Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende belastingregels omtrent heffing en invordering van parkeerbelastingen Verordening parkeerbelastingen 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2018

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 september 2017;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2015;

b e s l u i t  vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

centrale computer: computer van de gemeente of van het bedrijf waarmee de gemeente Nijkerk een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of ander communicatiemiddel;

houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat,

      • 1e

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • 2e

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt dan aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze verordening wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Vrijstelling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren van een voertuig op een parkeerapparatuurplaats wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2. De vrijstelling is uitsluitend van toepassing indien de gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in het eerste lid met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst.

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, van deze verordening wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inloggen op de centrale computer.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door inloggen op de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen 30 dagen na de datum waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag moet binnen 21 dagen na dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald.

  • 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van deze verordening bedragen € 62,00.

Artikel 11 Nadere regels

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

Artikel 12 Intrekking regeling en overgangsrecht

  • 1. De ‘Verordening parkeerbelastingen 2014’ wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2018, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. De op grond van de ingetrokken verordening vastgestelde nadere regels en aanwijzingsbesluiten worden geacht te zijn vastgesteld op basis van deze verordening.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening parkeerbelastingen 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk op
23 november 2017,
de griffier, mevrouw A.G. Verhoef-Franken.
de voorzitter, de heer mr. drs. G.D. Renkema.

Bijlage 1: Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2018

Onderdeel I. Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a

1

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a, 

 

 

bedraagt per uur:

€ 0,70

Onderdeel II. Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b

1

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, bedraagt per kalendermaand of gedeelte daarvan op een daartoe aangewezen belanghebbenden- of parkeerapparatuurplaats:

 

1.a

eerste parkeervergunning ten behoeve van bewoner, voor 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week;

 

€ 2,85

1.b

tweede parkeervergunning ten behoeve van bewoner, voor 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week;

 

€ 8,55

1.c

parkeervergunning ten behoeve van beroep/bedrijf, waarbij voertuig essentieel is voor bedrijfsuitoefening:

   

1.c.1

voor 24 uur per dag gedurende 6 dagen per week;

€ 28,45

1.c.2

voor 24 uur per dag gedurende maandag tot en met donderdag;

€ 17,10

1.c.3

voor 24 uur per dag gedurende vrijdag en zaterdag;

€ 11,35

1.d

parkeervergunning ten behoeve van hulpverlenende instanties, voor 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week;

 

€ 2,85

1.e

parkeervergunning ten behoeve van woon-werkverkeer:

 

1.e.1

voor 24 uur per dag gedurende 6 dagen per week;

€ 8,80

1.e.2

voor 24 uur per dag gedurende maandag tot en met donderdag;

€ 5,25

1.e.3

voor 24 uur per dag gedurende vrijdag en zaterdag;

€ 3,50

1.f

parkeervergunning ten behoeve van kamerbewoners, voor 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week;

 

€ 2,85

1.g.1

eerste parkeervergunning ten behoeve van specifieke vergunninghoudersplaatsen (belanghebbendenplaatsen);

 

€ 2,85

1.g.2

tweede parkeervergunning ten behoeve van specifieke vergunninghoudersplaatsen

 

€ 8,55

1.h

tijdelijke vergunning/maandkaart, voor 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week;

 

€ 28,45

 

 

 

2

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per dag of gedeelte daarvan op een daartoe aangewezen belanghebbenden- of parkeerapparatuurplaats:

   

€ 2,00

Behoort bij het raadsbesluit van 23 november 2017, nr. 2017-059-G.

de griffier,

mevrouw A.G. Verhoef-Franken