Regeling vergunningvrij aanleggen en onderhouden van uitwegen Noardeast-Fryslân

Geldend van 27-03-2021 t/m heden

Intitulé

Regeling vergunningvrij aanleggen en onderhouden van uitwegen Noardeast-Fryslân

Het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân

Overwegende dat het in het belang van een veilig en doelmatig gebruik van de weg, het aanzien van de omgeving en van de gemeentelijke groen- en andere voorzieningen op of aan de weg gewenst is nadere regels te stellen als bedoeld in artikel 2.12 derde lid, van de Algemene plaatselijke verordening Noardeast-Fryslân (hierna: APV) ten behoeve van de aanleg van uitwegen;

Gelet op het bepaalde in artikel 156 van de Gemeentewet;

B E S L U I T:

Vast te stellen de navolgende

Regeling vergunningvrij aanleggen en onderhouden van uitwegen Noardeast-Fryslân

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Uitweg: een verbinding tussen een perceel en de weg die toegankelijk is voor motorvoertuigen met meer dan 2 wielen.

  • b.

    Perceel: gebied met vastgelegde grenzen, waarop één gebouw of doel - inclusief bijgebouwen - is of kan worden geplaatst, en die niet door een openbare weg of straat wordt verdeeld.

  • c.

    Erftoegangsweg: weg bedoeld voor het toegankelijk maken van erven en percelen. Het betreft wegen met gemengd langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer. Een erftoegangsweg is een weg die bedoeld is om verkeer uit te wisselen, zowel op wegvakken als op kruispunten.

  • d.

    Dorps- en gebiedsontsluitingsweg: op deze wegen is de doorstroming op de wegvakken en de uitwisseling met stroomwegen en erftoegangswegen belangrijk; een gebiedsontsluitingsweg is een weg die is ontworpen of aangewezen om een gebied aan te sluiten op wegen van hogere orde. Op de wegvakken vindt alleen stromen plaats, op de kruispunten uitwisseling.

  • e.

    Stroomweg: weg gericht op een continue doorstroming van het (met name gemotoriseerd) verkeer met hoge snelheid; Een stroomweg is een type weg in Nederland die bestemd is om veel verkeer te verwerken en het verkeer door te laten stromen met zo min mogelijk oponthoud. De stroomweg is bij voorkeur ongelijkvloers met een snelheid van minimaal 100 km/h.

  • f.

    Tangentpunt: beginpunt waar het rechte stuk van een weg overgaat naar de bocht.

  • g.

    Elementenverharding: bestrating bestaande uit geprefabriceerde, kleine, opneembare elementen zoals klinkers, straatstenen of betontegels.

  • h.

    Parkeerplaats: een ruimte waar één voertuig kan en mag parkeren.

  • i.

    Parkeren: kan worden omschreven als het laten staan van een voertuig dat niet aan het verkeer deelneemt. Kortstondig laden en lossen van goederen en/of personen wordt niet als parkeren aangemerkt. Het begrip parkeren wordt voornamelijk gebruikt voor motorvoertuigen op 3 of meer wielen, maar geldt natuurlijk ook voor caravans, motoren, aanhangwagens, e.d..

  • j.

    Voorgevel: voorzijde van de woning

  • k.

    Kroonprojectie: de rand van de kroon op de grond geprojecteerd Zie tekening.

  • afbeelding binnen de regeling

  • De kroonprojectie (en meestal nog een meter daarbuiten) geldt als de zone waarin zich gewoonlijk de meeste wortels bevinden. Het is dus schadelijk voor de boom om binnen die zone te graven.

Artikel 2. Vergunningvrij

Het verbod in artikel 2:12, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Noardeast-Fryslân geldt niet als een uitweg wordt aangelegd in overeenstemming met de onderstaande bepalingen:

  • a.

    De uitweg wordt aangesloten op een erftoegangsweg.

  • b.

    De afstand tussen de uitweg en een kruising, rotonde, t-splitsing of een bocht is minimaal 5 meter. Wanneer het tangentpunt zich verder dan vijf meter van de bocht bevindt, mag de uitrit pas na het tangentpunt geplaatst worden. (zie hiervoor ook artikel 1 lid e en onderstaande tekening)

afbeelding binnen de regeling afbeelding binnen de regeling

  • c.

    De uitweg wordt niet voor de voorzijde van de woning gerealiseerd.

  • d.

    Het zicht van de uitweg op de weg, inclusief fiets- of voetpad en omgekeerd, wordt niet belemmerd door een onoverzichtelijke bocht, een bomenrij, hoge struiken of andere zicht- belemmerende objecten.

  • e.

    De uitweg sluit niet aan op een openbare parkeerplaats op de weg of op een openbaar toegankelijk parkeerterrein dat met een bord en/of markering is aangeduid.

  • f.

    een door de uitweg verloren gaande parkeerplaats op de weg wordt gecompenseerd door de parkeercapaciteit op het perceel ten behoeve waarvan de uitweg wordt aangelegd;

  • g.

    de uitweg wordt als volgt uitgevoerd:

  • maximaal 4 meter breed (ter hoogte van de aansluiting op de weg) als de uitweg een woonperceel ontsluit;

  • maximaal 6 meter breed (ter hoogte van de aansluiting op de weg) als de uitweg een gecombineerde uitweg is voor twee woonpercelen;

  • maximaal 10 meter breed (ter hoogte van de aansluiting op de weg) als de uitweg een agrarisch landbouwperceel of een bedrijfsperceel ontsluit;

  • h.

    Vanaf een perceel wordt niet meer dan één uitweg gerealiseerd.

  • i.

    De uitweg valt minimaal 1 meter buiten de kroonprojectie van een gemeentelijke en/of een monumentale boom.

  • j.

    Er wordt geen gemeentelijke groenvoorziening doorsneden en/of de aanleg van de uitweg leidt niet tot het moeten verwijderen of verplaatsen van een gemeentelijke boom, lichtmast, straatkolk of een andere gemeentelijke voorziening.

  • k.

    Als er een trottoir langs het perceel loopt en die wordt doorkruist door de uitweg, dan dienen de trottoirbanden te worden verlaagd of verwijderd. De aansluiting moet op verantwoorde wijze worden gemaakt.

  • l.

    Er wordt een deugdelijke fundering en elementenververharding gebruikt. De verharding moet passen bij de omgeving. Als u vragen heeft over de materialen, dan kunt u contact opnemen met het Klantenkontaktsintrum van de gemeente. Telefoon (0519) 29 88 88.

Artikel 3 Onderhoud en aansprakelijkheid

  • a.

    De aanleg en het onderhoud van de uitweg dient te gebeuren door degene ten behoeve van wie de uitweg wordt aangelegd. Dit geldt ook voor het deel dat op gemeentegrond is gelegen.

  • b.

    Degene ten behoeve van wie de uitweg wordt aangelegd, is aansprakelijk voor schade die tijdens de aanleg ontstaat aan gemeentelijke eigendommen en eigendommen van derden, zoals kabels en leidingen van de nutsbedrijven.

Artikel 4 Overige toestemmingen

Wanneer bij de aanleg van een uitweg:

Het noodzakelijk is dat een watergang moet worden gedempt, bomen moeten worden gekapt of

niet-gemeentelijke nutsvoorzieningen moeten worden verwijderd of verplaatst,

moet rekening worden gehouden met het volgende:

De uitweg kan niet eerder en alleen dan worden aangelegd als u beschikt over een schriftelijke toestemming van de betreffende rechthebbende of vergunningverlenende instantie. Hierbij kunt u denken aan bijvoorbeeld een vergunning van het Wetterskip, een omgevingsvergunning of een vergunning van de provincie op basis van de Wet natuurbescherming.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking op de dag na die waarop de regeling wordt bekendgemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Noardeast-Fryslân op 19 december 2021.

Dokkum,

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris, de burgemeester,

H.J.C.M. Verbunt MCA Mr. J.G. Kramer