Regeling vervallen per 01-05-2013

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Noord-Beveland

Geldend van 01-10-2011 t/m 30-04-2013

Intitulé

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Noord-Beveland

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Staatsblad 2010, 838);

b. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Staatsblad 2010, 838);

c. IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

d. Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

e. Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde of zesde lid, IOAW en de netto grondslag, bedoeld in artikel 5, vierde lid IOAZ;

f. Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

g. Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

h. Benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

i. Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

j. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1 Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting -anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c IOAW/IOAZ- schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.

  • 2 Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

  • 3 Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1 De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

  • 2 De maatregel kan niet meer bedragen dan de uitkering waarop belanghebbende recht zou hebben gehad gedurende de periode waarop de maatregel betrekking heeft, indien er geen grond voor een maatregel zou zijn geweest.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, het bedrag waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 5 De zienswijze van belanghebbende

  • 1 Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2 De in lid 1 gestelde mogelijkheid kan achterwege worden gelaten indien:

    a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of een door haar ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van IOAW/IOAZ;

    d. het college het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid;

    e. de maatregel wordt toegepast wegens zeer ernstige misdragingen zoals bedoeld in artikel 16.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1 Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    b. de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2 Het college kan (slechts) afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor zeer dringende redenen aanwezig acht.

  • 3 Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van zeer dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1 Tenzij in de verordening anders is bepaald, wordt de maatregel opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

  • 3 Indien de maatregel wordt opgelegd over een periode voor beëindiging van de uitkering en de maatregel kan niet meer worden verrekend, dan wordt de uitkering herzien en wordt het bedrag van de maatregel teruggevorderd.

  • 4 Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een opgelegde maatregel wordt binnen drie maanden na het besluit heroverwogen.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

  • 1 Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, worden de maatregelen gecumuleerd.

  • 2 Indien de maatregelen niet in één kalendermaand kunnen worden geëffectueerd, worden de maatregelen na het besluit tot opleggen van de maatregel achtereenvolgend opgelegd.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het aanvaarden of verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 9 Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a en c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. Eerste categorie:

het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of diens rechtsopvolger of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

2. Tweede categorie:

a. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

b. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

c. het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering.

3. Derde categorie:

het in ernstige mate verwijtbaar handelen ten aanzien van het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid; daaronder wordt in ieder geval verstaan:

het weigeren mee te werken aan of gebruik te maken van “deelname aan de voorziening het Nijverheidscentrum” of elk ander, thans of in de toekomst onder een andere naam door het college aangeboden traject, gericht op arbeidsinschakeling.

4. Vierde categorie:

het verwijtbaar frustreren van een ingezet re-integratietraject (waaraan een ondertekende trajectovereenkomst ten grondslag ligt), dan wel verwijtbare gedragingen die leiden tot beëindiging van dat traject.

Artikel 10 De hoogte van de maatregel

Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel behorend bij de in artikel 9 vermelde

categorieën vastgesteld op:

Categorie 1:

- eerste keer: 0% van de uitkeringsnorm en waarschuwing;

- bij 1e recidive: 10% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand;

- bij herhaalde recidive: verhoging van het eerder opgelegde percentage met 10% van de uitkeringsnorm;

- recidiveperiode 12 maanden.

Categorie 2:

- eerste keer: 20% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand;

- bij 1e recidive: 40% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand;

- bij herhaalde recidive: verhoging van het eerder opgelegde percentage met 20% van de uitkeringsnorm;

- recidiveperiode 24 maanden.

Categorie 3:

- eerste keer: 100% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand;

- bij 1e recidive: 100% van de uitkeringsnorm gedurende 2 maanden;

- bij herhaalde recidive wordt een individueel besluit genomen met als uitgangspunt het opleggen van een maatregel van 100% van de uitkeringsnorm gedurende minimaal 3 maanden;

- recidiveperiode: 36 maanden.

Categorie 4:

- eerste keer : 100% van de uitkeringsnorm gedurende 3 maanden;

- bij recidive wordt een individueel besluit genomen met als uitgangspunt het opleggen van een maatregel van 100% van de uitkeringsnorm gedurende minimaal 3 maanden;

- recidiveperiode: 36 maanden.

Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden

Artikel 11 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1 Onverminderd artikel 4 legt het college, met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ,voor onbepaalde duur een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

    a. aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

    b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

  • 2 Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Artikel 12 Niet verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

  • 1 Onverminderd artikel 4 legt het college een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW/IOAZ en hij door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt, of weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

  • 2 De hoogte van de maatregel bij het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid én het door eigen toedoen niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid is gelijk aan de maatregel die geldt ten aanzien van categorie 3 zoals vermeld in artikel 10 van deze verordening.

  • 3 Het college heroverweegt een besluit als bedoeld in het eerste lid binnen een door hem te bepalen termijn die ten hoogste drie maanden bedraagt.

Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 13 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1 Onverminderd artikel 2, derde lid, legt het college een maatregel op, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het college daartoe gestelde termijn te verstrekken.

  • 2 De maatregel bedraagt 0% van de uitkeringsnorm én een schriftelijke waarschuwing bij de eerste keer dat deze gedraging zich voordoet.

  • 3 Bij eerste recidive bedraagt de maatregel 10% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand.

  • 4 Bij herhaalde recidive geldt een verhoging van het eerder opgelegde percentage met 10% van de uitkeringsnorm.

  • 5 Ten aanzien van de gedraging zoals bedoeld in lid 1 geldt een recidiveperiode van 12 maanden.

Artikel 14 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de uitkering

  • 1 Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingbedrag.

  • 2 Onverminderd artikel 2, derde lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    a. bij een benadelingsbedrag tot € 1000,-: 10% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    b. bij een benadelingsbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 20% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    c. bij een benadelingsbedrag van € 2000,- tot € 4000,-: 40% van de uitkeringsnorm gedurende een maand;

    d. bij een benadelingsbedrag van € 4000,- of meer: 50% van de uitkeringsnorm gedurende een maand.

  • 3 Bij recidive wordt de duur van de maatregel als bedoeld in het derde lid verdubbeld. Er geldt een recidiveperiode van 12 maanden.

Artikel 15 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

  • 1 Onverminderd artikel 2, derde lid, legt het college een maatregel op, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

  • 2 Onder de gedragingen als bedoeld in lid 1 zijn in ieder geval de volgende begrepen:

    a. het niet of niet tijdig melden van een (voorgenomen) verblijf buiten Nederland;

    b. het niet of niet tijdig melden van een (voorgenomen) verblijf op een adres buiten de gemeente Noord-Beveland.

  • 3 De maatregel bedraagt 0% van de uitkeringsnorm én een schriftelijke waarschuwing bij de eerste keer dat deze gedraging zich voordoet.

  • 4 Bij eerste recidive bedraagt de maatregel 10% van de uitkeringsnorm gedurende 1 maand.

  • 5 Bij herhaalde recidive geldt een verhoging van het eerder opgelegde percentage met 10% van de uitkeringsnorm.

  • 6 Ten aanzien van de gedraging zoals bedoeld in lid 1 geldt een recidiveperiode van 12 maanden.

Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 16 Zeer ernstige misdragingen

  • 1 Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAWIOAZ, wordt, onverminderd artikel 2, derde lid, een maatregel opgelegd van 20% procent van de uitkeringsnorm gedurende één maand.

  • 2 De hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een verlaging is toegepast, opnieuw schuldig maakt aan een zodanige gedraging.

  • 3 Bij meermalen binnen de recidiveperiode het zich fysiek, al of niet in combinatie met het zich verbaal, zeer ernstig misdragen van belanghebbende wordt een individueel afstemmingsbesluit genomen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 17 Afwijken van bepalingen/hardheidsclausule

  • 1 Het college zal in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2 In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 3 Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 18 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2011.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: afstemmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Noord-Beveland.