Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent terugvordering (Beleidsregels terugvordering 2020)

Geldend van 17-04-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent terugvordering (Beleidsregels terugvordering 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk;

gelet op:

  • -

    artikel 54 lid 3 en lid 4 en de artikelen 58, lid 2 tot en met 60a van de PW;

  • -

    artikel 17 lid 3 en de artikelen 25 tot en met 31 van de IOAW;

  • -

    artikel 17 lid 3 en de artikelen 25 tot en met 31 van de IOAZ;

gelet op artikel 4:81 van de Awb;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Beleidsregels terugvordering 2020

Hoofdstuk 1 - Algemeen

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      PW: Participatiewet, met inbegrip van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

    • e.

      uitkering: de uitkering voor levensonderhoud en/of bijzondere bijstand op grond van de PW of een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ;

    • f.

      vordering: schuld die belanghebbende aan het college heeft door bijstand die in de vorm van een lening is verstrekt, teruggevorderde uitkering of een boete;

    • g.

      WOZ-waarde: waarde zoals die is vastgesteld bij de Wet waardering onroerende zaken.

  • 2. Overige begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden, hebben dezelfde betekenis als in de Awb, IOAW, IOAZ en PW.

Artikel 2 - Gebruik bevoegdheid

Wij maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of intrekken van een besluit tot toekenning van de uitkering, tenzij er dringende redenen aanwezig zijn om hiervan af te zien;

  • b.

    het terug- en invorderen van ten onrechte verstrekte uitkering;

  • c.

    het terug- en invorderen van een geldlening als belanghebbende de aflossingsverplichting onvoldoende nakomt;

  • d.

    het terug- en invorderen van een uitkering als deze onverschuldigd is betaald en belanghebbende dit redelijkerwijs kon begrijpen;

  • e.

    het terug- en invorderen van middelen die achteraf ontvangen worden of ontvangen kunnen worden;

  • f.

    het terug- en invorderen van uitkering van gezinsleden zoals genoemd in artikel 59 PW, artikel 26 IOAW en artikel 26 IOAZ;

  • g.

    brutering zoals genoemd in artikel 58 lid 5 PW, artikel 25 lid 5 IOAW en artikel 25 lid 5 IOAZ;

  • h.

    het invorderen van een boete.

Artikel 3 - Geen terugvordering

  • 1. Wij vorderen niet terug als de ten onrechte verstrekte uitkering

    • a.

      lager is dan € 150 en

      • -

        er geen inhouding op de uitkering of verrekening met nog te betalen bedragen mogelijk is, en

      • -

        er geen pseudo-verrekening met een andere uitkering mogelijk is;

    • b.

      heffingskortingen betreft waarop recht ontstond na beëindiging van de uitkering; of

    • c.

      meer dan twee jaar geleden is betaald.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing als er ten onrechte uitkering is verstrekt als gevolg van het onvoldoende nakomen van de inlichtingenplicht.

  • 3. Lid 1 sub c is niet van toepassing als:

    • a.

      de inwoner achteraf voor de periode waarover bijstand is verleend, over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in de PW, IOAW en IOAZ beschikt of kan beschikken;

    • b.

      bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en achteraf de inwoner vergoedingen ontvangt of kan ontvangen voor dezelfde bestemming.

Hoofdstuk 2 - Terugbetaling

Artikel 4 - Verplichtingen met betrekking tot de terugbetaling

  • 1. Belanghebbende betaalt de vordering zo veel mogelijk ineens binnen zes weken.

  • 2. Zo mogelijk verrekenen wij de vordering met de uitkering van belanghebbende.

  • 3. In gevallen waar lid 1 en 2 niet van toepassing zijn, vindt gespreide betaling plaats op basis van het inkomen.

  • 4. Het vastgestelde periodiek terug te betalen bedrag geldt als een opgelegde betalingsverplichting.

  • 5. Als er sprake is van meerdere vorderingen en belanghebbende betaalt af, zoals bedoeld in artikel 5 en 6, op één vordering, heeft hij in deze periode geen mogelijkheid voor afbetalingen op een andere vordering aan ons. Deze periode telt wel mee voor de aflossingstermijnen van de andere vorderingen.

  • 6. Als belanghebbende onvoldoende medewerking verleent aan een onderzoek naar zijn betaalcapaciteit, dan is het saldo van de vordering direct en volledig opeisbaar.

  • 7. Als er geen andere mogelijkheden tot inning van de vordering zijn, wordt door ons of een deurwaarder overgegaan tot invordering middels een dwangbevel. De kosten van een deurwaarder komen voor rekening van belanghebbende.

Artikel 5 - Betaalcapaciteit bij uitkering

  • 1. De betaalcapaciteit bij het ontvangen van een uitkering op grond van de PW, IOAW of IOAZ bedraagt 5% van de toepasselijke netto uitkeringsnorm inclusief vakantietoeslag per maand.

  • Bijzondere bijstand, behalve bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud voor 18- tot en met 20-jarigen, wordt buiten beschouwing gelaten.

  • 2. Als belanghebbende een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ ontvangt, blijft inkomen dat voor die uitkering niet tot de middelen behoort, maar voor de PW wel, voor de betaalcapaciteit van lid 1 buiten beschouwing.

Artikel 6 - Betaalcapaciteit bij ander inkomen

  • 1. In andere gevallen dan bedoeld in artikel 5, bedraagt de betaalcapaciteit 5% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag per maand en 50% van het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Het percentage van 50% kunnen wij in overleg met de belanghebbende aanpassen.

  • 2. Vanaf beëindiging van de uitkering wegens werkaanvaarding blijft de tijdens de uitkeringsperiode vastgestelde betaalcapaciteit nog een half jaar gelden.

  • 3. De betaalcapaciteit stellen wij vast voor de duur van een jaar. De duur kunnen wij in overleg met de belanghebbende aanpassen.

Artikel 7 - Volgorde terugbetaling

Als belanghebbende meerdere vorderingen moet terugbetalen, dan is de volgorde als volgt:

  • 1.

    terugvorderingen met een hoofdsom lager dan € 150;

  • 2.

    netto terugvorderingen die het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht;

  • 3.

    bruto terugvorderingen die het gevolg zijn van schending van de inlichtingenplicht;

  • 4.

    vorderingen die het gevolg zijn van een opgelegde boete;

  • 5.

    vorderingen die het gevolg zijn van een opgelegde maatregel;

  • 6.

    vorderingen die het gevolg zijn van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

  • 7.

    overige vorderingen behalve leenbijstand;

  • 8.

    leenbijstand.

Artikel 8 - Uitstel van terugbetaling

  • 1. Op verzoek van belanghebbende is uitstel van terugbetaling mogelijk voor maximaal één jaar. Wij verlenen dit uitstel als er bijzondere omstandigheden zijn.

  • 2. Een termijn van uitstel vermindert niet het aantal maanden dat feitelijk terugbetaald of afgelost moet worden.

Hoofdstuk 3 - Buiten invorderingstelling en kwijtschelding

Artikel 9 - Buiten invordering stellen van een vordering

Wij stellen een vordering buiten invordering als:

  • a.

    gedurende tien jaar geen aflossingen zijn gedaan en het niet aannemelijk is dat deze op enig moment gedaan worden;

  • b.

    het saldo van de vordering minder bedraagt dan € 150 en niet te verwachten is dat de vordering voldaan wordt.

Artikel 10 - Kwijtschelding vanwege schuldenproblematiek

  • 1. Wij weken mee aan een verzoek tot schuldhulpverlening als onze vordering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing voor het deel van een vordering dat is gedekt door zekerheden.

Artikel 11 - Kwijtschelding van schulden die zijn ontstaan door schending van de inlichtingenplicht

Wij maken gebruik van de bevoegdheid, bedoeld in artikel 58 lid 7 PW, artikel 25 lid 6 IOAW en artikel 25 lid 6 IOAZ. Dit geldt niet voor vorderingen als gevolg van herhaald niet voldoen aan de inlichtingenplicht.

Artikel 12 - Kwijtschelding van vorderingen gedekt door krediethypotheek

  • 1. Bij verkoop of bij vererving van de met krediethypotheek belaste woning wordt het saldo van de lening direct en geheel afgelost.

  • 2. Als de onder krediethypotheek verstrekte lening bij verkoop niet geheel in één keer kan worden afgelost, vindt kwijtschelding van de restschuld plaats als de verkoopprijs minimaal de meest actuele WOZ-waarde bedroeg.

  • 3. Bij verkoop: een overblijvende restschuld wordt kwijtgescholden als er gedurende 60 maanden na verkoop volledig aan de betalingsverplichtingen voldaan is.

  • 4. Bij vererving: als de onder krediethypotheek verstrekte lening bij vererving niet geheel in één keer kan worden afgelost, vindt in het geheel geen kwijtschelding plaats.

  • 5. Als de uitkering van belanghebbende wordt beëindigd en belanghebbende blijft eigenaar van de woning, dan schelden wij het saldo kwijt als er gedurende 120 maandtermijnen volledig aan de betalingsverplichtingen voldaan is.

Artikel 13 - Kwijtschelding van vorderingen anders dan onder artikel 10, 11 en 12

  • 1. Wij schelden het saldo van een vordering kwijt als belanghebbende:

    • a.

      gedurende 36 maanden volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan; of

    • b.

      gedurende 36 maanden niet volledig aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, maar

  • het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald.

  • 2. In afwijking van lid 1 vindt kwijtschelding plaats als gedurende 60 maanden volledig aan de betalingsverplichtingen is voldaan en de vordering is ontstaan:

    • a.

      als gevolg van een verstrekking op grond van artikel 48 lid 2 sub b PW;

    • b.

      op grond van achteraf ontvangen middelen die betrekking hebben op de periode waarover of bestemming waarvoor uitkering is verstrekt;

  • 3. Voor kwijtschelding van terugvorderingen voortvloeiend uit verstrekkingen op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 sluiten we zoveel mogelijk aan bij bepalingen over aflossingen van leningen in die regeling zelf.

Hoofdstuk 4 - Slotbepalingen

Artikel 14 - Slotbepalingen

  • 1. De Beleidsregels terugvordering WWB, IOAW en IOAZ 2013 gelden niet meer zodra de Beleidsregels terugvordering 2020 gelden.

  • 2. Wij maken dit besluit bekend in het elektronisch gemeenteblad. De beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking.

  • 3. Wij noemen deze beleidsregels: Beleidsregels terugvordering 2020.

  • 4. Na inwerkingtreding van de Beleidsregels terugvordering 2020 wordt elk besluit over terugvordering, terugbetaling, kwijtschelding of buiten invorderingstelling genomen op grond van deze beleidsregels.

Ondertekening

Aldus besloten in de collegevergadering d.d. 10 maart 2020,

Burgemeester en wethouders van Nijkerk,

de secretaris,

mevrouw drs. R.C.B. de Jong

de burgemeester,

de heer mr. drs. G.D. Renkema

TOELICHTING

Algemeen

De uitkering wordt alleen teruggevorderd in de gevallen waarin dit in de wet en in deze beleidsregels is vastgelegd.

Artikel 2 - Gebruik bevoegdheid

Als er een onjuiste betaling is gedaan, maar dit niet is veroorzaakt door de inwoner, dan kan toch terugvordering aan de orde zijn. Maar op grond van het rechtszekerheidsbeginsel kunnen rechten niet zonder meer met terugwerkende kracht worden gewijzigd. Doorslaggevend is of de inwoner redelijkerwijze wist of kon begrijpen dat de verstrekte uitkering niet juist was. Als dit niet het geval is, gaat het college niet over tot terugvordering.

Als een vordering niet binnen het jaar van de betaling wordt terugbetaald, verhogen wij het openstaande bedrag met de door de gemeente betaalde premies en loonheffing. De reden hiervan is dat deze het volgende jaar niet meer rechtstreeks kunnen worden verrekend met het UWV en/of de Belastingdienst.

Artikel 4 - Verplichtingen met betrekking tot de terugbetaling

Als tijdens een aflossingsperiode een nieuwe vordering ontstaat, is de inwoner op grond van dit artikel dus niet in staat deze af te lossen. De periode van aflossing op de ene vordering telt mee voor de aflossingsperiode van een andere vordering.

Voorbeeld: een belanghebbende lost per 1 januari 2020 af op een lening aan de gemeente. De terugbetaling loopt tot 1 januari 2023 (artikel 13 lid 1 onder a van deze beleidsregels). Op 1 januari 2022 krijgt deze belanghebbende een nieuwe lening. Omdat hij al aflost op de eerste lening, kan hij niet eerder dan vanaf 1 januari 2023 terugbetalen op de tweede lening. Tot 1 januari 2023 is zijn betaalcapaciteit voor de tweede lening nihil. De periode van 1 januari 2022 tot 1 januari 2023 telt voor de tweede lening wèl mee voor de termijn van artikel 13 lid 1 onder a van deze beleidsregels. Als de r tussen 1 januari 2023 en 1 januari 2025 terugbetaalt op de tweede lening, scheldt de gemeente daarna het restant kwijt.

Artikel 6 - Betaalcapaciteit bij ander inkomen

Met “beëindiging van de uitkering” bedoelen wij de datum waarop geen recht meer op een uitkering is.

Artikel 7 - Volgorde terugbetaling

Bij vorderingen met gelijke rangorde wordt op de oudste vordering het eerst afgelost.

Artikel 8 - Uitstel van terugbetaling

Een tweede uitstel wordt in principe niet verleend. Een uitzondering hierop kan worden gemaakt ingeval van een algehele schuldenregeling.

Artikel 11 - Kwijtschelding van schulden die zijn ontstaan door schending van de inlichtingenplicht

De wet verbiedt voortijdige kwijtschelding. Dat is deels door jurisprudentie achterhaald en daarom werken we wel mee bij een algehele schuldenregeling.

Artikel 12 - Kwijtschelding van vorderingen gedekt door krediethypotheek

Bij vererving van een woning schelden wij in het geheel een vordering niet kwijt. De reden daarvan is dat degene die de woning erft de woning alsnog kan verkopen en wij dus nog een terugbetaling kunnen verwachten.

Als het een echtpaar betreft waarvan de ene echtgenoot overlijdt en de andere echtgenoot in de uitkering blijft, is dit artikel niet van toepassing en blijft de krediethypotheek in stand.