Regeling vervallen per 01-01-2015

Afstemmingsverordening WWB 2013

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Afstemmingsverordening WWB 2013

Nummer: 2013-003A

 

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het collegevoorstel van 15 januari 2013,

gelet op artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet;

gelet op artikel 8 eerste lid sub b en sub i van de Wet werk en bijstand;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Afstemmingsverordening WWB 2013

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      Re-integratie: (al dan niet gedeeltelijke) uitstroom uit de WWB, dan wel maatschappelijke participatie of sociale activering;

  • 2. Tenzij anders is bepaald, wordt aan de in deze verordening gehanteerde begrippen die betekenis

    toegekend die in de WWB is aangegeven.

Artikel 2. De afstemming van de bijstand

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de artikelen 9, 9a, 17 (met uitzondering van het eerste lid) en 55 WWB voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, of zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, wordt de bijstand overeenkomstig de bepalingen van deze verordening bij wijze van afstemming verlaagd.

  • 2. De verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

  • 1. De afstemming wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan de afstemming ook worden toegepast op de bijzondere bijstand indien de verwijtbare gedraging van de belanghebbende, in relatie met zijn aanspraak op bijzondere bijstand, daartoe aanleiding geeft.

  • 3. Het college stelt de duur en het percentage waarmee de bijzondere bijstand wordt afgestemd vast.

Artikel 4. Het besluit tot afstemming van de bijstand

In het besluit tot afstemmen van de bijstand worden in ieder geval vermeld: de reden, de ingangsdatum, de duur als ook het percentage van de afstemming en - indien van toepassing - de reden om af te wijken van de standaardafstemming als bedoeld in artikel 7.

Artikel 5. Afzien van afstemming van de bijstand

  • 1. Het college ziet af van afstemmen van de bijstand indien de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van afstemming van de bijstand indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van afstemming van de bijstand op grond van dringende redenen, doet het daarvan schriftelijk mededeling aan de belanghebbende.

Artikel 6. Indeling in categorieën

Gedragingen van belanghebbenden die tot gevolg hebben dat de verplichtingen op grond van de artikelen 9, 9a, 17 (met uitzondering van het eerste lid) en 55 van de WWB niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden voor de toepassing van artikel 7 onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;

    • b.

      het geen (volledig) beroep meer kunnen doen op een toereikende en passende voorliggende voorziening door verrekening van de recidiveboete met die voorliggende voorziening.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • b.

      het in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot re-integratie;

    • c.

      het in onvoldoende mate meewerken aan een plan tot re-integratie.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die re-integratie belemmeren;

    • b.

      het in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op re-integratie;

    • c.

      het in onvoldoende mate voldoen aan een individueel opgelegde verplichting, die gericht is op re-integratie;

    • d.

      het stellen van onredelijke eisen aan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • e.

      het niet meewerken aan behoud of bevorderen van arbeidsbekwaamheid;

    • f.

      het niet naar beste vermogen verrichten van opgedragen werkzaamheden of activiteiten;

    • g.

      het niet onderwerpen aan noodzakelijke behandeling van medische aard op medisch advies;

    • h.

      het onvoldoende meewerken door een belanghebbende jonger dan 27 jaar aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de WWB;

    • i.

      het door een belanghebbende jonger dan 27 jaar onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid WWB gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid WWB;

    • j.

      het niet voldoen aan de verplichtingen, die een alleenstaande ouder heeft, als hem op grond van artikel 9a WWB een ontheffing van de arbeidsplicht is verleend.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • c.

      het herhaaldelijk niet verschijnen op oproepen in het kader van re-integratie dan wel re-integratievoorzieningen;

    • d.

      het tonen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid van de voorziening voor het bestaan;

    • e.

      het zich zeer ernstig misdragen tegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB.

Artikel 7. De hoogte van de afstemming

Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de verlaging vastgesteld op:

  • 1.

    tien procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

  • 2.

    twintig procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

  • 3.

    vijftig procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de derde categorie;

  • 4.

    honderd procent van de bijstandsnorm bij gedragingen van de vierde categorie.

Artikel 8. Ingangsdatum en duur van de afstemming

  • 1. De afstemming wordt toegepast met ingang van de eerste van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot verlaging van de bijstand aan de belanghebbende is bekendgemaakt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de afstemming met terugwerkende kracht opgelegd, voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de afstemming met terugwerkende kracht worden opgelegd indien de bijstand is beëindigd.

  • 4. Een afstemming wordt, behalve bij recidive, voor de periode van één maand toegepast.

  • 5. In afwijking van het vierde lid bedraagt de duur van de afstemming voor een gedraging als bedoeld in artikel 6 lid 1 sub b drie maanden;

  • 6. Indien er meerdere afstemmingen worden opgelegd die bij elkaar meer bedragen dan 100%, dan wordt over de eerste maand de bijstand met 100% verlaagd. Het restant aan afstemming wordt zo veel mogelijk steeds voor een zo hoog mogelijk percentage de volgende maand(en) toegepast.

Artikel 9. Recidive

  • 1. Indien de belanghebbende zich binnen een jaar na bekendmaking van een besluit tot afstemming van de bijstand opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie wordt de duur van de afstemming verdubbeld.

  • 2. Indien de eerdere verwijtbare gedraging reeds recidive betrof, wordt de duur van de afstemming verdrievoudigd.

  • 3. Met een besluit waarmee een afstemming is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Artikel 10. Waarschuwing in plaats van bestuurlijke boete

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid zoals bedoeld in artikel 18a, vierde lid WWB.

Artikel 11. (Geen) uitoefening van de bevoegdheid bij verrekening

Het college maakt bij het verrekenen van de recidiveboete geen gebruik van de bevoegdheid tot het buiten werking stellen van de beslagvrije voet zoals bedoeld in artikel 60b, eerste lid WWB.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Afstemmingsverordening WWB.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Afstemmingsverordening WWB 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.
28 februari 2013,
de griffier,
de voorzitter,
de heer O. VAN KOLK
de heer mr. drs. G.D. RENKEMA

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Indien er nog onduidelijkheid bestaat over definities, beslist het college hierover.

Artikel 2. De afstemming van de bijstand

Artikel 18 tweede lid WWB vormt een “moet”-bepaling. Afstemming is dus, behoudens het volledig ontbreken van verwijtbaarheid of het afzien van dringende redenen, verplicht!

Artikel 6, 7 en 8 vormen de handvatten voor onder andere de hoogte en duur van de (standaard) verlaging. Uiteraard moet er maatwerk geleverd worden. Afwijking van de standaardverlaging kan leiden tot een matiging, maar ook tot een verzwaring van de hoogte en/of de duur.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

Ook bij verstrekking van bijzondere bijstand kan het voorkomen dat een beroep op die bijzondere bijstand er niet dan wel tot een lager bedrag zou zijn geweest, indien belanghebbende zich niet afstemmingswaardig zou hebben gedragen.

Incidentele bijzondere bijstand kan met 100% worden verlaagd (artikel 6 vierde lid onder d).

Bij periodieke bijzondere bijstand ligt het in de rede om, analoog aan algemene bijstand en rekening houdend met artikel 8, alleen de eerste maand af te stemmen.

Artikel 4. Het besluit tot afstemming van de bijstand

Een besluit moet kenbaar zijn en deugdelijk gemotiveerd (Algemene wet bestuursrecht).

Artikel 5. Afzien van afstemming van de bijstand

(Ook) afzien van afstemming op grond van dringende redenen moet deugdelijk gemotiveerd zijn! Het lijkt dan wel geen belastend besluit, maar het “telt wel mee” voor recidive (zie artikel 9, derde lid)!

Artikel 6. Indeling in categorieën

(Ook) het niet-nakomen van op grond van artikel 55 WWB opgelegde verplichtingen valt onder de reikwijdte van artikel 6 derde lid onder c. De verplichting om (bijvoorbeeld) alimentatie aan te vragen, een erfenis tegelde te maken, een procedure te starten tegen het UWV of een voormalig werkgever etc. lijkt bij vluchtige beschouwing niet onder “re-integratie” te vallen. Eén en ander omdat, althans naar normaal spraakgebruik, met “re-integratie” wordt bedoeld “weer aan het werk gaan.” Echter: “re-integratie” is in artikel 1 gedefinieerd als “(al dan niet gedeeltelijke) uitstroom uit de WWB…”, hetgeen veel breder is dan (slechts) “aan het werk gaan”, is ook het niet-nakomen van een op grond van artikel 55 WWB opgelegde verplichting gedekt onder artikel 6 derde lid onder c.

Onder de term ‘zeer ernstige misdragingen’ vallen diverse vormen van agressie, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. De uitkering kan alleen verlaagd worden indien er een verband bestaat tussen de ernstige misdraging en omstandigheden die verbandhouden met het uitvoeren van de WWB. Er is sprake van een zeer ernstige gedraging jegens het college of zijn ambtenaren indien belanghebbende de toegang tot het stadhuis wordt ontzegd, indien er aangifte wordt gedaan bij de politie of indien door belanghebbende veroorzaakte schade op hem wordt verhaald.

Er kan geen verlaging op grond van artikel 6, vierde lid sub e worden toegepast indien een belanghebbende zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie (bijvoorbeeld een medewerker van een re-integratiebedrijf).

Misschien is het in dat geval wèl mogelijk om op andere gronden een afstemming te geven.

Artikel 7. De hoogte van de afstemming

Individuele omstandigheden bieden de mogelijkheid om gemotiveerd van de in dit artikel weergegeven standaardafstemmingen af te wijken.

Artikel 8. Ingangsdatum en duur van de afstemming

Bij afstemming met terugwerkende kracht moet de uitkering worden herzien en teruggevorderd.

Op grond van rechtszekerheid kan niet worden afgestemd over een periode die ligt vóór de gedraging!

Indien de volledige uitkering vanaf het moment van de gedraging los van de afstemming al geheel is/ wordt teruggevorderd, kan er geen afstemming worden opgelegd. Een verlaging kan dan wel worden opgelegd bij eventuele terugkeer in de uitkering (uiteraard rekening houdend met artikel 5 eerste lid).

Artikel 9. Recidive

Bij een afstemmingswaardige gedraging ná een opgelegde afstemming op grond van herhaalde recidive (zoals bedoeld in het tweede lid), dus vanaf de vierde afstemmingswaardige gedraging (eerste, recidive, herhaalde recidive, vierde gedraging) moet er nader maatwerk worden geleverd. Dit kan (bijvoorbeeld) door dan ook het percentage van de afstemming te verhogen. Let op: een afstemming mag er nooit toe leiden dat een uitkering blijvend geweigerd wordt!

Artikel 10. Waarschuwing in plaats van bestuurlijke boete

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. (Geen) uitoefening van de bevoegdheid bij verrekening

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12. Inwerkingtreding

In verband met rechtszekerheid is terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 niet aan de orde.

 

Artikel 13. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.