Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening langdurigheidtoeslag Wet Werk en BijstandGemeente Nieuwkoop 2012

Geldend van 01-04-2012 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand Gemeente Nieuwkoop 2012

Verordening Langdurigheidtoeslag Wet Werk en Bijstand

De gemeenteraad van de gemeente Nieuwkoop,

gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van Nieuwkoop

d.d. 24 januari 2012;

gelet op artikel 8 lid 1 onder d. en lid 2 onder b. en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

besluit:

vast te stellen: de “Verordening langdurigheidtoeslag Wet werk en bijstand Gemeente Nieuwkoop 2012”.

Artikel 1 Begripsbepalingen

    • 1.

      Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

    • 2.

      In deze verordening wordt verstaan onder:

      a.      College: college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nieuwkoop;

    • b.      Wet:

      de Wet werk en bijstand;

    • c.       Referteperiode:

      de periode van 36 maanden die direct voorafgaat aan de peildatum;

    • d.      Peildatum:

      de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidtoeslag ontstaat;

    • e.      WTOS:

      Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • f.        WSF:

      Wet Studiefinanciering;

    • g.      Bijstandsnorm:

      de bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 20 en 21 WWB

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1. Tot de doelgroep van de langdurigheidtoeslag behoren personen van 21 jaar en ouder doch jonger dan 65 jaar met een langdurig laag inkomen, geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht op inkomensverbetering. Bij een gezin geldt het leeftijdscriterium voor tenminste twee gezinsleden en de voorwaarde van geen uitzicht op inkomensverbetering voor alle gezinsleden die voldoen aan het leeftijdscriterium.

  • 2. Personen die op de peildatum of gedurende de referteperiode een uitkering op grond van de WSF 2000 of Wtos hebben ontvangen, worden geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben en komen niet voor de langdurigheidtoeslag in aanmerking.

Artikel 2a Langdurig laag inkomen

Onder een langdurig laag inkomen wordt verstaan een gemiddeld inkomen per maand dat gedurende de referteperiode niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1. De hoogte van de langdurigheidtoeslag is afhankelijk van de gezinssituatie op de peildatum.

  • 2. De langdurigheidtoeslag bedraagt:

    • a.

      Voor een gezin 40% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag;

    • b.

      Voor een alleenstaande ouder 50% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag maar exclusief de toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB;

    • c.

      Voor een alleenstaande 55% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag maar exclusief de toeslag als bedoeld in artikel 25 WWB.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde bijstandsnorm is de norm die geldt op 1 januari van het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 4. Bij een gezin waarvan slechts twee gezinsleden aan het leeftijdscriterium als bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze verordening voldoen en een van deze gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag ingevolge artikel 11 of 13 lid 1 van de wet, waardoor er slechts een van de gezinsleden recht op langdurigheidtoeslag heeft, komt dit gezinslid in aanmerking voor een langdurigheidtoeslag naar de hoogte die voor hem/haar als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening vervangt de “Verordening langdurigheidtoeslag Wet werk en bijstand ISD De Rijnstreek 2012” en treedt in werking op 1 april 2012, of op een latere datum wanneer de opheffing van de gemeenschappelijke regeling ISD de Rijnstreek, niet op 1 april 2012, plaats heeft.

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als ”Verordening langdurigheidtoeslag Wet werk en bijstand Gemeente Nieuwkoop 2012”.

Aldus besloten door de gemeenteraad van de gemeente Nieuwkoop in zijn openbare vergadering van 1 maart 2012.

De griffier, De burgemeester,

E. R. van Holthe F. Buijserd

Toelichting

Algemeen

Als gevolg van het afschaffen van de bijstand voor inwonenden en het vervangen van de toets op het inkomen van de partner door een toets op gezinsniveau (huishoudinkomen) is aanpassing van de verordening noodzakelijk.

Op grond van artikel 8, lid 1, onder d, en lid 2, onder b, van de Wet werk en bijstand dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidtoeslag. In ieder geval dient hierin te worden bepaald de hoogte van de langdurigheidtoeslag, wat langdurig is en wat een laag inkomen is. Hiermee is beoogd te bewerkstelligen, dat de langdurigheidtoeslag zoveel mogelijk een gemeentelijke verantwoordelijkheid wordt.

De rechtvaardiging van de langdurigheidtoeslag is dat mensen die langdurig van het sociaal minimum afhankelijk zijn, over het algemeen geen mogelijkheden meer hebben om te reserveren voor (onverwachte) hoge kosten, zoals voor vervangingsuitgaven die na verloop van tijd onvermijdelijk zijn. Hiermee treedt ten aanzien van de positiebepaling van de langdurigheidtoeslag in het inkomensbeleid geen wijziging op. Bij de invoering van de Wet werk en bijstand is die als volgt omschreven: “Om deze reden wordt de langdurigheidtoeslag voor één jaar toegekend en in één belastingvrij bedrag uitbetaald. Hiermee wordt bereikt dat er op het moment van uitbetaling ruimte ontstaat binnen het budget waaruit hogere kosten kunnen worden voldaan, bijvoorbeeld voor vervangingsuitgaven”.

De langdurigheidtoeslag is een vorm van (categoriale) bijzondere bijstand. De langdurigheidtoeslag

staat in beginsel open voor iedereen met een minimum inkomen, dus ook voor werkenden.

De voorwaarden om voor een langdurigheidtoeslag in aanmerking te komen, staan vermeld in artikel 36 van de Wet werk en bijstand.

Het college verleent de langdurigheidtoeslag op aanvraag. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan, dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Door de zinsnede in de wet ”geen uitzicht heeft op inkomensverbetering” wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten, niet in aanmerking komen voor de langdurigheidtoeslag.

Verder is de ondergrens voor aanvragers van de langdurigheidtoeslag bepaald op 21 jaar, omdat dit de leeftijd is waarop de ouderlijke onderhoudsplicht vervalt. Hiermee blijft de langdurigheidtoeslag aansluiten op het systeem van de wet ten aanzien van personen jonger dan 21 jaar.

Personen van 65 jaar en ouder zijn uitgesloten van het recht op een langdurigheidtoeslag. Als gevolg van de al gerealiseerde inkomensverbetering voor personen van 65 jaar en ouder (hogere norm) blijft deze doelgroep buiten het bereik van de regeling.

Gemeenten kunnen zelf bepalen wat zij onder de termen “langdurig” en “laag inkomen” verstaan.

Bepaald is, dat een persoon ten hoogste éénmaal binnen 12 maanden in aanmerking komt voor een langdurigheidtoeslag.

De verstrekking is echter niet gebonden aan die periode van 12 maanden. Het kan zijn dat per 12 maanden meerdere malen langdurigheidtoeslag wordt verstrekt, indien de verstrekking ziet op een recht dat in een voorgaand jaar is ontstaan, maar pas later is aangevraagd.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Gekozen is om de referteperiode vast te stellen op 36 maanden voorafgaand aan de peildatum. Hiermee is meteen invulling gegeven aan het begrip ‘langdurig’. Dus over de duur van de referteperiode wordt bepaald of iemand langdurig een laag inkomen heeft.

Artikel 2 Voorwaarden

De doelgroep is in feite iedereen die aan de criteria voldoet welke in deze verordening nader zijn ingevuld.

Door uitbreiding van het begrip van ’gezin’ in de wet vanwege invoering van de huishoudtoets alsmede het leeftijdscriterium bij de langdurigheidtoeslag, is nadere precisiering noodzakelijk.

Het leeftijdscriterium geldt bij een gezin voor minstens twee gezinsleden. De voorwaarde van geen uitzicht op inkomensverbetering geldt voor alle gezinsleden die aan het leeftijdscriterium voldoen.

Indien hieraan niet wordt voldaan, bestaat – nog afgezien van het inkomen - voor het gezin geen recht op langdurigheidtoeslag.

Het recht op langdurigheidtoeslag komt de rechthebbende gezinsleden immers gezamenlijk toe. Zij

moeten daarom ook allen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk, aan de voorwaarden voldoen. Dus bij een gezin waarbij slechts één gezinslid aan het leeftijdscriterium voldoet, bestaat geen recht op langdurigheidtoeslag voor het desbetreffende gezin.

Een meerderjarig kind als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de wet (student met WSF of WTOS en een bepaald maximum inkomen) valt niet onder het begrip van ‘gezin’. Ook een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet (mantelzorg) valt buiten het uitgebreide begrip van ’gezin’.

Door de zinsnede ”geen uitzicht heeft op inkomensverbetering” wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen voor de langdurigheidtoeslag.

Bij studenten wordt ervan uitgegaan, dat zij arbeidsmarktperspectief hebben.

Om te voorkomen dat degene met een baan en een minimuminkomen hieruit, die zijn positie middels avondstudie probeert te verbeteren, niet in aanmerking zou komen, is bepalend of de studerende in de referteperiode studiefinanciering heeft genoten. Studiefinanciering is immers alleen mogelijk bij een dagstudie en bij studenten beneden een bepaalde leeftijd.

Artikel 2a Langdurig laag inkomen

Zoals eerder gesteld, wordt onder langdurig verstaan een termijn van 36 maanden. Nadat betrokkene 3 jaar op een minimum inkomen is aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte over.

Onder een laag inkomen wordt verstaan een (gezamenlijk) inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Onder de bijstandsnorm wordt verstaan de van toepassing zijnde wettelijke norm inclusief de gemeentelijke toeslag of verlaging en de vakantietoeslag.

Voor het recht op een langdurigheidtoeslag wordt geen andere invulling aan het begrip inkomen gegeven dan voor het recht op algemene bijstand. Dit betekent, dat de vrijgelaten middelen als bedoeld in artikel 31, lid 2, van de Wet werk en bijstand eveneens buiten beschouwing moeten blijven bij het recht op een langdurigheidtoeslag.

Voorbeelden hiervan zijn:

  • ·

    een bepaald gedeelte van de inkomsten uit arbeid bij alleenstaande ouders met jonge kinderen;

  • ·

    een Wajong uitkering voor zover geen sprake is van een gezin, dat enkel uit gehuwden en daarmee gelijkgestelden of uit gehuwden met hun ten laste komende kinderen bestaat.

Het inkomen alsmede het vermogen van alle gezinsleden die vallen onder het nieuwe begrip van ‘gezin’ dient in ogenschouw te worden genomen.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

In deze verordening is uitgegaan van een vast percentage van de van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals die op 1 januari van het jaar van aanvraag van toepassing is. Het percentage is afhankelijk van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB.

In lid 3 wordt een regeling getroffen overeenkomstig artikel 24 van de Wet werk en bijstand voor situaties waarbij binnen een gezin slechts twee gezinsleden aan het leeftijdscriterium voldoen en een van hen op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidtoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13, lid 1, van de Wet werk en bijstand. De wet voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor het enig overblijvend rechthebbend gezinslid, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor een gezin in dergelijke situaties ook niet gewenst is. Met nadruk wordt erop gewezen, dat het hier een uitsluitinggrond betreft als bedoeld in artikel 11 of artikel 13, lid 1, van de Wet werk en bijstand.

Nogmaals wordt opgemerkt, dat een meerderjarig kind als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de wet (student met WSF of WTOS en een bepaald maximum inkomen) niet valt onder het begrip van ‘gezin’. Ook een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet (mantelzorg) valt buiten het uitgebreide begrip van ’gezin’.

Hoewel de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet tot de middelen wordt gerekend, valt een Wajonger, voor zover hij tot een gezin behoort dat niet enkel uit gehuwden of uit gehuwden met hun ten laste komende kinderen bestaat, wel onder het begrip van ‘gezin’. Eventueel vermogen van dit gezinslid dient dan ook in aanmerking te worden genomen.

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.