NOTA ACTIVA EN AFSCHRIJVINGEN 2017 GEMEENTE NIEUWKOOP

Geldend van 01-01-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

NOTA ACTIVA EN AFSCHRIJVINGEN 2017 GEMEENTE NIEUWKOOP

1. Begrippen

Artikel 1.1 Definities

1. Activa: de bezittingen van de gemeente. Deze worden ingedeeld in vlottende activa en vaste activa.

2. Activeren: het opnemen van investeringen op de balans. De waarde van de vaste activa wordt bij het vermogen van de gemeente geteld. De jaarlijkse kosten worden in de toekomst ten laste van de exploitatie gebracht, dit zijn de kapitaallasten.

3. Afschrijven: een boekhoudkundige weergave van de waardevermindering van activa wegens technische slijtage en economische veroudering. Het af te schijven bedrag hangt af van de economische levensduur van de investering. De afschrijvingen zijn onderdeel van de kapitaallasten. De meest voorkomende afschrijvingsmethoden zijn lineaire afschrijving en annuïtaire afschrijving.

4. Agio/disagio: agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio kan ook te maken hebben met aandelen. Als de prijs, of koers, van een aandeel hoger is dan de nominale waarde dan is sprake van agio (het verschil tussen die twee). Disagio is het tegengestelde van agio.

5. Annuïtaire afschrijvingsmethode: een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks gelijk zijn gedurende de gehele economische levensduur van de investering. In de beginjaren is de afschrijvingscomponent laag en de rentecomponent hoog. Aan het eind ligt deze verhouding andersom.

6. Boekwaarde: waarde van de activa op de balans. Dit is de verkrijgings- of vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen.

7. Boekwinst: als het actief wordt verkocht tegen een prijs die hoger is dan de resterende boekwaarde op het moment van verkoop.

8. Economische levensduur: de maximale periode waarin een productiemiddel economisch verantwoord kan worden gebruikt. Er komen nieuwe machines op de markt waarin de jongste technische kennis is verwerkt. De economische levensduur wordt bepaald door rationeel en doelmatig gebruik rekening houdend met technologische ontwikkelingen.

9. Financiële vaste activa: een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen (bijvoorbeeld deelnemingen en aandelen).

10. Immateriële vaste activa: investeringsuitgaven waar geen gemeentelijke bezittingen tegenover staan. Dit zijn die activa die niet stoffelijk van aard zijn en die niet onder de financiële vaste activa worden begrepen (bijvoorbeeld kosten sluiten geldleningen en kosten van onderzoek en ontwikkeling).

11. Investeren: het aanschaffen of zelf produceren van activa. Hierbij is het de bedoeling de activa meer jaren te gebruiken.

12. Investering: een uitgave van enige omvang, waarvan het nut zich over meer jaren uitstrekt. Onderscheid wordt gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen met een maatschappelijk nut.

13. Investering met economisch nut: activa die kunnen bijdragen aan het genereren van middelen, bijvoorbeeld door het vragen van rechten, heffingen, leges of prijzen of die verhandelbaar zijn, zoals gebouwen. Deze investeringen moeten worden geactiveerd.

14. Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut: activa die geen mogelijkheid hebben middelen te genereren maar wel duidelijk een publieke taak vervullen zoals wegen, groenvoorziening, bruggen e.d.

15. Investeringskrediet: bedrag dat door de gemeenteraad is beschikbaar gesteld voor het doen van een investering.

16. Kapitaallasten: dit zijn de jaarlijks terugkerende lasten die samenhangen met de investeringen. De kapitaallasten bestaan uit afschrijvingen en rente.

17. Levensduur verlengende investeringen: dit zijn investeringen die worden gepleegd ten behoeve van een bestaand actief en expliciet leiden tot een substantiële levensduurverlenging van het betreffend actief.

18. Lineaire afschrijvingsmethode: een afschrijvingsmethode waarbij de kapitaallasten jaarlijks dalen. De afschrijvingscomponent is jaarlijks gelijk. Als gevolg van een daling van de boekwaarde neemt de jaarlijkse rentelast af.

19. Materiële vaste activa: dit zijn investeringsuitgaven waar bezittingen tegenover staan van stoffelijke aard, waarvan de gebruiksduur gedurende meer jaren kan worden toegepast.

20. Nieuwe of uitbreidingsinvesteringen: dit zijn investeringen ten behoeve van de ontwikkeling van nieuwe activiteiten of uitbreiding van de huidige activiteiten

21. Rente: een vergoeding voor het beslag dat de boekwaarde van een investering legt op de financieringsmiddelen van de gemeente.2

22. Restwaarde: vertegenwoordigt de schatting van de opbrengstwaarde aan het eind van de economische levensduur tegen het huidige prijspeil, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief.

23. Technische levensduur: het aantal jaren dat een actief daadwerkelijk meegaat, voordat het technisch versleten is.

24. Vaste activa: de bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode langer dan een jaar is vastgelegd. Voorbeelden hiervan zijn gronden, gebouwen en inventaris. De vaste activa worden verder verdeeld in: Immateriële vaste activa, Materiële vaste activa en Financiële vaste activa.

25. Verkrijgingsprijs: het bedrag dat is betaald om activa aan te schaffen (de inkoopprijs en de bijkomende kosten).

26. Vervaardigingsprijs: de kosten die gemaakt zijn ten behoeve van het intern vervaardigen van een actief.

27. Vervangingsinvestering: het vervangen van een actief waarvan de technische of economische levensduur is verstreken.

28. Vlottende activa: de bezittingen van de gemeente waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode korter dan een jaar is vastgelegd. Binnen een jaar moeten de vlottende activa zijn omgezet in geld.

29. Voorraden: dit zijn goederen die je in bewaring houdt voor later gebruik. In de BBV is het volgende onderscheid opgenomen: grond- en hulpstoffen, onderhanden werk, waaronder bouwgronden in exploitatie, gereed product en handelsgoederen, vooruitbetalingen.

2. Activeren

Artikel 2.1 Soorten Activa

Investeringen worden verantwoord op de balans onder de post vaste activa. Conform het BBV (artikel 33) regelgeving worden de volgende vaste activa onderscheiden:

a. immateriële vaste activa (artikel 34 BBV);

b. materiële vaste activa (artikel 35 BBV);

c. financiële vaste activa (artikel 36 BBV).

Artikel 2.1.1 Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Het BBV geeft in (artikel 61) aan onder welke voorwaarden deze kunnen worden geactiveerd.

Artikel 2.2 Criteria voor het activeren van vaste activa

Om praktische redenen verdient het niet de voorkeur om de investeringen die in aanmerking komen voor activeren (investeringen met economisch en maatschappelijk nut en het saldo van agio of disagio) in alle gevallen te activeren. Er gelden de volgende minimumeisen:

a. er dient sprake te zijn van een meerjarig nut;

b. activa met een levensduur van twee jaar of minder worden direct ten laste van de exploitatie gebracht;

c. activa met economisch nut met een aanschafwaarde van minder dan € 25.000, worden niet geactiveerd, met uitzondering van:

a. gronden en terreinen, deze worden altijd geactiveerd;

d. activa met uitsluitend maatschappelijk nut met een aanschafwaarde van minder dan € 25.000, worden niet geactiveerd.

Artikel 2.3 Groot onderhoud versus vervangingsinvesteringen

In mei 2007 heeft de Commissie BBV een Notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen uitgebracht. Daarin is de volgende uitspraak over onderhoud opgenomen: “De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduurverlengend en mogen dus niet worden geactiveerd”.

Artikel 2.4 Software

In mei 2007 heeft de Commissie BBV een Notitie Software uitgebracht. Daarin zijn richtlijnen opgenomen hoe met software dient te worden omgegaan. Nieuwkoop volgt deze notitie.

Artikel 2.5 Toerekening kosten eigen apparaat

In de kredietaanvragen worden de kosten van interne uren niet meegenomen. Behalve bij voorbereidingskredieten.

3. Waardering

Artikel 3.1 Waarderingsgrondslagen

De waarderingsgrondslag voor vaste activa wordt bepaald door de aanschaffings- of vervaardigingsprijs (artikel 63 BBV). Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

Artikel 3.2 Vaststelling financiële waarde

In artikel 62 van het BBV is bepaald dat alle vaste activa worden geactiveerd voor het bedrag van de investering.

Artikel 3.3 Activeren van kosten

Artikel 63 van het BBV geeft een nadere omschrijving van de kosten die geactiveerd mogen worden.

Artikel 3.4 BTW

Met de invoering van het BTW- compensatiefonds per 1 januari 2003 is bepaald dat in principe geen BTW geactiveerd wordt voor zover deze compensabel is (dat is het geval als het een overheidstaak betreft).

Artikel 3.5 Afwaarderen activa

Het BBV geeft (in artikel 65) de voorschriften weer, voor afwaardering van activa.

Artikel 3.6 Desinvesteren

Op het moment dat een desinvestering (verkoop van het actief) plaatsvindt wordt de boekwinst/het -verlies ten gunste/laste van het resultaat van het betreffende jaar gebracht. De mogelijke boekwinst wordt niet in mindering gebracht op een nieuwe investering. Dat is niet toegestaan op grond van het BBV (notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen).

Artikel 3.7 Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief, afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waardeverloop van die individuele delen.

De componentenbenadering wordt in Nieuwkoop toegepast.

4. Kapitaallasten

In het vorige hoofdstuk is behandeld welke investeringen worden geactiveerd en met welke waarde ze op de balans komen. Hoofdstuk 4 gaat over de lasten van de geactiveerde investeringen. In dit hoofdstuk komen de afschrijvingen en rentelasten aan de orde.

Artikel 4.1 Afschrijven

Als een investering is geactiveerd dient op grond van artikel 64 lid 3 BBV daarop te worden afgeschreven. Zie ook de definitie onder 1.3. Zie ook 1.3.

Artikel 4.1.1 Afschrijvingstermijnen

Het BBV kent geen regels voor een sluitend systeem waaraan afschrijvingen moeten voldoen, wel zijn kaders gesteld. Die kaders zijn terug te vinden in de artikelen (51, 64 lid 1, lid 3 en lid 5.

De afschrijvingstermijn van een actief is afhankelijk van de gebruiksduur en wordt bepaald door de economische en technische levensduur. Omdat de economische levensduur gebaseerd is op een schatting zullen hiervoor richtlijnen moeten worden opgesteld voor de diverse activa.

De afschrijvingstermijnen hanteren zoals beschreven in bijlage 1.

Artikel 4.1.2 Afschrijving op gronden

Op gronden wordt conform het BBV niet afgeschreven.

Artikel 4.1.3 Methoden van afschrijving

Er zijn verschillende methoden om op basis van de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijving per periode waarvan de lasten worden toegerekend.

Artikel 4.1.4 Wijziging methoden van afschrijving

In het BBV is artikel 64 lid 2 gewijd aan de wijziging van de afschrijvingsmethode. Nadere richtlijnen zijn te vinden in de BBV notitie Stelsel- en schattingswijzigingen uit 2012.

Artikel 4.1.5 Extra afschrijven

Extra afschrijven is alleen toegestaan (en zelfs verplicht) als de boekwaarde van het actief hoger is dan het verwachte toekomstige economische nut. Zie hiervoor hoofdstuk 3.4 Afwaarderen activa.

Boekwaarden kleiner dan € 5.000 worden in één keer afgeschreven. Met uitzondering van de boekwaarden van voertuigen deze worden afgeschreven tot de restwaarde.

Artikel 4.1.6 Restwaarde

Bij afschrijvingen op investeringen wordt uit oogpunt van voorzichtigheid geen restwaarde meegenomen. Voor vervoermiddelen geldt een uitzondering vanwege het repeterend karakter. Hierbij wordt rekening gehouden met een restwaarde van 10% van de aanschafwaarde.

Artikel 4.2 Aanvang kapitaallasten

De commissie BBV doet de aanbeveling om in de financiële verordening/nota activabeleid op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen.

a. De afschrijving start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt dan wel verworven wordt.

b. De rentetoerekening start op 1 januari van het jaar dat volgt op de investering, ongeacht of het actief wel of niet gereed is.

Artikel 4.3 Rente

De rentekosten die worden toegerekend aan investeringen (en aan de grondexploitaties) zijn beperkt tot de werkelijk betaalde rente over leningen. Het BBV staat niet toe dat gederfde rente-inkomsten over eigen middelen als kosten worden gezien.

5. Bouwgrondexploitaties

Artikel 5.1 Grondexploitatie

De complexen van de bouwgrondexploitatie vallen volgens de notitie Grondexploitaties 2016 van de commissie BBV balanstechnisch onder de voorraden.

Op de complexen wordt niet afgeschreven. De kapitaalasten bestaan hier alleen uit rentelasten. Het percentage wordt berekend op grond van de regels die van toepassing zijn op de Vennootschapsbelasting (VPB) en de nieuwe regelgeving van het BBV.

6. Procedures

Artikel 6.1 Autorisatie Nieuwe investeringen

Nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen.

Artikel 6.2 Tussentijdse aanvraag investeringskrediet

Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 2.500.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6.3 Overschrijding geautoriseerd investeringskrediet

Indien de investeringslasten van een investeringskrediet het geautoriseerde bedrag met meer dan € 15.000 dreigen te overschrijden, verzoekt het college de raad vooraf om autorisatie van de overschrijding. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringsuitgaven.

Artikel 6.4 Termijn beschikbaarheid investeringskredieten

Investeringskredieten voor investeringen waarvan de realisatie twee jaar na autorisatie nog niet is gerealiseerd komen te vervallen. Indien een investeringskrediet in afwijking van deze regel in stand dient te worden gehouden, doet het college hiertoe aan de raad een onderbouwd voorstel bij de jaarrekening

7. Slotbepalingen

Artikel 7.1 Citeertitel

Deze nota wordt aangehaald als de Nota Activa en Afschrijvingen 2017.

Artikel 7.2 Wijziging van de nota

Indien wet- en regelgeving of omstandigheid dit vereist zal deze nota worden beoordeeld op toepasbaarheid en actualiteit, en eventueel worden aangepast.

Artikel 7.3 Inwerkingtreding

Deze nota treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2017.

Ondertekening

BIJLAGE 1: afschrijvingstermijnen voor geactiveerde investeringen

Geactiveerde investeringen

Afchrijvings-termijn in jaren

Gronden en terreinen

 

Gronden en terreinen

Niet afschrijven

 

 

Woonruimten

 

Woningen

40

 

 

Bedrijfsgebouwen

 

Gebouwen grotendeels van steen (nieuw)

40

Gebouwen grotendeels van hout (nieuw)

20

Levensduurverlengende renovatie gebouw grotendeels van steen

25

Tijdelijke gebouwen/ noodlokalen/ loodsen/ opslagplaatsen

15

 

 

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

 

Rehabilitatie wegen

Ondergrond klei:

Gemidddeld belast

65

Licht belast

70

Woongebied

70

Verblijfsgebied

70

Fietspaden

50

Ondergrond klei/veen :

Gemidddeld belast

65

Licht belast

65

Woongebied

65

Verblijfsgebied

60

Fietspaden

65

Ondergrond veen :

Gemidddeld belast

35

Licht belast

35

Woongebied

30

Verblijfsgebied

30

Fietspaden

30

Elementen Verharding

Ondergrond klei:

Gemidddeld belast

70

Licht belast

70

Woongebied

70

Verblijfsgebied

70

Fietspaden

70

Ondergrond klei/veen :

Gemidddeld belast

70

Licht belast

70

Woongebied

70

Verblijfsgebied

70

Fietspaden

70

Ondergrond veen :

Gemidddeld belast

25

Licht belast

40

Woongebied

35

Verblijfsgebied

30

Fietspaden

30

Ondergrond cementbeton:

Gemidddeld belast

65

Licht belast

65

Woongebied

65

Verblijfsgebied

65

Fietspaden

65

Ondergrond onverhard:

Gemidddeld belast

30

Licht belast

30

Woongebied

30

Verblijfsgebied

30

Fietspaden

30

Kunstwerken (bruggen)

Vervanging hoofddraagconstructie

80-40-25

Vervangen aandrijving

50

Vervangen volledige installatie

50

Openbare Verlichting

Vervangen armaturen

20

Vervangen lichtmasten

20

Afval Verwijdering

Ondergrondse afvalcontainers

10

Mini containers

10

Riolering

 

Vrijvervalriolering

60

Gemalen bouwkundig

30

Gemalen mechanisch-electrisch

15

Pompunits

15

Persleidingen

75

Drukrioleringen

75

Randvoorzieningen

75

Vrijvervalriolering buitengebied

60

Overige rioleringsobjecten

60

Waterpartijen (beschoeiingen)

Woonwijken:

Perkoenpalen

50

Schanskorf

50

Damwand hout

30

Schottenbeschoeiing (binnen en buiten de bebouwde kom)

30

Schottenbeschoeiing afgezaagd

50

Nieuwkoopse Plassen :

Beschoeiing plassengebied:

30

Natuurvriendelijke oevers

25

Gesloten palenrij zonder gording

25

Damwand

30

Golfbreker

15

Drijfpalen

20

Damwand/steenbestorting

50

Zuidhoek :

Planbeschoeiing met gording

30

Stalen damwand

50

Perkoenpalen met steenbestorting

10

Perkoenpalen zonder steenbestorting

25

Overige objecten:

Inlaat

20

Stuw

20

Nautisch- en Vaarwegenbeheer

Vervangen remmingwerken

15

Vervanging bediening particuliere bruggen

10

Renovatie loswallen

40

Vervangen steigers

15

Speelvoorzieningen

 

Speelvoorzieningen

8

Sportvoorzieningen

 

Inrichting sportterreinen

30

Sportvoorzieningen

20

 

 

Begraafplaats

 

Begraafplaats

40

Uitbreiding begraafplaats

20

 

 

Vervoermiddelen/Tractiemiddelen

 

Middelzware (> 2.000 kg en < 3.500 kg) en zware voertuigen (> 3.500 kg)

8

Lichte voertuigen en personenwagens (< 2.000 kg)

6

Trekkers en shovels

8

 

 

Machines, apparaten en installaties

 

Installaties sportterreinen

15

Overige machines, apparaten en installaties

5

 

 

Materieel

 

Grasmaaimachines

5

Takkenversnipperaars

10

Zoutstrooimachines

15

Sneeuwploegen

20

ROM hogedrukspuit

15

Vloerschrobmachine

15

Gereedschappen

5

Overige

 

Inventaris

10

Onderwijs eerste inrichting

15

Overige materiële vaste activa

 

ICT

 

Desktop/thin client

5

Convertibles/ultrabooks

4

Tablets

4

Netwerkcomponenten

7

Servers

7

Bekabeling

15

Smartphones 1

2

Hardware

maximaal 5

Software

maximaal 5

Bij investeringsvoorstellen wordt aangegeven:

a. welke afschrijvingstermijn op grond van deze nota wordt gehanteerd, danwel

b. een afwijkende afschrijvingstermijn met de reden van afwijking.

BIJLAGE 2: artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 Begrippen

5. Annuïtaire afschrijvingsmethode

Bij deze methode worden de jaarlijkse kapitaallasten gelijk gehouden. Deze kapitaallasten zijn opgebouwd uit afschrijvings- en rentekosten. Door de aflossing neemt de boekwaarde af waarover de rente wordt berekend. De ruimte die ontstaat door de lagere rentekosten wordt benut voor het verder verhogen van het afschrijvingsdeel.

Nieuwkoop past deze methode toe. Zo lang echter geen externe financiering wordt aangetrokken wordt conform het BBV geen rente toegerekend zodat de kapitaallasten uitsluitend uit de afschrijvingscomponent bestaan. Effectief is er dan geen verschil tussen annuïtair en lineair afschrijven.

14. Investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut

Enkele voorbeelden van investeringen die uitsluitend maatschappelijk en geen economisch nut hebben, zijn wegen, groenvoorziening en bruggen. In het verleden kon de gemeente zelf bepalen of deze investeringen wel of niet werden geactiveerd. De gemeente Nieuwkoop had er voor gekozen om niet op deze investeringen af te schrijven en de kosten ervan rechtstreeks ten laste van de gevormde voorzieningen te brengen.

Met ingang van het begrotingsjaar 2017 worden volgens de richtlijnen van de BBV deze investeringen gelijk gesteld met investering met economisch nut. Dat betekent dat ook op deze investeringen moet worden afgeschreven.

21 Rente

Het BBV staat niet toe dat rentekosten intern worden toegerekend wanneer er uitsluitend met eigen middelen wordt gefinancierd. Alleen wanneer de gemeente ook echt rente moet betalen (bij gebruik van externe financiering) is het toegestaan om rente door te belasten naar producten of taakvelden.

Artikel 2.1.1 Bijdragen aan activa in eigendom van derden

Deze kunnen worden geactiveerd indien aan de volgende voorwaarden van het BBV (artikel 61) is voldaan;

• er is spraken van een investering door een derde;

• de investering bijdraagt aan de publieke taak;

• de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;

• de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Als vast staat dat aan alle voorwaarden wordt voldaan moet de gemeente de bijdrage behandelen als was het actief in kwestie in bezit van de gemeente.

Artikel 2.2 Criteria voor het activeren van vaste activa

Jaarlijks worden veel kleine investeringen gedaan die uitsluitend maatschappelijk nut hebben. Onder het vernieuwde BBV moet die categorie nu ook geactiveerd worden. Om te voorkomen dat er een wildgroei in de activalijst ontstaat, is een ondergrens ingevoerd van € 25.000. Voorbeelden van kleine investeringen die vaak onder deze grens zullen vallen, zijn:

• Vervanging meubilair;

• Vervanging wandelbruggen;

• Vervanging vlonders surfsteigers;

• Vervanging kleine steigers;

• Vervanging speeltoestellen.

Artikel 2.3 Groot onderhoud versus vervangingsinvesteringen

In mei 2007 heeft de Commissie BBV een Notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen uitgebracht. Daarin is de volgende uitspraak over onderhoud opgenomen: “De kosten van (klein en groot) onderhoud zijn niet levensduurverlengend en mogen dus niet worden geactiveerd”.

Bij de beantwoording van de vraag of bepaalde kosten wel of niet dienen te worden geactiveerd, is het van belang om duidelijkheid te scheppen over wat onder onderhoud wordt verstaan. Hiervoor is de volgende indeling gemaakt:

• Klein onderhoud: keert jaarlijks terug. Dit is ook de reden dat deze uit jaarlijkse budgetten bekostigd moeten worden en dat activering van de kosten niet mogelijk is;

• Groot onderhoud: het gaat om zaken die één keer in de zoveel jaar moeten gebeuren, bijvoorbeeld het (buiten)schilderwerk van een gebouw. Ook voor deze lasten geeft het BBV geen mogelijkheden tot activering. De keuze bestaat hierbij uit dekking van de kosten via de exploitatie dan wel via de vorming van een voorziening.

Levensduurverlengende investeringen: Hiervoor geldt expliciet dat ze bijdragen aan een substantiële levensduurverlenging van het betreffende actief, zoals bijvoorbeeld het renoveren van een gebouw. Hiervoor geldt de normale weg van het beschikbaar stellen van een investeringskrediet.

Artikel 2.4 Software

In mei 2007 heeft de Commissie BBV een Notitie Software uitgebracht. Daarin zijn de volgende uitspraken over software opgenomen:

• Software valt onder de materiële vaste activa (investeringen met een economisch nut);

• Ook de gebruikersrechten op software voor onbepaalde duur die ineens in rekening worden gebracht vallen onder de materiële vaste activa (investeringen met een economisch nut).

Worden gebruikersrechten voor bepaalde tijd (meerdere jaren) ontvangen dan vindt activering niet plaats als materieel vast actief maar worden de gebruikersrechten onder de vooruitbetaalde bedragen opgenomen.

Artikel 3.1 Waarderingsgrondslagen

De waardering van activa is van belang omdat het de basis vormt voor het vaststellen van de financiële consequenties van activa, vooral door waardevermindering. Anders geformuleerd: de gekozen systematiek voor de waardering van activa in het stelsel van baten en lasten is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die behaald worden.

Hiervoor zijn in het BBV bepalingen opgenomen voor de waardering van activa. Hiermee wordt enerzijds voorkomen dat organisaties met de waardering van activa hun financiële resultaten kunnen beïnvloeden en anderzijds wordt bereikt dat de financiële gegevens van organisaties in de loop van de tijd vergelijkbaar blijven.

De waarderingsgrondslag voor vaste activa wordt bepaald door de aanschaffings- of vervaardigingsprijs (artikel 63 BBV). Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

Artikel 3.2 Vaststelling financiële waarde

In artikel 62 van het BBV is bepaald dat alle vaste activa worden geactiveerd voor het bedrag van de investering. In lid 2 wordt echter een uitzondering gemaakt, namelijk:

• bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief mogen bij de waardering in mindering worden gebracht.

Dit kan bijvoorbeeld een subsidie zijn die specifiek voor een bepaalde investering wordt verstrekt.

Artikel 3.3 Activeren van kosten

• Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.

• De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.

• De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.

• Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.

• Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

• In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.

• Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.

• Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.

Artikel 3.4 BTW

Met de invoering van het BTW- compensatiefonds per 1 januari 2003 is bepaald dat in principe geen BTW geactiveerd wordt voor zover deze compensabel is (dat is het geval als het een overheidstaak betreft). Voorbeelden zijn o.a.: investeringen in wegen, riolering, verlichting en groenonderhoud.

Artikel 3.5 Afwaarderen activa

Artikel 65 van het BBV geeft de voorschriften weer voor afwaardering van activa;

• Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen;

• Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;

Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

Het eerste en tweede lid van artikel 65 BBV hebben betrekking op waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Het is niet voorzienbaar dat de waardevermindering zal ophouden te bestaan. Gedacht kan worden aan nieuwe inzichten in de technische en/of de economische levensduur van activa of de aantasting van het vermogen van deelnemingen.

In het derde lid wordt voorgeschreven dat van een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, waarvan de restwaarde lager is dan de boekwaarde, wordt afgeschreven tot de restwaarde. Bij een volledige buitengebruikstelling dient het actief uiteraard te worden afgewaardeerd tot hetzij nul, hetzij tot de restwaarde, indien die redelijkerwijs verwacht kan worden. Wanneer een actief gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld, dient het actief proportioneel te worden afgewaardeerd. Duurzame waardevermindering van vaste activa wordt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Artikel 3.7 Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief, afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waardeverloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kan de economische gebruiksduur namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd.

De toepassing van de componentenbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van het verkrijgen van een kantoorpand:

• Grond  niet afschrijven;

• Gebouw  afschrijving in 40 jaar;

• Installaties (bijvoorbeeld verwarming)  afschrijving in 15 jaar;

• Inventaris  afschrijving in 10 jaar.

De kosten voor de te onderscheiden samenstellende delen worden op basis van bovenstaande opdeling afzonderlijk verwerkt en afgeschreven. In het voorbeeld kan na 15 jaar de vervanging van een cv-ketel opnieuw worden geactiveerd.

Met het toepassen van de componentenbenadering wordt bewerkstelligd dat activa die naar aard en gebruik gelijksoortig zijn op dezelfde grondslag worden gewaardeerd en behandeld.

Artikel 4.1.3 Methoden van afschrijving

Er zijn verschillende methoden om op basis van de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijving per periode waarvan de lasten worden toegerekend. De belangrijkste methoden zijn:

• vast percentage van de aanschafwaarde (lineaire afschrijvingsmethode);

• vast percentage van de boekwaarde (degressief afschrijven, niet gebruikelijk bij de overheid);

• jaarlijks gelijkblijvende rente- en afschrijvingslasten (annuïtaire afschrijvingsmethode).

Artikel 4.2.4 Wijziging methoden van afschrijving

In het BBV is artikel 64 lid 2 gewijd aan de wijziging van de afschrijvingsmethode. Hierin staat dat slechts om gegronde redenen de afschrijvingswijze mag gewijzigd worden. De reden en de financiële consequenties van de verandering worden in de toelichting op de balans uiteengezet. Ook wordt inzicht gegeven in de consequenties hiervan voor de financiële positie en voor de baten en lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of het voorafgaande begrotingsjaar (artikel 64, lid 2);

Daarnaast heeft de commissie BBV in juli 2011 de notitie het BBV en stelsel-/schattingswijzigingen uitgebracht. Hierin wordt een schattingswijziging omschreven als een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur c.q. gebruiksintensiteit dan wel de “naar verwachting” duurzaam lagere gebruikswaarde. Een bestaande (rest) boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven.

Een wijziging van de afschrijvingsmethode valt hiermee onder schattingswijziging, er hoeft daarom geen herrekening of herwaardering over de al afgeschreven waarden plaats te vinden.

Artikel 4.3 Rente

De rentekosten die worden toegerekend aan investeringen (en aan grondexploitaties) zijn beperkt tot de werkelijk betaalde rente over leningen. De goede liquiditeitspositie van gemeente Nieuwkoop maakt dat het normaal gesproken niet nodig is om vreemd kapitaal aan te trekken. Grote projecten en investeringen kunnen er echter in de toekomst wel toe leiden dat dat nodig zal zijn. Zo lang geen gebruik wordt gemaakt van externe financiering wordt conform het BBV geen rente toegerekend aan investeringen.

Artikel 5.1 De complexen van de bouwgrondexploitatie vallen balanstechnisch onder de voorraden.

Volgens het BBV dienen bouwgronden in exploitatie (BIE) te worden verantwoord als vlottend actief onder de voorraden, meer specifiek als onderhanden werk. Gronden die worden verworven met het oog op exploitatie (strategisch en anticiperend) worden in eerste instantie geactiveerd onder de materiële vaste activa (MVA). Pas wanneer de raad het grondexploitatiecomplex inclusief grondexploitatiebegroting heeft vastgesteld, wordt de grond gekwalificeerd als BIE. De (eerder) verworven grond wordt op dat moment overgeboekt van MVA naar voorraad onderhanden werk.

Initieel vindt activering op de MVA plaats tegen verkrijgingprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. Voorbeelden van bijkomende kosten als bedoeld in BBV artikel 63, 2e lid zijn transactiekosten (makelaars- en notariskosten), taxatiekosten en schadeloosstellingen.

Wanneer de grond kwalificeert als BIE, vindt waardering plaats tegen vervaardigingsprijs. Dit betekent dat naast de verkrijgingsprijs van de grond, ook overige kosten die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan de vervaardiging van de grondexploitatie kunnen worden geactiveerd (BBV art. 63 lid 3). De verkrijgingprijs plus de overige kosten worden per grondexploitatie geactiveerd op de onderhanden werk post op de balans en vormen tezamen de vervaardigingprijs.


Noot
1

De smartphones vormen een uitzondering op de regel dat onder de 3 jaar niet wordt geactiveerd. Dit is immers een structurele vervangingsinvestering van een materiële omvang en afschrijving is nodig om de kosten overeenkomstig het gebruik aan de juiste jaren toe te rekenen.