Regeling vervallen per 01-01-2010

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2009

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2009

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2009

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • b.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • c.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2. Belastbaar feit.

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht.

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a,van deze verordening heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat,

      1e indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      2e indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt dan aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze verordening wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak.

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5. Wijze van heffing.

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze verordening wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld.

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze verordening is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 7. Termijnen van betaling.

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze verordening moet in tegenstelling tot artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3. Een naheffingsaanslag moet binnen 21 dagen na dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald.

  • 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 8. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen.

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9. Vrijstelling.

Houders van een gehandicaptenparkeerkaart en gebruikers van een gehandicaptenvoertuig zijn vrijgesteld van betaling van de parkeerbelasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening.

Artikel 10. Kosten.

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening bedragen € 49,00.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan op grond van artikel 233a Gemeentewet nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De "Verordening parkeerbelastingen 2008" van 1 november 2007, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 3.

    De datum van ingang van heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelastingen 2009".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk op
4 november 2008
de griffier, de voorzitter,
mr. F.E. CONTANT mr. drs. G.D. RENKEMA

Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2009

Onderdeel I Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur bedraagt:

a

In het in rood aangegeven gedeelte van de bij deze tabel behorende situatietekening

tot maximaal 10 minuten

0,10

of tot maximaal 1 uur

0,60

of tot maximaal 2 uur

1,80

of tot maximaal 3 uur

3,60

of tot maximaal 4 uur

6,00

b

In het in groen aangegeven gedeelte van de bij deze tabel behorende situatietekening

tot maximaal 10 minuten

0,10

of tot maximaal 1 uur

0,60

of tot maximaal 12 uren

7,20

c

In het blauw aangegeven gedeelte van de bij deze tabel behorende situatietekening

tot maximaal 10 minuten

0,10

of tot maximaal 3 uren

1,80

of tot maximaal 12 uren

3,42

d

In het blauw gearceerd aangegeven gedeelte van de bij de tabel behorende situatietekening

tot maximaal 60 minuten

0,12

of tot maximaal 2 uren

0,30

of tot maximaal 3 uren

0,54

of tot maximaal 4 uren

0,78

Onderdeel II Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel b

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per kalendermaand of gedeelte daarvan op een daartoe aangewezen belanghebbenden- of parkeerapparatuurplaats zoals aangegeven op de bij deze tabel behorende situatietekening:

Eerste parkeervergunning ten behoeve van bewoner, voor 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week € 2,55

Tweede parkeervergunning ten behoeve van bewoner, voor 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week € 7,60

Parkeervergunning ten behoeve van beroep/bedrijf, waarbij voertuig essentieel is voor bedrijfsuitoefening

  • ·

    Voor 24 uur per dag gedurende 6 dagen per week € 25,35

  • ·

    Voor 24 uur per dag gedurende maandag tot en met donderdag € 15,25

  • ·

    Voor 24 uur per dag gedurende vrijdag en zaterdag € 10,15

  • Parkeervergunning ten behoeve van hulpverlenende instanties,

    • 2.
      • E

        oor 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week € 2,55

      • E)

        Parkeervergunning ten behoeve van woon-werk-verkeer,

        • ·

          Voor 24 uur per dag gedurende 6 dagen per week € 7,60

        • ·

          Voor 24 uur per dag gedurende maandag tot en met donderdag € 4,60

        • ·

          Voor 24 uur per dag gedurende vrijdag en zaterdag € 3,05

      • F)

        Parkeervergunning ten behoeve van kamerbewoners, voor 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week € 2,55

      • G)

        Parkeervergunning ten behoeve van specifieke vergunninghoudersplaatsen (belanghebbendenplaatsen) € 2,55

    • 2.

      Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per dag of gedeelte daarvan op een daartoe aangewezen specifieke vergunninghoudersplaatsen (belanghebbendenplaatsen) of parkeerapparatuurplaats zoals aangegeven op de bij deze tabel behorende

    situatietekening: € 1,50

    3.Voor wat betreft de te onderscheiden criteria voor een parkeervergunning wordt verwezen naar de verordening op het gebruik van (betaald) parkeerplaatsen in het centrumgebied van Nijkerk en door het college vastgestelde vergunningcriteria als uitvloeisel van deze verordening.

    Behorende bij het raadsbesluit van 4 november 2008, nr. 2008-055/5

    De griffier,

    mr. F.E. CONTANT