Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent herziening, terugvordering en verhaal (Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2015)

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent herziening, terugvordering en verhaal (Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2015)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard;

gelet op de bepalingen in de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en het Bijstandsbesluit Zelfstandigen 2004,

b e s l u i t:

vast te stellen de beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2015

Hoofdstuk 1 Begrippen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel worden de volgende afkortingen en begrippen gehanteerd:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    BBZ 2004: Bijstandsbesluit zelfstandigen 2004

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Nissewaard;

  • d.

    debiteur: degene van wie wordt of is teruggevorderd, degene die een lening moet aflossen, degene op wie wordt of is verhaald, degene aan wie een boete is opgelegd en degene die een achterstallige onderhoudsbijdrage verschuldigd is;

  • e.

    ex-echtgenoot: de gewezen echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner;

  • f.

    Ioaw: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • g.

    Ioaz: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • h.

    jong meerderjarige: persoon van 18 jaar of ouder maar jonger dan 21 jaar;

  • i.

    NVVK: Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren;

  • j.

    onderhoudsplichtige: degene die een financiële bijdrage in de kosten van het levensonderhoud aan de uitkeringsgerechtigde en/of de ten laste komende kinderen dient te voldoen op grond van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of een rechterlijke uitspraak;

  • k.

    Rv: wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;

  • l.

    terugvordering: het college vordert de kosten van bijstand terug volgens paragraaf 6.4 van de Participatiewet;

  • m.

    uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet of een uitkering op grond van de Ioaw of de Ioaz;

  • n.

    uitkeringsgerechtigde: degene die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de Participatiewet, de Ioaw of de Ioaz dan wel een participatievoorziening ontvangt;

  • o.

    verhaal: vordering op een derde of de vordering in verband met een nalatenschap of in verband met een schenking;

  • p.

    wet: Participatiewet;

Hoofdstuk 2 Bevoegdheid tot opschorting, onderzoek, herziening en intrekking

Artikel 2 Bevoegdheid tot opschorting, onderzoek, herziening en intrekking

  • 1. Het college schort op, herziet of trekt het besluit tot toekenning van bijstand in, in de gevallen zoals omschreven in artikel 54 lid 3 van de wet en artikel 17 lid 3 en 4 van de Ioaw en de Ioaz.

  • 2. Het besluit tot toekenning, ingevolge artikel 54 lid 3 van de wet wordt in de gevallen waarin de om niet verstrekte bijzondere bijstand niet, of niet volledig, is besteed aan het bestemde doel herzien of ingetrokken.

Hoofdstuk 3 Bevoegdheid tot terugvordering en hoogte vordering

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1. Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering en vordert de kosten van bijstand terug in de gevallen die in artikel 58 tot en met 60 van de wet, artikel 25 tot en met 31 Ioaw, artikel 25 tot en met 31 Ioaz en artikel 44 tot en met 47 BBZ 2004 zijn aangegeven, voor zover zich daar geen andere wettelijke bepalingen of regelingen tegen verzetten.

  • 2. Terugvordering vindt niet plaats indien door het ontstaan van het recht op (aanvullende) ouderenkorting, in het jaar dat belanghebbende de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, alsnog teveel of ten onrechte uitkering is verstrekt.

  • 3. Indien een van de situaties uit artikel 41, vierde lid, Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 zich voordoet, worden de lening en achterstallige rente teruggevorderd.

  • 4. Indien de omstandigheden uit artikel 41, vijfde lid, Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 zich voordoen, dan worden de vanaf de vervaldatum achterstallige rente- en aflossingsbedragen teruggevorderd.

Artikel 4 Brutering van de vordering

Het college gaat niet over tot terugvordering van loonbelasting en premies volksverzekeringen, als bedoeld in artikel 58 lid 5 van de wet, en artikel 25 lid 4 van de Ioaw en Ioaz tenzij:

  • 1.

    De vordering waarop de loonbelasting en premies volksverzekeringen betrekking heeft (mede) is ontstaan door tekortschietend betoond besef van verantwoordelijkheid voor de voorzieningen in het bestaan, of;

  • 2.

    De vordering waarop de loonbelasting en premies volksverzekeringen betrekking heeft (mede) is ontstaan door het niet, niet tijdig of onvoldoende nakomen van de verplichtingen uit de wet en/of uit de gemeentelijke verordeningen als bedoeld in de artikelen 8 en 8a van de wet of;

  • 3.

    De debiteur over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet beschikt of kan beschikken, waardoor debiteur redelijkerwijs had kunnen weten dat teveel of ten onrechte bijstand is verstrekt, en debiteur deze middelen niet heeft aangewend ter aflossing van teveel of ten onrechte verstrekte bijstand.

Hoofdstuk 4 Afzien van invordering

Artikel 5 Afzien van invordering

  • 1. Het college ziet af van (verdere) invordering van bijstand indien gedurende een periode van tien jaar niets is afgelost op een of meerdere vorderingen, die bij elkaar niet meer bedragen dan € 5.000, en er in de toekomst geen mogelijkheden tot inning aanwezig lijken.

  • 2. Het college ziet af van (verdere) invordering, waar het geen vordering(en) betreft welke zijn vastgesteld naar aanleiding van schending van de inlichtingenplicht, indien een jaar na het eerste onderzoek naar inningsmogelijkheden één of meerdere vorderingen, die bij elkaar niet meer bedragen dan € 250, wederom oninbaar blijken.

Artikel 6 Invordering bij schuldrelingen

  • 1. Het college verleent alleen medewerking aan een minnelijke schuldregeling indien deze medewerking niet leidt tot finale kwijting van vorderingen als gevolg van schending van de inlichtingenplicht en bestuurlijke boeten.

  • 2. Het college verleent geen medewerking aan een minnelijke schuldregeling indien:

    • a.

      vordering wordt gedekt door pand of hypotheek;

    • b.

      de minnelijke schuldregeling niet tot stand is gekomen door een, door de NVVK erkende, schuldhulpverleningsinstelling.

  • 3. Indien een minnelijke schuldregeling tot stand is gekomen, de debiteur is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen of in staat van faillissement is gesteld, schort het college de invordering op.

  • 4. Opschorting van invordering, in geval van een minnelijk schuldregeling, vindt plaats indien:

    • a.

      redelijkerwijs is te voorzien dat degene van wie wordt teruggevorderd niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en

    • b.

      redelijkerwijs is te voorzien dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en

    • c.

      de vordering van de gemeente ten minste naar evenredigheid wordt voldaan met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 5. Het besluit tot opschorting als bedoeld in lid vier wordt ingetrokken indien:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen als bedoeld in lid 4;

    • b.

      de debiteur zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;

    • c.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 6. In geval het minnelijke schuldregelingstraject of het wettelijk schuldsaneringstraject ingevolge de Wet schuldsanering natuurlijke personen met goed gevolg is beëindigd, besluit het college tot het buiten invordering stellen van de (restant)vordering voor zover het geen vordering betreft die het gevolg is van schending van de inlichtingenplicht en bestuurlijke boeten.

Hoofdstuk 5 Terugvordering en invordering

Artikel 7 Invordering

  • 1. Indien mogelijk dient de debiteur de vordering in één keer af te lossen.

  • 2. Indien aflossing in één keer niet mogelijk is, vindt de aflossing van de vordering in maandelijkse termijnen plaats.

  • 3. Aflossing debiteur met uitkering

    • a.

      Voor de debiteur met een uitkering wordt het aflossingsbedrag vastgesteld op het maandelijks voor beslag vatbare bedrag.

    • b.

      Aflossing geschiedt maandelijks middels een inhouding op de uitkering, het vakantiegeld wordt jaarlijks in één keer geïnd.

    • c.

      Indien het onder a genoemde niet mogelijk is, wordt voor zover de debiteur binnen Nederland staat ingeschreven in de Basisregistratie personen, op basis van een onderzoek een bedrag naar draagkracht vastgesteld, waarbij de Tremanormen worden toegepast en de debiteur geacht wordt minimaal een inkomen op bijstandsniveau te verwerven.

  • 4. Aflossing debiteur zonder uitkering

    • a.

      Voor de debiteur zonder uitkering wordt het aflossingsbedrag vastgesteld op een bedrag van € 150 per maand, voor zover de (bruto) vordering binnen 36 maanden volledig kan worden afgelost.

    • b.

      Indien het onder a genoemde niet mogelijk is, wordt voor zover de debiteur binnen Nederland staat ingeschreven in de Basisregistratie personen, op basis van een onderzoek een bedrag naar draagkracht vastgesteld, waarbij de Tremanormen worden toegepast en de debiteur geacht wordt minimaal een inkomen op bijstandsniveau te verwerven.

    • c.

      Indien de debiteur zijn hoofdverblijf in het buitenland heeft of niet is ingeschreven in de Basisregistratie personen wordt geen onderzoek naar draagkracht gedaan en op basis van art. 475e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering afgezien van het gebruik van een beslagvrije voet.

  • 5. Indien de debiteur een vordering heeft op het college dan wordt deze verrekend met een vordering zoals bedoeld in artikel 58 en 59 van de wet.

Artikel 8 Beslag

  • 1. Het terugvorderingsbesluit wordt ten uitvoer gelegd op grond van artikel 60 lid 3 tot en met lid 5 van de wet en het wetboek van Rv door beslag op inkomen, vermogen en/of overige (on)roerende zaken.

  • 2. Er wordt gebruik gemaakt van vereenvoudigd derdenbeslag.

  • 3. Indien eenvoudig derdenbeslag niet mogelijk is, wordt de inning overgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.

Artikel 9 Rente en kosten

  • 1. In het geval de vordering wordt overgedragen aan de deurwaarder wordt vanaf die datum rente en kosten in rekening gebracht.

  • 2. De in lid 1 bedoelde kosten bedragen in ieder geval de kosten volgens de staffel buitengerechtelijke incassokosten.

Hoofdstuk 6 Algemene leenbijstand

Artikel 10 Aflossing en opschorting betalingsverplichting leenbijstand

  • 1. Aflossing van algemene leenbijstand, welke is verstrekt op basis van artikel 50 van de wet, waarbij sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en eventuele opschorting van de betalingsverplichting vindt plaats conform de aflossing van reguliere vorderingen, zoals gesteld in dit document.

  • 2.

    • a.

      Indien op grond van artikel 50 lid 2 van de wet algemene bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt en er geen sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, vindt gedurende bijstandsverlening geen aflossing van het verstrekte bedrag plaats wanneer de debiteur eigenaar is van de woning, woonwagen of woonschip en daar zijn hoofdverblijf heeft.

    • b.

      Indien de algemene bijstand door het college wordt beëindigd, zonder dat sprake is van verkoop of vererving, wordt direct gestart met het aflossen van de leenbijstand.

    • c.

      Bij verkoop, vererving of wanneer de belanghebbende debiteur niet langer zijn hoofdverblijf heeft in de woning, woonwagen of het woonschip, wordt het gehele bedrag aan verstrekte leenbijstand direct en ineens afgelost.

  • 3. Aflossing van algemene leenbijstand, welke is verstrekt op basis van artikel 48 lid 2 van de wet, vindt plaats conform de aflossing van reguliere vorderingen zoals gesteld in dit document.

Hoofdstuk 7 Bevoegdheid tot verhaal

Artikel 11 Verhaal

  • 1. Kosten van bijstand worden door het college verhaald met in achtneming van de regels, zoals aangegeven in hoofdstuk 6.5 van de wet.

  • 2. In afwijking van lid 1 ziet het college af van verhaal, indien:

    • a.

      verhaal moet worden ingesteld op de ouder of ouders van een jongmeerderjarige, voor zover periodieke bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud is verstrekt zoals vermeld in artikel 62 sub c van de wet;

    • b.

      een schenker als bedoeld in artikel 62f sub a van de wet in de afgelopen twaalf maanden in totaal minder dan € 1.000 heeft geschonken;

    • c.

      het een nalatenschap betreft als bedoeld in artikel 62f sub b van de wet, tenzij de persoon op wie het college een vordering had op het tijdstip van overlijden een woning, woonwagen of woonschip (gedeeltelijk) in eigendom had.

Artikel 12 Ontbreken draagkracht

Het college acht in ieder geval tijdelijk geen draagkracht aanwezig indien de onderhoudsplichtige:

  • a.

    in detentie verkeert;

  • b.

    verblijft in een verpleeg- of verzorgingshuis en een eigen bijdrage betaalt op grond van de AWBZ;

  • c.

    deelneemt aan een minnelijke schuldregeling geregeld door een NVVK-erkende schuldhulpverleningsinstelling en deze tot stand is gekomen;

  • d.

    is toegelaten tot de Wettelijke schuldsanering natuurlijke personen;

  • e.

    in staat van faillissement is gesteld;

  • f.

    een inkomen heeft op bijstandsniveau.

Artikel 13 Afzien van verhaal

  • 1. In afwijking van artikel 11 lid 1 kan van het opleggen van een verhaalsbijdrage, zoals bedoeld in artikel 62 van de wet worden afgezien indien:

    • a.

      Er sprake is van dringende redenen. Van een dringende reden is in ieder geval sprake indien een verhaalsonderzoek een gevaar kan opleveren voor de uitkeringsgerechtigde en/of diens kind(eren).

    • b.

      Indien na berekening is gebleken dat het voor verhaal beschikbare bedrag lager is dan € 50 per maand of € 600 per jaar dan legt het college geen verhaalsbijdrage op.

  • 2. Er wordt afgezien van het invorderen van onderhoudsbijdrage indien de onderhoudsplichtige is overleden en uit onderzoek bij het Centraal Testamentenregister geen mogelijkheid tot invordering blijkt.

Artikel 14 Afzien van invordering bij schuldregeling

  • 1. Het college schort de invordering van achterstallige onderhoudsbijdragen op indien de onderhoudsplichtige, danwel de debiteur:

    • a.

      deelneemt aan een minnelijke schuldregeling (geregeld door een NVVK erkende schuldhulpverleningsinstelling) en deze regeling tot stand is gekomen;

    • b.

      is toegelaten tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • c.

      in staat van faillissement is gesteld.

  • 2. Opschorting van invordering, in geval van een minnelijk schuldregeling, geschiedt onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      redelijkerwijs is te voorzien dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden;

    • b.

      redelijkerwijs is te voorzien dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen; en

    • c.

      de vordering van de gemeente zal ten minste worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 3. Het besluit tot het (gedeeltelijk) afzien van (verdere) invordering wordt ingetrokken of gewijzigd indien:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in lid 2;

    • b.

      de onderhoudsplichtig dan wel de debiteur zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;

    • c.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

  • 4. In geval het minnelijke schuldbemiddelingstraject of het wettelijk schuldsaneringstraject ingevolge de Wet schuldsanering natuurlijke personen met goed gevolg is beëindigd, besluit het college tot het buiten invordering stellen van de (restant-) vordering.

  • 5. Het college ziet af van (verdere) invordering indien gedurende vijf aaneengesloten jaren in het geheel niet aan de betalingsverplichting is voldaan en er in de toekomst geen mogelijkheden tot inning aanwezig lijken.

Artikel 15 Maatstaven verhaalsbedrag

  • 1. Voor het bepalen van de omvang van het te verhalen bedrag zoals bedoeld in artikel 62a van de wet worden de zogeheten Tremanormen als maatstaf gebruikt.

  • 2. In gevallen waarin de onderhoudsplichtige niet voldoet aan de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 62i van de wet, legt het college voor de ex-partner een verhaalsbijdrage op ter hoogte van maximaal de bruto verstrekte bijstand. Voor de kinderalimentatie wordt aangesloten bij de maxima conform de Tremanormen, waarbij deze nooit meer kan bedragen dan de verstrekte bijstand.

  • 3. Voor de berekening van de draagkracht wordt voor de hoogte van de zorgkorting standaard uitgegaan van 0%, tenzij de onderhoudsplichtige middels een te verifiëren verklaring en/of ouderschapsplan aantoont zorg te dragen voor één of meerdere van de ten laste komende kinderen of uit het formulier zorgverdeling een ander percentage blijkt.

Artikel 16 Geen splitsing verhaalsbedrag

Het verhaalsbedrag dat wordt verlangd ten behoeve van de ex-partner en minderjarige kinderen wordt gesteld op het gehele voor verhaal beschikbare bedrag.

Artikel 17 Datum aanschrijving, ingangsdatum verhaal en invordering

  • 1. De eerste aanschrijving van de onderhoudsplichtige inzake (mogelijk) onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het BW vindt plaats binnen 24 maanden na toekenning van de bijstandsuitkering van de ex-partner door het college;

  • 2. Indien de onderhoudsplichtige in het buitenland verblijft of indien er geen adres bekend is, dan volgt maximaal tweemaal een heronderzoek alvorens af te zien van verhaal.

  • 3. Lid 1 is niet van toepassing wanneer de onderhoudsplichtige in het buitenland verblijft, of indien er geen correct adres bekend is;

  • 4. De ingangsdatum van de verhaalsbijdrage wordt vastgesteld:

    • a.

      ten aanzien van minderjarige kinderen op de eerste dag van de maand volgende op de datum van het verhaalsbesluit;

    • b.

      ten aanzien van de ex-partner, eventueel in combinatie met minderjarige kinderen, op de eerste dag van de maand volgend op de eerste aanschrijving.

  • 5. De aflossingshoogte van een eventuele betalingsachterstand wordt individueel bepaald. Tenzij financieel onmogelijk dient de betalingsachterstand binnen vierentwintig maanden volledig te zijn afgelost.

Artikel 18 Beslag

  • 1. Indien de onderhoudsplichtige dan wel de debiteur de vastgestelde verhaalsbijdrage dan wel zijn achterstand aan het college niet voldoet, wordt op grond van artikel 62i van de wet en het wetboek van Rv een beschikking met een executoriale titel ten uitvoer gelegd.

  • 2. Beslag wordt gelegd op inkomen, vermogen en/of overige (on)roerende zaken.

  • 3. Er wordt gebruik gemaakt van vereenvoudigd derdenbeslag.

  • 4. Indien vereenvoudigd derdenbeslag niet mogelijk is, wordt de invordering overgedragen aan de gerechtsdeurwaarder.

Artikel 19 Rente en kosten

  • 1. In het geval de vordering wordt overgedragen aan de deurwaarder wordt vanaf die datum rente en kosten in rekening gebracht.

  • 2. Onder kosten wordt in ieder geval verstaan de kosten volgens de staffel buitengerechtelijke incassokosten.

Hoofdstuk 8 Periodieke herbeoordeling

Artikel 20 Periodieke herbeoordeling

  • 1. Het door het college vastgestelde verhaalsbedrag kan op verzoek van degenen op wie verhaal wordt uitgeoefend door het college worden gewijzigd op grond van gewijzigde omstandigheden.

  • 2. Periodiek maakt het college, indien daartoe aanleiding bestaat, een nieuwe beoordeling naar de (gewijzigde) draagkracht van de onderhoudsplichtige.

  • 3. De frequentie van het in lid 2 genoemde heronderzoek wordt bepaald aan de hand van het 'Controleplan’.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 21 Afwijkingsbevoegdheid

Het college handelt in overeenstemming met bovenstaande beleidsregel, tenzij dat naar het oordeel van het college voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen uitgangspunten, conform artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 22 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2015 treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2015.

  • 2.

    De Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2014 van de gemeente Spijkenisse en de Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal januari 2014 van de gemeente Bernisse worden ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard 2 januari 2015

Burgemeester en wethouders van de gemeente Spijkenisse,

de secretaris,
J. Pol
de burgemeester,
M. Salet