Uitwegenbeleid Gemeente Nieuwkoop

Geldend van 23-02-2017 t/m heden

Intitulé

Uitwegenbeleid Gemeente Nieuwkoop

1 Inhoud

1 Inhoud

2 Inleiding

2.1 Aanleiding

2.2 Leeswijzer

3 Begripsbepaling

4 Kader

4.1 Wettelijk kader

4.1.1 Wabo

4.1.2 Algemene plaatselijke verordening (Apv)

4.1.3 Overige wettelijke bepalingen

4.2 Beleidskader

4.2.1 Landelijke richtlijnen (CROW)

4.2.2 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP)

4.2.3 Groenbeheer

4.2.4 Bestemmingsplannen

5 Uitgangspunten aantal uitwegen

5.1 Erven

5.2 Erftoegangswegen

5.3 Gebiedsontsluitingswegen

6 Toetsingscriteria

6.1 Bruikbaarheid van de weg

6.2 Veilig en doelmatig gebruik van de weg

6.3 Bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente

6.4 Aanvullende inrichtingseisen

6.5 Nieuwbouwprojecten

7 Aanleg van de uitweg

7.1 Aanleg van de uitweg

7.2 Leges en kosten

8 Slotbepalingen

8.1 Hardheidsclausule

8.2 Overgangsrecht

8.3 Inwerkingtreding

8.4 Citeertitel

2 Inleiding

2.1 Aanleiding

Het huidige uitwegenbeleid van de gemeente Nieuwkoop is vastgesteld in 2010. In de praktijk blijkt dat dit beleid niet altijd genoeg handvatten biedt om transparant en consequent een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een uitweg te toetsen. . In dit nieuwe beleidsstuk is een concreet toetsingskader opgesteld dat aansluit bij de praktijk van het beoordelen van aanvragen voor omgevingsvergunningen voor de aanleg of verandering van ontsluitingen van percelen op de openbare weg.

Het is verplicht een omgevingsvergunning te hebben voor het maken, hebben of veranderen van (het gebruik van) een uitweg. De gemeente Nieuwkoop wordt met regelmaat verzocht een dergelijke vergunning te verlenen, zodat percelen ontsloten kunnen worden via de openbare weg.

Bij dergelijke aanvragen maakt de gemeente een afweging op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening (Apv). In de Apv staan weigeringsgronden waarop de aanvragen van een vergunning worden getoetst. Het uitwegenbeleid vormt een concreet toetsingskader voor het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning. Op deze manier kunnen de aanvragen op consequente en transparante wijze beoordeeld worden.

Wanneer uit de toetsing van de aanvraag blijkt dat een of meer van de weigeringsgronden uit de Apv van toepassing zijn, wordt de aangevraagde vergunning geweigerd. Als er geen sprake is van een weigeringsgrond, wordt de omgevingsvergunning voor een uitweg verleend.

2.2 Leeswijzer

Na een korte begrippenlijst in hoofdstuk 3 wordt in hoofdstuk 4 een beeld gegeven van het wettelijk kader waarbinnen het toetsen van aanvragen voor aanleg of verandering van uitwegen valt. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op het aantal uitwegen per perceel dat toegestaan wordt. Hoofdstuk 6 geeft weer wat de toetsingscriteria zijn op basis van de Apv. Alle aspecten over het aanleggen van een uitweg staan uitgelegd in hoofdstuk 7. In hoofdstuk 8 wordt afgesloten met de slotbepalingen.

3 Begripsbepaling

In dit hoofdstuk wordt een aantal begrippen voor dit beleid nader toegelicht.

  • .

    Bebouwde kom: de bebouwde kom zoals bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994. De bebouwde kom wordt aangeduid met de borden volgens bijlage 1 van het RVV (Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990) borden H1 (inrijden) en H2 (uitrijden).

  • .

    Bedrijf aan huis (woning): pand met woonbestemming, waarbij aan het wonen ondergeschikte bedrijvigheid is toegelaten. Deze panden vallen in het beleid onder de categorie woningen, met de voor woningen geldende regels.

  • .

    Bedrijfswoning (niet op bedrijventerrein): pand met bedrijfsbestemming waar gewoond mag worden, waarbij de locatie anders is dan een bedrijventerrein zoals lintbebouwing. Deze panden vallen in het beleid onder de categorie woningen, met de voor woningen geldende regels.

  • .

    Bedrijfswoning (op bedrijventerrein): pand met bedrijfsbestemming op een bedrijventerrein waarin bewoning is toegestaan. Deze panden vallen in dit beleid onder de categorie bedrijven, met de voor bedrijven geldende regels.

  • .

    Uitweg: onder een uitweg wordt de constructie verstaan om motorvoertuigen te ontsluiten van percelen ten behoeve van woonhuizen, bedrijven of landbouwgronden. Ontsluitingsmogelijkheid van één of meerdere percelen naar de rijbaan van de openbare weg.

  • .

    (Openbare) Weg: de weg zoals gedefinieerd in artikel 1 sub b van de Wegenverkeerswet 1994. In dit beleidsstuk gaat het alleen over wegen die in beheer en eigendom zijn van de gemeente.

4 Kader

Dit hoofdstuk is een uiteenzetting van de kaders waarbinnen dit beleid valt en de aspecten waar rekening gehouden moet worden. Allereerst wordt in paragraaf 4.1 het wettelijk kader geschetst, waar wordt ingegaan op de Wabo, Apv en overige wettelijke bepalingen. Vervolgens komt in paragraaf 4.2 het beleidskader aan de orde met daarin de landelijke richtlijnen, het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan, het groenbeheerplan en de geldende bestemmingsplannen.

4.1 Wettelijk kader

4.1.1 Wabo

Op 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Met de komst van de Wabo is een groot aantal vergunningen samengevoegd tot één omgevingsvergunning. Ook de voormalige uitwegvergunning valt sindsdien onder de omgevingsvergunning, zoals te lezen is in artikel 2.2, lid 1, onder e, Wabo.

4.1.2 Algemene plaatselijke verordening (Apv)

De weigeringsgronden ten aanzien van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het maken, hebben of veranderen van (het gebruik van) een uitweg zijn opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening Nieuwkoop (Apv). De inhoud van het desbetreffende artikel is weergegeven in Afbeelding 1.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding 1 Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg ( Apv Nieuwkoop)

4.1.3 wettelijke bepalingen

Bij de toetsing van de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt ook rekening gehouden met de volgende wettelijke bepalingen:

- Wegenwet

- Wegenverkeerswet 1994

- Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990

4.2 Beleidskader

4.2.1 Landelijke richtlijnen (CROW)

Bij de aanleg van wegen binnen de gemeente Nieuwkoop wordt altijd nagestreefd waar mogelijk de landelijke richtlijnen, zoals door de CROW opgesteld, te volgen. Hierin zijn onder andere maten opgenomen voor ontwerpvoertuigen, dus hoe breed een uitweg zou moeten zijn voor het direct in- en uitrijden hiervan. Ook over de locatie van uitwegen is het een en ander vastgelegd in de richtlijnen. Deze richtlijnen vormen een handvat bij het toetsen of de aanleg van een uitweg gevolgen heeft voor de bruikbaarheid van de weg en het veilig en doelmatig gebruik van de weg.

Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP)

In het GVVP van de gemeente Nieuwkoop is de wegencategorisering opgenomen. Dit is de basis voor de verkeersveilige inrichting van wegen waarbij verkeer en omgeving op elkaar wordt afgestemd, zodat personen en goederen vlot, veilig en efficiënt verplaatst kunnen worden en rekening wordt gehouden met leefbaarheid. Wegen zijn onderverdeeld in erftoegangswegen, gebiedsontsluitingswegen en stroomwegen. Erftoegangswegen en gebiedsontsluitingswegen zijn binnen en buiten de bebouwde kom te vinden, stroomwegen alleen buiten de bebouwde kom. In de gemeente Nieuwkoop zijn de eerste twee categorieën aanwezig.

De wegencategorisering is belangrijk, omdat bij erftoegangswegen verblijven centraal staat en bij gebiedsontsluitingswegen doorstroming. Binnen een verblijfsgebied vindt uitwisseling van verkeersstromen plaats en is er dus een samenloop van diverse manoeuvres. Dit maakt dat de aanwezigheid van een uitweg met bijbehorende verkeersbewegingen beter past bij dit soort wegen. Op een gebiedsontsluitingsweg is het belangrijk dat de doorstroming zo min mogelijk doorbroken wordt. De aanwezigheid van een uitweg doorbreekt de doorstroming en is daarom langs dit soort wegen minder wenselijk dan bij erftoegangswegen en soms zelfs helemaal niet wenselijk. Een weggebruiker op een gebiedsontsluitingsweg verwacht geen onderbrekingen op zijn route en een uitweg kan deze wel genereren, wat kan leiden tot onveilige verkeerssituaties.

De wegencategorisering is daarom een belangrijk onderdeel in de toetsing van de aanvraag voor de bruikbaarheid van de weg en het veilig en doelmatig gebruik van de weg.

4.2.3 Groenbeheer

In de gemeente Nieuwkoop is een groenbeheerplan vastgesteld en zijn beschermwaardige houtopstanden aangewezen. Beide zijn van invloed bij de toetsing van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een uitweg. Wanneer voor de aanleg van een uitweg het belang van het behoud van groen(structuur) in het geding komt of een beschermwaardige houtopstand zou moeten verdwijnen, kan de aanvraag worden geweigerd vanwege de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente Nieuwkoop.

4.2.4 Bestemmingsplannen

Soms is aanleg van een uitweg in strijd met een geldend bestemmingsplan, wat kan betekenen dat de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een uitweg wordt geweigerd.

5 Uitgangspunten aantal uitwegen

Elke uitweg die dient als ontsluiting van een perceel heeft invloed op de openbare ruimte. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan beïnvloeding van de verkeersveiligheid en doorstroming op de weg, verlies van (openbare) parkeergelegenheid en verlies van groen. Gesteld kan worden dat over het algemeen de aanleg van een nieuwe uitweg de openbare ruimte verstoort en niet wenselijk is, daarom is het in eerste instantie ook verboden via de Apv.

Wanneer uitwegen nodig blijken te zijn bijvoorbeeld met het oog op bedrijfsvoering of wanneer uitwegen leiden naar parkeergelegenheid op eigen terrein, worden uitwegen daar waar mogelijk toegestaan. Echter dient dit in beperkte mate te gebeuren. Meerdere uitwegen per perceel leiden tot meer verstoring in de openbare ruimte.

Aan de hand van de wegencategorisering wordt in de volgende paragrafen beschreven wanneer een uitweg kan worden toegestaan en welke regels gelden voor meerdere uitwegen per perceel. Naast erftoegangswegen en gebiedsontsluitingswegen wordt een derde categorie toegevoegd: de erven. In de gemeente Nieuwkoop komen veel woonerven voor, waar een speciaal verkeersregime geldt en waar andere uitgangspunten voor uitwegen gehanteerd worden.

In paragraaf 5.1 wordt ingegaan op uitwegen in erven, in paragraaf 5.2 op uitwegen op erftoegangswegen en tot slot in paragraaf 5.3 komen uitwegen die aansluiten op gebiedsontsluitingswegen aan bod.

5.1 Erven

Erven, in de volksmond vaak woonerven genoemd, zijn gebieden die een verblijfsfunctie hebben en waar alleen verkeer komt dat in het gebied zijn herkomst of bestemming heeft. In een erf ligt de snelheid van het verkeer erg laag, hier mag slechts stapvoets (max. 15 km/uur) gereden worden. Voetgangers maken hier namelijk gebruik van de rijbaan.

In een erf is vaak een beperkt aantal openbare parkeerplaatsen aanwezig en is het uitgangspunt dat er veel op eigen terrein wordt geparkeerd, dit gebeurt dan meestal in de voortuin. Soms worden er twee auto’s naast elkaar geparkeerd, waardoor uitwegen vaak wat breder zijn om het in- en uitrijden van het eigen terrein goed mogelijk te maken.

afbeelding binnen de regeling

Afbeelding Afbeelding 2 Voorbeeld uitweg in erf, Nieuwkoop

In onderstaande tabel is voor erven weergegeven hoeveel uitwegen onder welke voorwaarden kunnen worden toegestaan.

Er kan een eerste uitweg worden toegestaan als deze voldoet aan de toetsingscriteria. Een tweede uitweg wordt toegestaan bij bedrijven mits hier noodzaak toe is in verband met bedrijfsvoering of wanneer het een maatschappelijke voorziening betreft. Meer uitwegen dan twee worden niet toegestaan.

Aantal uitwegen per perceel bij erven

Aantal uitwegen

Type bestemming

Voldoen aan:

Onderbouwing

Advies

1e uitweg

Alle bestemmingen

Toetsingscriteria (zie hoofdstuk 6)

Verlenen

2e uitweg

Woning

Weigeren

Bedrijf

Toetsingscriteria

Noodzaak i.v.m. bedrijfsvoering

Verlenen

Bedrijf

Geen noodzaak

Weigeren

Maatschappelijke voorziening

Toetsingscriteria

Verlenen

3e uitweg of meer

Alle bestemmingen

Weigeren

5.2 Erftoegangswegen

Op erftoegangswegen vindt uitwisseling van verkeer plaats, op zowel wegvakken als kruispunten. Deze wegen zijn zo ingericht dat de verblijfsfunctie centraal staat. Locaties waar veel oversteekbewegingen plaatsvinden zijn extra herkenbaar ingericht. Erftoegangswegen kennen binnen de bebouwde kom een maximum snelheid van 30 km/uur en buiten de bebouwde kom een maximum snelheid van 60 km/uur.

Door de inrichting van erftoegangswegen zijn deze wegen geschikt voor verschillende verkeersstromen. Weggebruikers zijn zich ervan bewust dat er vanuit diverse richtingen verkeer kan komen. Dit maakt dat de ontsluiting van percelen ook in het verwachtingspatroon van een weggebruiker zit, mits deze uitweg duidelijk zichtbaar en herkenbaar is. Echter is het wel zo dat door de aanleg van uitwegen langs erftoegangswegen vaak groen of parkeerruimte vervalt, of de mogelijkheid om dat aan te leggen. Ook ontstaan er door aanleg van meerdere uitwegen per perceel meer potentiële conflictpunten wat gevolgen kan hebben voor de verkeersveiligheid langs deze wegen. Er dient daarom zeer terughoudend omgegaan te worden met het toewijzen van meer dan één uitweg per perceel. Eventuele uitzondering hierop kan voorkomen wanneer een tweede uitweg nodig is met het oog op bedrijfsvoering. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient deze noodzaak te onderbouwen.

In onderstaande tabel is voor erftoegangswegen weergegeven hoeveel uitwegen onder welke voorwaarden kunnen worden toegestaan.

Er kan een eerste uitweg worden toegestaan als deze voldoet aan de toetsingscriteria. Een tweede uitweg wordt toegestaan bij bedrijven mits hier noodzaak toe is bedrijfsvoering of wanneer het een maatschappelijke voorziening betreft. Meer uitwegen dan twee worden niet toegestaan.

Aantal uitwegen per perceel bij erftoegangswegen

Aantal uitwegen

Type bestemming

Voldoen aan:

Onderbouwing

Advies

1e uitweg

Alle bestemmingen

Toetsingscriteria

Verlenen

2e uitweg

Woning

Weigeren

Bedrijf

Toetsingscriteria

Noodzaak i.v.m. bedrijfsvoering

Verlenen

Bedrijf

Geen noodzaak

Weigeren

Maatschappelijke voorziening

Toetsingscriteria

Verlenen

3e uitweg of meer

Alle bestemmingen

Weigeren

5.3 Gebiedsontsluitingswegen

Gebiedsontsluitingswegen zijn wegen die een doorgaande functie hebben waarbij doorstroming van het verkeer van belang is. Op deze wegen geldt binnen de bebouwde kom een maximum snelheid van 50 km/uur en buiten de bebouwde kom een maximum snelheid van 80 km/uur.

Ontsluitingen van percelen op deze wegen verstoren de doorstroming en vallen niet binnen het verwachtingspatroon van de weggebruiker. Een uitweg is een potentieel conflictpunt en kan langs een gebiedsontsluitingsweg een verhoging van de verkeersonveiligheid betekenen. Sommige gebiedsontsluitingswegen kennen een wat minder sterke verkeersfunctie, waardoor een uitweg minder grote gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid. De verkeersfunctie heeft te maken met de hoeveelheid verkeer die gebruik maakt van een weg en in hoeverre de weg van belang is voor het wegennet. Een snelweg heeft een sterkere verkeersfunctie dan een gemeentelijke weg.

Voor gemeente Nieuwkoop kan gesteld worden dat de gebiedsontsluitingswegen binnen de bebouwde kom een relatief lage verkeersfunctie hebben en gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom een hoge verkeersfunctie. Bovendien is bij gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom de snelheid van het verkeer zo hoog dat het veilig uitrijden van een uitweg zeer bemoeilijkt wordt en kan leiden tot conflicten met ernstige afloop. Dit raakt de weigeringsgrond in de Apv, namelijk “het veilig en doelmatig gebruik van de weg” komt in het geding. Toch is het soms zo dat er voor een perceel geen enkele andere mogelijkheid is om een ontsluiting te maken dan op een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. Dan kan de gemeente ervoor kiezen een uitzondering te maken en maximaal één uitweg toe te staan. Het is mogelijk dat de gemeente hierbij extra verkeersmaatregelen eist om de verkeersveiligheid te waarborgen, zoals waarschuwingsborden.

In onderstaande tabellen is per soort gebiedsontsluitingswegen weergegeven hoeveel uitwegen onder welke voorwaarden kunnen worden toegestaan.

Binnen de bebouwde kom kan een eerste uitweg worden toegestaan als deze voldoet aan de toetsingscriteria. Een tweede uitweg wordt toegestaan bij bedrijven mits hier noodzaak toe is in verband met bedrijfsvoering of wanneer het een maatschappelijke voorziening betreft. Meer uitwegen dan twee worden niet toegestaan.

Buiten de bebouwde kom worden aanvragen voor aanleg van een uitweg geweigerd, tenzij er geen andere mogelijkheid is om een perceel te ontsluiten en de aanvraag voldoet aan de toetsingscriteria. Er wordt dan niet meer dan één uitweg toegestaan.

Aantal uitwegen per perceel bij gebiedsontsluitingswegen binnende bebouwde kom

Aantaluitwegen

Type bestemming

Voldoen aan:

Onderbouwing

Advies

1e uitweg

Alle bestemmingen

Toetsingscriteria

Verlenen

2e uitweg

Woning

Weigeren

Bedrijf

Toetsingscriteria

Noodzaak i.v.m. bedrijfsvoering

Verlenen

Bedrijf

Geen noodzaak

Weigeren

Maatschappelijke voorziening

Toetsingscriteria

Verlenen

3e uitweg of meer

Alle bestemmingen

Weigeren

Aantal uitwegen per perceel bij gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom

Aantal uitwegen

Type bestemming

Voldoen aan:

Onderbouwing

Advies

1e uitweg

Alle bestemmingen

Toetsingscriteria

Noodzaak i.v.m. enige mogelijkheid tot ontsluiting perceel

Verlenen, mogelijk met extra verkeersmaatregelen

Alle bestemmingen

Geen noodzaak

Weigeren

2e uitweg

Alle bestemmingen

Weigeren

6 Toetsingscriteria

Aan de hand van de weigeringsgronden uit art. 2:12 Apv Nieuwkoop zijn toetsingscriteria uitgewerkt. In dit hoofdstuk worden per weigeringsgrond de bijbehorende criteria weergegeven. Daar waar nodig wordt een toelichting gegeven.

De toetsingscriteria zijn van toepassing op aanvragen voor nieuw aan te leggen uitwegen en op aanvragen om bestaande uitwegen aan te passen.

Paragraaf 6.1 gaat in op het criterium bruikbaarheid van de weg, paragraaf 6.2 op veilig en doelmatig gebruik van de weg, paragraaf 6.3 op bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente en wordt in paragraaf 6.4 ingegaan op aanvullende inrichtingseisen. Tot slot gaat paragraaf 6.5 in op het toetsen van uitwegen in nieuwbouwprojecten.

6.1 Bruikbaarheid van de weg

Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bruikbaarheid van de weg geweigerd als het maken of veranderen van de uitweg gebeurt op een plaats waar:

  • a.

    het aantal openbare parkeerplaatsen wordt verminderd en deze niet binnen een afstand van 100 meter kunnen worden gecompenseerd;

  • b.

    een verzamelpunt van afval (containers) verloren gaat en er geen goede alternatieve locatie in de directe nabijheid van de oorspronkelijke locatie voor handen is;

  • c.

    de doorstroming op een weg, blijkend uit een verkeersadvies, sterk negatief beïnvloed wordt;

  • d.

    zich straatkolken, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en/of lichtmasten bevinden die wegens technische eisen niet te verplaatsen zijn;

  • e.

    zich straatkolken, straatmeubilair, nutsvoorzieningen en/of lichtmasten bevinden die wegens belangen vanuit direct aanwonenden niet te verplaatsen zijn.

6.2 Veilig en doelmatig gebruik van de weg

Een uitwegvergunning wordt in het belang van het veilig en doelmatig gebruik van de weg geweigerd indien de uitweg komt te liggen:

  • a.

    aan een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom en er andere wegcategorieën zijn waar het perceel op ontsloten kan worden;

  • b.

    bij een woning waar al een uitweg aanwezig is;

  • c.

    bij een bedrijf waar al een uitweg aanwezig is en geen noodzaak vanuit het oogpunt van bedrijfsvoering bestaat om een tweede uitweg aan te leggen;

  • d.

    bij een perceel waar al twee uitwegen aanwezig zijn;

N.B. Bovenstaande vier toetsingscriteria (6.2 a t/m d) zijn uitsluitend van toepassing op nieuwe uitwegen en aan te passen bestaande uitwegen die in de nieuwe situatie aan een ander type weg komen te liggen.

  • e.

    aan een weg waarbij de uitweg, blijkend uit een verkeersadvies, een negatieve invloed heeft op de verkeersveiligheid of komt te liggen op, in of nabij:

    . een kruising of splitsing van wegen of een bocht

    . 10 meter afstand gemeten van het snijpunt van rijbaankanten opstelstroken dan wel voorsorteervakken

    . een verkeersregelinstallatie

    . een helling van de weg

    waardoor onoverzichtelijke en/of onveilige situaties ontstaan;

  • f.

    op een plaats waar het uitzicht vanuit de uitweg op de weg waarop aangesloten moet worden, blijkend uit verkeersadvies, onvoldoende is;

  • g.

    op een plaats waar de aanliggende rijbaan van de weg zodanig smal is dat de uitweg wegens te beperkte manoeuvreerruimte met een personenauto niet direct kan worden ingereden;

  • h.

    op een plaats waar de opstelruimte op het betreffende perceel voor het plaatsen van een personenauto minder bedraagt dan 5 meter diep bij 2,5 meter breed, gemeten haaks op de rijbaan;

  • i.

    Op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto van één of meer bestaande garages;

  • j.

    op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetpad uitkomt en waarbij dat pad in de lengterichting moet worden bereden om de openbare ruimte te bereiken.

6.3 Bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente

Een uitwegvergunning wordt in het belang van de bescherming van groenvoorziening in de gemeente geweigerd wanneer:

de uitweg is geprojecteerd in groen dat onderdeel uitmaakt van de groenstructuur van de gemeente of is aangeduid als te beschermen groen in de lijst van beschermwaardige houtopstanden gemeente Nieuwkoop;

door het maken of veranderen van de uitweg het openbare groen onevenredig aangetast wordt. Per geval wordt een belangenafweging gemaakt, waarbij wordt beoordeeld of het aantasten van het groenvlak een te grote inbreuk vormt op het groenareaal in de woonomgeving.

Aanvullende inrichtingseisen

De uitweg dient herkenbaar te zijn ingericht wanneer de bestemming niet zichtbaar of herkenbaar is;

het trottoir en/of (brom)fietspad moet op dezelfde hoogte doorlopen over de uitweg;

de verharding van het trottoir moet men doorzetten tot aan de inritblokken wanneer

ook een groenstrook langs de rijbaan aanwezig is;

aan de zijde van de weg dient men inritblokken toe te passen wanneer de uitweg hoger ligt dan de rijbaan.

Afmetingen uitwegen woningen

Het uitgangspunt is dat een uitweg bij een woning maximaal 4 meter breed is. In bijzondere gevallen kan in overleg met de wegbeheerder een bredere uitweg worden toegestaan. Hierbij dient de noodzaak aangetoond te worden, bijvoorbeeld de beperkte breedte van de openbare weg waardoor de uitweg niet direct in- en uitgereden kan worden of het combineren van twee uitwegen in één uitweg ten behoeve van twee woningen.

Afmetingen uitwegen maatschappelijke voorzieningen en bedrijven

Bij een uitweg bij een maatschappelijke voorziening of een bedrijf wordt in eerste instantie uitgegaan van een maximum breedte van 8 meter. Toch kan het voorkomen dat maatwerk nodig is en een bredere uitrit moet worden toegepast. De afmeting van de uitweg wordt bepaald door de breedte van de weg, de aard van het gebruik van de uitweg en de intensiteit waarmee de uitweg wordt gebruikt. Het keren, manoeuvreren en rangeren met voertuigen dient op eigen terrein te geschieden en niet ter plaatse van de uitweg of op de openbare weg.

6.5 Nieuwbouwprojecten

Bij nieuwbouwprojecten waar de openbare ruimte wordt ingericht of opnieuw wordt ingericht, wordt het tevoren een inrichtingsplan opgesteld. Dit inrichtingsplan wordt beoordeeld door de afdeling Beheer Openbare Ruimte van de gemeente Nieuwkoop. Van de nieuwe woningen, waarvoor geldt dat op eigen terrein wordt geparkeerd, wordt bij deze beoordeling de ligging van de uitwegen in de openbare ruimte getoetst. Hierdoor hoeft er na aankoop van een nieuwbouwwoning binnen een dergelijk project geen vergunning voor een uitweg te worden aangevraagd. Dit geldt niet voor woningen gelegen op vrije kavels, waarvoor geldt dat op het moment van het maken en beoordelen van het inrichtingsplan de ligging van de woning en parkeergelegenheid (garage) nog niet bekend is.

7 Aanleg van de uitweg

Voor het daadwerkelijk aanleggen van de uitweg geldt een aantal regels. Hier wordt in dit hoofdstuk op ingegaan. In paragraaf 7.1 wordt toegelicht wie de uitweg mag aanleggen en in paragraaf 7.2 komen de leges en kosten van aanvraag van een vergunning en aanleg van de uitweg aan bod.

7.1 Aanleg van de uitweg

De uitweg mag niet door, dan wel namens de aanvrager, worden aangelegd. De uitweg wordt voor rekening van de aanvrager door de gemeente, hetzij door een erkende aannemer in opdracht van de gemeente, aangelegd met door de gemeente geselecteerde standaard materialen, afmetingen en opbouwconstructie.

7.2 Overeenstemming buren

Wanneer voor het aanleggen van een uitweg het noodzakelijk is om straatmeubilair te verplaatsen, dient de aanvrager hiervoor zelf overeenstemming met zijn buren te bereiken en dit te kunnen aantonen.

7.3 Leges en kosten

Voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een uitweg worden leges in rekening gebracht bij de aanvrager.

De kosten voor het aanleggen, aanpassen of verwijderen van de uitweg zijn voor de aanvrager, evenals de eventuele aanleg of aanpassing van een kunstwerk.

Ook worden er kosten in rekening gebracht bij de aanvrager voor aanpassingen aan de openbare ruimte ten behoeve van de aanleg, aanpassing of verwijdering van de uitweg. Deze werkzaamheden worden namens de gemeente Nieuwkoop uitgevoerd. Hierbij kan worden gedacht aan het volgende:

- het verplaatsen van kolken, verlichting, bebording, nutsvoorzieningen of andere zaken;

- de compensatie van vervallen openbare parkeerplaatsen en openbaar groen;

- het aanleggen of veranderen van het deel van de uitweg dat zich op

gemeentegrond bevindt.

8 Slotbepalingen

Dit hoofdstuk geeft afsluitend een overzicht van de slotbepalingen, met in paragraaf 8.1 de hardheidsclausule, in paragraaf 8.2 het overgangsrecht, in paragraaf 8.3 de dag van inwerkingtreding van het beleid en in paragraaf 8.4 de citeertitel van dit beleidsdocument.

8.1 Hardheidsclausule

Het college is bevoegd van dit beleid af te wijken in gevallen waarin dit voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

8.2 Overgangsrecht

Aanvragen voor een omgevingsvergunning voor een uitweg die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van dit beleid worden beoordeeld op basis van het beleid dat gold op het moment van indiening van de aanvraag.

8.3 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking. Hiermee vervallen de “Beleidsregels voor de aanleg en uitbreiding van inritten” van 2010.

8.4 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Uitwegenbeleid gemeente Nieuwkoop”.

Ondertekening