Regeling vervallen per 01-01-2022

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2021)

Geldend van 24-11-2020 t/m 31-12-2021

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nijkerk houdende regels omtrent parkeerbelastingen (Verordening parkeerbelastingen 2021)

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het collegevoorstel van 13 oktober 2020;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2020;

b e s l u i t :

vast te stellen de verordening parkeerbelastingen 2021 inclusief tarieventabel;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

    • b.

      houder: degene die naar de omstandigheden als de houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

    • c.

      parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelmeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvattingen overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

    • a.

      een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

    • b.

      een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats(en) en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • -

        niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd, indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was,;

      • -

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van een houder van een geldige gehandicaptenparkeerkaart indien de gehandicaptenparkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk zichtbare en leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 5. De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften in het aanwijzingsbesluit parkeervergunningen en parkeerbelastingen.

  • 2. De belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van aanslag en moet worden betaald uiterlijk zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen dertig dagen na het einde van het parkeren, als het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon inloggen op de centrale computer.

  • 4. In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen parkeervergunning meer is dan € 100,00 doch minder dan € 10.000,00 en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 5. Een naheffingsaanslag moet binnen 21 dagen na dagtekening van het naheffingsaanslagbiljet worden betaald.

Artikel 7 Ontheffing van parkeerbelasting

  • 1. Indien de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor een vergunning is voldaan voor een tijdvak van langer dan één kalendermaand en die vergunning vóór het verstrijken van dat tijdvak wordt ingetrokken, wordt ontheffing verleend over het aantal nog niet ingetreden volle kalendermaanden van dat tijdvak. De in de vorige volzin bedoelde ontheffing wordt niet eerder verleend dan nadat de beschikking van burgemeester en wethouders, waarbij de vergunning wordt ingetrokken, onherroepelijk is komen vast te staan.

  • 2. Indien een vergunninghouder de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor een vergunning heeft voldaan over een tijdvak van langer dan één kalendermaand, als gevolg van door of met medewerking van het gemeentebestuur getroffen maatregelen, andere dan die bedoeld in het eerste lid, gedurende één of meer in dat tijdvak vallende kalendermaanden niet kan parkeren op een plaats waarop zijn vergunning betrekking heeft, wordt op verzoek ontheffing verleend over het aantal volle kalendermaanden, gedurende welke de vergunninghouder niet heeft kunnen parkeren.

  • 3. Indien de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, voor een vergunning is voldaan voor een tijdvak van langer dan één kalenderjaar en die vergunning vóór het verstrijken van dat tijdvak wordt ingetrokken, wordt ontheffing verleend over het aantal nog niet ingetreden volle kalenderjaren van dat tijdvak. De in de vorige volzin bedoelde ontheffing wordt niet eerder verleend dan nadat de beschikking van burgemeester en wethouders, waarbij de vergunning wordt ingetrokken, onherroepelijk is komen vast te staan.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, van het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen bij besluit door burgemeester en wethouders.

Artikel 9 Kosten naheffingsaanslag

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 65,30

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘Verordening parkeerbelastingen 2020’ van 17 oktober 2019, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing op grond van de verordening is 1 januari 2021.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening parkeerbelastingen 2021’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nijkerk d.d. 12 november 2020,

de griffier,

mevrouw A.G. VERHOEF-FRANKEN

de voorzitter,

de heer mr. drs. G.D. RENKEMA

Bijlage 1: Tarieventabel behorende bij de Verordening parkeerbelastingen 2021

Onderdeel I. Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a

1

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder a,

bedraagt per uur:

€ 0,90

Onderdeel II. Tarief van de belasting als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b

1

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder b, bedraagt per kalendermaand of gedeelte daarvan op een daartoe aangewezen belanghebbenden- of parkeerapparatuurplaats:

1.a

Eerste parkeervergunning ten behoeve van bewoner van het centrum van Nijkerk, voor 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week;

€ 5.83

1.b

tweede parkeervergunning ten behoeve van bewoner van het centrum van Nijkerk, voor 24 uur per dag gedurende 7 dagen per week;

€ 11,66

1.c

parkeervergunning ten behoeve van beroep/bedrijf, waarbij voertuig essentieel is voor bedrijfsuitoefening:

1.c.1

voor 24 uur per dag gedurende 6 dagen per week;

€ 29,17

1.c.2

voor 24 uur per dag gedurende maandag tot en met donderdag;

€ 19,45

1.c.3

voor 24 uur per dag gedurende vrijdag en zaterdag;

€ 9,72

1.d

parkeervergunning ten behoeve van hulpverlenende instanties, voor 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week;

€ 5,83

1.e

parkeervergunning ten behoeve van woon-werkverkeer:

1.e.1

voor 24 uur per dag; gedurende 6 dagen per week;

€ 2,92 op aangewezen locaties 'schil') en € 10,-

(op aangewezen locaties 'centrum')

1.e.2

voor 24 uur per dag: gedurende maandag tot en met donderdag;

€ 1,95 op aangewezen locaties 'schil') en € 6,66

(op aangewezen locaties 'centrum')

1.e.3

voor 24 uur per dag; gedurende vrijdag en zaterdag;

€ 0,97 (op aangewezen locaties 'schil') en € 3,33

(op aangewezen locaties 'centrum')

1.f

parkeervergunning ten behoeve van kamerbewoners, voor 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week;

€ 5,83

1.g.1

eerste parkeervergunning ten behoeve van specifieke vergunninghoudersplaatsen (belanghebbendenplaatsen);

€ 2,92

1.g.2

tweede parkeervergunning ten behoeve van specifieke vergunninghoudersplaatsen

€ 8,33

1.h

tijdelijke vergunning/maandkaart, voor 24 uur per dag, gedurende 7 dagen per week;

€ 35,00

1.i

Parkeervergunning houders gehandicaptenparkeerkaart

€ 0,00

1.p

Toegang privé terrein achter slagboom

€ 0,00

1.v

Toegang bevoorrading achter slagboom (niet parkeren)

€ 0,00

1.w

Toegang privé terrein parkeergarage Wheemplein

€ 0,00

2

Het tarief voor een parkeervergunning (uitrijkaart) als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, bedraagt per dag of gedeelte daarvan op een daartoe aangewezen belanghebbenden- of parkeerapparatuurplaats (max 25 per keer):

€ 4,00

voor parkeren "centrum"

€ 0,00

voor parkeren "schil"

Behoort bij het raadsbesluit van 12 november 2020, nr. 2020-075-G

De Griffier, mevrouw A.G. Franken-Verhoef.