BELEID BIJZONDERE BEGRAAFPLAATSEN OP PARTICULIER TERREIN

Geldend van 12-11-2020 t/m heden

Intitulé

BELEID BIJZONDERE BEGRAAFPLAATSEN OP PARTICULIER TERREIN

1. Inleiding

De Wet op de lijkbezorging (Wlb) heeft aan de gemeenten de verplichting opgelegd om te zorgen voor voldoende mogelijkheden om te begraven. Vroeger bestond ook de mogelijkheid voor de aanleg van een familiegraf op eigen grond. Deze mogelijkheid is in 1991 afgeschaft. Wel blijft de mogelijkheid open dat een particulier een verzoek doet om een bijzondere begraafplaats te mogen aanleggen.

Wanneer vaker dan incidenteel in eigen grond wordt begraven is er al snel sprake van een ongeordend ruimtegebruik waarbij de ruimte 'versnippert' door her en der 'langdurig gevoelige' bestemmingen toe te laten. Dit legt beperkingen op aan en rond de begraafplaats voor tenminste de duur van de grafrusttermijn (10 jaar) maar ook daarna. De Inspectie Milieuhygiëne wil in dit opzicht waken voor precedentwerking. Naar haar mening moet er dan ook bij de aanvrager een meer dan simpel verlangen zijn om dit toe te staan. De gemeente behoudt, ook bij deze bijzondere begraafplaatsen, haar verantwoordelijkheid waar het gaat om toezicht op en handhaving van een ongestoorde grafrust. Het is dan ook wenselijk dat de gemeente beleid ontwikkelt waaraan een verzoek getoetst kan worden.

De inspectierichtlijn van de Wlb geeft duidelijk aan dat het wenselijk is om zeer terughoudend te zijn ten aanzien van de aanleg van bijzondere begraafplaatsen op particulier terrein. Er is geen reden voor de gemeente Nieuwkoop om af te wijken van deze landelijke richtlijn. In de gemeente Nieuwkoop zal dan ook niet worden meegewerkt aan een verzoek tot de aanleg van een bijzondere begraafplaats op particulier terrein tenzij aan een aantal voorschriften wordt voldaan. Het opstellen van helder beleid waarin onder meer de minimale voorschriften zijn opgenomen is mede gelet hierop noodzakelijk.

Eenieder die de wens heeft op eigen grond te worden begraven moet rekening houden met een procedure van minimaal een jaar alvorens feitelijk een eventuele bijzondere begraafplaats in gebruik kan worden genomen. Dit in verband met de tijdsduur die de besluitvormingsprocedure vergt. Vanwege de forse kosten die met name herziening van het bestemmingsplan met zich meebrengt voor de aanvrager wordt de raad bij een verzoek tot aanwijzing van de grond eerst voorgelegd een principebesluit te nemen, waarbij de grond onder voorbehoud wordt aangewezen. Definitieve besluitvorming tot aanwijzing van de grond kan dan plaatsvinden nadat de daarvoor noodzakelijke procedure tot herziening van het bestemmingsplan is gevolgd.

2. Procedure

Een burger doet een verzoek aan de gemeente om een particuliere bijzondere begraafplaats te mogen inrichten. Om een particuliere bijzondere begraafplaats te mogen oprichten is een aanwijzingsbesluit van de raad nodig op grond van de Wlb en vervolgens is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Een dergelijk verzoek wordt eerst ambtelijk getoetst of wordt voldaan aan het beleid en of de gevraagde begraafplaats ruimtelijke inpasbaar is. Afhankelijk van deze toets wordt een principebesluit tot medewerking dan wel een weigeringsbesluit ter consultatie voorgelegd aan de raad. Indien de raad instemt in principe medewerking te verlenen aan het verzoek tot het oprichten van een particuliere bijzondere begraafplaats wordt de procedure tot herziening van het bestemmingsplan gestart. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het aanleveren van het (voor(ontwerp))bestemmingsplan en de noodzakelijk uit te voeren ruimtelijke onderzoeken. De aanwijzing van de bijzondere begraafplaats vindt gelijktijdig plaats met de vaststelling van de bestemmingsplanherziening. Nadat zowel het aanwijzingsbesluit als de bestemmingsplanherziening onherroepelijk en in werking getreden zijn, kan de aanvrager beginnen met de inrichting van de begraafplaats. Nadat de begraafplaats is ingericht kan de aanvrager op grond van artikel 41 van de Wlb een verzoek om ingebruikname doen bij het college. Nadat toestemming is verleend kan de begraafplaats in gebruik worden genomen.

3. Beoordeling van het verzoek

3.1 Gemeentelijke minimumeisen en criteria

  • a.

    De aanvrager moet de eigenaar zijn van de grond, waarbij geen zakelijk recht op de grond mag rusten. Het is vanzelfsprekend dat de aanvrager de eigenaar moet zijn van de grond wanneer er sprake is van dergelijke aanvraag. De grond moet vrij zijn van alle rechten om het mogelijk te maken dat een ononderbroken gebruik van de grond mogelijk is zonder dat een andere partij aanspraak kan maken op de grond. Aanvrager dient dit aan te tonen, bijvoorbeeld met een uittreksel openbare registers of een afschrift van een notariële akte.

  • b.

    De aanvrager dient een aantoonbare historische, emotionele binding te hebben met de grond. Die binding wordt bijvoorbeeld aanwezig geacht indien de aanvrager (en/of zijn ouders/grootouders) minimaal 50 jaar woonachtig zijn op het perceel. Van de aanvrager zelf wordt daarnaast verwacht dat hij/zij minimaal 20 jaar ononderbroken woonachtig is op het perceel. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij een landgoed dat al meerdere generaties in eigendom is van de betrokken familie.

  • c.

    In het perceel mogen geen kabels, leidingen of andere nutsvoorzieningen voorkomen in een straal van 20 meter rondom de gewenste begraafplaats. Indien nutsvoorzieningen aanwezig zijn kunnen deze in verband met de grafrust niet worden hersteld of vervangen worden. De aanvrager moet op zijn/haar kosten zorgdragen voor het verleggen c.q. verwijderen van nutsvoorzieningen voordat een begraafplaats mag worden aangelegd.

  • d.

    Voor de toekomst is wenselijk dat voldoende duidelijk is dat de nabestaanden de binding met de grond behouden, in ieder geval binnen de grafrusttermijn. Een dergelijke garantie van en binding voor lange tijd is echter niet te geven. Weliswaar kan notarieel worden vastgelegd dat het perceel en de bijbehorende woning gedurende minimaal tien jaar (grafrust) in familiebezit blijven, maar er kunnen zich altijd omstandigheden voordoen waardoor het perceel toch in andere handen komt. Bij verkoop binnen de grafrusttermijn zal een herbegrafenis noodzakelijk zijn (opheffen van de begraafplaats). De kosten hiervan komen voor rekening van aanvrager (of diens nabestaanden).

Indien een aanvraag niet voldoet aan deze regels dan zal de aanvraag op grond van het ontbreken van voldoende binding met de grond worden afgewezen.

Nadat is vastgesteld dat voldaan is aan de criteria met betrekking tot de binding met de grond, wordt een drietal kaders afgewogen. Deze drie zijn de Wlb de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de visie van de regionale inspecteur van de volksgezondheid.

3.2 Wet op de Lijkbezorging

In de Wlb, de inspectierichtlijn van de Wlb, die een handreiking vormt voor de vertaling van Wlb in technische aspecten die betrekking hebben op onder andere de aanleg en het onderhoud van een begraafplaats, en in het Besluit op de Lijkbezorging (Blb) worden regels gesteld ten aanzien van begraven. De technische adviezen die de inspectierichtlijn geeft zijn zonder uitzondering ook van toepassing op de aanleg van een bijzondere begraafplaats. Daarnaast wordt in de Inspectierichtlijn een aantal adviezen gegeven ten aanzien van de situering van een begraafplaats. Ook deze adviezen zijn van toepassing op een bijzondere begraafplaats. Deze regels en adviezen worden als voorschrift verbonden aan zowel het principebesluit als aan het definitieve raadsbesluit tot aanwijzing van grond ten behoeve van de aanleg van een particuliere begraafplaats. De minimale voorschriften die aan een aanwijzing worden verbonden staan vermeld in paragraaf 4.

3.3 Wet ruimtelijke ordening

De Wro en de Wlb kennen geen koppeling. Toch heeft de Wro een belangrijke rol in het proces tot aanwijzing van een bijzondere begraafplaats. Belangrijk is dat er geen versnippering plaatsvindt door de aanleg van een particuliere bijzondere begraafplaats die gedurende zeer lange tijd beslag op de ruimte legt.

De Nieuwkoopse bestemmingsplannen voorzien niet in een regeling voor de aanleg van een particuliere bijzondere begraafplaats. Geadviseerd wordt dat de realisatie van een bijzondere begraafplaats op particulier terrein alleen mogelijk wordt middels wijziging van het bestemmingsplan. De procedure hiertoe kan pas opgestart worden na instemming door de raad. Het verlenen van planologische medewerking aan de aanleg van een particuliere bijzondere begraafplaats is vanuit planologisch perspectief in beginsel ongewenst. Het verzoek tot de aanleg van een bijzondere particuliere begraafplaats is immers meestal, zo niet altijd, strijdig met het vigerende planologisch regime. Gezien de aanwezigheid van voldoende en een gedifferentieerd aanbod van begraafmogelijkheden binnen de gemeente, in relatie tot ongeordend ruimtebeslag met langdurige ruimtelijke implicaties voor de omgeving, hetgeen een particuliere bijzondere begraafplaats met zich meebrengt, is het niet wenselijk om over te gaan tot de aanleg van een particuliere bijzondere begraafplaats. Een particuliere bijzondere begraafplaats hoort immers niet tot de functies die op grond van de ruimtelijke ordening thuishoren binnen de bebouwde kom en behoren op gelijke gronden evenmin tot nieuwe toelaatbare functies in het buitengebied. Van dit beleid kan slechts bij hoge uitzondering in zeer bijzondere gevallen ter beoordeling van de raad op basis van bestemmingsplanwijziging worden afgeweken.

In het kader van de bestemmingsplanherziening zal worden bekeken of er aanvullende ruimtelijke onderzoeken noodzakelijk zijn. Gedacht kan worden aan een flora- en faunaonderzoek of een archeologisch onderzoek. De noodzaak hiervan hangt sterk af van de locatie en van de omvang van het initiatief.

3.4 Regionale inspecteur van de volksgezondheid

Het horen van de regionale inspecteur van de volksgezondheid dient conform artikel 40 van de Wlb te gebeuren voordat van een aanwijzing van een bijzondere begraafplaats sprake kan zijn. Bij negatieve advisering van de inspecteur zal in principe een afwijzing van het verzoek volgen. Het horen van de regionale inspecteur heeft een doorlooptijd van circa één maand.

4. Aanwijzing van een bijzondere begraafplaats

Aan een besluit tot aanwijzing van grond ten behoeve van de aanleg van een particuliere bijzondere begraafplaats worden minimaal de volgende voorschriften verbonden:

  • 1.

    Er moet voldaan (kunnen) worden aan de technische eisen zoals gesteld in de inspectierichtlijn van de Wlb en het Blb (zie bijlage 1 en 2).

  • 2.

    De aanvrager dient een geohydrologisch onderzoek te overleggen.

  • 3.

    De locatie mag niet in een grondwaterbeschermingsgebied liggen.

  • 4.

    De afstand tot de openbare weg, erfgrens met derden, woning, woonbestemming of een als woonruimte in gebruik zijnde gebouw bedraagt minimaal 30 meter.

  • 5.

    De locatie dient voor het zicht vanaf een openbare weg of openbaar toegankelijk perceel visueel afgeschermd te worden met behulp van een natuurlijke, fysieke afscheiding van een geadviseerde hoogte van minimaal 1,80 meter die in het landschap inpasbaar is. De wijze waarop (hoogte, materiaal, beplantingsoort etc.) is ter beoordeling aan het college van burgemeester en wethouders en afhankelijk van de omstandigheden. Zo nodig kan voor deze ruimtelijke inpassing een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten worden om deze zeker te stellen.

  • 6.

    De locatie mag niet binnen de bebouwde kom als bedoeld in artikel 20a, van de Wegenverkeerswet gelegen zijn.

  • 7.

    Het perceel dient minimaal 1 ha groot te zijn en geen agrarische of bedrijfsbestemming hebben.

  • 8.

    de aanvrager heeft een aantoonbaar historische, emotionele binding met de grond (voldaan wordt aan de minimale gemeentelijke criteria m.b.t. binding met de grond)

  • 9.

    In het perceel dan wel in een straal van 20 meter er omheen liggen geen kabels, leidingen of andere nutsvoorzieningen.

  • 10.

    Het aan te wijzen perceel grond ligt niet in een gebied waarvoor het aannemelijk is dat een wijziging van de huidige bestemming of gebruik zal optreden en die de grond daardoor voor het gebruik als begraafplaats blijvend ongeschikt maakt.

  • 11.

    De aard, het feitelijk huidige gebruik of bestemming van het perceel grond verzet zich niet tegen de aanwijzing.

  • 12.

    De herzieningsprocedure in het kader van het bestemmingsplan is afgerond.

Voordat de begraafplaats in gebruik kan worden genomen moet gecontroleerd worden of aan de wettelijke eisen is voldaan. Als dit het geval is kan het college van burgemeester en wethouders toestemming verlenen voor de ingebruikname van de begraafplaats conform artikel 41 van de Wlb. Na schriftelijke toestemming van het college kan over worden gegaan tot begravingen. Aan deze toestemming worden minimaal de volgende voorwaarden gesteld:

  • 1.

    Begrafenissen dienen minimaal 24 uur tevoren gemeld te worden bij de gemeente. Op grond van art. 11 van de Wlb is een door de ambtenaar burgerlijke stand af te geven schriftelijk verlof nodig voor het begraven.

  • 2.

    Bij sluiting van de begraafplaats wordt terstond melding gedaan aan het college van burgemeester en wethouders conform artikel 43 van de Wlb.

Door middel van deze voorschriften wordt in ieder geval voldaan aan de Wlb en de Wro en houdt de gemeente overzicht over de activiteiten die als gevolg van de begraafplaats plaatsvinden.

De psychosociale aspecten van derden, waaronder bewoners van naburige percelen, worden door toepassing van deze voorschriften zo veel mogelijk gerespecteerd.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Nieuwkoop op

24 september 2020

Ondertekening

Edzard van Holthe

griffier