Regeling vervallen per 04-06-2019

Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Geldend van 01-01-2015 t/m 03-06-2019

Intitulé

Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Nummer: 2014-089

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b en artikel 36 van de Participatiewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet

Artikel 1. Begrippen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      inkomen: het inkomen uit arbeid, sociale zekerheidsuitkering, pensioen, alimentatie en het voor levensonderhoud bedoelde inkomen zoals bedoeld in artikel 33 lid 2 en 3 Participatiewet;

    • -

      peildatum: de datum waarop de belanghebbende langdurig een laag inkomen heeft en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 Participatiewet;

    • -

      referteperiode: een periode van 24 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • 2. Overige begrippen die in de Participatiewet voorkomen, hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Artikel 2. Langdurig laag inkomen

Een belanghebbende heeft een langdurig laag inkomen zoals bedoeld in artikel 36 lid 1 Participatiewet als gedurende de referteperiode het inkomen per maand niet uitkomt boven 101 % van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 3. Geen uitzicht op inkomensverbetering

Een belanghebbende heeft geen uitzicht op inkomensverbetering zoals bedoeld in artikel 36 lid 1 Participatiewet indien:

  • a.

    hij op de peildatum geen uitkering of tegemoetkoming ontvangt op grond van: - de Werkloosheidswet (WW) of - de Wet studiefinanciering 2000 (WSF) of - de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos) en

  • b.

    hij in de referteperiode geen maatregel op zijn uitkering opgelegd heeft gekregen in verband met het niet, niet geheel of niet tijdig voldoen aan zijn arbeids- of re-integratieverplichtingen, en

  • c.

    er in de referte-periode niet op grond van dringende reden is afgezien van het opleggen van een maatregel op zijn uitkering en

  • d.

    er op de peildatum geen sprake is van: - een getekende arbeidsovereenkomst of - een concrete toezegging voor een arbeidsovereenkomst of - een concrete toezegging voor urenuitbreiding of - een concrete toezegging voor een beter betaalde functie waarmee het inkomen zou uitkomen boven 101% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 4. Hoogte van de Individuele Inkomenstoeslag

  • 1. De individuele inkomenstoeslag bedraagt per jaar voor:

    • a.

      een alleenstaande: € 400,00

    • b.

      een alleenstaande ouder: € 500,00

    • c.

      gehuwden: € 550,00

    • d.

      een in een inrichting verblijvende alleenstaande of alleenstaande ouder: € 150,00

    • e.

      in een inrichting verblijvende gehuwden: € 225,00

  • 2. Indien één van de gehuwden ingevolge artikel 11 of 13 eerste lid Participatiewet op de peildatum is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag die voor hem als alleenstaande (ouder) zou gelden.

Artikel 5. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 6. Intrekking en overgangsrecht

De Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand, vastgesteld op 26 februari 2009, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op aanvragen die vóór 1 februari 2015 zijn gedaan en die leiden tot het vaststellen van een peildatum vóór 1 januari 2015.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Dit besluit wordt bekendgemaakt in het elektronisch gemeenteblad en treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Inkomenstoeslag.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nijkerk d.d. 18 december 2014
de griffier, de heer O.VAN KOLCK.
de voorzitter, de heer mr. drs. G.D. RENKEMA.

Toelichting Verordening Inkomenstoeslag

Algemeen

Op grond van artikel 8 lid 1 onderdeel b van de Participatiewet moet de gemeenteraad bij verordening regels vaststellen met betrekking tot het verlenen van een individuele inkomenstoeslag. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van deze toeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip “langdurig een laag inkomen” van artikel 36 Participatiewet.

Laagdrempeligheid, eenvoud en houdbaarheid zijn bij invoering en uitvoering van nieuw beleid belangrijke criteria. Daarom is bij het opstellen van deze verordening uitgegaan van het volgende.

  • -

    De inkomensgrens wordt gehandhaafd op 101% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • -

    De hoogte wordt vastgesteld op een vast bedrag, namelijk het naar boven afgeronde bedrag van de huidige langdurigheidstoeslag. Hierdoor behoeft het bedrag niet twee maal per jaar geïndexeerd te worden (in verband met efficiëntie voor de uitvoering).

  • -

    De huidige witgoedregeling op grond van de bijzondere bijstand wordt ook door de inkomenstoeslag vervangen. Deze regeling was eigenlijk al achterhaald door invoering van de langdurigheidstoeslag. De inwoner kan het bedrag van de inkomenstoeslag vrij besteden en zo de eigen kracht beter benutten.

  • -

    De periode dat men een laag inkomen heeft, wordt verkort van drie naar twee jaar.

De vervanging van de witgoedregeling is in de notitie “Minimabeleid Nijkerk: sociaal en houdbaar” van januari 2013 onderbouwd (pagina 6 en 7 van de notitie). Overigens was deze regeling is met de komst van de langdurigheidstoeslag in 2009 al achterhaald, waardoor er sprake is van een doublure (langdurigheidstoeslag en witgoedregeling). Door nu de witgoedregeling en de langdurigheidstoeslag te vervangen door één inkomenstoeslag én daarbij de termijn te verkorten van drie naar twee jaar wordt gelijktijdig het volgende bereikt:

  • -

    compensatie van het afschaffen van de witgoedregeling;

  • -

    vermindering van het aantal overlappende regelingen;

  • -

    vergroting van de toegankelijkheid (minder bewijsstukken) en van de doelgroep;

  • -

    compensatie van de extra uitvoeringswerkzaamheden als gevolg van de inkomenstoeslag (met name als gevolg van verruiming van de doelgroep door de verlaging van sociale zekerheidsuitkeringen).

Om de uitvoering van de inkomenstoeslag ook verder zo efficiënt mogelijk vorm te geven, zijn in deze verordening regels opgenomen als leidraad voor de individuele beoordeling van de omstandigheden van de persoon.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die in de Participatiewet voorkomen, hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de Participatiewet.

Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de Participatiewet zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.

Als de inhoud van een begrip bij de toepassing van deze verordening niet eenduidig blijkt te zijn, bepaalt het college de nadere invulling of uitleg van dit begrip.

Met betrekking tot het begrip inkomen is een van de Participatiewet afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om het begrip inkomen voor toepassing van artikel 36 lid 1 van de Participatiewet nader te definiëren. Het begrip inkomen is gedefinieerd overeenkomstig de Beleidsregels bijzondere bijstand 2015.

Artikel 2. Langdurig laag inkomen

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 101% van de toepasselijke bijstandsnorm (dat is de norm inclusief een eventuele verlaging op grond van de Beleidsregels Verlagingen Participatiewet).

Door de keuze voor 101% in plaats van voor 100% van de norm is duidelijk dat een belanghebbende met een inkomen op minimumniveau op grond van een andere regeling dan de Participatiewet toch in aanmerking kan komen voor de inkomenstoeslag als ten gevolge van een andere berekeningssystematiek en/of afrondingsverschillen er netto een iets hoger inkomen wordt ontvangen dan de bijstandsnorm. De grens van 101% vangt deze verschillen op. Tevens is hiermee rekening gehouden met jurisprudentie inzake marginale overschrijdingen van de 100% grens (zie CRvB 19-08-2008, nrs. 06/1163 WWB e.a.).

Artikel 3. Geen uitzicht op inkomensverbetering

De doelgroep die WW, WSF of Wtos ontvangt, wordt per definitie geacht uitzicht te hebben op inkomensverbetering.

Belanghebbende (en in het geval van gehuwden: beide partners) moet op de peildatum aan alle voorwaarden van artikel 2 en 3 van deze Verordening voldoen.

De vroegst mogelijke peildatum is een maand vóór aanvraag. Inkomenstoeslag is immers bijzondere bijstand, en die kan conform de Beleidsregels Bijzondere Bijstand met een maand terugwerkende kracht worden toegekend.

Voorbeeld: belanghebbenden (een echtpaar) vragen een inkomenstoeslag aan op 14 juli 2015. Op 14 juni 2015, de vroegst mogelijke peildatum, voldoen beiden aan alle voorwaarden. Die datum wordt dus de eerste peildatum.

De eerstvolgende mogelijke peildatum wordt 14 juni 2016 (artikel 36 lid 3 Participatiewet). Op die datum blijkt belanghebbende wel, maar de partner niet aan alle voorwaarden te voldoen. De eerstvolgende datum waarop beiden aan alle voorwaarden voldoen, is bijvoorbeeld 29 april 2017. Dat wordt dan de tweede peildatum. Voor de derde peildatum moet gekeken worden of beiden op 29 april 2018 (of later, indien de inkomenstoeslag niet tijdig wordt aangevraagd) aan alle voorwaarden voldoen. Als zij dat op die datum niet doen, wordt gekeken op welke eerstvolgende datum zij dat beiden wel doen, etc. etc.

Artikel 4. Hoogte van de Individuele inkomenstoeslag

Voor de hoogte van de inkomenstoeslag is aansluiting gezocht bij die van zijn voorloper, de langdurigheidstoeslag. Om redenen van efficiëntie in de uitvoering is er voor gekozen om de hoogte niet langer twee maal per jaar te indexeren, maar op voorhand naar boven af te ronden en vervolgens een langere tijd aan te houden.

Regel is dat gezinsleden beiden moeten voldoen aan de voorwaarden op grond van artikel 36 Participatiewet, zowel afzonderlijk als gezamenlijk. Het recht op inkomenstoeslag komt gezinsleden gezamenlijk toe.

Het tweede lid van dit artikel betreft bijzondere situaties waarin één van de gezinsleden uitgesloten is van het recht op inkomenstoeslag op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 Participatiewet. Als één van de twee gezinsleden uitgesloten is door bijvoorbeeld detentie, ontvangt het rechthebbende gezinslid de inkomenstoeslag naar de norm aangepast aan de persoonlijke situatie: alleenstaande of alleenstaande ouder.

Indien een belanghebbende als co-ouder is aan te merken, ligt het in de rede om maatwerk te leveren met de hoogte van de inkomenstoeslag.

 

Artikel 5. Hardheidsclausule

Het is niet ondenkbaar dat er zich gevallen voor zullen doen waarbij strikte toepassing van de regels leidt tot verregaande onbillijkheden. Er moet ruimte zijn om in deze gevallen ten gunste van belanghebbende van de regels af te wijken.

Artikel 7 – Inwerkingtreding

Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de inwerkingtreding van de Participatiewet per 1 januari 2015.