Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 september 2010;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN HONDENBELASTING 2011

Artikel 1. Belastbaar feit.

Onder de naam "hondenbelasting" wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van één hond of meer honden binnen de gemeente.

Artikel 2. Belastingplicht.

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3. Vrijstellingen.

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a.

    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • b.

    die door de "Stichting hulphond Nederland" als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • c.

    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • d.

    die, boven het getal van twee, uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • e.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

  • f.

    door ambtenaren van politie gehouden ter verrichting van opsporingsdiensten;

  • g.

    waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma, afgegeven door de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider, aan wiens bevelen hij gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen.

Artikel 4. Maatstaf van heffing.

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5. Belastingtarief.

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor een eerste hond € 64,80

    • b.

      voor iedere volgende hond € 114,60

  • 2. In afwijking in zoverre van de voorgaande leden bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 294,60 per kennel.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien de belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijk aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6. Belastingjaar.

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar en het kalenderjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.

Artikel 7. Wijze van heffing.

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang.

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 15,00.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van een kalendermaand aanvangt of het aantal honden in de loop van een kalendermaand toeneemt, wordt de belasting of de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, berekend vanaf de eerste dag van de kalendermaand.

  • 5. Indien de belastingplicht in de loop van een kalendermaand eindigt of het aantal honden in de loop van een kalendermaand vermindert, ontstaat de aanspraak op ontheffing op de eerste dag van de volgende kalendermaand.

Artikel 9. Termijnen van betaling.

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen die worden opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking hebben, worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische belastingincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Andere aanslagen dan die genoemd in het eerste lid, moeten worden betaald uiterlijk twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders.

Het college van burgemeester en wethouders kan op grond van artikel 231, derde lid Gemeentewet nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de hondenbelasting.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel.

  • 1.

    De "Verordening hondenbelasting 2010" van 3 november 2009, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4.

    De verordening wordt aangehaald als "Verordening hondenbelasting 2011".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk op
2 november 2010
De plv. griffier, De voorzitter,
Mevrouw J.G. MAARLEVELD-KROMMENDIJK mr. drs. G.D. RENKEMA