Verordening Inrichting Antidiscriminatievoorziening Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen.

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Intitulé

Verordening Inrichting Antidiscriminatievoorziening Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Wet: de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • 2. Besluit: het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • 3. De antidiscriminatievoorziening: antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Artikel 2 Zorgplicht college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

Artikel 3 Inrichting antidiscriminatievoorziening

Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de voorziening gewaarborgd.

  • 1.

    De antidiscriminatievoorziening draagt er zorg voor dat de klachtbehandelaars voldoen aan de voor klachtenbehandeling vereiste deskundigheid en biedt de klachtbehandelaars de mogelijkheid hun deskundigheid te onderhouden en verder te ontwikkelen.

  • 2.

    De klager heeft in ieder geval de mogelijkheid om een klacht te melden:

    • -

      Per post;

    • -

      Per e-mail;

    • -

      Telefonisch;

    • -

      Op een door de gemeente beschikbaar gestelde locatie als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 4 Protocol klachtenbehandeling

Het protocol voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 6 van de wet regelt in ieder geval:

  • a.

    De afdoeningtermijn van klachten;

  • b.

    De wijze van afdoening van klachten;

  • c.

    De registratie van klachten.

Artikel 5 Laagdrempeligheid antidiscriminatievoorziening

  • 1. Ingezetenen worden in de gelegenheid gesteld een klacht te melden bij het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden.

  • 2. Het college draagt zorg dat meldingen die bij de gemeente binnen komen op een adequate manier worden doorverwezen naar de antidiscriminatievoorziening.

  • 3. Op verzoek en op afspraak kan de klager op een gemeentelijke locatie spreken met een klachtbehandelaar van het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden.

  • 4. De gemeente heeft verschillende locaties in de gemeente beschikbaar voor het houden van persoonlijke gesprekken.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening Inrichting Antidiscriminatievoorziening Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van juli 2013.

De raad van de gemeente Nieuwkoop,

de griffier, de voorzitter,

Nota-toelichting

ALGEMEEN

Artikel 1 van de wet verplicht het College van burgemeester en wethouders om ingezetenen toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening. Zie hiervoor eveneens de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

In Artikel 2, tweede lid, van de wet wordt de gemeenteraad opgedragen om bij verordening regels vast te stellen omtrent:

1. de inrichting van de antidiscriminatievoorziening (artikel 1 van de wet);

2. de wijze van uitvoering door die voorziening van het verlenen van onafhankelijke bijstand bij de afwikkeling van klachten van personen die zich gediscrimineerd voelen (artikel 2, lid a, van de wet).

De wet is nader ingevuld in een Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld op 16 september 2009, het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorziening.

Gezien het feit dat veel van de nadere invulling die de wet behoeft is geregeld in het besluit, kan deze verordening beknopt blijven.

De Handreiking ‘Iedereen=Gelijk, lokale aanpak discriminatie’ biedt ondersteuning bij de uitvoering van de Algemene Maatregel van Bestuur en deze verordening.

De wet en het besluit zijn als bijlage toegevoegd aan deze verordening.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 2

Zoals in het algemene deel van deze toelichting al aangegeven, is deze zorgplicht opgenomen in artikel 1 van de wet. In wetstechnische zin is het dan ook niet noodzakelijk om deze hier te herhalen. Er is voor gekozen om dat wel te doen, nu deze zorgplicht zozeer de kern van deze regelgeving uitmaakt, dat het opnemen ervan sterk bijdraagt aan de begrijpelijkheid van deze verordening.

Artikel 3

Met deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan artikel 3 van het besluit, dat luidt: “Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd”. Ook op de verantwoordelijkheid met de omgang met gegevens wordt toegezien. Er is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.

De antidiscriminatievoorziening moet aangeven of ze beschikt over een opleidingsprotocol waar klachtbehandelaars gebruik van kunnen maken. Ook moet worden aangegeven hoe vaak van behandelaars wordt verwacht aan een opleiding deel te nemen. Het landelijke expertisebureau van Art.1 kan de opleidingen en cursussen verzorgen.

De gemeente draagt er zorg voor dat de burger zich zowel fysiek als niet- fysiek kan melden.

De mogelijkheid om zich fysiek op locatie te kunnen melden betekent tevens dat een burger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn waar hij of zij terecht kan om te melden. De gemeente draagt zorg voor de aanwezigheid van een locatie. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een bestaande balie (zie ook de toelichting bij artikel 5). Uiteraard kan ook worden afgesproken dat de antidiscriminatievoorziening op locatie aanwezig is, zodat klachten direct bij de voorziening kunnen worden ingediend.

Bij niet-fysiek wordt verstaan dat de mogelijkheid bestaat voor de burger via sms, telefoon (0900 landelijk en 0900 ADV), brief of email om de klacht te melden of in te dienen.

Ook hier geldt dat op de gemeente een zorgplicht rust om ervoor zorg te dragen dat burgers kennis kunnen nemen van deze mogelijkheden.

Artikel 4

Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 6 van het besluit dat luidt: “De antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten”. Daarbij is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.

Artikel 5

De wet vermeldt dat de antidiscriminatievoorziening zich in de leefomgeving van burgers moet bevinden. De memorie van toelichting geeft aan dat het gemeenten vrij staat om daar op een praktische wijze invulling aan te geven. De voorziening hoeft dan ook niet in de gemeente zelf aanwezig te zijn. Voor de nodige laagdrempeligheid kan dan worden gezorgd door een doorverwijsfunctie of meldpunt te creëren bij bestaande gemeentelijke voorzieningen.

In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de (gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijk loket kan dan ook op geen enkele manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.

Het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden voert namens de gemeente Nieuwkoop de wet uit. Op verzoek van de klager kan er op een gemeentelijke locatie een afspraak worden gemaakt met een klachtbehandelaar van het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden.

Artikel 6

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 7

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

313

Wet van 25 juni 2009, houdende regels met betrekking tot voorzieningen op gemeentelijk niveau voor de behandeling en registratie van klachten over discriminatie (Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen)

 

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat een ieder toegang heeft tot een laagdrempelige gemeentelijke voorziening ter behandeling van klachten over discriminatie;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

Artikel 2

1. Een antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 heeft tot taak:

a. onafhankelijke bijstand te verlenen aan personen bij de afwikkeling van hun klachten betreffende onderscheid als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, de artikelen 125g en 125h van de Ambtenarenwet, de artikelen 646 tot en met 649 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en artikel II van de wet van 7 november 2002 tot uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, of discriminatie als bedoeld in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht;

b. de klachten, bedoeld in onderdeel a, te registreren.

2. De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast omtrent de inrichting van de antidiscriminatievoorziening, bedoeld in artikel 1, en de uitvoering door die voorziening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.

3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van de antidiscriminatievoorziening en de uitvoering door die voorziening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.

4. Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gesteld omtrent de taak, bedoeld in het eerste lid, onder b.

 

Artikel 3

1. Het college van burgemeester en wethouders brengt jaarlijks vóór 1 april verslag uit aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de door de antidiscriminatievoorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud en de inrichting van het verslag, bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 4

Uiterlijk zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet geeft het college van burgemeester en wethouders uitvoering aan artikel 1.

Artikel 5

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt in overeenstemming met Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten- Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 6 Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van

uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 7

Deze wet wordt aangehaald als: Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te ’s-Gravenhage, 25 juni 2009

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, E. E. van der Laan

Uitgegeven de zevenentwintigste juli 2009

De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Staatsblad 2009 313

373

Besluit van 25 augustus 2009, houdende regels betreffende de inrichting van en de onafhankelijke bijstandsverlening door antidiscriminatievoorzieningen alsmede de verslaglegging over de door de antidiscriminatievoorziening geregistreerde klachten door gemeenten (Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen)

 

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 30 juni 2009 (nr. 2009-0000340189), gedaan mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

Gelet op de artikelen 2, derde lid, en 3, tweede lid, van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

De Raad van State gehoord (advies van 22 juli 2009, nr. W04.09.0236/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 18 augustus 2009, nr. 2009-0000425051, uitgebracht mede namens Onze Minister voor Wonen, Wijken en Integratie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. antidiscriminatievoorziening: antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de wet;

b. beklaagde: degene tegen wie de klacht is gericht;

c. klacht: klacht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de wet;

d. klachtbehandelaar: persoon, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van een antidiscriminatievoorziening, die onafhankelijke bijstand verleent bij de afwikkeling van klachten;

e. klager: persoon die een klacht wil indienen of heeft ingediend;

f. wet: Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Artikel 2

1. Een klachtbehandelaar is niet tevens lid van het college van burgemeester en wethouders van een gemeente, voor zover hij werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van de antidiscriminatievoorziening van die gemeente.

2. Een klachtbehandelaar is niet als zodanig door of vanwege het college van burgemeester en wethouders aangesteld of daaraan ondergeschikt.

3. Een klachtbehandelaar neemt geen instructies aan van leden van het college van burgemeester en wethouders, leden van de raad of ambtenaren van een gemeente bij de behandeling van klachten.

4. De antidiscriminatievoorziening vervult haar taak zonder vooringenomenheid.

5. De antidiscriminatievoorziening waakt ertegen dat een klachtbehandelaar die een persoonlijk belang bij een ingediende klacht heeft, deze klacht in behandeling neemt of op een andere manier de behandeling van de klacht beïnvloedt.

Artikel 3

Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd.

 

Artikel 4

1. De antidiscriminatievoorziening verleent onafhankelijke bijstand door:

a. eerste ondersteuning te bieden bij klachten;

b. informatie en, waar nodig, advies te verstrekken over mogelijk door de klager te ondernemen stappen.

2. De antidiscriminatievoorziening kan tevens onafhankelijke bijstand verlenen door in ieder geval:

a. bijstand te verlenen bij de door de klager te ondernemen stappen;

b. vooronderzoek en onderzoek in te stellen;

c. te bemiddelen tussen de klager en de beklaagde.

Artikel 5

1. De klager heeft de mogelijkheid om geheel anoniem te blijven of uitsluitend ten opzichte van derden.

2. Indien de klager te kennen geeft uitsluitend ten opzichte van derden anoniem te willen blijven, verstrekt de antidiscriminatievoorziening geen gegevens over de klager aan derden.

3. Indien de antidiscriminatievoorziening een onderzoek instelt of tot bemiddeling overgaat, stelt de klachtbehandelaar de klager ervan op de hoogte dat diens identiteit bekend zal worden.

4. Indien de klager te kennen geeft geheel anoniem te willen blijven of uitsluitend ten opzichte van derden, stelt de antidiscriminatievoorziening geen onderzoek in en bemiddelt zij niet.

 

Artikel 6

De antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten.

 

Artikel 7

De antidiscriminatievoorziening biedt de klager de mogelijkheid per post, elektronisch, telefonisch en persoonlijk klachten te melden.

Artikel 8

1. Een advies van de antidiscriminatievoorziening berust op een deugdelijke motivering.

2. De antidiscriminatievoorziening maakt het advies en de motivering daarvan bekend aan de klager.

Artikel 9

1. Een vooronderzoek is er op gericht om te beoordelen of er aanleiding is om een onderzoek in te stellen of de klager te adviseren.

2. Een vooronderzoek houdt in dat de door de klager aangeleverde gegevens worden beoordeeld.

3. Tijdens een vooronderzoek worden er geen gegevens over de beklaagde aan derden kenbaar gemaakt.

Artikel 10

1. Indien de antidiscriminatievoorziening onderzoek instelt, worden de klager en de beklaagde, in kennis gesteld van de start van het onderzoek.

2. De antidiscriminatievoorziening stelt in ieder geval de klager en de beklaagde in de gelegenheid hun zienswijze naar voren te brengen in het kader van het onderzoek.

3. Bij het onderzoek vergaart de antidiscriminatievoorziening de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.

4. De antidiscriminatievoorziening weegt de rechtstreeks bij het onderzoek betrokken belangen van de klager en van de beklaagde af. Hierbij worden onder meer de mogelijk nadelige gevolgen voor de beklaagde, waaronder reputatieschade, meegewogen.

5. De conclusie van het onderzoek berust op een deugdelijke motivering.

6. De antidiscriminatievoorziening maakt de conclusie van het onderzoek en de motivering daarvan schriftelijk bekend aan de klager en de beklaagde.

Artikel 11

1. Indien de klager en de beklaagde daarmee instemmen, kan de antidiscriminatievoorziening overgaan tot bemiddeling.

2. Voordat de antidiscriminatievoorziening over gaat tot bemiddeling, worden de klager en de beklaagde in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen.

Artikel 12

1. Een klager en een beklaagde hebben het recht de antidiscriminatievoorziening te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de wijze waarop een persoon, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de antidiscriminatievoorziening, zich jegens hem heeft gedragen.

2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt behandeld door een commissie, waarvan ten minste één lid niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van een antidiscriminatievoorziening.

3. Voor de behandeling van een verzoek als bedoeld in het eerste lid heeft de antidiscriminatievoorziening een protocol.

Artikel 13 Het verslag, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet, omvat geanonimiseerde gegevens over het aantal klachten dat door de antidiscriminatievoorziening in het voorafgaande kalenderjaar is geregistreerd en deze worden onderverdeeld naar:

a. grond of gronden van onderscheid of discriminatie;

b. maatschappelijk terrein;

c. aard van de klacht;

d. plaats van het voorval;

e. wijze van behandeling.

Artikel 14

Uiterlijk zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de wet, geven het college van burgemeester en wethouders en de antidiscriminatievoorziening uitvoering aan dit besluit.

Artikel 15

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel 16

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 augustus 2009

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, G. ter Horst

De Minister voor Wonen, Wijken en Integratie, E. E. van der Laan

Uitgegeven de vijftiende september 2009

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Staatsblad 2009 373