Regeling vervallen per 22-04-2020

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent Persoonsgebonden Budget Beleidsregels Persoonsgebonden Budget Nissewaard

Geldend van 14-09-2018 t/m 21-04-2020

Intitulé

Beleidsregels van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent Persoonsgebonden Budget Beleidsregels Persoonsgebonden Budget Nissewaard

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard;

gelet op artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

Beleidsregels Persoonsgebonden Budget Wmo Nissewaard

Artikel 1 Wat geregeld wordt

Wanneer iemand naar het oordeel van het college van Burgemeester en Wethouders (hierna College) niet in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en onvoldoende is geholpen met de inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene/collectieve voorzieningen, kan het college overgaan tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening.

Een maatwerkvoorziening kan binnen de door de gemeente vastgestelde kaders bestaan uit diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die kunnen bijdragen aan het verbeteren of het in stand houden van zelfredzaamheid, participatie of het bieden van beschermd wonen of opvang aan een cliënt.

Wanneer cliënten voldoen aan specifieke voorwaarden zoals benoemd in artikel 4 van deze beleidsregels, hebben zij het recht om te kiezen voor een persoonsgebonden budget (hierna pgb), waarmee zij zelf de maatschappelijke ondersteuning kunnen regelen die tot de maatwerkvoorziening behoort. Uitgangspunt is een proces waarin de gemeente en de persoon met een ondersteuningsbehoefte in samenspraak diens situatie in kaart brengen en op basis daarvan wordt bezien op welke wijze de zelfredzaamheid en participatie van betrokkene kan worden versterkt. In de Wmo 2015 is opgenomen dat dit wordt vastgelegd in een persoonlijk plan. Binnen de gemeente Nissewaard wordt dit het zorg- en budgetplan benoemd.

Onderhavige beleidsregels zijn een uitleg van de Wmo 2015, de Verordening maatschappelijke ondersteuning Nissewaard en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Nissewaard. Regels met betrekking tot het pgb voor de voorziening ‘beschermd wonen’ voor mensen met psychische of psychosociale problemen of licht verstandelijk beperkten, zijn in afzonderlijke beleidsregels opgenomen. Regels ten aanzien van de waarde van en het tarief voor het pgb zijn vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Nissewaard.

Artikel 2 Bevoegdheid

Deze Beleidsregels bevatten regels over de bevoegdheden die aan ons college zijn gegeven, als zijnde uitwerking dan wel verduidelijking van artikelen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), de Verordening maatschappelijke ondersteuning Nissewaard (Verordening) en het Besluit maatschappelijke ondersteuning Nissewaard (Besluit Wmo). De regels die zijn opgenomen in deze Beleidsregels gaan onder andere over:

  • -

    de voorwaarden aan de toekenning van een pgb, als bedoeld in artikel 2.3.6 van de Wmo 2015 en de artikelen 9, 11 en 13 van de Verordening;

  • -

    de voorwaarden aan de besteding van een pgb, als bedoeld in artikel 11 van de Verordening;

  • -

    de voorwaarden aan de verantwoording en controle van een pgb, als bedoeld in artikel 2.3.8 en 2.3.9 van de Wmo 2015, artikel 11 van de Verordening en artikel 3 van het Besluit;

  • -

    de terug- en invordering van de ten onrechte genoten persoonsgeboden budget, als bedoeld in artikel 2.4.1 van de Wmo 2015 en artikel 15 van de Verordening;

Artikel 3 Zorgverleners

  • 1. Het college rekent tot formele zorgverleners:

    • o

      professionele (zorg)organisaties;

    • o

      zelfstandigen zonder personeel, niet zijnde bloedverwanten in de eerste of tweede graad van de cliënt;

    die ingeschreven staat in de Kamer van Koophandel of handelsregister in het land waar de formele zorgverlener is gevestigd.

  • 2. Het college rekent tot informele zorgverleners:

    • o

      bloedverwanten in de eerste en tweede graad; of

    • o

      andere personen uit het sociale netwerk van de cliënt.

  • 3. Bij de bekostiging van maatschappelijke ondersteuning, conform het zorg- en budgetplan, geleverd middels inzet van een formele zorgverlener, geldt het formele pgb tarief, zoals is vastgesteld in het Besluit wmo Nissewaard.

  • 4. Bij de bekostiging van maatschappelijke ondersteuning, conform het zorg- en budgetplan, geleverd middels inzet van een informele zorgverlener geldt het informele pgb tarief, zoals is vastgesteld in het Besluit Wmo Nissewaard.

Artikel 4 Voorwaarden en criteria voor het pgb

De cliënt komt in aanmerking voor het pgb indien:

  • 1.

    de cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger voor het opstellen van het zorg- en budgetplan, als bedoeld in artikel 3 van de Verordening, gebruik maakt van een door het college ter beschikking gesteld zorg- en budgetplan, waarin de cliënt onder meer het volgende vastlegt:

    • a.

      de inhoud en doelen van de maatschappelijke ondersteuning, die door middel van het pgb worden ingekocht;

    • b.

      de motivatie om het pgb verstrekt te krijgen;

    • c.

      de afspraken die gemaakt zijn met de formele en/of informele zorgverlener;

    • d.

      het akkoord vanuit de cliënt met de gestelde voorwaarden aan de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    de cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger een zorgovereenkomst met de formele en/of informele zorgverlener afsluit, waarbij gebruik wordt gemaakt van het format van de Sociale Verzekeringsbank (hierna SVB).

  • 3.

    de cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger aan de SVB doorgeeft welke bedragen, per periode van vier (4) weken, aan de formele en/of informele zorgverlener uitbetaalt dienen te worden.

Artikel 5 Bekwaamheid van de cliënt

  • 1. Naar het oordeel van het college is de cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger voldoende bekwaam tot het beheren van het pgb, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 2.3.6 van de Wmo 2015, tweede lid, indien hij/zij:

    • a.

      in staat is zijn/haar ondersteuningsvraag en het ontstaan hiervan duidelijk te maken, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen;

    • b.

      goed op de hoogte is van de rechten en plichten die behoren bij het beheer van het pgb;

    • c.

      in staat is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals onder meer het zoeken van een formele en/of informele zorgverlener, het voeren van gesprekken, het (laten) opstellen van zorgovereenkomsten, het aansturen van de formele en/of informele zorgverlener, het accorderen van facturen en het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de maatschappelijke ondersteuning.

  • 2. De bekwaamheid tot het beheren van het pgb toetst het college in samenspraak met de cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger, waarin het oordeel van het college bepalend is.

  • 3. Het college kan de cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger verplichten mee te werken aan een pgb test, om zo tot een afgewogen oordeel te komen over de bekwaamheid tot het beheren van het pgb.

  • 4. De cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger wordt door het college niet in staat geacht de aan het pgb verbonden taken verantwoord uit te kunnen voeren, als sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:

    • 1°.

      schuldenproblematiek;

    • 2°.

      verslavingsproblematiek;

    • 3°.

      aangetoonde fraude begaan in de vier (4) jaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • 4°.

      dak- of thuisloosheid;

    • 5°.

      het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;

    • 6°.

      twijfels op andere gronden over de pgb bekwaamheid;

    • 7°.

      de (wettelijk) vertegenwoordiger geen Verklaring omtrent gedrag (hierna Vog) kan voorleggen.

  • 5. Wanneer de aanvrager niet in staat is zelf het pgb te beheren, kan hij een (wettelijk) vertegenwoordiger aanwijzen. Hiertoe overhandigt de aanvrager aan de gemeente Nissewaard een schriftelijke machtiging, dit teneinde het beheer van het pgb op een verantwoorde wijze uit te voeren.

  • 6. De formele en/of informele zorgverlener mag het pgb niet beheren of de cliënt hierin ondersteunen, tenzij het college hiertoe anders besluit.

Artikel 6 Motivatie van de cliënt

  • 1. Om in aanmerking te komen voor het pgb dient de cliënt te motiveren, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 2.3.6 van de Wmo 2015, waarom hij de maatschappelijke ondersteuning middels het pgb wenst te ontvangen, waarbij tenminste beargumenteerd dient te worden:

    • a.

      op welke voorzieningen in natura de cliënt zich heeft georiënteerd en waarom deze niet passend bij zijn situatie zijn;

    • b.

      waarom de cliënt kiest voor het pgb, waarbij onder meer wordt ingegaan op de meerwaarde van de beoogde formele en/of informele zorgverlener, kwaliteit, flexibiliteit en klantgerichtheid van de formele en/of informele zorgverlener.

Artikel 7 Kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning en de zorgverlener

  • 1. In aanvulling op artikel 13 van de Verordening is naar het oordeel van het college de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning middels het pgb, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 2.3.6 van de Wmo 2015, gewaarborgd indien aan de volgende eisen wordt voldaan:

    • a.

      de formele zorgverlener ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel of handelsregister in het land waar de formele zorgverlener is gevestigd en een BTW nummer heeft;

    • b.

      de formele zorgverlener een aantoonbaar goed werkend kwaliteitssysteem heeft om de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning te beheersen, te bewaken, te borgen en te verbeteren. Het kan hier gaan om het vastleggen van processen, het systematisch toetsen van kwaliteit in de vorm van audits- en tevredenheidsonderzoeken, een klachtenprocedure, het anticiperen op cliëntwensen en nieuwe inzichten en het continue verbeteren;

    • c.

      de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatschappelijke ondersteuning in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt;

    • d.

      de maatschappelijke ondersteuning veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verstrekt;

    • e.

      de maatschappelijke ondersteuning tijdig en conform afspraak wordt verstrekt;

    • f.

      de formele en/of informele zorgverlener aan de gemeente een actieve signaleringsplicht heeft ten aanzien van veranderingen in de gezondheid (fysiek en psychisch), de sociale situatie en de behoefte van de cliënt aan meer of andere zorg;

    • g.

      de maatschappelijke ondersteuning die via een formele zorgverlener plaatsvindt, geleverd wordt met gekwalificeerd personeel, passend bij de behoeften en persoonskenmerken van de cliënt;

    • h.

      personeel van de formele zorgverlener, indien van toepassing, geregistreerd zijn volgens de geldende beroepsregistratie;

    • i.

      de formele zorgverlener over een Verklaring omtrent het gedrag (Vog) beschikt, van het in te zetten personeel, die niet eerder is afgegeven dan drie (3) maanden voor het tijdstip waarop de formele zorgverlener de maatschappelijke ondersteuning verstrekt;

    • j.

      de informele zorgverlener over een VOG beschikt, die niet eerder is afgegeven dan drie (3) maanden voor het tijdstip waarop de informele zorgverlener de maatschappelijke ondersteuning verstrekt;

    • k.

      de formele en/of informele zorgverlener alles geheim houdt wat hij weet over degene die maatschappelijke ondersteuning ontvangt, behoudens datgene wat uit wettelijk voorschrift of vanuit zijn taak noodzaakt tot het doen van mededelingen;

  • 2. Het college beoordeelt aan de hand van het ingevulde zorg- en budgetplan en desgevraagd aan de hand van de, door het college, opgevraagde bescheiden of de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning voldoende is gegarandeerd.

  • 3. Het college kan via een onafhankelijke en daartoe deskundige derde, laten toetsen of de formele en/of informele zorgverlener verantwoorde maatschappelijke ondersteuning levert, conform het zorg- en budgetplan.

  • 4. Na een door het college te bepalen termijn wordt geëvalueerd of de ingekochte maatschappelijke ondersteuning middels het pgb nog steeds voldoet aan de, in het eerste lid bedoelde, kwaliteitseisen.

Artikel 8 Verblijf in het buitenland

  • 1. Alleen na voorafgaande toestemming van het college kan het pgb in het buitenland of elders in Nederland besteed worden.

  • 2. Aan de besteding van het pgb in het buitenland heeft het college de volgende eisen en voorwaarden verbonden:

    • a.

      de aanvrager heeft zijn hoofdverblijf in de gemeente Nissewaard;

    • b.

      de aanvrager verblijft minimaal 26 weken aaneengesloten per jaar in de gemeente Nissewaard;

    • c.

      de maatschappelijke ondersteuning is noodzakelijk om tijdens het buitenlands verblijf te functioneren;

    • d.

      maatschappelijke ondersteuning die in het buitenland geleverd wordt moet bijdragen aan de doelstellingen van het budget- en zorgplan. Dit moet aannemelijk en controleerbaar zijn;

    • e.

      met de zorgverlener dient een zorgovereenkomst conform het format van de SVB te zijn afgesloten;

    • f.

      het pgb mag niet worden ingezet voor het verblijf in het buitenland.

  • 3. De bepalingen uit de artikelen 4 tot en met 7 zijn ook van toepassing bij het besteden van het pgb in het buitenland.

Artikel 9 Besteding van het pgb

  • 1. Het pgb mag enkel besteed worden aan het doel waarvoor het is verstrekt, conform het zorg- en budgetplan.

  • 2. In verband met de aanvraag of uitvoering van het pgb, of een combinatie hiervan, mag het pgb niet besteed worden aan kosten en/of betalingen voor:

    • a.

      bemiddeling- en/of administratie;

    • b.

      tussenpersonen of belangenbehartiging;

    • c.

      coördinatie;

    • d.

      pleegzorg;

    • e.

      een vrij besteedbaar bedrag en/of vrijwilligersvergoeding;

    • f.

      reiskosten van de formele en/of informele zorgverlener;

    • g.

      feestdagenuitkeringen aan de formele en/of informele zorgverlener;

    • h.

      hulpmiddelen of aanpassingen die door progressiviteit van het ziektebeeld en/of kinderen in de groei snel vervangen dienen te worden;

    • i.

      voorzieningen waarvoor een algemene/collectieve voorziening aanwezig is.

  • 3. Als bij de besteding van het pgb het tarief van de formele en/of informele zorgverlener hoger ligt dan het budget dat de gemeente beschikbaar stelt, dient de cliënt het verschil zelf bij te leggen.

  • 4. Niet besteed pgb budget vloeit via de SVB aan het eind van het kalenderjaar terug naar de gemeente Nissewaard. Hiervoor is geen toestemming nodig van de beheerder van het pgb.

Artikel 10 Controle en verantwoording

  • 1. De verantwoording van de besteding van het pgb vindt plaats op verzoek van het college.

  • 2. Het college bepaalt de frequentie en wijze van verantwoording van het pgb.

  • 3. De beheerder van het pgb is verplicht om, op verzoek van het college, gevraagde bescheiden en informatie per omgaande te verstrekken.

  • 4. Het college kan bij de evaluatie van het zorg- en budgetplan aan de persoon die de maatschappelijke ondersteuning ontvangt vragen aan te geven wat de behaalde resultaten met het pgb zijn.

Artikel 11 Afzien van terugvordering

  • 1. Indien de cliënt komt te overlijden, onderzoekt het college of de vordering op de nalatenschap van het pgb kan worden verhaald. Indien de vordering niet op de nalatenschap kan worden verhaald, ziet het college af van verdere terugvordering en wordt de vordering afgeboekt.

  • 2. Indien voor de cliënt een (minnelijk of wettelijk) schuldregelingstraject is ingezet, wordt de vordering opgeschort. Als het schuldregelingstraject met goed gevolg is beëindigd, besluit het college tot het buiten invordering stellen van de (restant-) vordering.

  • 3. Het college ziet af van (verdere) invordering, indien één (1) jaar na het eerste onderzoek naar inningsmogelijkheden, één (1) of meerdere vorderingen die bij elkaar niet meer bedragen dan € 250,-- wederom oninbaar blijken.

  • 4. In geval van dringende redenen, wat ter beoordeling is van het college, kan in individuele gevallen tijdelijk of geheel worden afgezien van (verdere) terugvordering.

  • 5. Tenzij sprake is van het genoemde als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid, kan van invordering niet worden afgezien als:

    • a.

      de vordering is ontstaan als gevolg van fraude, onrechtmatig en/of verwijtbaar gedrag van de cliënt dan wel zijn/haar (wettelijk) vertegenwoordiger;

    • b.

      als medewerking van het college aan een schuldregeling is toegezegd en binnen twaalf (12) maanden nadien geen regeling tot stand is gekomen.

Artikel 12 Invordering

  • 1. Indien mogelijk dient de debiteur de vordering in één keer af te lossen.

  • 2. Indien aflossing in één (1) keer niet mogelijk is, vindt de aflossing van de vordering in maandelijkse termijnen plaats, waarbij het college rekening houdt met de beslagvrije voet, totdat het gehele verschuldigde bedrag is terugbetaald.

  • 3. Als de debiteur binnen Nederland staat ingeschreven in het Basisregistratie personen, wordt het aflossingsbedrag vastgesteld op een bedrag van € 150, voor zover de (bruto) vordering binnen 36 maanden volledig kan worden afgelost. Als dit niet haalbaar is, wordt op basis van een onderzoek een bedrag naar draagkracht vastgesteld.

  • 4. Indien de debiteur zijn hoofdverblijf in het buitenland heeft of niet is ingeschreven in de Basisregistratie personen wordt geen onderzoek naar draagkracht gedaan en op basis van art. 475e Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en afgezien van het gebruik van een beslagvrije voet.

  • 5. In gevallen waarbij de debiteur niet tijdig betaalt of een betalingsregeling niet nakomt, biedt het college door middel van een aanmaning een termijn om alsnog aan zijn betalingsverplichting te voldoen.

  • 6. Indien het teruggevorderde bedrag niet vanzelf wordt terugbetaald, gaat het college over tot executie van de vordering en vaardigt hiertoe een dwangbevel uit.

  • 7. Waar mogelijk gaat het college over tot verrekening van de vordering met (financiële) aanspraken die de persoon waarop de vordering is ontstaan, heeft op het college.

Artikel 13 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing van de beleidsregels leidt tot onredelijkheid en onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking per 1 september 2018.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Persoonsgebonden Budget Nissewaard.  

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard van 4 september 2018.

De secretaris,

M.L.M. Weerts

De burgemeester,

G. Veldhuijzen

Toelichting Beleidsregels Persoonsgebonden Budget Wmo Nissewaard

Artikel 1 Wat geregeld wordt

In dit artikel wordt uitgelegd wat verstaan wordt onder het pgb. Een persoonsgebonden budget (pgb) wordt in de Wmo 2015 als volgt gedefinieerd: “bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woning-aanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en een cliënt van derden heeft betrokken”. In dit artikel wordt ook de afbakening aangegeven. Regels met betrekking tot het pgb voor beschermd wonen zijn namelijk in separate beleidsregels opgenomen. Regels over het tarief voor het pgb zijn in het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning opgenomen. Diverse overige regels met betrekking tot het pgb zijn opgenomen in de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Nissewaard.

Artikel 2 Bevoegdheid

De bevoegdheid van het college ten aanzien van het pgb worden in dit artikel benoemd. In deze beleidsregels worden onder meer regels gesteld over de voorwaarden van het pgb, de voorwaarden aan de besteding van het pgb, de verantwoording en controle van het pgb en wanneer en hoe de terug- en invordering van ten onrechte genoten pgb plaatsvindt.

Artikel 3 Zorgverleners

Een cliënt heeft de keuze om de maatschappelijke ondersteuning in te kopen bij een professionele hulpverlener/organisatie of maatschappelijke ondersteuning te betrekken van een persoon of organisatie behorende tot het informele circuit (of een combinatie daarvan). Het college maakt dan ook onderscheid in deze typen zorgverleners. Namelijk formele en informele zorgverleners. Het type zorgverlener bepaald de hoogte van het pgb tarief.

Artikel 4 Voorwaarden en criteria voor het pgb

In de Wmo 2015 zijn een drietal wettelijke voorwaarden benoemd waaraan voldaan moet worden om in aanmerking te komen voor het pgb. Deze voorwaarden/criteria zijn de volgende:

  • -

    de cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger voldoende in staat is om op eigen kracht de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

  • -

    de cliënt schriftelijk motiveert waarom hij de ondersteuning middels het pgb geleverd wenst te krijgen;

  • -

    de kwaliteit van de ondersteuning die via het pgb wordt ingekocht, gewaarborgd is.

In de artikelen 5, 6 en 7 van deze beleidsregels is nadere invulling gegeven aan deze voorwaarden.

Aanvullend op deze voorwaarden/criteria is in dit artikel van de beleidsregels aanvullend bepaald dat de cliënt gebruik moet maken van het zorg- en budgetplan, een format dat door het college ter beschikking wordt gesteld. Hiermee geeft Nissewaard vorm aan het persoonlijk plan, zoals in de Wmo 2015 is opgenomen. In dit plan moet de cliënt onder meer zijn probleemgebieden en zijn doelen benoemen en de wijze waarop aan deze doelen is/wordt gewerkt, de afspraken over de maatschappelijke ondersteuning, de motivatie voor het pgb van de cliënt, de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning en wie de maatschappelijke ondersteuning gaat leveren.

Als voorwaarde moet de cliënt daarnaast ook gebruik maken van het format voor een zorgovereenkomst van de SVB en deze afsluiten met de zorgverlener, en dient hij bovendien er voor te zorgen dat hij aan de SVB doorgeeft welke betalingen er gedaan moeten worden aan de zorgverlener.

Artikel 5 Bekwaamheid van de cliënt

In dit artikel is nadere invulling gegeven aan de wettelijke voorwaarde dat de cliënt in staat dient te zijn de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Het beheren van een pgb is geen vrijblijvende taak. Met een pgb neemt een cliënt zelf de regie in handen over zijn maatschappelijke ondersteuning. De cliënt moet zijn ondersteuningsvraag daarom kenbaar kunnen maken, op de hoogte zijn van de rechten en plichten van het pgb en in staat zijn de opdrachtgeverstaken uit te voeren die bij het pgb horen. In samenspraak met de cliënt toetst het college zijn bekwaamheid. Daarvoor kan de gemeente van de cliënt vragen een pgb test te doen. De test is bedoeld om cliënt en het college meer inzicht te geven in de mate waarin cliënt beschikt over de vaardigheden die noodzakelijk zijn om een pgb te beheren. De test is een hulpmiddel bij het gesprek (cliënt kan niet zakken of slagen) dat het college voert met de cliënt over de keuze voor pgb of zorg in natura. Wanneer één of meerdere omstandigheden als genoemd in het vierde lid aan de orde zijn, kan de cliënt niet voldoende het pgb uitvoeren.

De cliënt kan zich laten vertegenwoordigen in de uitoefening van het pgb. Een derde wordt dan gemachtigd om voor hem de taken, verbonden aan het pgb, uit te voeren. De vertegenwoordiger dient bekwaam te zijn om het pgb te beheren. Uitgangspunt is dat degene die de cliënt vertegenwoordigt, de belangen van de cliënt centraal stelt. De vertegenwoordiger kan niet de uitvoerder zijn van de maatschappelijke ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht. Ook mag de vertegenwoordiger geen financiële relatie hebben met de uitvoerder van de maatschappelijke ondersteuning. De vertegenwoordiger dient voor het derdenbeding getekend te hebben. Het zogenaamde derdenbeding wordt door de pgb beheerder en de zorgverlener vastgelegd in de zorgovereenkomst. Deze afspraak houdt in dat wanneer uit onderzoek van de gemeente blijkt dat er ten onrechte een bedrag uit het pgb is betaald aan een zorgverlener terwijl die zorgverlener zelf handelingen heeft verricht voor het ten onrechte ontvangen van het bedrag, de verstrekker dit direct kan terugvorderen van de zorgverlener.

Artikel 6 Motivatie van de cliënt

Met dit artikel is nadere invulling gegeven aan de wettelijke voorwaarde dat de cliënt motiveert waarom hij maatschappelijke ondersteuning middels het pgb wil ontvangen. Aan de motivatieplicht verbindt het college dat de cliënt aangeeft waarom een voorziening in natura niet geschikt is in zijn situatie en wat de meerwaarde van het pgb is via de beoogde zorgverlener. Bij de beoordeling van de toekenning van het pgb wordt de motivering meegewogen.

Artikel 7 Kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning en de zorgverlener

Aan de wettelijke voorwaarde dat de kwaliteit van de ingekochte maatschappelijke ondersteuning via het pgb gewaarborgd moet zijn, wordt in dit artikel nadere invulling gegeven. Het college stelt aan de geboden maatschappelijke ondersteuning door zorgverleners bepaalde kwaliteitseisen. In eerste instantie is de cliënt ervoor verantwoordelijk om toe te zien op de kwaliteit van de geleverde maatschappelijke ondersteuning. Echter, het college heeft als verstrekker van de indicatie en het budget ook een rol. Er dient beoordeeld te worden of de pgb zorgverlener voldoet aan de kwaliteitscriteria van de formele of informele zorgverlener, dit aan de hand van de in het eerste lid benoemde kwaliteitseisen. Aan formele zorgverleners worden op een aantal punten meer eisen gesteld dan aan informele zorgverleners. Gezien het verschil in tarieven is dit ook redelijk.

Artikel 8 Verblijf in het buitenland

Om het pgb te kunnen besteden in het buitenland dient de cliënt vooraf toestemming te vragen aan het college. De cliënt heeft een inlichtingenplicht en dient het college om die reden tijdig op de hoogte te stellen van zijn situatie. In het tweede lid zijn de criteria benoemd voor besteding van het pgb in het buitenland. Om het pgb toegekend te krijgen, zijn daar tevens de voorwaarden als bedoeld in artikel 4 tot en met 7 van toepassing.

Artikel 9 Besteding van het pgb

Dit artikel geeft de kosten weer waaraan het pgb niet besteed mag worden en stelt nadrukkelijk dat het pgb alleen besteed mag worden voor het doel waarvoor het pgb is verstrekt.

Artikel 10 Controle en verantwoording

Rijksmiddelen dienen gebruikt te worden voor het bestemde doel (rechtmatigheid). Daarom kan het college de cliënt vragen om verantwoording van het pgb. Hieraan dient de cliënt mee te werken want hij heeft op grond van artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 een inlichtingenplicht. Dit betekent dat hij op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling moet doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij invloed hebben op de aanvraag of aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van de verstrekking van een voorziening.

Artikel 11 Afzien van terugvordering

Volgens artikel 2.4.1 van de Wmo 2015 kan het college een ten onrechte genoten pgb terugvorderen. Dit kan als een pgb door het college is ingetrokken vanwege onjuiste informatieverstrekking en de cliënt opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. Het college heeft de mogelijkheid om terug te vorderen van de cliënt zelf, maar ook van degene die daaraan opzettelijk zijn of haar medewerking heeft verleend.

Onder een aantal omstandigheden kan worden afgezien van terugvordering en komt de vordering te vervallen (afboeken). Deze omstandigheden zijn in dit artikel opgenomen en hebben betrekking op het niet kunnen verhalen op de nalatenschap van een overleden cliënt, het met goed gevolg afronden van een schuldregelingstraject, het tot een bedrag van 250 euro meer dan 1 jaar niet kunnen invorderen van de vordering en in geval van dringende redenen.

Artikel 12 Invordering

In dit artikel zijn regels gesteld over de waarop een vordering wordt ingevorderd. In principe dient degene waarop de vordering rust, de vordering in één keer te betalen. Als dit niet mogelijk is, is aflossing in termijnen mogelijk. Het aflossingsbedrag bedraagt dan in principe 150 euro per maand. Er gelden afwijkende regels voor debiteuren die in Nederland wonen ten opzichte van debiteuren die in het buitenland woonachtig zijn. In het uiterste geval zal het college bij het niet nakomen van betalingen een dwangbevel uitvaardigen. Ook verrekent, indien mogelijk, het college de vordering met andere financiële gemeentelijke aanspraken van de debiteur.

Artikelen 13 en 14

Deze artikelen behoeven geen toelichting.