit geldt eveneens voor onroerend goed dat is gelegen binnen een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht.

  • 2 Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3 Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:a. in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 1, onder d, bouwwerken te verstoren, te plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;b. in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 1, onder d, bouwwerken te herstellen, gebruiken of laten gebruiken op een wijze waardoor het dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht;c. in een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht, als bedoeld in artikel 1, onder d, onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfscheidingen – niet zijnde een bouwwerk – te wijzigen anders dan voor het normale onderhoud;

  • 4 Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede en derde lid, gelden niet indien het bevoegd gezag nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 5 Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 14 De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 13 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in viervoud ingediend.

Artikel 15 Termijnen advies

  • 1 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument of beschermd gemeentelijk dorpsgezicht aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2 Binnen 4 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college. 

Artikel 16 Toetsingskader

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 17 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;b. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4 BESCHERMDE MONUMENTEN

Artikel 18 Vergunning voor beschermd (rijks)monument

  • 1 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd (rijks)monument aan de monumentencommissie.

  • 2 De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift. 

Hoofdstuk 5 INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 19 Instandhoudingsbepaling

  • 1 Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder i, de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2 Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien;a. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:• in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 10.000 m2, of;• in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 2.500 m2, of;• in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2.b. in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.c. sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.d. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan, de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;e. een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:• het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of• de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of• in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 20 Opgravingen en begeleiding

  • 1 Indien binnen het grondgebied van de gemeente Nieuwkoop onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:a. het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder n, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.b. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder m van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

  • 2 In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3 Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 21 Procedure

De bepalingen uit artikel 14, 15, 16 en 17 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 19, tweede lid, onder e, en artikel 20, eerste lid, onder b.

Hoofdstuk 6 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 22 Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 13 te verlenen;b. de voorschriften die door het bevoegd gezag verbonden zijn aan een vergunning als bedoeld in artikel 13;c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 13, vierde lid;d. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 19, tweede lid, onder d;e. een aanwijzing als bedoeld in artikel 20, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 23 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 13, eerste, tweede en derde lid en artikel 19 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid onder e van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 24 Toezichthouders

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:a. met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1; toezichthouders die werkzaam zijn bij de afdeling Vergunningen, Voorzieningen en Handhaving van de gemeente Nieuwkoop.b. met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2; toezichthouders die werkzaam zijn bij de afdeling Vergunningen, Voorzieningen en Handhaving van de gemeente Nieuwkoop.

  • 2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 25 Intrekken oude regeling

De Erfgoedverordening 2009 gemeente Nieuwkoop, vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 18 december 2008, wordt ingetrokken op het in artikel 27 genoemde tijdstip.

Artikel 26 Overgangsrecht

  • 1 De op grond van de onder artikel 25 ingetrokken Erfgoedverordening 2009 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten en beschermde gemeentelijke dorpsgezichten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Aanvragen om vergunning of aanwijzing die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 25 ingetrokken verordening.

  • 3 Een vergunning die is verleend op grond van de onder artikel 25 ingetrokken verordening wordt gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in artikel 13.

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Erfgoedverordening 2010 gemeente Nieuwkoop”.