Regeling vervallen per 01-04-2015

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

Geldend van 01-04-2015 t/m 31-03-2015

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

(geconsolideerde versie, geldend vanaf 16 november 2006)

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het voorstel van de werkgroep dualisering van 5 maart 2002;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen het volgende Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a

    het leiden van de vergadering;

  • b

    het handhaven van de orde;

  • c

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1 De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2 Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3 Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 3a De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 3b Het fractievoorzittersoverleg

  • 1 Er is een fractievoorzittersoverleg, bestaande uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van dit overleg aanwezig.

  • 2 Elke fractievoorzitter wijst een lid van de raad aan, dat hem bij zijn afwezigheid vervangt.

  • 3 Elke fractievoorzitter heeft één stem in het fractievoorzittersoverleg.

  • 4 Het fractievoorzittersoverleg bespreekt de algehele gang van zaken inzake raad en raadscommissies.

  • 5 Op verzoek van de burgemeester behandelt het fractievoorzittersoverleg vertrouwelijke zaken, die zich niet lenen voor behandeling in een (eventueel besloten) raads- of commissievergadering.

  • 6 Het fractievoorzittersoverleg kan voor specifieke onderwerpen anderen uitnodigen aan het overleg deel te nemen.

  • 7 De vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg zijn niet openbaar.

  • 8 Het fractievoorzittersoverleg wijst uit zijn midden twee leden aan die samen met de voorzitter zijn belast met de aansturing van de griffier en met de personeelszaken van de griffie.

Artikel 3c De agendacommissie

  • 1. De raad heeft een agendacommissie, bestaande uit

    • a.

      drie leden en vier plaatsvervangende leden en

    • b.

      de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter van de raad.

  • 2. De raad benoemt de (plaatsvervangende) leden, bedoeld in het eerste lid onder a, op voordracht van de fracties. Daarbij zorgt de raad ervoor dat alle voorzitters van de raadscommissies als lid deel uitmaken van de agendacommissie.

  • 3. De agendacommissie wijst uit haar midden een voorzitter aan.

  • 4. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van de agendacommissie aanwezig.

  • 5. De vergaderingen van de agendacommissie zijn openbaar.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1 Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2 De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3 Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4 In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 5 Fractie

  • 1 De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2 Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst overlegt de fractie met de voorzitter welke naam deze fractie in de raad wil voeren, en deelt dit in de eerste vergadering van de raad mede.

  • 3 De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4

    • a

      Indien:

      • één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      • één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

      wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan. Wat betreft de naam van de gewijzigde fractie is het bepaalde in het tweede lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 6 Vergaderfrequentie

  • 1 De vergaderingen van de raad vinden in de regel plaats op de laatste donderdag van de maand, en vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het Stadhuis.

  • 2 De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in de agendacommissie.

  • 3 Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien tenminste een vijfde van het aantal raadsleden schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. De minimale termijn voor het uitroepen van een vergadering is twee dagen, uitgezonderd zondagen en algemeen erkende feestdagen.

Artikel 6a Spoeddebat

  • 1. Het verzoek om een spoeddebat wordt tenminste 48 uur voor de vergadering schriftelijk ingediend, bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover een spoeddebat wordt aangevraagd en is ondertekend door tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college. Aan het begin van de raadsvergadering beslist de raad op het verzoek aan de hand van de criteria zoals genoemd onder lid 3.

  • 3. Het onderwerp wordt als spoeddebat aan de agenda toegevoegd, indiend dat een zodanige urgentie heeft dat

    • a.

      uitstel kan leiden tot onomkeerbare beslissingen van het college of anderszins tot maatregelen dan wel handelingen die onomkeerbaar zijn of

    • b.

      uitstel dwingt tot het nemen van besluiten dan wel tot het treffen van maatregelen om een politiek of maatschappelijk onaanvaardbare situatie te voorkomen.

Artikel 7 Oproep

  • 1 De voorzitter zendt ten minste 14 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2 De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3 Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 8, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

  • 4 In spoedeisende gevallen zendt de voorzitter in afwijking van het bepaalde in het eerste lid de schriftelijke oproep voor een vergadering uiterlijk twee dagen, uitgezonderd zondagen en algemeen erkende feestdagen, voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad.

Artikel 8 Agenda

  • 1 Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt de agendacommissie de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2 In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3 Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda vast. Op voorstel van een lid van de raad of de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4 Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5 Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 8a De wethouder

  • 1 De agendacommissie kan een of meer wethouders uitnodigen om in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2 Indien een wethouder bij een raadsvergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, kan hij hiertoe tot 24 uur voor de raadsvegadering een verzoek aan de voorzitter.

  • 3 De voorzitter beslist, zo nodig in overleg met de agendacommissie, op het verzoek.

Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken

  • 1 Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 10. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de raad en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2 Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3 Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 10 Openbare kennisgeving

  • 1 De vergadering wordt door aankondiging in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of in het gemeentelijk informatieblad), op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2 De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 11 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 12 Zitplaatsen

  • 1 De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het fractievoorzittersoverleg bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2 Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het fractievoorzittersoverleg.

  • 3 De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 13 Opening vergadering; quorum

  • 1 De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2 Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 13a Ambtsgebed

Voor het openen van de vergadering spreekt de voorzitter of één van de leden het volgende gebed uit:

"Almachtige God,

Die door uw oneindige wijsheid het heelal regeert

en ons hebt geroepen tot het besturen van deze gemeente.

Wij bidden U ons, door Uwe Geest, te sterken en ons de nodige wijsheid,

standvastigheid en verdraagzaamheid te schenken en onze arbeid te zegenen.

Amen.”

Artikel 14 Spreekrecht burgers

  • 1. Na de opening van de vergadering wordt gedurende maximaal een half uur aan insprekers de gelegenheid geboden om het woord te voeren over geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden:

    • a.

      over benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • b.

      om bezwaar te maken tegen een besluit als bedoeld in artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      om een klacht in te dienen als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • d.

      over een zaak die onderwerp is van een geschil met de gemeente of een gemeentelijk bestuursorgaan, lopende bezwaar-, beroeps- of andere gerechtelijke procedure.

  • 3. Met betrekking tot een voorstel dat in een raadscommissie (De Mening) is voorbesproken, geldt het spreekrecht alleen voor personen die van het spreekrecht in de raadscommissie (De Mening) gebruik hebben gemaakt.

  • 4. Degene, die van het spreekrecht gebruik willen maken, meldt dit voor de aanvang van de vergadering aan de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil voeren.

  • 5. De voorzitter geeft de insprekers het woord op volgorde van aanmelding. De voorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 6. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De voorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 7. De spreker voert het woord, nadat de voorzitter hem dit heeft verleend, vanaf de plaats die de voorzitter aanwijst. Het bepaalde in artikel 23, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 8. Voordat de raad de behandeling van de agenda voortzet wordt de vergadering voor ten minste 15 minuten geschorst.

Artikel 15

(zie artikel 46a nieuw)

Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad, de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 17 Verslag

  • [vervallen]

Artikel 17a Besluitenlijst

  • 1 Na afloop van elke vergadering wordt door de griffier een besluitenlijst opgesteld.

  • 2 De besluitenlijst vermeldt:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren;

    • b.

      de behandelde agendapunten en de daarbij door de raad genomen besluiten, gemaakte afspraken en toezeggingen;

    • c.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden.

  • 3 De besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend en zo spoedig mogelijk na afloop van de vergadering bekendgemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 4 De besluitenlijst wordt in de eerstvolgende raadsvergadering ter kennisname geagendeerd. De leden, de voorzitter, de wethouders en de griffier hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de besluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen besloten is.

Artikel 17b Beeld- en geluidsverslag

  • 1. Van openbare vergaderingen wordt rechtstreeks via internet verslag gedaan in beeld en geluid.

  • 2. Het beeld- en geluidsverslag is direct na de vergadering via internet raadpleegbaar en doorzoekbaar op spreker en onderwerp.

  • 3. De griffier draagt zorg voor de totstandkoming van de internetuitzending en het beeld- en geluidsverslag.

Artikel 18 Ingekomen stukken

  • 1 Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en ter inzage gelegd.

  • 2 De raad stelt op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

  • 3 De raad kan de uitvoering van het bepaalde in het eerste en tweede lid mandateren en daarbij nadere regels stellen.

Artikel 19 Spreekregels

  • 1 De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2 Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van de raad en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 20 Volgorde sprekers

  • 1 Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2 De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

  • 1 De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2 Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3 Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4 Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a

      de rapporteur van een commissie;

    • b

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5 Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22 Spreektijd en vergadertijd

  • 1. De voorzitter of een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

  • 2. De eindtijd voor een vergadering is 23.00 uur. Indien de behandeling van de agenda op dat moment niet is voltooid, wordt de vergadering geschorst en voortgezet op de eerstvolgende maandag die geen algemeen erkende feestdag is, aanvang 20.00 uur.

  • 3. Het tweede lid wordt niet toegepast indien twee derde van de aanwezige leden aangeeft de vergadering te willen voortzetten.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

  • 1 Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2 Indien een spreker, zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker, hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3 De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 24 Beraadslaging

  • 1 De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2 Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1 De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2 Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of één der leden van de raad genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 26 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 27 Beslissing

  • 1 Wanneer de voorzitter vaststelt, dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2 Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3 Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

  • 1 De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2 In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3 Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling. Vervolgens wordt overgegaan tot hoofdelijke stemming bij oproeping, dan wel stemming bij handopsteken.

  • 4 Indien de hoofdelijke stemming geschiedt bij oproeping, roept de voorzitter de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 16 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping in alfabetische volgorde.

  • 5 Bij hoofdelijke stemming bij oproeping of bij handopsteken is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6 De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7

    • a

      Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

    • b

      Het laatst opgeroepen lid kan niet meer stemmen of zijn stem wijzigen nadat met het tellen van de stemmen een aanvang is gemaakt.

  • 8 De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van de genomen beslissing.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

  • 1 Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2 Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3 Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4 Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 5 Indien meerdere moties zij ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd.

Artikel 30 Stemming over personen

  • 1 Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter twee leden tot stembureau.

  • 2 Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3 Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4 Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5 Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b

      een ondertekend stembriefje;

    • c

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6 In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7 Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 31 Herstemming over personen

  • 1 Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2 Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3 Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 32 Beslissing door het lot

  • 1 Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2 Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3 Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 33 Amendementen

  • 1 Ieder lid van de raad kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2 Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3 Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde -oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4 Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 34 Moties

  • 1 Ieder lid van de raad kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2 Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3 De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4 De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 35 Voorstellen van orde

  • 1 De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2 Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3 Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 36 Initiatiefvoorstel

  • 1 Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2 De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, waarvoor de stukken nog niet verzonden zijn. Als de stukken al verzonden zijn, wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3 De behandeling van het voorstel vindt plaats op basis van een procedurevoorstel van de agendacommissie.

  • 4 De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

Artikel 36a Collegevoorstel

  • 1 Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2 Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 36b Interpellatie

  • 1 Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2 De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college dan wel de burgemeester. De behandeling van de aanvraag tot het houden van een interpellatie heeft plaats onmiddellijk na de opening van de vergadering. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3 De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de leden van het college dan wel de burgemeester niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 37 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven, of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2. De vragen worden bij de voorzitter van de raad ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en het college dan wel de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende raadsvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college dan wel de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door het college dan wel door de burgemeester aan de leden van de raad medegedeeld.

  • 5. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 18 aan de leden van de raad toegezonden.

  • 6. [vervallen]

Artikel 37a Vragenuur

  • 1 Aan het begin van elke raadsvergadering is er een vragenuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzondere gevallen kan de agendacommissie bepalen dat het vragenuur op een ander tijdstip wordt gehouden. De totaal beschikbare spreektijd bedraagt 30 minuten.

  • 2 Het lid van de raad dat tijdens het vragenuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van het vragenuur bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met de agendacommissie weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3 De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenuur aan de orde worden gesteld.

  • 4 De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, de leden van het college dan wel de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5 Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6 Na de beantwoording door het college dan wel de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7 Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college dan wel de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8 Tijdens het vragenuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 38 Inlichtingen

  • 1 Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk ingediend bij het college of de burgemeester.

  • 2 Een afschrift van dit verzoek wordt door de indiener in afschrift toegezonden aan de raad.

  • 3 De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4 De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 39 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 40 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 41 Verslag; verantwoording

  • 1 Een lid van de raad, een wethouder, de burgemeester of de secretaris, die door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht (om in aansluiting op de behandeling van de lijst van ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering) verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Door de raad gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2 Ieder lid van de raad kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 37, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3 Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluit de raad over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 38, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4 Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin de raad één van zijn leden heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 42 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 43 Verslag

  • 1 Van een besloten vergadering wordt een schriftelijk verslag opgesteld.

  • 2 Het verslag bevat:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • f.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 25 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3 Het verslag van een besloten vergadering wordt niet rondgedeeld, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 4 Dit verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 43a Besluitenlijst

Het bepaalde in artikel 17a is van overeenkomstige toepassing op een besloten vergadering, met dien verstande dat openbaarmaking achterwege blijft voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 25 Gemeentewet geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 44 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 45 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 46 Toehoorders en pers

  • 1 De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2 Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 46a Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 47

[n.v.t. ]

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 48 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 49 In werking treden

  • 1 Dit reglement treedt in werking op 21 maart 2002

  • 2 Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad van de gemeente Nijkerk vastgesteld bij raadsbesluit van 9 mei 2000.

Artikel 50 Overgangsbepaling

Tot het tijdstip dat een door de raad benoemde griffier in functie treedt, wordt overal waar in dit reglement sprake is van ‘de griffier’ gelezen ‘de secretaris’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.

27 september 2007,

de griffier

F.E. CONTANT

de voorzitter

mr. drs. G.D. RENKEMA

Toelichting reglement van orde gemeenteraad

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Onder ‘aanhangig’ wordt verstaan aan de orde/in behandeling zijnd.

Artikel 2 De voorzitter

De burgemeester is voorzitter van de raad. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet schrijven dit dwingend voor. In het gewijzigde artikel 77, eerste lid, is bepaald dat het oudste raadslid in anciënniteit het raadsvoorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester. Als twee raadsleden even lang zitting hebben, is de oudst in jaren degene die het raadsvoorzitterschap waarneemt. Daarnaast heeft de raad altijd de mogelijkheid zelf te kiezen voor een andere waarnemer. Overigens geldt ditzelfde regime in het geval dat alle wethouders afwezig zijn voor de waarneming van het ambt van de burgemeester. Voor de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur nam een wethouder de taken van de burgemeester als voorzitter van de raad waar.

De burgemeester heeft het recht op grond van artikel 21 van de Gemeentewet in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen. Als voorzitter zorgt hij onder andere voor de handhaving van de orde in de vergadering.

Artikel 3 De griffier

De Gemeentewet eist dat de raad de vervanging van de griffier regelt (artikel 107d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen.

In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging. Rechtspositionele bepalingen omtrent de beëdiging, woonplaats etcetera zijn niet in dit reglement opgenomen, aangezien dat beter geregeld kan worden in de ambtsinstructie voor de griffier, die de raad vaststelt.

Artikel 3a De secretaris

De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt echter benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.

Artikel 3b Fractievoorzitteroverleg

Het overleg van fractievoorzitters, elders ook wel presidium genoemd, vervult een rol bij de algemene gang van zaken, de raad en de raadscommissies betreffende. In dit overleg zijn alle fracties vertegenwoordigd, waarbij elk lid een stem heeft die even zwaar weegt. Op deze wijze wordt de positie van minderheidsfracties in een dualistisch stelsel versterkt. Tevens komt dit de betrokkenheid van alle fracties bij de werkwijze van de raad ten goede.

De griffier of diens vervanger is bij elke vergadering van het fractievoorzittersoverleg aanwezig.

Het fractievoorzittersoverleg kan anderen voor zijn overleg uitnodigen, bijvoorbeeld een commissievoorzitter, de secretaris, de commandant van politie, enz.

Na de aanstelling van een griffier en een of meer medewerkers vervult de raad ook de rol van werkgever. Om praktische redenen wordt het uitvoerende gedeelte van de werkgeverstaak neergelegd bij een delegatie uit de raad. Deze kan naast de voorzitter bijvoorbeeld bestaan uit een fractievoorzitter van een in het college vertegenwoordigde partij en een andere fractievoorzitter.

Artikel 3c Agendacommissie

Het opstellen van de voorlopige agenda van de raadsvergadering gebeurt door een agendacommissie, bestaande uit de voorzitter van de raad en de voorzitters van de raadscommissies of hun respectievelijke plaatsvervangers. Daarmee is een goede afstemming tussen de agenda’s van de raadscommissies en de agenda van de raadsvergadering gewaarborgd. De agendacommissie bepaalt ook de plaats en het tijdstip van niet reguliere vergaderingen.

De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig, omdat de griffier voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet weten hoe de agenda eruit komt te zien en welke punten besproken gaan worden.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 4 Onderzoek geloofsbrieven

Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. Het onderzoek van de geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren.

Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature.

De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.

De mogelijkheid van beroep bij de Raad van State tegen de beslissing tot toelating als lid van de raad vervalt door inwerking treden van de Wet dualisering gemeentebestuur.

Artikel 5 Fracties

In een aantal gevallen blijkt behoefte te bestaan aan een regeling van wat onder een fractie moet worden verstaan. De Gemeentewet kent een dergelijk begrip niet maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in de raad vertegenwoordigde groeperingen (recht op fractie-ondersteuning).

In veel gemeenten bestaan regelingen ten aanzien van vergoedingen aan fracties, faciliteiten voor fracties, fractie-assistentie, etc. In deze nadere regelingen kan nu worden aangesloten bij het in het RvO opgenomen fractiebegrip.

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee, na overleg met de voorzitter.

In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. Het beëindigen van de zitting in de raad kan verschillende oorzaken hebben. Raadsleden kunnen ongeneeslijk ziek zijn, een conflict met hun fractie hebben, te weinig tijd hebben voor het raadswerk en zo zijn er nog vele redenen denkbaar. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit - na overleg met de voorzitter - aan de raad mee.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 6 Tijd en plaats van vergaderen

Ingevolge artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 7 Oproep

Raadsleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Tegelijkertijd krijgen zij ook de voorlopige agenda en de stukken toegestuurd.

Artikel 8 Agenda

De agendacommissie bepaalt in zijn overleg hoe de agenda eruit komt te zien. Dit is echter een voorlopige vaststelling van de agenda.

In de dagelijkse praktijk van de gemeente zal het niet altijd mogelijk zijn om twee weken voor de vergadering een agenda op te stellen, die ook zicht heeft op de ‘waan’ van de dag. In een dergelijke situatie kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Individuele raadsleden kunnen via de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de raadsvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda.

Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een commissie verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.

Het laatste lid regelt dat op verzoek van een lid of op voorstel van de voorzitter de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten kan wijzigen.

Artikel 8a De wethouder

Artikel 8a is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn. Het gebruik van het werkwoord ‘uitnodigen’ geeft aan dat een wethouder kan weigeren te verschijnen in de raad. In de praktijk zal dat echter niet waarschijnlijk zijn, omdat een dergelijke weigering door de raad kan worden uitgelegd als een weigering inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen; met alle mogelijke onaangename politieke gevolgen van dien voor de betrokken wethouder. Gelet op de frequentie van de raadsvergadering zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen, zodat in de praktijk dikwijls alle wethouders zullen worden uitgenodigd. Als de wethouders in de vergadering aanwezig zijn, zullen ze vaak deelnemen aan de beraadslagingen.

Het kan echter wenselijk zijn, dat een wethouder niet bij een vergadering aanwezig is als de raad een zelfstandige afweging over een onderwerp of voorstel wil maken, de raad bijvoorbeeld over het eigen functioneren van gedachten wil wisselen of bij de voorbereiding van een besluit tot het houden van een onderzoek naar het door het college gevoerde bestuur.

Artikel 9 Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het, naast om de geheime stukken, om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan vaak in de raadsvoorstellen melding wordt gemaakt (ambtelijke adviezen, toelichtende nota's, etc.).

Een agendapunt kan betrekking hebben op een grote hoeveelheid verschillende stukken, die bijvoorbeeld het voorstel tot het bouwen van een nieuwe bibliotheek onderbouwen. Omdat raadsleden zich bezighouden met een groot aantal verschillende onderwerpen en voorstellen, is het in de meeste gevallen niet wenselijk dat raadsleden alle onderliggende stukken krijgen toegezonden. Uiteraard dienen alle raadsleden en andere geïnteresseerden de mogelijkheid te hebben om alle stukken desgewenst in te zien. Hiervoor hebben ze wel voldoende tijd nodig. Daarom worden alle stukken gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep ter inzage gelegd.

Een stuk is een ‘document’ in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB). Een document houdt in: een bij een bestuursorgaan berustend schriftelijk stuk of ander materiaal dat gegevens bevat. Onder documenten vallen niet alleen de door de overheidsorganen gecreëerde stukken of ander materiaal. Ook alle van buiten komende stukken en ander voor overheidsorganen bestemd materiaal zoals agenda’s, notulen, (concept)adviezen en magneetbanden verkrijgen de status van document in de zin van de WOB.

Het kan niet de bedoeling zijn, dat een lid van de raad of een ander het originele stuk mee naar huis neemt. Dit zou betekenen dat andere raadsleden en geïnteresseerden niet meer de mogelijkheid hebben om het document in te zien. Een raadslid of een andere geïnteresseerde mag echter wel een kopie van een ter inzage gelegd stuk maken.

De griffier vervult de secretariaatsfunctie ten dienste van de raad. Het ligt dan ook in de rede dat stukken, die betrekking hebben op de agenda en de voorstellen van de raadsvergadering en die geheim moeten blijven bij hem ter inzage worden gelegd. Op verzoek van de leden van de raad kan de griffier inzage aan hen verlenen.

Artikel 10 Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan het voorschrift van artikel 19, tweede lid, van de Gemeentewet.

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht. Tevens is de mogelijkheid van plaatsing op het internet toegevoegd.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 11 Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.

Artikel 12 Zitplaatsen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 13 Opening vergadering

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende raadsleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 14

niet opgenomen

Artikel 15

Dit onderwerp wordt geregeld in artikel 46a.

Artikel 16 Primus bij hoofdelijke stemming

Praktisch gezien verdient het aanbeveling de volgorde van stemmen te bepalen aan het begin van de vergadering; deze volgorde geldt dan voor de gehele vergadering, ook na een eventuele schorsing. Uiteraard is ook hier afwijking mogelijk, bij voorbeeld door te bepalen dat pas op het moment van stemming de primus wordt bepaald. Zie ook artikel 28, vierde lid.

Artikel 17 Verslag

[vervallen]

Artikel 17a Besluitenlijst

Dit artikel vormt de invulling van de wettelijke verplichting, opgenomen in artikel 23, vijfde lid, van de Gemeentewet. Daarin is bepaald dat de besluitenlijst van elke vergadering van de raad openbaar wordt gemaakt. Er is voor gekozen de besluitenlijst zo snel mogelijk na de vergadering openbaar te maken. Om die reden is afgezien van een formele vaststelling in de eerstvolgende vergadering. De griffier en de voorzitter zijn verantwoordelijk voor de correcte inhoud van de besluitenlijst.

Artikel 18 Ingekomen stukken; mededelingen

Omtrent de (aan de raad gerichte) ingekomen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren.

Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid.

Artikel 19 Spreekregels

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 20 Volgorde sprekers

Het gaat hierbij niet om interrupties (zie artikel 23).

Het tweede lid vormt een uitzondering op de algemene regel dat een lid slechts het woord voert na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben. Deze volgorde kan echter gewijzigd worden indien een lid een voorstel van orde doet. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Bepaalde agendapunten kunnen door hun samenhang gelijktijdig behandeld worden, de vergadering kan geschorst worden voor een bepaalde tijd vanwege uiteenlopende omstandigheden of een lid van de raad vraagt of de bespreking van een onderwerp kan komen te vervallen, omdat de noodzaak daartoe niet meer aanwezig is.

Artikel 21 Aantal spreektermijnen

Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.

De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 22 Spreektijd

Zowel de voorzitter of een raadslid kan voorstellen doen over de spreektijd van de leden. Daarnaast kan de voorzitter in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Artikel 23 Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft echter onverlet. Artikel 23 is slechts een aanvulling op de Gemeentewet.

De bevoegdheid van de voorzitter geldt ook voor niet-raadsleden die aan de vergadering deelnemen, zoals de wethouders en externen.

Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde.

Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar de artikel 46 van dit reglement.

Artikel 24 Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).

Artikel 25 Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. Dit geldt voor iedereen die - met instemming van de raad - aan de beraadslagingen deelneemt.

Artikel 26 Stemverklaring

Stemverklaringen zullen kort moeten zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de hoofdelijke oproep van de leden tot de stemming begint.

Artikel 27 Beslissing

Deze bepaling beoogt niet meer, dan vast te leggen dat ook nog een beslissing over het voorstel (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm) moet worden genomen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Algemene bepalingen over stemming

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet de stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

De regeling in het tweede lid kan toepassing krijgen, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen.

Bij wie de stemming begint, is geregeld in artikel 16.

Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Artikel 29 Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening e.d.) wordt verwezen naar de artikelen 1, 33 en 34a van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een motie en een amendement. Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel van het college. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorgestelde beslissing; over een motie wordt een aparte beslissing genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Bij een motie over een afzonderlijk onderwerp geldt dit uiteraard niet en is het vierde lid niet van toepassing.

Artikel 30 Stemming over personen

De Gemeentewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Gemeentewet). Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken.

Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bij voorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode) zou een gecombineerd stembiljet kunnen worden ontworpen.

In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Gemeentewet.

Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 31 Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 32 Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 33 Amendementen

Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement.

Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 21).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 29.

Voorstel tot splitsing van een voorgesteld beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen, dat één onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 34a Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door het college leiden tot een vertrouwensbreuk tussen raad en college en hieruit kan het college dan zijn consequentie trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.

Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dergelijke moties benaderen de in artikel 36 geregelde initiatiefvoorstellen.

Artikel 35 Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raad. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 36).

Artikel 36 Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel voor een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend.

Een voorstel voor een ontwerp-verordening moet de raad in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat de raad (aanvullende) voorwaarden kan stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel.

Artikel 36a Collegevoorstel

Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven.

Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen.

De raad bepaalt echter wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde raadsvergadering regelen, maar de raad kan dit ook aan de agendacommissie overlaten.

Artikel 36b Interpellatie

Dit artikel stelt nadere regels aan artikel 155 van de Gemeentewet. Het interpellatierecht ligt in het verlengde van het mondelinge vragenrecht. Het gaat om een recht van een volksvertegenwoordiger om tijdens een vergadering over een niet-geagendeerd onderwerp inlichtingen aan het college of de burgemeester te vragen. Daarvoor is verlof van de raad voor nodig.

Artikel 37 Schriftelijke vragen

Het vragenrecht geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking. In de hier aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld nadere inlichtingen over het antwoord te vragen aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van de raad moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van de raad te krijgen.

Artikel 37a Vragenuur

Deze bepaling vormt een aanvulling op het voorgestelde artikel 155, eerste lid, van de nieuwe Gemeentewet met betrekking tot het vragenrecht. Er is bewust gekozen voor een algemene regeling van het vragenuur. Veelal fungeerde de rondvraag in de raadsvergadering als een mogelijkheid tot het stellen van vragen. In een dualistisch stelsel is het echter niet meer vanzelfsprekend dat de ter zake kundige wethouder aanwezig is. Om die reden en omdat het de herkenbaarheid van de controlerende taak van de raad ten goede komt, is daarvoor een aparte gelegenheid gecreëerd.

Het karakter van het vragenuur verschilt van het recht van interpellatie. Het recht van interpellatie heeft als instrument een zwaarder politiek karakter. Leden van de raad kunnen aan het college inlichtingen vragen over het door hem gevoerde bestuur, voor zover dat niet bij geagendeerde onderwerpen aan de orde komt. Raadsleden vragen daarmee leden van het college zich te verantwoorden voor het door hen gevoerde bestuur.

In het tweede lid is een aanmeldingstermijn van 24 uur voor vragen opgenomen vanwege het feit dat wethouders moeten worden uitgenodigd om antwoord te kunnen geven op de vragen van raadsleden. Vanwege het minder zware karakter van het vragenuur vergeleken met de interpellatie is gekozen voor een aanmeldingstermijn van 24 uur (terwijl voor de interpellatie 48 uur geldt).

Artikel 38 Inlichtingen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 39 Procedure begroting en Artikel 40 Procedure jaarrekening

Deze artikelen behoeven geen toelichting. De desbetreffende procedure kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

Hoofdstuk 6 Lidmaatschap van andere organisaties

Artikel 41 Verslag; verantwoording

Leden van de raad (of in voorkomende gevallen de burgemeester, een wethouder of de gemeentesecretaris), die lid zijn van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling, verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur en als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Ook de gemeenschappelijke regeling dient over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten.

In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaglegging (uiteraard kan ook een ander moment worden gekozen).

In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels, daarvoor gesteld in artikel 37.

Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor inlichtingen.

De voorgaande bepalingen zijn van kracht totdat duidelijk is wat de gevolgen van de dualisering van het gemeentebestuur moeten zijn voor de gemeenschappelijke regelingen.

Het is zinvol de bepalingen van dit artikel ook van toepassing te verklaren op andere organisaties, waarin de raad een of meer van zijn leden heeft benoemd. Hierbij valt te denken aan privaatrechtelijke rechtspersonen en vennootschappen, zoals een (raad van commissarissen van) een NV. Hierin voorziet het vierde lid.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 42 Algemeen

Een besloten vergadering van de raad is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het reglement van orde in acht genomen dienen te worden, voorzover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering. In artikel 23 van de Gemeentewet zijn procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’, de wijze waarop een vergadering een besloten vergadering wordt.

Artikel 42 bepaalt dat de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing zijn op een raadsvergadering achter gesloten deuren. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het recht van amendement, het recht van motie, het maken van notulen. De bepalingen van het reglement zijn echter niet van toepassing, voorzover het toepassen van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal de raad moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.

Artikel 43 Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, derde lid, van de Gemeentewet.

Artikel 43a Besluitenlijst

De verplichting om een besluitenlijst openbaar te maken is ook van toepassing op besloten vergaderingen. Daarop worden geen aangelegenheden vermeld die onder de formele geheimhoudingsplicht vallen en ook geen zaken waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.

Artikel 44 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.

Artikel 45 Opheffing geheimhouding

Op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet, kan geheimhouding worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. De opgelegde geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de raad de oplegging niet in zijn eerstvolgende vergadering die volgens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd. Als de raad niet van plan is de opgelegde geheimhouding te bekrachtigen, kan het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met de raad overleg voeren. Deze besloten vergadering kan dan gaan om de vraag waarom de raad de geheimhouding wil opheffen.

In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus (zie bij voorbeeld artikel 86, tweede lid, van de Gemeentewet) gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de raadscommissie heeft overgelegd. De raadscommissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is nu ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 46 Toehoorders en pers

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 46a Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 47

niet opgenomen

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 48 Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 49 In werking treding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 50 Overgangsbepaling

Dit artikel regelt de situatie voordat er een griffier in functie treedt. Deze dient uiterlijk op 7 maart 2003 aangesteld te zijn. In het Wet dualisering gemeentebestuur is geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat ook voor 7 maart 2003 gemeenten een griffier zouden willen belasten met zijn wettelijke taken. Om dit te verhelpen is een Aanpassingswet ingediend, die beoogt het voor gemeenten mogelijk te maken al vóór 7 maart 2003 een griffier te benoemen. De Aanpassingswet treedt echter pas na 7 maart 2002 in werking. Deze situatie heeft de volgende praktische gevolgen:

Vóór inwerkingtreding Aanpassingswet:

  • 1.

    De eventuele benoeming van een nieuwe secretaris is een zaak van de raad

  • 2.

    Het college benoemt formeel de griffier.

Deze beide punten zijn een gevolg van het feit dat de nieuwe regeling ten aanzien van de secretaris en de griffier pas gelijktijdig met de Aanpassingswet in werking treedt. Indien gemeenten er voor kiezen om tussen 7 maart 2002 en de inwerkingtreding van de Aanpassingswet een griffier te benoemen, gaat het formeel om een medewerker van de reguliere ambtelijke organisatie, die specifiek belast wordt met de ondersteuning van de raad. Om deze reden moet het college deze persoon benoemen. Er kan namelijk wettelijk nog geen sprake zijn van een griffier totdat de Aanpassingswet in werking treedt. Het is natuurlijk wel logisch dat de raad betrokken wordt bij de aanstelling van de griffier. Verder moet, nadat de Aanpassingswet in werking is getreden, de raad de eventuele aanstelling van een griffier bekrachtigen.

Na inwerkingtreding Aanpassingswet:

  • 1.

    De secretaris wordt geacht van rechtswege te zijn benoemd door het college met ingang van de dag waarop de raad de griffier benoemt.

  • 2.

    De raad benoemt de griffier. Als al eerder een griffier is benoemd door het college (zie hierboven), dan moet de raad zijn aanstelling bekrachtigen.