Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuwkoop 2013

Geldend van 01-07-2013 t/m heden

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuwkoop 2013

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1

  • 1. In dit Besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuwkoop;

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwkoop;

    • c.

      Gemeente: de gemeente Nieuwkoop;

    • d.

      Eigen auto: auto die op naam staat van de aanvrager of zijn partner, waarbij minimaal één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs;

    • e.

      Vervoerswaarde: het aantal kilometers per kalenderjaar dat de aanvrager met de tegemoetkoming kan reizen en waarop de berekening van de hoogte van de voorziening zoveel mogelijk is afgestemd;

    • f.

      Zonetarief: het tarief per zone in het regulier openbaar vervoer zoals bij de voormalige nationale strippenkaart werd gehanteerd;

    • g.

      Verzamelinkomen: het totaal van de inkomsten per jaar van het huishouden, die geregistreerd staan bij de belastingdienst en betrekking hebben op een periode die twee jaar ligt voor het jaar dat de hoogte van het inkomen wordt bepaald.

  • 2. Alle begrippen, die in dit Besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Verordening, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Te bereiken resultaat: een schoon en leefbaar huis, beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 2 Toekenning persoonsgebonden budget

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, waaronder de vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting vindt plaats op verzoek van de aanvrager, nadat deze uitdrukkelijk is geïnformeerd over de voor- en nadelen hiervan.

Artikel 3 Omvang van het persoonsgebonden budget

De omvang van het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt:

  • a.

    € 14,75 (obv cao verhogingen 2012 en 2013 per uur wanneer het om ondersteuning in categorie 1 gaat;

  • b.

    € 15,06 (obv cao verhoging 2012) per uur wanneer het om ondersteuning in categorie 2 gaat en de ondersteuning geboden wordt door een daartoe opgeleid persoon.

  • c.

    Het college kan de bedragen jaarlijks met ingang van 1 januari verhogen of verlagen conform de loonaanpassingen in de CAO van het schoonmaak- en glazenwassersbedrijf (categorie 1) en de CAO voor de Verpleeg-, en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (categorie 2).

Artikel 4 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt na toekenning bij wijze van voorschot per kwartaal uitbetaald.

  • 2. Tot betaling van het persoonsgebonden budget wordt overgegaan nadat de budgethouder een overeenkomst voor het verstrekken van hulp bij het huishouden heeft overgelegd.

  • 3. Het college heeft de mogelijkheid het PGB te storten op de rekening van een door het college aangewezen beheerorganisatie, die na akkoord van de budgethouder rechtstreeks uitbetaalt aan de zorgverlener.

Artikel 5 Verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 1. De controle op de besteding van het persoonsgebonden budget vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

  • 2. De budgethouder moet voor de controle op de besteding van het persoonsgebonden een overzicht van de salarisadministratie / verantwoording bestede gelden aan het college overleggen, indien het college daarom verzoekt.

Artikel 6 Controle van het persoonsgebonden budget

  • 1. Bij verstrekkingen voor hulp bij het huishouden vanaf € 7.500,-, zal de controle voor 100% plaatsvinden. De controle vindt plaats na afloop van elk kalenderjaar.

  • 2. De verantwoording over het persoonsgebonden budget vindt plaats over het totaal van het toegekende bedrag van desbetreffend kalenderjaar.

  • 3. Indien uit de controle blijkt dat het persoonsgebonden budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college besluiten het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 3 Te bereiken resultaat: een geschikte woning

Artikel 7 Primaat van de verhuizing

Indien de kosten voor een woningaanpassing de € 8.157,86 te boven gaan, wordt het primaat verhuizen toegepast. Bij bijzondere omstandigheden kan hiervan worden afgeweken.

Artikel 8 Omvang van het persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget omvat de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-compenserende te verstrekken voorziening in natura. Deze waarde wordt berekend op basis van de goedkoopste offerte die de gemeente opvraagt voor de woonvoorziening.

  • 2. Het persoonsgebonden budget kan indien nodig worden aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten. Onder instandhoudingkosten worden verstaan: de kosten die noodzakelijk zijn om de verstrekte voorziening in stand te houden, in het bijzonder de kosten van onderhoud en reparatie en, voor zover noodzakelijk, de verzekeringskosten. Deze instandhoudingkosten worden jaarlijks vooraf betaald. De kosten bedragen 7% van het verstrekte persoonsgebonden budget met een maximum van € 250,- per jaar.

Artikel 9 Omvang van de financiële tegemoetkoming

  • 1. De financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting bedraagt € 2.500,--:

  • 2. De financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting is gelijk aan de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van:

    • a.

      € 738,33 per maand indien de tijdelijke huisvesting zelfstandige woonruimte betreft ofwel de te verlaten woonruimte langer moet worden aangehouden;

    • b.

      € 370,51 per maand indien de tijdelijke huisvesting niet-zelfstandige woonruimte betreft (zie begripsomschrijvingen verordening).

  • 3. De financiële tegemoetkoming voor de voorziening voor woningsanering bedraagt maximaal:

    • a.

      €  548,80 voor vloerbedekking in de woonkamer;

    • b.

      €  686,02 voor vloerbedekking in de woonkamer als deze rolstoelgeschikt moet zijn;

    • c.

      €  411,64 voor raambekleding in de woonkamer;

    • d.

      €  270,27 voor vloerbedekking in één slaapkamer;

    • e.

      €  323,30 voor vloerbedekking in één slaapkamer als deze rolstoelgeschikt moet zijn;

    • f.

      €  136,40 voor raambekleding in één slaapkamer.

    • g.

      Indien een artikel is afgeschreven wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. De afschrijvingstermijnen zijn als volgt:

      • a.

        Het artikel is niet ouder dan een jaar: 7/7 van de kosten;

      • b.

        Het artikel is tussen de een en twee jaar oud: 6/7 van de in lid 1 genoemde kosten;

      • c.

        Het artikel is tussen de twee en drie jaar oud: 5/7 van de in lid 1 genoemde kosten;

      • d.

        Het artikel is tussen de drie en vier jaar oud: 4/7 van de in lid 1 genoemde kosten;

      • e.

        Het artikel is tussen de vier en vijf jaar oud: 3/7 van de in lid 1 genoemde kosten;

      • f.

        Het artikel is tussen de vijf en zes jaar oud: 2/7 van de in lid 1 genoemde kosten;

      • g.

        Het artikel is tussen de zes en zeven jaar oud: 1/7 van de in lid 1 genoemde kosten.

  • 4. De financiële tegemoetkoming die maximaal verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 4.839,79.

  • 5. De financiële tegemoetkoming die maximaal verstrekt wordt voor het logeerbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 8.319,06.

  • 6. De financiële tegemoetkoming die maximaal verstrekt wordt voor de kosten van huurderving door het beschikbaar houden van een aangepaste woning door de eigenaar bedraagt € 321,62 per maand, maar niet meer dan de kale huur van de woonruimte. De financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er sprake is van verlies van huurinkomsten. Deze financiële tegemoetkoming kan maximaal voor de duur van zes maanden worden toegekend, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

Artikel 10 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

  • 1. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van woonruimteaanpassing of huurderving wordt verstrekt aan de eigenaar van de woonruimte.

  • 2. Een financiële tegemoetkoming/persoonsgebonden budget in de kosten van verhuizing en inrichting, tijdelijke huisvesting en woonvoorzieningen worden verstrekt aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

  • 3. De financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget wordt na verzending van de beschikking beschikbaar gesteld door storting op rekening van de aanvrager dan wel de eigenaar van de woonruimte. Uitzondering hierop vormt de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting. Deze wordt op declaratiebasis uitbetaald.

Artikel 11 Verantwoording van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

  • 1. Verantwoording van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen drie maanden na dagtekening van het besluit. Uitzondering hierop vormt de financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting. Deze tegemoetkoming wordt op declaratiebasis verstrekt en heeft een geldigheidsduur van maximaal twee jaar.

  • 2. De budgethouder dient ter verantwoording een origineel aankoop- en betalingsbewijs alsmede het door hem afgesloten onderhouds- en servicecontract te overleggen.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om, op verzoek van de budgethouder, uitstel van verantwoording te verlenen indien daar goede redenen voor zijn.

Artikel 12 Controle persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

  • 1. Verstrekkingen van een voorziening vanaf € 20.000,- worden altijd gecontroleerd. De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking.

  • 2. Indien uit de controle blijkt dat het budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college besluiten het budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

  • 3. De eigenaar-bewoner, die een financiële tegemoetkoming ontvangt in de kosten van het treffen van een woonvoorziening van bouwtechnische aard welke een waarde vermeerdering van de woning tot gevolg heeft, en die binnen een periode van zeven jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, moet een deel van de meerwaarde van de woning terugbetalen:

    • a.

      in het eerste jaar: 100% van de meerwaarde van de woning;

    • b.

      in het tweede jaar: 85% van de meerwaarde van de woning;

    • c.

      in het derde jaar: 70% van de meerwaarde van de woning;

    • d.

      in het vierde jaar: 55% van de meerwaarde van de woning;

    • e.

      in het vijfde jaar: 40% van de meerwaarde van de woning;

    • f.

      in het zesde jaar: 25% van de meerwaarde van de woning;

    • g.

      in het zevende jaar: 10% van de meerwaarde van de woning.

Hoofdstuk 4 Te bereiken resultaat: Zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 13 Omvang van het persoonsgebonden budget bij koop en huur

  • 1. Bij een verstrekking als persoonsgebonden budget wordt die rolstoel die de aanvrager zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen. Zou de aanvrager een geschikte, gebruikte rolstoel ontvangen hebben, dan zal het te verstrekken bedrag gebaseerd zijn op deze rolstoel, qua prijs maar ook qua beperkte levensduur vanwege het al afschreven deel.

  • 2. Bij overlijden of verhuizen van de aanvrager of het niet meer adequaat zijn van de rolstoel wordt het persoonsgebonden budget stopgezet.

  • 3. Bij de verstrekking van het persoonsgebonden budget stelt de gemeente een programma van eisen voor de rolstoel beschikbaar.

  • 4. De gemeente hanteert een gebruiksduur van 7 jaar voor een rolstoel.

  • 5. De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur de via het persoonsgebonden budget aangeschafte rolstoel voldoende te laten onderhouden.

  • 6. De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur voor de via het persoonsgebonden budget aangeschafte elektrische rolstoel een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten.

  • 7. De gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de rolstoel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte. Hierbij geldt het in lid 1 genoemde maximum.

  • 8. De jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van een rolstoel bedraagt 7% van het PGB en wordt voor de eerste keer verstrekt in het jaar volgend op het jaar van aanschaf. In het jaar van aanschaf worden de kosten van verzekering vergoedt op factuurbasis.

  • 9. De meerkosten die verband houden met noodzakelijke individuele aanpassingen op medische grond worden voor 100% vergoed.

  • 10. Indien vast staat dat de aanvrager de rolstoel niet meer gebruikt, is hij gehouden deze aan de gemeente in eigendom over te dragen dan wel de restwaarde ervan te vergoeden. Bij overlijden van de aanvrager binnen de gebruiksduur van de voorziening rust deze verplichting op de erfgenamen van de aanvrager.

  • 11. Indien vanwege medische redenen binnen 7 jaar opnieuw een persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte rolstoel.

  • 12. Indien degene aan wie een persoonsgebonden budget voor een rolstoel is toegekend, binnen 7 jaar verhuist, dan wordt het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte rolstoel gevorderd, tenzij de gemeente van de nieuwe woonplaats de verstrekking overneemt.

  • 13. De restwaarde van de rolstoel wordt als volgt bepaald:

    Bij verhuizing of overlijden van

    aanvrager of niet meer adequaat

    zijn van de voorziening

    Restwaarde als percentage

    van verstrekt aanschaf-gedeelte van het PGB

    ~ in het eerste jaar

    85%

    ~ in het tweede jaar

    70%

    ~ in het derde jaar

    55%

    ~ in het vierde jaar

    40%

    ~ in het vijfde jaar

    25%

    ~ in het zesde jaar

    10%

Artikel 14 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

De financiële tegemoetkoming dan wel het persoonsgebonden budget wordt na verzending van de beschikking beschikbaar gesteld door storting op rekening van de aanvrager.

Artikel 15 Verantwoording van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

  • 1. Verantwoording van het persoonsgebonden budget dan wel de financiële tegemoetkoming door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen zes maanden na dagtekening van het besluit.

  • 2. De budgethouder dient ter verantwoording een origineel aankoop- en betalingsbewijs alsmede het door hem afgesloten onderhouds- en servicecontract te overleggen.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om, op verzoek van de budgethouder, uitstel van verantwoording te verlenen indien daar goede redenen voor zijn.

Artikel 16 Controle persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming

  • 1. Indien uit de controle blijkt dat het persoonsgebonden budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college besluiten het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 5 Te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 17 Omvang van de voorziening

  • 1. De vervoerswaarde van de individuele dan wel collectieve voorzieningen is gesteld op 1500 - 2.000 kilometer per kalenderjaar (400 zones).

  • 2. De jaarlijkse financiele tegemoetkoming voor een rolstoeltaxi bedraagt € 2.137,23,-

  • 3. De hoogte van de voorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid kan naar boven en naar beneden worden bijgesteld indien de individuele vervoersbehoefte daartoe aanleiding geeft.

  • 4. Personen die een vervoersvoorziening van de gemeente ontvangen in de vorm van de Regiotaxi, moeten een bijdrage betalen in de Regiotaxi. De hoogte van deze bijdrage is gelijk aan het zonetarief.

Artikel 18 Wijzigen omvang bij echtparen

  • 1. Voor zover echtgenoten beiden in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in kosten van vervoer dan wel voor het CVV en tenminste één van hen kan geen gebruik maken van het CVV, wordt bij een gezamenlijke vervoersbehoefte aan elk van hen een percentage (25%, 50% dan wel 75%, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte) van het maximumbedrag voor vervoer per reguliere taxi toegekend. Bij een individuele vervoersbehoefte van een van de echtgenoten met het CVV, krijgt de betreffende echtgenoot een percentage (25%, 50% dan wel 75%, afhankelijk van de individuele vervoersbehoefte), van het reguliere aantal zones voor het CVV toegekend.

  • 2. Voor zover echtgenoten beide geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer, maar wel van het CVV wordt aan hen ieder maximaal toegekend:

    • a.

      100% van het aantal zones voor het gebruik van het CVV; en

    • b.

      indien van toepassing, 50% van vrij besteedbaar bedrag.

Artikel 19 Wijzigen omvang bij meerdere vervoersvoorzieningen

Indien belanghebbende gebruik kan maken van een andere, verstrekte, voorziening zoals een scootmobiel, dan wel een eigen verplaatsingsmiddel, kan het aantal kilometers met 25%, 50% dan wel 75% worden verlaagd, afhankelijk van de mate waarin het andere verplaatsingsmiddel in de vervoersbehoefte voorziet.

Artikel 20 Omvang van het persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget omvat de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst-compenserende te verstrekken voorziening in natura.

  • 2. Het persoonsgebonden budget kan indien nodig worden aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten. Onder instandhoudingkosten worden verstaan: de kosten die noodzakelijk zijn om de verstrekte voorziening in stand te houden, in het bijzonder de kosten van onderhoud en reparatie en, voor zover noodzakelijk, de verzekeringskosten. Deze instandhoudingkosten worden jaarlijks vooraf betaald, voor het eerst in het jaar volgende op het jaar van aanschaf. De kosten bedragen 7% van het verstrekte persoonsgebonden budget met een maximum van € 250,- per jaar.

Artikel 21 Omvang van het persoonsgebonden budget voor scootmobielen koop en huur

  • 1. Bij overlijden of verhuizen van de aanvrager of het niet meer adequaat zijn van de scootmobiel wordt het persoonsgebonden budget stopgezet en de eventuele restwaarde van de scootmobiel teruggevorderd (zie lid 13).

  • 2. Bij de verstrekking van het persoonsgebonden budget stelt de gemeente een programma van eisen voor de voorziening beschikbaar.

  • 3. De gemeente hanteert een standaard gebruiksduur van 7 jaar voor een scootmobiel. Indien de scootmobiel na 7 jaar nog in goede staat is, ontstaat er niet automatisch recht op een nieuwe scootmobiel.

  • 4. De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur de via het persoonsgebonden budget aangeschafte scootmobiel te laten onderhouden.

  • 5. De aanvrager is verplicht om gedurende de gebruiksduur voor de via het persoonsgebonden budget aangeschafte scootmobiel tenminste een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten.

  • 6. De gemeente vergoedt alleen de werkelijk gemaakte kosten van de aanschaf van de scootmobiel op basis van aankoopbewijs of vooruitbetaald op basis van een offerte.

  • 7. De meerkosten die verband houden met medisch noodzakelijke individuele aanpassingen worden voor 100% vergoed.

  • 8. De jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van een scootmobiel bedraagt 7% van het verstrekte PGB en wordt voor de eerste keer verstrekt in het jaar volgend op het jaar van aanschaf. In het jaar van aanschaf worden de kosten van verzekering vergoedt op factuurbasis.

  • 9. Indien vast staat dat de aanvrager de scootmobiel niet meer gebruikt, is hij gehouden deze aan de gemeente in eigendom over te dragen dan wel de restwaarde ervan te vergoeden. Bij overlijden van de aanvrager binnen de gebruiksduur van de scootmobiel rust deze verplichting op de erfgenamen van de aanvrager.

  • 10. Indien vanwege medische redenen binnen 7 jaar opnieuw een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte scootmobiel.

  • 11. Indien degene aan wie een persoonsgebonden budget voor een scootmobiel is toegekend, binnen 7 jaar verhuist, dan wordt het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte scootmobiel gevorderd, tenzij de gemeente van de nieuwe woonplaats de verstrekking overneemt.

  • 12. De restwaarde van de scootmobiel wordt als volgt bepaald:

    Bij verhuizing of overlijden van

    aanvrager of niet meer adequaat

    zijn van de scootmobiel

    Restwaarde als percentage

    van verstrekt aanschaf-gedeelte van het Pgb

    ~ in het eerste jaar

    85%

    ~ in het tweede jaar

    70%

    ~ in het derde jaar

    55%

    ~ in het vijfde jaar

    40%

    ~ in het vierde jaar

    25%

    ~ in het zesde jaar

    10%

Artikel 22 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

  • 1. Het persoonsgebonden budget wordt na verzending van de beschikking beschikbaar gesteld door storting op rekening van de aanvrager of door storting op rekening van een door het college aangewezen beheerorganisatie. Het college kan hier een keuze in maken.

  • 2. De financiële tegemoetkoming wordt na toekenning bij wijze van voorschot per kwartaal uitbetaald.

Artikel 23 Verantwoording van het persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

  • 1. Verantwoording van het persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen zes maanden na dagtekening van het besluit dan wel na afloop van elk kalenderjaar.

  • 2. De budgethouder dient ter verantwoording een origineel aankoop- en betalingsbewijs alsmede het door hem afgesloten onderhouds- en servicecontract te overleggen

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om, op verzoek van de budgethouder, uitstel van verantwoording te verlenen indien daar goede redenen voor zijn.

Artikel 24 Controle persoonsgebonden budget/de financiële tegemoetkoming

  • 1. Indien uit de controle blijkt dat het budget niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college besluiten het budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 6 Te bereiken resultaat: hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

hebben van contacten en deelname recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

Artikel 25 Omvang van de financiële tegemoetkoming voor de sportrolstoel

  • 1. Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een sportrolstoel, indien hij zonder deze sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

  • 2. De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor de aanschaf, het onderhoud, de reparatie en verzekering van een sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.881,35,-.

  • 3. Een financiële tegemoetkoming voor de aanschaf, het onderhoud, de reparatie en verzekering van een sportrolstoel wordt slechts eenmaal per drie jaar verstrekt.

Artikel 26 Uitbetaling van de financiële tegemoetkoming

De financiële tegemoetkoming wordt na verzending van de beschikking beschikbaar gesteld door storting op rekening van de aanvrager.

Artikel 27 Verantwoording van de financiële tegemoetkoming

  • 1. Verantwoording van de financiële tegemoetkoming door de budgethouder aan het college vindt plaats binnen zes maanden na dagtekening van het besluit.

  • 2. De budgethouder dient ter verantwoording een origineel aankoop- en betalingsbewijs alsmede het door hem afgesloten onderhouds- en servicecontract en verzekeringsbewijs te overleggen.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan het college besluiten om, op verzoek van de budgethouder, uitstel van verantwoording te verlenen indien daar goede redenen voor zijn.

Artikel 28 Controle financiële tegemoetkoming

  • 1. Indien uit de controle blijkt dat de tegemoetkoming niet is besteed aan het doel waarvoor het verstrekt is, kan het college besluiten de tegemoetkoming geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

Hoofdstuk 7 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdrage en eigen aandeel.

Artikel 29 Keuzevrijheid

  • 1. Geen persoonsgebonden budget wordt toegekend indien het woningaanpassingen van bouwkundige of woontechnische aard aan een huurwoning betreft.

  • 2. Als het gaat om bouwkundige woonvoorzieningen is de gemeente verplicht om een financiële tegemoetkoming uit te betalen aan de eigenaar van de woning. Een dergelijke financiële tegemoetkoming kan alleen al om die reden in sommige situaties geen persoonsgebonden budget zijn. Dat gaat immers rechtstreeks naar de aanvrager.

Artikel 30 Overwegende bezwaren

Geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien:

  • a.

    het ernstige vermoeden bestaat dat de persoon ten behoeve van wie het persoonsgebonden budget is bedoeld problemen zal hebben bij het omgaan met een

  • b.

    persoonsgebonden budget;

  • c.

    een eerdere verstrekking niet voor het geïndiceerde gebruik is aangewend of als een eerdere verstrekking teruggevorderd is.

  • d.

    het een vervoersvoorziening collectief vraagafhankelijk vervoer betreft.

  • e.

    de voorziening slechts voor korte duur verstrekt wordt of het aannemelijk is dat een voorziening op korte termijn vervangen moet worden door een andere voorziening.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 31 Citeertitel en inwerkingtreding

  • a.

    Dit Besluit treedt wordt aangehaald als: 'Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuwkoop 2013'.

  • b.

    Dit Besluit treedt in werking op 1 juli 2013.