Regeling vervallen per 22-02-2017

Beleidsregels voor de aanleg en uitbreiding van inritten

Geldend van 20-08-2010 t/m 21-02-2017

Intitulé

Beleidsregels voor de aanleg en uitbreiding van inritten

Inleiding

Volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is voor het maken en veranderen van een uitweg een vergunning van het bevoegd gezag nodig. In artikel 2.12 is bepaald dat het verboden is zonder vergunning:

  • ·

    een uitweg te maken naar de weg;

  • ·

    van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

  • ·

    verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

In de APV staan in artikel 2.12 lid 3 de weigeringsgronden genoemd, ofwel de criteria op

basis waarvan een aanvraag tot het maken of veranderen van een uitweg naar

de openbare weg beoordeeld moet worden. De tekst van artikel 2.12 lid 3 luidt als volgt:

Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

  • ·

    de bruikbaarheid van de weg;

  • ·

    het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • ·

    de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente Nieuwkoop

Deze beleidsnotitie heeft als doel duidelijkheid te scheppen over hoe de gemeente bij de toetsing van aanvragen omgaat met de in de APV genoemde criteria. Per criterium is aangegeven wat hieronder wordt verstaan en hoe er mee wordt omgegaan. Tevens bevat deze notitie een aantal overige belangrijke aspecten die verband houden met de vergunningaanvraag, de vergunningverlening en de uitvoering. Om het gebruikelijke jargon te hanteren wordt in deze notitie gesproken over “inrit” in plaats van “uitweg”. De term uitwegvergunning blijft wel gehandhaafd.

Uitwerking beoordelingscriteria

De bruikbaarheid van de weg

Het criterium “de bruikbaarheid van de weg” heeft betrekking op de functie die de betrokken weg heeft, de inrichting van de weg en de gevolgen die de inrit kan hebben op deze functie. Het functioneren van de weg kan bijvoorbeeld nadelig worden beïnvloed wanneer door een inrit het verkeer (ernstig) belemmerd wordt, de doorstroming of de vrije in/uitrijruimte beperkt wordt of wanneer de weg onvoldoende of zelfs niet meer gebruikt kan worden voor het doel waarvoor hij is bedoeld. Een uitwegvergunning kan in het belang van de bruikbaarheid van de weg worden geweigerd als door het maken of veranderen van de inrit:

  • a.

    het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd en er volgens de in de gemeente gehanteerde parkeernormen niet binnen een afstand van 50 meter voldoende openbare parkeerplaatsen voorhanden blijven, of wel dat nieuwe openbare parkeerplaatsen (op kosten van de aanvrager) niet binnen een afstand van 50 m kunnen worden aangelegd;

  • b.

    een verzamelpunt van afval (containers) verloren gaat en er geen goede alternatieve locatie in de directe nabijheid voor handen is;

  • c.

    de doorstroming op een gebiedsontsluitende weg of op een weg die deel uitmaakt van de hoofdwegenstructuur sterk negatief beïnvloed wordt;

  • d.

    de bij het ontwerpen van de wijkstructuur gemaakte afbakening tussen voetgangers- en autogebied wordt aangetast;

  • e.

    er in de toekomst een probleem zal ontstaan, bijvoorbeeld door een op handen zijnde wijziging van de omstandigheden ter plaatse of precedentwerking. Indien de bruikbaarheid van de weg naar verwachting negatief beïnvloed zal worden door een inrit, kan toch een vergunning worden verleend indien er sprake is van bijzondere omstandigheden die verstrekking rechtvaardigen. Bijvoorbeeld indien er geen andere manier is om ontsluiting van het perceel mogelijk te maken.

Veilig en doelmatig gebruik van de weg

Het criterium “veilig gebruik van de weg” is een zwaar wegend criterium. Indien een inrit naar verwachting een negatief effect zal hebben op de veiligheid, zal een uitwegvergunning worden geweigerd. Een uitwegvergunning kan in het belang van het veilig en doelmatig

gebruik van de weg worden geweigerd indien de inrit komt te liggen:

  • a.

    binnen een afstand van 5 meter vanaf een kruising of splitsing van wegen, gemeten vanaf het tangentpunt;

  • b.

    in of nabij een bocht, binnen 10 meter gemeten van het snijpunt van rijbaankanten;

  • c.

    op de plaats van opstelstroken dan wel voorsorteervakken;

  • d.

    binnen een afstand van 50 meter van een verkeersregelinstallatie;

  • e.

    op een plaats waar de aanliggende rijbaan van de weg zodanig smal is dat de inrit wegens te beperkte manoeuvreerruimte met een personenauto niet direct kan worden ingereden;

  • f.

    kort bij een helling van de weg, waardoor onoverzichtelijke en/of onveilige situaties kunnen ontstaan;

  • g.

    op een plaats waar de opstelruimte op het betreffende perceel voor het plaatsen van een personenauto minder bedraagt dan 5 meter diep bij 2,5 meter breed, gemeten haaks op de rijbaan;

  • h.

    op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto van één of meer bestaande garages;

  • i.

    op een plaats waar de inrit op een fiets- en/of voetgangerspad uitkomt en waarbij dat pad moet worden bereden om de openbare ruimte te bereiken, zoals een achter woningen liggend pad;

  • j.

    op een plaats van een lichtmast welke wegens verlichtingseisen en/of houtopstand niet te verplaatsen is;

  • k.

    aan een weg, waarbij verwacht wordt dat de inrit een negatieve invloed zal hebben op de verkeersveiligheid of doorstroming als gevolg van een te groot snelheidsverschil of verhoogde kans op een onjuiste inschatting.

Bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente

Dit criterium sluit aan bij de beleidsregels en bepalingen in de APV die dienen tot instandhouding van beschermwaardige houtopstanden (hoofdstuk 4 afdeling 3). Een uitwegvergunning kan in het belang van de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente worden geweigerd wanneer:

  • a.

    op de locatie van de aanvraag een of meerdere bomen die op gemeentegrond staan gekapt moeten worden, ook indien geen kapontheffing vereist zou zijn;

  • b.

    de inrit is geprojecteerd in groen dat onderdeel uitmaakt van de hoofdgroenstructuur van de gemeente of is aangeduid als te beschermen groen in de lijst van beschermwaardige houtopstanden gemeente Nieuwkoop;

  • c.

    op de locatie van de aanvraag één of meerdere bomen gekapt moeten worden die eigendom zijn van de aanvrager en als beschermwaardig zijn aangemerkt in de lijst van beschermwaardige houtopstanden gemeente Nieuwkoop en waarvoor om die reden geen kapontheffing kan worden verleend.

  • d.

    door het maken of veranderen van de inrit het openbare groen aangetast zal worden. Per geval zal een belangenafweging gemaakt worden, waarbij beoordeeld wordt of het aantasten van het groenvlak een negatieve uitstraling zal hebben op het uiterlijk van de straat.

Overige aspecten

Criteria voor weigering van een uitwegvergunning ten behoeve van bedrijven inclusief bedrijfswoningen

Bedrijven moeten voorzien in voldoende parkeer- en rangeergelegenheid op eigen terrein. In principe wordt slechts één inrit per kavel aangelegd met een breedte van maximaal 8 meter gemeten op de perceelgrens. Voor kavels met een breedte van meer dan 100 meter aan de openbare weg kan medewerking worden verleend aan een tweede inrit wanneer kan worden aangetoond dat die voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is.

Een vergunning voor het maken of veranderen van een inrit ten behoeve van een bedrijf, eventueel met een bedrijfswoning, kan worden geweigerd wanneer:

  • a.

    de inrit niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan;

  • b.

    een groenstrook met een breedte van meer dan 5 meter, gerekend vanaf de verharding van de rijbaan tot aan de perceelsgrens, geheel of gedeeltelijk moet worden verwijderd;

  • c.

    de inrit niet past binnen geluidscontouren zoals opgenomen in de milieuvergunning. Een akoestisch onderzoek kan deel uitmaken van de procedure voor het verkrijgen van een uitwegvergunning.

Aanleg duiker/ waterkerende constructie

Als voor een inrit een bermsloot moet worden overkluisd, dient de aanvrager bij het waterschap hiervoor ontheffing aan te vragen. Naast de vereiste ontheffing van het waterschap dient men een vergunningaanvraag te doen bij de gemeente Nieuwkoop. Het aanleggen van de duiker wordt gerealiseerd door de gemeente Nieuwkoop en zal geheel op basis van werkelijke kosten worden verrekend met de aanvrager. Het schoonhouden alsmede het bouwkundig onderhoud van de duiker is voor rekening van het Waterschap. Indien de inrit een bestaande waterkering doorsnijdt of anderszins hiermee een relatie heeft dient de aanvrager bij het Waterschap hiervoor ontheffing aan te vragen. Naast de vereiste ontheffing van het Waterschap dient men een inritaanvraag te doen bij de gemeente Nieuwkoop.

Een kopie van de benodigde ontheffing dan wel een schriftelijke verklaring dat deze niet noodzakelijk is dient gevoegd te worden bij de aanvraag om een uitwegvergunning.

Verplaatsen inrit

Bij een aanvraag voor het verplaatsen van een bestaande inrit gelden dezelfde voorwaarden als bij een aanvraag voor het verkrijgen van een eerste inrit. Nadere voorwaarden hierbij zijn dat de binnen de bebouwde kom te vervallen inrit moet worden verwijderd en de vrij gekomen ruimte moet worden hersteld naar de omgevingssituatie. De kosten voor dit herstel zijn geheel voor rekening van de aanvrager en zullen op basis van werkelijke kosten worden verrekend. Bij een inrit buiten de bebouwde kom geldt dat de te vervallen inrit moet worden

verwijderd inclusief een eventuele duiker in de bermsloot en de berm moet worden hersteld. De kosten voor dit herstel zijn geheel voor rekening van de aanvrager en zullen op basis van werkelijke kosten worden verrekend.

Verzoeken voor een tweede inrit

Bij woningen waar op eigen terrein kan en mag worden geparkeerd, is in principe één inrit per woning toegestaan. Bij de inrichting van het bestemmingsplan is of wordt geen rekening gehouden met meerdere inritten t.b.v. een woonkavel. Daarom wordt geen medewerking verleend aan de aanleg van een tweede inrit.

Bij een dubbele garage dienen op eigen erf voorzieningen te worden getroffen voor het manoeuvreren van en naar een dubbele garage. Uitzonderingen kunnen worden toegestaan bij brede woningen/percelen (minimale frontbreedte 25 meter). Voor percelen met een andere dan uitsluitend woonbestemming dient de aanvraag voor een tweede inrit per geval bekeken te worden. De noodzaak van een tweede inrit moet door de aanvrager worden onderbouwd.

De uitwegvergunning

Vergunningaanvraag

Een vergunning kan alleen aangevraagd worden door de juridisch tot het betreffende perceel gerechtigde of diens gemachtigde. Een vergunning is persoonsgebonden doch tevens verbonden aan een specifiek adres. Voor de aanvraag dient gebruik gemaakt te worden van het aanvraagformulier voor het aanvragen van omgevingsvergunningen, welke te verkrijgen is bij het omgevingsloket online en bij het Klant ContactCentrum van de gemeente. Bij de aanvraag van een vergunning dient de aanvrager in ieder geval de gegevens aan te leveren zoals vermeld in de Regeling Omgevingsrecht (MOR). In ieder geval bevat de aanvraag een tekening waarop is aangegeven waar op het perceel de gewenste inrit gerealiseerd zou moeten worden. Deze tekening dient voorzien te worden van maatvoering.

De beslissing op de aanvraag wordt voorbereid volgens de bepalingen in hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met de bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Wabo).

Vergunningverlening/weigering

Iedere vergunningaanvraag zal getoetst worden aan deze beleidsnotitie en op locatie beoordeeld worden op de civieltechnische consequenties door een gemeentelijke opzichter. Daarna beslist het bevoegd gezag of de uitwegvergunning (omgevingsvergunning) op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening en deze beleidsregels kan worden verleend.

Indien een vergunning wordt geweigerd zal het besluit gemotiveerd worden onder verwijzing naar deze beleidsnotitie. Een vergunning zal worden geweigerd indien dat een logisch gevolg is van wat is neergelegd in deze beleidsregels en tevens niet is gebleken dat er sprake is van zodanig bijzondere omstandigheden dat in het specifieke geval van deze beleidsregels kan worden afgeweken. Dergelijke bijzondere omstandigheden zullen in beginsel door de aanvrager zelf aangetoond en onderbouwd dienen te worden.

Geldigheid vergunning

Artikel 1.6 van de APV voorziet in de mogelijkheid vergunningen in te trekken o.a. wanneer de door de aanvrager verstrekte gegevens onjuist blijken, de in de vergunning opgenomen voorschriften niet worden nageleefd of wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Intrekking van een verstrekte uitwegvergunning kan te allen tijde plaatsvinden in de omstandigheden zoals omschreven in art. 1.6 van de APV of als paragraaf 2.6 van de Wabo hierin voorziet.

Uitvoering

Algemeen

De inrit op gemeentegrond mag niet door, dan wel namens de aanvrager, zelf worden aangelegd. De inrit zal door de gemeente, hetzij door een erkende aannemer in opdracht van de gemeente, worden aangelegd met door de gemeente geselecteerde standaard materialen, afmetingen en opbouw constructie, zoals omschreven in het Programma van eisen voor de inrichting van de openbare ruimte van de gemeente Nieuwkoop.

Standaard worden de inritten bij particuliere woningen uitgevoerd door middel van inritblokken (zie bijlage 1). Als gevolg van hoogtemaatvoering, ligging van nutsleidingen, reconstructies van wegen of anderszins kan hiervan worden afgeweken en kan de inrit worden uitgevoerd door middel van een verlaagde trottoirband of door uitvoering in klinkers of andersoortig materiaal. Over deze keuze heeft de aanvrager van de inrit geen inspraak.

Inritten op bedrijventerreinen worden uitgevoerd met betonklinkerkeien (zie bijlage 2). Indien de bestaande inritten in een straat als gevolg van een herinrichting zijn voorzien van een andersoortige constructie of materiaal, zal in principe een nieuw aan te leggen inrit op dezelfde wijze worden aangelegd. Bij reconstructies van wegen kunnen uit esthetische overwegingen alle inritten van een ander (gelijksoortig) materiaal worden aangelegd. In geval van reconstructies van wegen blijven in principe de locaties en breedtes van de oorspronkelijke inritten gehandhaafd. 

Enkelvoudige inritten

Een enkelvoudige inrit bestaat uit 12 st. inritblokken (2 hoekstukken en 10 rechte inritblokken). De totale breedte bedraagt 3,60. waarvan ca. 3.00 m. inrijbreedte.

Dubbele inrit naar 2 afzonderlijke woningen.

Wanneer 2 garages aan afzonderlijke woningen zijn gekoppeld, zal de inrit vanaf de zijkant van de ene garagedeur tot aan de zijkant van de andere garagedeur worden aangelegd. De maximale breedte van een dubbele oprit kan tot 8 m. oplopen. Als deze grens van 8 m. wordt overschreden, zal per geval worden bezien voor welke oplossing wordt gekozen (2 enkele of een gezamenlijke). De hier beschreven dubbele inrit heeft betrekking op een gelijktijdige aanleg. Bij afzonderlijke aanleg zal op basis van de kosten en technische aspecten worden afgewogen of een eerder aangelegde inrit wordt uitgebreid, of dat één nieuwe enkelvoudige wordt aangelegd.

Aanvragen voor inritten in wegen waar geen trottoir aanwezig is.

Deze situaties komen o.a. voor bij wegconstructies waarbij de opsluitband van weg of parkeerstrook op de erfscheiding ligt. In dat geval is er geen fysieke belemmering om perceel op te rijden. Tevens kunnen deze situaties voorkomen op wegen, veelal buiten de bebouwde kom, waar een onverharde of half-verharde berm aanwezig is. Op deze locaties kunnen, als gevolg van b.v. nieuwbouw met garages, obstakels (verkeersborden, lichtmasten, schakelkasten, bomen etc.) in de weg staan welke de toegang onmogelijk maken. In deze situaties zal, na aanvraag voor een inrit, de noodzaak worden bezien voor het verwijderen van het obstakel. Uitgangspunt hierin is dat het stapvoets op- of afrijden van het perceel mogelijk gemaakt wordt.

Verrekening van kostten

De kosten voor de aanleg van een nieuwe inrit op gemeentegrond, uitbreiding van een bestaande inrit of aanleg van een tweede inrit, komen volledig voor rekening van de aanvrager. De te betalen kosten zijn opgebouwd uit geraamde kosten inclusief 10% voor voorbereiding en toezicht. Als voor de aanleg of uitbreiding van de inrit groenvoorzieningen, straatmeubilair, nutsvoorzieningen, kolken, schakelkasten, etc. moeten worden verplaatst, zal naar de goedkoopste technisch mogelijke oplossing worden gezocht. Dit kan inhouden dat b.v. een schakelkast voor een perceel c.q. woning wordt gesitueerd. In principe heeft de aanvrager hierin geen inspraak, mits hij bereid is de meerkosten (boven de goedkoopste oplossing) voor zijn rekening te nemen.

De kosten voor de aanleg van de inrit en de noodzakelijke bijkomende werkzaamheden, worden vooraf begroot en zijn voor rekening van de aanvrager. Indien de geraamde kosten achteraf in het voor- of nadeel van de gemeente uitpakken zullen er geen verrekeningen plaatsvinden. De kosten moeten vooraf door de aanvrager worden betaald.

Slotbepalingen

Algemeen

Zolang de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht nog niet in werking is getreden gelden de indieningsvereisen en procedureregels zoals beschreven in de APV.